XLI.
accusativus cum infinitivo - aci
Dit verschijnsel valt het best duidelijk
te maken aan de hand van een aantal voorbeeldzinnen:
1. Dux milites pugnare vetat.
De aanvoerder verbiedt zijn
soldaten te vechten.
De aanvoerder verbiedt, dat zijn soldaten vechten.
Het werkwoord vetat wordt
aangevuld door milites
pugnare (inf); subject van pugnare is milites
(acc).
2. Me portam claudere iubet.
Hij beveelt mij de poort te
sluiten.
Hij beveelt, dat ik de poort sluit.
Het werkwoord iubet wordt
aangevuld door me
portam claudere (inf);
portam is object van claudere,
subject is me (acc).
3. Credo eum adesse.
Ik geloof
(hem aanwezig te zijn? geen Nederlands, dus:), dat
hij aanwezig is.
Het werkwoord credo wordt
aangevuld door eum
adesse (inf); subject van adesse is
eum (acc).
4. Portam claudi iubet.
Hij beveelt (de poort gesloten
te worden? geen Nederlands, dus:), dat de poort
wordt gesloten.
Het werkwoord iubet wordt
aangevuld door portam
claudi (inf); portam (acc)
is subject van claudi.
Samenvattend: sommige werkwoorden worden
aangevuld door een woordgroep, die bestaat uit een
heel werkwoord en een naamwoord in de accusativus.
Binnen die woordgroep fungeert het naamwoord in de acc
als subject van de handeling, die door het hele
werkwoord wordt uitgedrukt.
Geoefende Latinisten spreken van de aci (
de aa-cee-ie). Een aci herken je uiteraard aan de acc
en de inf, maar het loont zeker de moeite goed te
letten op het soort werkwoorden, dat een aci inleidt.
In het Nederlands geef je de aci normaal gesproken
weer met een dat-zin. Voorbeelden: .. bevelen, dat ..
verbieden, dat .. geloven, dat .. toestaan, dat ..
goedkeuren, dat .. zeggen, dat .. blij zijn, dat ..
berichten, dat .. vertellen, dat .. etc
Leer de volgende woorden:
apud + acc. : bij
calidus : warm
crédere : geloven
desperare : wanhopen
discipulus : leerling
dolêre : betreuren
iubêre : bevelen
Iuno, Iunonis : Juno
iuvare : helpen
morbus : ziekte
promíttere : beloven
quis ? : wie ?
simulare : voorwenden
sínere : (toe)laten, toestaan
véndere : verkopen
vetare : verbieden
Onthoud de woorden door associatie:
apud > ?
calidus > chaud (fa)
crédere > Credo; croire (fa)
desperare > desperaat; desperado
discipulus > discipel
dolêre > douleur (fa)
iubêre > ?
iuvare > ?
morbus > morbide
promíttere > promise (en); promettre (fa)
quis ? > ?
simulare > simulatie
sínere > ?
véndere > vendu-huis; vendre (fa)
vetare > veto (= ik verbied!)
Oefening 1 :
Vertaal de volgende zinnen.
1.
Me hanc portam claudere iubet.
2. Dux milites pugnare non vetabit.
3. Poeta puellas rosas carpere sinit.
4. Eos de isto muro desilire vidimus.
5. Eum ianuam aperire audiebamus.
6. Hiemem appropinquare sentimus.
7. Quis nos in illam regionem contendere vetabit?
8. Consul socios iubet ad signa convenire.
9. Magnum equitum numerum a Campo Martio venire
videtis.
Kijk na: KLIK HIER.
In deze zinnen was het niet per se
noodzakelijk een dat-zin te maken. In de volgende
zinnen is een vertaling met ,dat .. duidelijk
beter of noodzakelijk:
Oefening 2 :
Vertaal de volgende zinnen:
1.
Credo eum epistulam scribere.
2. Credo eum epistulam scripsisse.
3. Credo eum epistulam scripturum esse.
4. Probo epistulam nunc scribi.
5. Probo epistulam iam scriptam esse.
6. Probo epistulam mox scriptum iri.
7. Nuntiant nostros magnam victoriam reportavisse.
8. Praetor dicit custodes pigros punitum iri.
9. Gaudemus solem tam calidum fuisse.
10. Dolebat pedites nondum venisse.
11. Desperamus oppidum mox oppugnatum iri.
12. Legimus apud Homerum Troiam a Graecis decem annos
oppugnatam esse.
13. Promittimus nos mox in patriam reventuros esse.
14. Non credimus te ducem nostrum cras in Foro visurum
esse.
15. Negant magnam victoriam reportatam esse.
Kijk na: KLIK HIER.
Leer de volgende woorden:
apparet
: het blijkt
constat : het staat vast
decet : het past
dedecet : het past niet
fama est : het gerucht gaat
iuvat me : het verheugt mij, doet mij plezier
necesse est : het is noodzakelijk
refert : het is van belang
Onthoud door associatie:
apparet > appear (en)
constat > constant; stare
decet > decent
dedecet > niet decent
iuvat me > ?
necesse est > necessary (en)
refert > ?
Deze woorden - onpersoonlijke
uitdrukkingen - leiden doorgaans een aci in.
Oefening 3 :
Vertaal de volgende zinnen:
1.
Constat te heri in templo Iunonis fuisse.
2. Apparebat portas a custodibus iam clausas esse.
3. Pueros studere neque semper ludere decet.
4. Necesse est nos legibus civitatis oboedire.
5. Iuvat me te utrumque librum mox empturum esse.
6. Fama erat Saguntum a Poenis iam oppugnari.
7. Eum villam suam vendere aliamque emere necesse est.
8. Satis est te semel peccavisse.
9. Verum non est castra Romana ab Hannibale iam
expugnata esse.
10. Refert discipulos linguam Latinam discere.
11. Fama est ab hoc praetore multa scelera commissa
esse.
12. Dedecet te morbum simulavisse neque in schola
fuisse.
Kijk na: KLIK HIER.
Opmerking:
De aci in zijn geheel kan functioneren als object en
als subject.
Credo eum adesse : de aci eum adesse is object
bij credo. (Wat
geloof ik? eum adesse)
Apparet te peccavisse : de aci te peccavisse is subject
bij apparet.
(Wie / wat blijkt? te
peccavisse)
|