VII.
Het zelfstandig naamwoord -
substantivum
1e declinatie
Naamvallen
1.
agricola aquam haurit - de boer put water
2. agricolam videmus - wij zien de boer
3. agricolae aquam hauriunt - de boeren
putten water
4. agricolas videmus - wij zien de
boeren
In zin 1. is de boer degene
die de handeling verricht. De boer is onderwerp in
zin 1. Het Latijn gebruikt de vorm : agricola.
In zin 2. zijn wij degenen
die de handeling verrichten. Wij zien de boer. Wij
is onderwerp in de zin. Wat of wie zien wij? De
boer. De boer is het object van de handeling. De
boer is lijdend voorwerp in de zin. Het Latijn
gebruikt de vorm : agricolam.
Wij maken hier kennis met de
beroemde en beruchte naamvallen. Het Latijn geeft
door middel van een uitgang aan, welke functie een
woord in de zin heeft. Is de functie : onderwerp,
dan gebruikt het Latijn de eerste naamval, de
nominativus. Is de functie : lijdend voorwerp, dan
gebruikt het Latijn een andere vorm, de vierde
naamval, de accusativus.
De tweede, derde en vijfde naamval komen later aan
bod.
In zin 3. is agricolae onderwerp. In zin
4. is agricolas
lijdend voorwerp. Hier zie je de nominativus en
accusativus van het meervoud.
nominativus : enkelvoud : agricola - meervoud : agricolae
accusativus : enkelvoud : agricolam
- meervoud : agricolas
Het Latijn kent geen
lidwoorden. Beslis zelf, of het Nederlands de, het
of een vereist. Soms zijn er meer mogelijkheden :
agricolam videmus : wij
zien de boer / een boer.
Beslis op grond van de context.
Leer de volgende
woorden :
agricola : boer
aqua : water
Belga : Belg
casa : huisje, hut
causa : oorzaak, reden
copia : voorraad
copiae : troepen
epistula : brief
femina : vrouw
fera : wild dier
filia : dochter
Gallia : Gallië
Germania : Germanië
lacrima : traan
lingua : tong; taal
nauta : zeeman
patria : vaderland
pecunia : geld
Persa : Pers
poeta : dichter
porta : poort
praeda : buit
procella : storm
puella : meisje
ripa : oever
rosa : roos
Sequana : Seine
silva : bos
spuma : schuim
terra : aarde; land
umbra : schaduw
unda : golf
vacca : koe
cur? : waarom?
et : en; ook
non : niet
Bovenstaande woorden eindigen
alle op een -a. Deze woorden behoren tot de groep
der a-stammen. Deze groep heet ook wel de eerste
declinatie-groep. (declinatie = verbuiging)
Onthoud de woorden
door ze te verbinden met kennis, die je al hebt :
agricola > agricultuur
aqua > aquarium
casa > (italiaans)
causa > cause (engels)(frans)
copia > copieus dineren
epistula > epistel
femina > femme (frans)
fera > ferocious (engels)
filia > fille (frans); filiaal
lacrima > ?
lingua > langue (frans); language (engels)
nauta > nautisch; navy (engels)
patria > patrie (frans); patriot
pecunia > ? pecunia non olet = geld stinkt niet
poeta > poëet,poëzie
porta > poort
praeda > prooi; prey (engels)
procella > ?
puella > ?
ripa > rive (frans: rivieroever)
rosa > roos
silva > ?
spuma > asti spumante
terra > terrarium
umbra > ombre (frans); umbrella (engels)
unda > onde (frans)
vacca > vache (frans)
cur? > ?
et > et (frans)
non > non (frans); nonsens
Oefening :
Geef de betekenis van de volgende zinnetjes :
1. Scribis epistulam.
2. Galliam habitamus.
3. Puellas puniunt.
4. Praedam dividite.
5. Amant umbram.
6. Vincimus Belgas.
7. Femina portam aperit.
8. Non silvas vaccae habitant.
9. Nauta aquam, terram agricola amat.
10. Cur patriam non defendunt?
11. Discimus linguam Latinam.
12. Casam non reperiunt.
13. Belgae praedam dividunt.
14. Feminae, poetam consulere debetis!
15. Rosas carpe, puella!
16. Ferae silvas habitant.
Je vindt hier de
antwoorden.
|