Correctie
Les 106 Oefening 1 :1. Duces Gallorum tota acie pronuntiari iusserunt, ne quis ab loco discederet: illorum esse praedam atque illis reservari, quaecumque Romani reliquissent; proinde omnia in victoria posita existimarent.De aanvoerders van de Galliėrs bevalen, dat in de hele slaglinie werd afgekondigd, dat niemand van zijn plek mocht weggaan: van hen was de buit en voor hen werd bewaard, wat de Romeinen ook maar = alles wat de Romeinen hadden achtergelaten; daarom moesten zij beseffen, dat alles in de overwinning was geplaatst = van de overwinning afhing. 2. Ubii, qui uni ex transrhenanis ad Caesarem legatos miserant, magnopere orabant, exercitum modo Rhenum transportaret: id sibi ad auxilium satis futurum. De Ubii, die als enigen van de bewoners aan gene zijde van de Rijn gezanten naar Caesar hadden gestuurd, vroegen (hem) met grote nadruk, alleen maar zijn leger over de Rijn te zetten: dat zou voor hen voldoende (tot) hulp zijn. 3. Hannibal milites in conspectu Alpium perterritos interrogabat, quid invium aut inexsuperabile esse militi armato nihil secum praeter instrumenta belli portanti. Hannibal vroeg zijn soldaten, die bij het zien van de Alpen hevig waren geschrokken, wat onbegaanbaar of niet over te trekken was voor een gewapende soldaat, die niets bij zich droeg behalve de werktuigen van de oorlog. 4. Fama est in quiete visum ab Hannibale iuvenem divina specie, qui se ab Iove diceret ducem in Italiam Hannibali missum; proinde sequeretur neque usquam a se deflecteret oculos. Het verhaal gaat, dat in zijn slaap door Hannibal een jongeman is gezien met goddelijk uiterlijk, die zei, dat hij door Jupiter gestuurd was als gids naar Italia voor Hannibal; daarom moest hij hem volgen en nergens zijn ogen van hem afwenden. 5. Cicero legatus cum a Gallis admoneretur, ut cum legione ex hibernis discederet, respondit: non esse consuetudinem populi Romani accipere ab hoste armato condicionem; si ab armis discedere velint, se adiutore utantur legatosque ad Caesarem mittant. Toen de onderbevelhebber Cicero [de broer van Marcus Tullius] door de Galliėrs werd gemaand om met het legioen uit het winterkamp weg te gaan, antwoordde hij: dat het niet de gewoonte was van het Romeinse volk een voorwaarde aan te nemen van een gewapende vijand; als zij de wapens wilden laten rusten, moesten ze hem als helper gebruiken en gezanten naar Caesar sturen. 6. De Nerviorum natura moribusque Caesar cum quaereret, sic reperiebat: nullum aditum esse ad eos mercatoribus; esse homines feros magnaeque virtutis; increpitare atque incusare reliquos Belgas, qui se populo Romano dedidissent patriamque virtutem proiecissent; confirmare sese neque legatos missuros neque ullam condicionem pacis accepturos. Toen Caesar vroeg naar de aard en de gewoonten van de Nervii, vond hij het volgende: dat er geen enkele toegang naar hen was voor kooplui; dat zij woeste mensen waren (en) van grote moed; zij scholden de overige Belgen uit en beschuldigden hen, (die -> omdat zij zich aan het Romeinse volk hadden overgegeven en de moed van hun vaders te grabbel hadden gegooid; dat zij zich versterkten en geen gezanten zouden sturen en geen enkele voorwaarde voor vrede zouden accepteren. 7. Miltiades cum crebri afferrent nuntii male rem gerere Darium premique a Scythis, hortatus est pontis in Histro custodes, ne a fortuna datam occasionem liberandae Graeciae dimitterent. Nam si cum iis copiis, quas secum transportaverat, interiisset Darius, non solum Europam fore tutam sed etiam eos, qui Asiam incolerent Graeci genere, liberos a Persarum futuros dominatione et periculo; et facile effici posse. Toen / Omdat talrijke boodschappers meldden, dat Darius grote problemen had en door de Scythen in het nauw werd gebracht, spoorde Miltiades de bewakers van de brug over de Hister aan, om niet een door het lot gegeven kans om Griekenland te bevrijden te laten lopen. Want als Darius met die troepen, die hij met zich mee had gevoerd, om het leven was gekomen, zou niet alleen Europa veilig zijn maar zouden ook zij, die, Grieks van afkomst, Asia bewoonden, vrij zijn van de heerschappij van de Perzen en het gevaar; en dat kon makkelijk worden bewerkstelligd. 8. Percennius milites seditiosos interrogabat, cur paucis centurionibus, paucioribus tribunis in modum servorum oboedirent. Quando ausuros exposcere remedia, nisi novum et nutantem adhuc principem precibus vel armis adirent? Percennius vroeg de oproerige soldaten, waarom zij een paar centurio's en nog minder officieren als slaven gehoorzaamden. Wanneer zouden zij het aandurven verlichting van de dienst te eisen, als zij niet een nieuwe en nog wankele keizer met smeekbeden of met wapens benaderden? |