Correctie
Les 78
Oefening 1:
1. Non credo me avum meum brevi
visurum esse.
Ik geloof niet, dat ik mijn
grootvader binnenkort zal zien.
visurum esse: inf. fut.
act. van videre
2. Consul castris motis ad oppidum iam contenderat.
Nadat hij het kamp had opgebroken
was de consul al naar de stad gemarcheerd.
castris motis: abl. abs.
3. Cum nautae periti essent navigandi, tempestatem in
mari alto non timebant.
Omdat de zeelieden
ervaren waren in het varen, waren ze niet bang voor de
storm op hoge zee.
navigandi: gerundium;
genitivus, want afhankelijk van periti.
4. Homerus cum Hesiodo certasse dicitur.
Er wordt gezegd, dat Homerus met
Hesiodus heeft gewedijverd.
certasse = certavisse:
inf. perf. act. van certare
Homerus ... certasse dicitur: nom.
cum inf. (nci)
5. Mendaci homini ne verum quidem dicenti credere
solemus.
Wij plegen een leugenachtig man
zelfs niet als hij de waarheid zegt te geloven.
mendaci homini: dat. door credere;
dicenti: part. praes. act. (ppa) van dicere
6. Consul magno hostium numero interfecto suos in
castra reduxerat.
Nadat er een groot aantal vijanden
was gedood, had de consul zijn mannen naar het kamp
teruggeleid.
magno ...
numero interfecto: abl. abs.
7. Dux declarat praedam ex urbe capta inter milites
dividendam esse.
De aanvoerder
verklaart, dat de buit uit de ingenomen stad onder de
soldaten moet worden verdeeld.
dividendam esse: gerundivum
necessitatis (moeten worden): dividendam congrueert
met praedam.
8. Hostium castra iamdiu relicta esse consuli
nuntiatum est.
Aan de consul is bericht, dat het
kamp van de vijanden al lang was verlaten.
acc. cum inf. (aci)
9. Romulus fratrem suum Remum occidisse traditur.
Er wordt overgeleverd, dat Romulus
zijn (eigen) broer Remus heeft gedood.
Romulus ... occidisse traditur:
nom. cum inf. (nci)
10. Omnes Galli signo dato in oppidum concurrunt
civesque Romanos interficiunt.
Alle Galliƫrs stormen
op een gegeven teken op de stad af en doden de
Romeinse burgers.
signo dato:
abl. abs.
11. Discipuli ad discendum, ad docendum magistri in
scholam veniunt.
Leerlingen komen naar school om te leren, meesters om
te onderwijzen.
discendum en docendum:
beide gerundium, na het voorzetsel ad +
acc.
12. Clamor hostium via Appia Romae
appropinquantium iam procul auditus est.
Het geschreeuw van de
vijanden, die over de via Appia Rome naderden is al
van ver gehoord.
of: ... , toen zij ... naderden ...
via Appia:
ablativus (van de weg waarlangs)
hostium ...
appropinquantium: het ppa appropinquantium heeft
Kox eerst bijvoeglijk (attributief) en
vervolgens predicatief
vertaald
13. Pyramus vestigiis ferae in pulvere visis toto
expalluit ore.
Toen Pyramus de sporen
van een wild dier in het stof/zand zag (had gezien)
verbleekte hij met zijn hele
gezicht.
vestigiis ... visis:
abl. abs. (eigenlijk voortijdig, er wordt immers een
ppp gebruikt; maar hier is het zien en
het verbleken vrijwel
gelijktijdig)
14. Cur semper hic puer patri admonendus sit,
intellegere non possum.
Waarom deze jongen altijd door zijn vader moet worden
gewaarschuwd kan ik niet begrijpen.
admonendus sit:
gerundivum necessitatis; coni., want indirecte (of:
afhankelijke) vraag.
15. Legati Romani
cum in Hispaniam venissent, Saguntum iam ab Hannibale
expugnatum esse cognoverunt.
Toen de Romeinse
gezanten in Hispania waren gekomen, vernamen zij, dat
Saguntum al door Hannibal was
veroverd.
