Correctie
Les 86
Oefening 1 :
1. fossum iri : inf. fut. pass.:
gegraven te zullen worden
2. ne despexeris : 2e ev. perf. act. coni.: je moet niet
neerkijken op, minachten
3. correpta erat : 3e ev. plqpf. pass.: zij was gegrepen
4. perpessus esse : inf. perf. pass.: te hebben
doorgemaakt, verduurd
5. concussi essent : 3e mv. plqpf. pass. coni.: zij waren
hevig geschokt
6. in traiciendo : gerundium abl.: bij het oversteken,
doortrekken
7. inspectum : partic. perf. pass. (ppp) : aanschouwd,
bekeken
8. morere : imperativus ev.: sterf!
9. mori : inf. praes. pass. (deponens): te sterven
10. morituri : partic. fut. act. (pfa) nom mv. ml. of gen.
ev. ml. en onz.: zullende sterven
11. diripi : inf. praes. pass.: geplunderd worden
12. diripuerunt : 3e mv. perf. act.: zij plunderden
13. ut non paterentur : 3e mv. imperf. pass. coni.
(deponens): zodat zij niet verdroegen
14. ne aggrederemini : 2e mv. imperf. pass. coni.
(deponens): opdat jullie niet aanvielen
15. perspiciamus : 1e mv. praes. act. coni.: wij doorzien
16. progrediemur : 1e mv. fut pass. (deponens): wij zullen
naar voren gaan
17. allecti sunt : 3e mv. perf. pass.: zij zijn aangelokt
18. elicienti : partic. praes. act. (ppa) dat. ev.:
uitlokkend
19. deficientes : partic. praes. act. (ppa) nom. acc. mv.
ml. vrl.: afvallend, overlopend
20. transfugisse : inf. perf. act.: te hebben overgelopen
21. mortua esset : 3e ev. plqpf. pass. coni.: zij was
gestorven
22. congressus esse : inf. perf. pass.: bijeengekomen zijn
23. disicientur : 3e mv. fut. pass.: zij zullen uiteen
worden gegooid, worden verstrooid
24. peperissent : 3e mv. plqpf. act. coni.: zij hadden
voortgebracht / verworven
25. confugite : imperat. mv.: neem toevlucht, jullie
moeten je toevlucht nemen
26. sapere aude : inf. praes. act. + imperat. ev.: durf
wijs te zijn
27. perficiendum est : gerundivumconstructie : het moet
voltooid worden
28. proficiat : 3e ev. praes. act. coni.: het helpt, het
baat
proficiat als wens: moge
het je goed doen!
29. effugistis : 2e mv. perf. act.: jullie zijn ontvlucht
30. patefacite : imperat. mv.: maak(t) open!
Oefening 2 :
1. Ave, Caesar, morituri te salutant.
Gegroet, Caesar, zij die gaan sterven
groeten u.
2. Summa senectute censoris munere functus Romae mortuus
est.
Nadat hij op zeer hoge leeftijd het
ambt van censor had bekleed is hij in Rome gestorven.
3. Aeneas multa maris bellique pericula perpessus postquam
in Italiam pervenit, urbem condidit, cui Lavinium nomen
datum est.
Toen Aeneas na vele gevaren op zee en
in de oorlog te hebben doorstaan in Italia aankwam,
stichtte hij een stad, waaraan de naam Lavinium is
gegeven.
4. Summa vi congressi mox gladios abiecerunt atque
unguibus dentibusque hostem aggressi sunt.
Nadat zij met enorm geweld op elkaar
waren gebotst gooiden zij al gauw hun zwaarden weg en
vielen de vijand aan met hun nagels en tanden.
5. Moriendo aeternam sibi gloriam peperit.
Door te sterven heeft hij zich eeuwige
roem verworven.
6. Nostri magno impetu hostes fugientes insecuti sunt.
Onze mannen achtervolgden met een grote
aanval de vluchtende vijanden.
7. Magno terrae motu urbs concussa est talisque terror
omnes occupavit, ut domibus relictis rus confugerint.
Door een grote aardbeving werd de stad
geschokt en zo'n paniek maakte zich meester van allen, dat
zij hun huizen in de steek lieten en naar het platteland
vluchtten.
8. Opere perfecto otio frui potuissent, nisi pecuniae
nimis cupidi statim novum laborem suscepissent.
Toen het werk af was, hadden zij van
hun vrije tijd kunnen genieten, als zij niet, al te zeer
verlangend naar geld, meteen nieuw werk op zich hadden
genomen.
9. Ad pacem si quid proficere cupies, arma prius abicienda
erunt.
Als jij graag iets zal willen doen om
de vrede te helpen, zullen de wapens eerst moeten worden
weggegooid.
10. Ex litteris tuis, cum iniucunda quaedam mihi
scripseris, tamen incredibilem cepi voluptatem, quia tuum
gratum erga me animum perspexi.
Uit jouw brief heb ik,
hoewel je mij zekere dingen hebt geschreven die
onaangenaam waren, toch een ongelofelijk genoegen gehaald,
omdat ik jouw vriendelijke gezindheid jegens mij heb
doorzien.
11. Hostem e latebris elicere diu frustra conati tandem
infecta re domum regressi sunt.
Nadat zij lange tijd
tevergeefs hadden geprobeerd de vijand uit zijn
schuilplaats te lokken, zijn ze tenslotte onverrichterzake
naar huis teruggekeerd.
12. Sub noctem profecti sole oriente ad Rhenum flumen
pervenerunt ita fatigati, ut vires ad traiciendum iis
deessent.
Tegen de nacht vertrokken,
bereikten zij bij zonsopgang de rivier de Rijn, zo
vermoeid, dat hen de krachten om over te steken ontbraken.
|