LAATSTE WIL VAN ALEXANDER
Dan, als ik tuimel in de kist, doodsoverwonnen en bezweken, laat mijn twee handen zijn ontbloot en uit de baar naar buiten steken, Dat, als ik het paleis verlaat, en langs den grooten weg mij richt, een elk mijn schamelte ontwaar’ en worde door mijn lot gesticht. Hoe zulk een, die veroverd had van aarde-oppervlak tot aan de helle hoogten van gebergt’, de diepten van den Oceaan, Die, des turkooizen hemels vriend en onbeperkte gunsteling, de verste grens van het heelal in zijn grootmeesterschap ontving, En zeggen kon: mijn stalen arm noopt de bevolkte wereld gansch, dat hij zijn opgebrachten cijns uitstorten moet in mijn balans, Ziet aan! Hij maakte zooveel zorg en moeite en zooveel schats te schande en is verloochend door zijn geld en heengegaan met leege handen! Zeg overluid dit al, opdat de drom der saamgeschoolde velen, elk naar zijn rang in dezen dag van onmacht en berooidheid deele. Dat zij den kittel van het goud, het veile, in hun ziel verslaan en zuchten om hun eigen lot en niet om mijn verloren gaan.
|