Saguntum
... expugnatum esse: aci
Oefening 2 :
Vertaal de volgende zinnetjes en woordgroepen:
1. nobis auxilio venerat
hij was ons te hulp gekomen
auxilio: dativus finalis: drukt doel
uit
2. diu Rhodi habitavit
hij woonde lange tijd op Rhodos
Rhodi: genitivus van plaats;
ooit bestond wellicht de naamval locativus, om plaats aan
te duiden, maar die
naamval is in de genitivus en de
ablativus opgegaan
3. miseret me tui
ik heb medelijden met jou
miseret wordt geconstrueerd met twee
aanvullingen, in de acc. en de gen.
4. liberis orbata languet
van kinderen beroofd kwijnt zij weg
liberis: ablativus; de abl. drukt vaak
verwijdering uit: 'weg van'; bij 'beroven van' zit
ook dat begrip van
verwijdering
5. lignum levius est ferro
hout is lichter dan ijzer
de aanvulling bij een
comparativus (vergrotende trap) staat in de ablativus
(kan overigens ook met quam: lignum
levius quam ferrum est; dat is voor ons makkelijker, maar
de abl. komt
vaak voor)
6. filii consulis sumus
wij zijn de zonen van de consul
consulis: genitivus: drukt bezit uit,
waarbij je het begrip 'bezit' ruim moet opvatten; gen.
possessivus
de genitivus is vooral de naamval,
waarmee twee substantiva aan elkaar worden gekoppeld
7. vir insigni eloquentia est
de man is met een opvallende
welsprekendheid = opvallend welsprekend; de ablativus
drukt hier een
eigenschap, een kwaliteit uit, vandaar
wel ablativus qualitatis genoemd
8. rus migrare mihi in animo est
ik ben van plan naar het platteland te
verhuizen
mihi: dativus: letterlijk: het is voor
mij in de geest; mihi is indirect object/meewerkend
voorwerp
rus: accusativus: drukt richting uit
(naar een plaats toe)
9. magnis cum copiis contendit
met grote troepen marcheert hij
cum: samen met: altijd + ablativus;
(ablativus sociativus, stomme term, gebruikt niemand)
10. his agricolis paucae vaccae sunt
deze boeren hebben weinig koeien
letterlijk: aan deze boeren zijn
...: dativus drukt bezit uit: dativus possessivus
(vergelijk zin 6 hierboven!)
11. multis ante annis migravit
vele jaren geleden is hij
verhuisd
de ablativus kan 'de mate
waarin, de wijze waarop, de hoeveelheid waarmee'
uitdrukken
12. aequo animo e vita cessit
hij ging weg uit het
leven = overleed met gelijkmoedige geest
vita: ablativus die
verwijdering uitdrukt: uit
aequo animo: ablativus die
de manier waarop uitdrukt: met
13. amor meorum magnus est (kan op twee manieren
worden vertaald!)
de liefde van de mijnen /
mijn intimi (voor mij) is groot
de liefde voor de mijnen /
mijn intimi (die ik voel) is groot
de genitivus koppelt de
substantiva amor en mei; twee interpretaties zijn mogelijk;
zij hebben de namen
genitivus obiectivus en
genitivus subiectivus gekregen. In de gen. obi. wordt het
object, hier van de liefde
uitgedrukt. Nog een
voorbeeld:
Hannibal odium Romanorum
tenet: Hannibal behoudt zijn haat jegens de Romeinen:
gen. obj.
