Over de roof van de Sabijnse vrouwen (2)

Bedroefd en verontwaardigd gingen de Sabijnen terug naar hun huizen, bedroefd bleven de Sabijnse meisjes in Rome, beroofd van hun ouders.
Maar Romulus zelf ging rond en kalmeerde met zachte woorden en beloftes hun geesten / woede en verzachtte hun verdriet. De lieve woordjes van de mannen kwamen hier nog bij, die de roof verontschuldigden door liefde.
De ouders van de geroofde meisjes kwamen echter niet tot rust. Van alle kanten wonnen zij bondgenoten voor zich en één jaar daarna naderde een geweldig leger van de Sabijnen Rome.
Reeds was de Romeinse burcht door bedrog ingenomen door de Sabijnen en stond in een veld tussen twee heuvels het Romeinse leger opgesteld, wanneer plotseling door de open poort de Sabijnse vrouwen, uit het onrecht tegen wie de oorlog ontstaan was, met loshangende haren naar het veld afdalen.
Hier hun vaders, daar hun mannen smeken zij om de wapens weg te leggen, om te voorkomen dat schoonvaders en schoonzoons zich met goddeloos bloed zouden bespatten.
Door deze en andere smeekbeden worden niet alleen de menigte, maar ook de leiders ontroerd en een plotselinge rust is ontstaan.
Toen renden de leiders naar voren, aan de ene kant Romulus, aan de andere kant de koning van de Sabijnen. Zij sluiten vrede en niet alleen vrede, maar zij maken één staat uit (de) twee.