XXVII.
Het bezittelijk voornaamwoord
- pronomen possessivum
Leer eerst de volgende
woorden:
argentum : zilver
aurum : goud
autumnus : herfst
biennium : (tijdperk van) twee jaar
bis : tweemaal
cotidie : dagelijks
cras : morgen
decimus : tiende
gener : schoonzoon
Hispania : Spanje
iratus : toornig, boos
Ithaca : Ithaka
Latinus : Latijn(s)
laudare : prijzen
locum tenêre : stand houden
medius : midden-
mox : weldra
navigium : vaartuig
pueritia : jeugd
Punicus : Punisch
quamdiu? : hoelang?
quinque : vijf
Saguntinus : Saguntijn(s)
secundus : tweede; gunstig
severus : streng
sextus : zesde
subito (adv) : plotseling
tam : zo
tergum : rug
terga dare : op de vlucht slaan
tertius : derde
triennium : (tijdperk van) drie jaar
Troia : Troje
valde (adv) : zeer
vel : of
vespertinus : avond-
Onthoud de woorden door ze te
associëren met kennis die je al hebt:
argentum > argent (frans);
Argentinië
aurum > or (frans)
autumnus > autumn (engels)
biennium > bi-; annus=jaar
bis > bis! encore!
cotidie > quotidien (frans)
cras > ?
decimus > decimaal
gener > ?
Hispania > Hispanje
iratus > ira (latijn)
Ithaca > Ithaka
Latinus > Latijn(s)
laudare > cum laude
locum tenêre > locaal; tenir (frans)
medius > medium
mox > ?
navigium > navigatie
pueritia > pueriel
Punicus > Punisch
quamdiu? > diu = lang
quinque > cinq (frans); kwintet
Saguntinus > Saguntijn(s)
secundus > second (engels)
severus > severe (engels)
sextus > sext (muziek)
subito > subiet
tam > ?
tergum > ?
tertius > terts (muziek)
triennium > tri-; annus = jaar
Troia > Troje
valde > ?
vel > ?
vespertinus > vesper = avond; Vespers
Leer nu het bezittelijk
voornaamwoord:
meus
|
mea
|
meum
|
mijn
|
tuus
|
tua
|
tuum
|
jouw, uw
|
suus
|
sua
|
suum
|
zijn, haar
|
noster
|
nostra
|
nostrum
|
ons, onze
|
vester
|
vestra
|
vestrum
|
jullie, uw
|
suus
|
sua
|
suum
|
hun, haar
|
# het pronomen possessivum
wordt verbogen als de bijvoeglijke naamwoorden, die
je tot nu toe hebt gehad, dus net als bijv. Romanus
en dexter
# suus wijst altijd terug naar het
onderwerp:
puer librum suum legit - de jongen
leest zijn (eigen) boek.
puella librum suum legit - het meisje leest haar (eigen) boek.
pueri libros suos legunt - de jongens
lezen hun (eigen) boeken.
suum past zich in
geslacht (ml), getal (ev) en naamval (acc) aan aan
librum, maar wijst terug naar puer en puella.
(Het meisje leest zijn boek /
het boek van die jongen daar - puella
librum eius legit; eius wordt later behandeld.)
# Het gebruik van het
bezittelijk voornaamwoord:
attributief / bijvoeglijk: liber
meus magnus, liber tuus parvus est - mijn boek is
groot, jouw boek is klein
predicatief : liber meus est - het boek is
van mij
zelfstandig : nostri vincunt - de onzen
winnen, onze mannen winnen
Oefening :
Vertaal de volgende zinnen:
1.
Cras agros tuos spectabimus.
2. Amamus semperque amabimus liberos nostros.
3. Avunculus vester a suis valde laudatur.
4. Cotidie ad magistrum suum, qui habitat in
Aventino, venire solet.
5. Nostri, dum agros vastant, ab iratis agricolis
subito terrentur.
6. Quia tam pigri sunt, filii tui a magistro severo
punientur.
7. Cum genero suo in pulchro Neptuni templo taurum
immolabit.
8. Multi nostrorum in dextra Sequanae ripa caedentur.
9. Celtae, qui nostra lingua Galli appellantur,
mediam Galliam habitabant.
10. Cur vaccam ex agro meo pellere audes? Cur audeo?
Mea, non tua est!
11. Stella lucifera asperis nautis viam per undas
monstrat.
12. Socii nostri si locum tenere non poterunt,
victoriam non reportabimus.
13. Si virum miserum non defendes, condemnabitur.
14. Libri, quos habetis, nostri, non vestri sunt.
15. Saguntini miseri argentum aurumque suum in
flammas rubras iactant.
Kijk na: KLIK
HIER!
|