14. sex diebus Romam pervenit
in / binnen zes dagen
bereikt hij Rome
ablativus drukt uit: de
tijd waarin, het moment waarop, de periode waarin of
waarbinnen (abl. temporis)
15. tertio die in castra venit
op de derde dag komt hij
aan in het kamp
tertio die: abl. temporis
castra: accusativus, van
richting
16. moribus inter se differunt
qua gewoonten verschillen
ze van elkaar
ablativus: limitationis of
respectus: termen om weer snel te vergeten: de abl. drukt
uit 'in welk opzicht' ze
verschillen; vergelijk met
de 'manier waarop, de mate waarin' (vergelijk zinnen 11 en
12)
17. paucis ante diebus nos reliquit
een paar dagen eerder
verliet hij ons
paucis diebus: ablativus
geeft de maat of hoeveelheid aan
(abl. mensurae, vergelijk
zin 11, dat is ook een abl.mensurae)
18. lapides magni ponderis iaciunt
zij gooien stenen van groot
gewicht (erg zware stenen)
hier geeft de genitivus een
eigenschap / kwaliteit aan: gen. qualitatis
(er had net zo goed een
abl. qualitatis kunnen staan: magno pondere)
19. tres dies corpus humi iacuit
drie dagen lag het lichaam
op de grond
tres dies: accusativus, van
tijdsduur (wordt wel acc. spatii genoemd, en geldt
inderdaad ook wel voor
ruimtelijke uitgebreidheid)
20. species vero pulchrior est
de schijn is mooier dan de
werkelijkheid
abl. comparationis
(aanvulling van de vergrotende trap; zie zin 5)
21. domo ab hoste fugati erant
zij waren door de vijand
van huis verjaagd
domo: 'weg van':
verwijdering, dus ablativus
hoste: abl. na het
voorzetsel a(b); 'door' de handelende persoon in lijdende
zinnen
22. cultro acuto se vulneravit
met een scherp mes
verwondde hij zich
ablativus: waarmee, met
behulp waarvan: wordt wel ablativus instrumenti genoemd
23. valida corpore esse videtur
zij lijkt gezond van lichaam te
zijn
abl. (vergelijk de zinnen 11, 12
en 16)
NederLatijn:
Vertaal:
1. Agenda. [gesubstantiveerd gerundivum]
Dingen die gedaan moeten worden.
2. Addenda.
Dingen die toegevoegd moeten worden.
3. Corrigenda.
Dingen die verbeterd moeten worden.
4. Legenda.
Dingen die gelezen moeten worden.
5. Memorandum.
Wat onthouden moet worden.
6. De gustibus non est disputandum.
Over smaken moet niet gediscussieerd
worden = valt niet te twisten.
7. Docendi ars docenda [vul aan: est.]
De kunst van het onderwijzen moet
onderwezen worden.
8. Docendo discimus.
Door te onderwijzen leren wij.
9. Fama crescit eundo (Vergilius). [Als een gerucht
rondgaat, wordt het steeds meer overdreven.]
Het gerucht groeit door te gaan / bij
het gaan.
10. Nil desperandum Deo duce (V.U. Amsterdam?).
Over niets moet worden
gewanhoopt, wanneer God de leider is.
11. Quod erat demonstrandum. [wiskunde]
Hetgeen moest worden
aangetoond.
12. Ubi bene, ibi patria.
Waar het goed is, daar is
het vaderland.
13. Ubi lex, ibi poena.
Waar de wet is, is straf.
14. Varium et mutabile semper femina (Vergilius).
Een wisselvallig en
veranderlijk wezen (onzijdig!) is altijd de vrouw.
15. In dubiis pro reo.
In twijfels voor de
verdachte (De verdachte krijgt het voordeel van de
twijfel).
16. Si vis pacem, para bellum (Vegetius).
Als je vrede wil, bereid
dan oorlog voor.
17. Sol iustitiae, illustra nos (Utrechtse universiteit?)
Zon van gerechtigheid,
verlicht ons.
18. Summa summarum.
De som der sommen.
19. Urbi et orbi.
Voor de stad en de wereld
(Zegen van de paus).
20. Utile dulci.
Nuttig met aangenaam.
(Liefst verenigen!)
21. Vice versa.
De beurt gekeerd.
(Hetzelfde omgekeerd)
22. Viva voce.
Met levende stem. (LIVE!)
23. Rara avis.
Zeldzame vogel.
24. Verba valent usu.
Woorden gelden / hebben
kracht door de praktijk / het gebruik.
|