Correctie Les 98

Oefening 1 :

1. Mille ferme equites, qui primi agminis fuerant, cum ipso duce interclusi atque interfecti sunt.
    Ongeveer duizend ruiters, die de eersten / voorsten van de kolonne waren geweest, zijn met de aanvoerder zelf ingesloten / van de rest afgesneden en gedood.
    agminis: standaardgenitivus.
2. Germanici funus per memoriam virtutis eius celebre fuit.
    De begrafenis van Germanicus was door de herinnering aan zijn moed beroemd.
    virtutis: verbonden met memoriam
    (memoria behoort tot hetzelfde betekenisveld als memor en reminisci, vandaar de gen.)
    eius
: verbonden met virtutis.
3. Caesar pro veteribus Helvetiorum iniuriis populi Romani ab his poenas bello repetivit.
    Als vergelding voor de oude agressieve daden van de Helvetii tegen het Romeinse volk streefde Caesar ernaar hen te straffen met een oorlog.
    Helvetiorum: standaardgen.; populi Romani: als aanvulling verbonden met iniuriis.
4. Infirmi animi est pati non posse divitias.
    Het is (het kenmerk) van een zwakke geest rijkdom niet te kunnen verdragen.
    Infirmi animi: gen. + esse.
5. L. Catilinae corpus patiens inediae, frigoris, vigiliae erat supra quam cuique credibile est, animus alieni adpetens, sui profusus.
    Het lichaam van Lucius Catilina was bestand tegen vasten, kou (en) waken meer dan voor ieder geloofwaardig is, zijn geest was begerig naar andermans bezit, verkwistend van zijn eigen.
    inediae, frigoris, vigiliae: aanvullingen bij patiens; alieni: aanvulling bij adpetens; sui: aanvulling bij profusus.
6. Manet sub Iove frigido venator tenerae coniugis immemor.
    Onder de koude hemel wacht de jager, niet denkend aan zijn tedere echtgenote.
    tenerae coniugis: aanvulling bij immemor.
7. Conscia mens recti famae mendacia ridet.
    Een geest, die bewust is van het juiste, lacht om de leugens van de roem / reputatie / van wat de mensen zeggen.
    recti: aanvulling bij conscia; famae: verbonden met mendacia.
8. Est boni consulis non solum videre quid agatur, sed etiam providere quid futurum sit.
    Het is (de eigenschap) van een goede consul niet alleen te zien wat er gebeurt / moet gebeuren, maar ook te voorzien wat zal gebeuren.
    boni consulis: gen. + esse.
9. Haud nostrum est ullum periculum timere.
    Het is volstrekt niet (een eigenschap) van ons enig gevaar te vrezen.
    nostrum: gen. + esse.
10. Catilina memor generis atque pristinae suae dignitatis in hostes incurrit ibique pugnans confoditur.
      Catilina, denkend aan zijn geslacht en zijn aloude waardigheid, stormt op de vijanden af en wordt daar vechtend doorstoken.
     
generis en pristinae suae dignitatis: aanvullingen bij memor. 
11. Divico, qui Helvetiorum legationis princeps erat, ita cum Caesare egit: si bello Helvetios persequi perseveraret, reminisceretur et veteris incommodi populi Romani et pristinae virtutis Helvetiorum.
      Divico, die de leider was van het gezantschap van de Helvetii, sprak tijdens de onderhandeling als volgt tegen Caesar: als hij erin volhardde met een oorlog de Helvetii te achtervolgen, moest hij zich de oude nederlaag van het Romeinse volk herinneren en de aloude moed van de Helvetii.
     
Helvetiorum legationis: genitivi verbinden met princeps;
     
veteris incommodi populi Romani en pristinae virtutis Helvetiorum: complementen bij reminisceretur.
    
  (In de directe rede was reminisceretur een imperativus: Caesar, herinner je! In de indirecte rede wordt de imperativus een coniunctivus.)

12. Huius facti me paenitet pudetque.
      Ik heb spijt van deze daad en schaam me er voor.
      Huius facti: complement bij paenitet en pudet.
13. Est proprium stultitiae aliorum vitia cernere, oblivisci suorum.
      Het is eigen aan dwaasheid om de fouten van anderen te zien, maar zijn eigen fouten te vergeten.
      stultitiae: aanvulling bij proprium; aliorum: verbindt met vitia; suorum: complement bij oblivisci.
14. Quod actum est laudare vitium senectutis proprium est.
      Prijzen wat (vroeger) is gebeurd is een gebrek, eigen aan de ouderdom.
      senectutis: aanvulling bij proprium.
      'Vroeger was alles beter,' zei de laudator temporis acti.
15. Misereret me tui, si scelerum tuorum te paeniteret.
      Ik zou medelijden met je hebben, als je spijt had van je misdaden. (coni. irrealis)
      tui: complement bij misereret; scelerum tuorum: complement bij paeniteret.
16. Tempori cedere semper sapientis est habitum.
      Aan de tijd toegeven is altijd beschouwd als (een kenmerk) van een wijs mens.
17. Hoc templum Minervae sacrum iamdiu incendio deletum est.
      Deze tempel, gewijd aan Minerva, is al lang door brand verwoest.
      Minervae: aanvulling bij sacrum.
18. Patria communis parens omnium nostrum est.
      Het vaderland is de gemeenschappelijke ouder van ons allen.
      omnium nostrum: of: aanvulling bij communis; of: standaardgen. verbindt met parens.
19. Sua nihil interesse dixit utrum gnarus esset huius facti an ignarus.
      Hij zei, dat het voor hem van geen enkel belang was, of hij op de hoogte was van deze daad/ dit feit of niet.
      huius facti: aanvulling bij gnarus.
20. Omnium refert, Catilina, te quam primum urbem relinquere.
      Het is in ieders belang, Catilina, dat jij zo snel mogelijk de stad verlaat.
      Omnium: complement bij refert.

