Correctie Les 40

Oefening 2

1. his obsidibus (2 keer): dat. en abl. meerv.: deze gijzelaars
2. hac voluntate: abl. ev.: deze wil
3. istius operis tui: gen. ev.: dat werk van jou
4. illa iura antiqua (2 keer): nom. en acc. meerv.: die oude rechten
5. hanc orationem abs te habitam: acc. ev.: deze door jou gehouden redevoering
6. huic consuli irato: dat. ev.: deze boze consul
7. hoc frigore aspero: abl. ev.: deze felle koude
8. illi legationi tertiae: dat. ev.: dat derde gezantschap
9. istarum multitudinum inimicarum: gen. meerv.: die vijandige menigtes
10. hac auctoritate magna: abl. ev.: dit groot gezag
11. istam plebem miseram: acc. ev.: dat ongelukkige volk
12. illius custodis a captivo caesi: gen. ev.: die door een krijgsgevangene gedode bewaker
13. haec carmina pulchra (2 keer): nom. en acc. meerv.: deze mooie liederen / gedichten
14. illis regibus a populo pulsis (2 keer): dat. en abl. meerv.: die door het volk verdreven koningen
15. huius servitutis miserae: gen. ev.: deze ellendige slavernij
16. huic mercatori: dat. ev.: deze koopman
17. istarum calamitatum publicarum: gen. meerv.: die publieke rampen
18. illa decima legione: abl. ev.: dat tiende legioen
19. illi homines boni: nom. meerv.: die goede mensen
20. huius nominis clari: gen. ev.: deze beroemde naam

Oefening 3

1. Huius poetae clari carmina ab illis discipulis recitata sunt:
De gedichten van deze beroemde dichter zijn door die leerlingen voorgedragen.
2. Cur istos custodes ante huius oppidi portam caesos nondum sepelivistis?
Waarom hebben jullie die bewakers, die voor de poort van deze (vesting)stad zijn gedood, nog niet begraven?
3. Haec statua Dianae opus est illius artificis:
Dit standbeeld van Diana is het werk van die kunstenaar.
4. Comparate clara huius viri facta cum istius sceleribus!
Vergelijk(t) de beroemde daden van deze man met de misdaden van die (schurk: iste heeft een negatieve bijbetekenis)!
5. Iter ex hoc vico in illud oppidum antea non sine periculis erat:
De weg vanuit dit dorp naar die vestingstad was vroeger niet zonder gevaren.
6. Istud poculum mihi vino imple, puer!
Vul die beker voor mij met wijn, jongen / slaaf!
7. Illi artifices tantam pecuniam huic mercatori debuisse non possunt:
Die kunstenaars kunnen niet zo veel geld aan deze koopman verschuldigd zijn geweest.
8. Hi obsides, qui nobis ab illo rege dati sunt, mox in patriam remittentur:
Deze gijzelaars, die ons door die koning zijn gegeven, zullen spoedig naar hun vaderland terug worden gestuurd.
9. Lacrimis horum captivorum moti vinculis eos liberavimus:
Ontroerd door de tranen van deze krijgsgevangenen hebben wij hen bevrijd van hun boeien.
10. Postquam in illam casam veni, nihil aliud quam hunc librum invenire potui:
Nadat ik in dat huisje was gekomen, kon ik niets anders dan dit boek vinden.

Oefening 4

1. Ab origine: Vanaf de oorsprong / vanaf het begin
2. Amor Dei: De liefde Gods
3. Cum laude: Met lof (slagen voor een examen)
4. De iure < - > de facto: Met betrekking tot het recht; tegenover: mbt het feit
5. Dura lex, sed lex: Harde wet, maar wet: De wet is hard, maar het is nu eenmaal de wet
6. Ecce homo! Zie de mens! Kijk, hier is de man! (Pontius Pilatus met Jezus)
7. Homo homini lupus: De mens (is) de mens een wolf
8. Ex tempore: Vanuit het moment (geïmproviseerd)
9. Honoris causâ: Omwille van de eer (eretitel, bijv. doctor h.c.)
10. Nomen nescio (N.N.): De naam weet ik niet
11. Nomen est omen: De naam is een voorteken (De voorzitter van de Vereniging van Verkeersvliegers heet(te ?) bijvoorbeeld Baksteen)
12. Nomina sunt odiosa: Namen zijn hatelijk
13. Inter arma silent leges: Temidden van de wapenen zwijgen de wetten
14. Vox populi, vox Dei: De stem van het volk, de stem van God
15. Hannibal ad portas! Hannibal voor de poorten!
16. Hoc est: Dit is = Dat wil zeggen
17. Hoc tempore: In deze tijd, op dit moment
18. Hoc loco (h.l.): Op deze plaats
19. In hoc signo (vinces): In dit teken (zul je overwinnen): -> Constantijns droom van de zege onder het teken van het kruis
20. Tempora mutantur, nos et mutamur in illis: De tijden veranderen, en wij veranderen mét die tijden
21. Hîc et nunc: Hier en nu
22. Hîc iacet ... Hier ligt ...
23. Hinc illae lacrimae! Van hier die tranen! (Dat is de oorzaak van de ellende)