Oefening 2 :

1. Ei satis eloquentiae, sapientiae parum est.
    Hij heeft voldoende welsprekendheid, (maar) weinig wijsheid.
    eloquentiae en sapientiae: gen. partitivus.
2. Tanti eris aliis, quanti tibi fueris.
    Je zal voor anderen zo veel waard zijn, als je voor jezelf waard zal zijn geweest.
    tanti en quanti: gen. pretii.
3. Causa cognita Miltiades capitis absolutus pecunia multatus est.
    Toen de zaak juridisch was onderzocht, is Miltiades vrijgesproken van de doodstraf en gestraft met (een) geld(boete).
    capitis: aanvulling bij absolutus. (causam cognoscere is ook juridische taal.)
4. Germanicus transgressus Visurgim indicio transfugae cognoscit delectum ab Arminio locum pugnae.
    Toen Germanicus de Visurgis was overgestoken, vernam hij door aanwijzing van een overloper de plaats, die door Arminius voor het gevecht was uitgekozen.
    transfugae: standaardgen. verbindt met indicio.
5. Septimo die quam profectus erat, magnam vim hominum et pecoris et omnis generis praedae trahens, in castra rediit.
    De zevende dag (na)dat hij vertrokken was ging hij terug naar het kamp, een enorme massa mensen, vee en elke soort buit meeslepend.
   
hominum, pecoris en omnis generis: gen. partitivus, verbonden met vim; praedae: verbindt met generis. 
6. C. Volusenus, tribunus militum, vir et consilii magni et virtutis, ad Galbam accurrit atque unam esse spem salutis docet.
    Gaius Volusenus, een officier, een man van grote adviesvaardigheid en moed, rende naar Galba en legde uit, dat er (slechts) één hoop op redding was.
    consilii magni en virtutis: gen. qualitatis; salutis: gen. (objectivus) verbindt met spem.
7. Omnium civium refert rem publicam bene administrari.
    Het is in het belang van alle burgers, dat de staat goed wordt bestuurd.
    Omnium civium: complement bij refert.
8. Vendidi agrum meum non pluris quam tu, fortasse etiam minoris.
    Ik heb mijn land verkocht voor niet meer (geld) dan jij, misschien zelfs wel voor minder.
    pluris en minoris: gen. pretii.
9. Laesae maiestatis condemnatus morte multatus est.
    Veroordeeld voor majesteitsschennis is hij gestraft met de dood.
    Laesae maiestatis: complement bij condemnatus (juridische term).
10. Haedui de consilio legatorum, quos Caesar ad exercitum reliquerat, copias equitatus peditatusque subsidio Biturigibus mittunt.
      ...Op advies van de onderbevelhebbers, die Caesar bij het leger had achtergelaten, stuurden de Haedui troepen (van) ruiterij en voetvolk tot steun voor de Bituriges.
      legatorum: gen. verbindt met consilio; equitatus en peditatus: gen. partitivus.
11. Caesar quod navium longarum habebat legatis praefectisque distribuit.
      Wat Caesar aan oorlogsschepen had verdeelde hij onder de onderbevelhebbers en prefecten.
      navium longarum: gen. partitivus.
12. Hercyniae silvae latitudo novem dierum iter expedito patet.
      De breedte van het Hercynische woud strekt zich uit over een reis van negen dagen voor een snelle voetganger.
      Hercyniae silvae: standaardgen. verbindt met latitudo.
13. O nomen dulce libertatis!
      O zoete naam van vrijheid!
      libertatis: gen. verbindt met nomen; wordt wel explicativus genoemd, omdat 'vrijheid' duidelijk maakt welk 'heerlijk woord' bedoeld wordt.
14. Quanti haec signa eorum iudicio, qui studiosi sunt harum rerum, aestimantur?
      Op hoeveel worden deze beelden geschat naar het oordeel van hen, die zich toeleggen op deze dingen?
      Quanti: gen. pretii.
15. Socratis responsis sic iudices exarserunt, ut capitis hominem innocentissimum condemnaverint.
      Door de antwoorden van Socrates werden de rechters zo boos, dat zij de zeer onschuldige man ter dood veroordeelden.
      Socratis: standaardgen. verbindt met responsis; capitis: complement bij condemnaverint (juridisch).
16. Varro quod penes eum est pecuniae Caesari tradit et quid ubique habeat frumenti et navium ostendit.
      Varro overhandigt het geld dat in zijn beheer is aan Caesar en laat zien wat hij overal aan graan en schepen heeft.
      pecuniae: gen. partitivus; frumenti en navium: gen. partitivus.
17. In hac insula est fons aquae dulcis, plenissimus piscium.
      Op dit eiland is een bron van zoet water, zeer vol met vissen.
      aquae dulcis: partitivus? standaard? explicativus?; piscium: aanvulling bij plenissimus.
18. Caesar inopiam frumenti veritus constituit non progredi longius.
      Caesar, bang voor een gebrek aan graan, besloot niet verder voort te gaan.
      frumenti: aanvulling bij inopiam.
19. Magni iudicii, summae etiam facultatis esse debebit orator.
      De redenaar zal van groot oordeel, en ook van de grootste vaardigheid moeten zijn.
      magni iudicii en summae facultatis: gen. qualitatis.
20. Agere considerate pluris est quam cogitare prudenter.
      Bedachtzaam handelen is meer waard dan verstandig denken.
      pluris: gen. pretii.