Correctie
Les 105 Oefening 1 :1. Quoniam vita ipsa, qua fruimur, brevis est, memoriam nostri quam maxime longam efficere debemus.Aangezien het leven zelf, waarvan we genieten, kort is, moeten we de herinnering aan ons zo lang mogelijk maken. Quoniam: aangezien, omdat; wordt gevolgd door de indicativus. 2. Non aetas impedit, quominus agri colendi studia teneamus. Leeftijd belemmert ons niet om de liefhebberij van het bewerken van het land vol te houden. quominus: om; wordt gevolgd door de coniunctivus. 3. Orationes Thucydidis ego laudare soleo: imitari neque possim, si velim, neque velim fortasse, si possim. Ik prijs altijd de redevoeringen van Thucydides: (maar) ik zou ze niet kunnen nadoen, als ik dat zou willen, en ik zou het misschien niet willen, als ik het zou kunnen. si: als; kan door indicativus en coniunctivus worden gevolgd; hier gevolgd door coni. potentialis. 4. Palladium vix in castris erat positum, cum ter solo (mirabile dictu) emicuit. Het Palladium was nog maar net in het kamp neergezet, toen het (wonderbaarlijk om te zeggen) driemaal van de grond opsprong. cum: toen; hier gevolgd door een indicativus. 5. Socrates, cum facile posset educi e custodia, noluit. Hoewel Socrates makkelijk uit de gevangenis kon worden gehaald wilde hij dat niet. cum: hoewel; cum in deze betekenis vereist een coniunctivus (posset). 6. Postridie Caesar, priusquam se hostes ex fuga reciperent, in fines Suessionum exercitum duxit. Caesar leidde de volgende dag, voordat de vijanden zich konden herstellen van de vlucht, zijn leger naar het gebied van de Suessiones. priusquam: voordat; hier gevolgd door een coniunctivus die doel aangeeft: hij wil de vijanden vóór zijn. 7. Quamquam excellebat Aristides abstinentia, tamen exsilio decem annorum multatus est. Hoewel Aristides uitblonk in onbaatzuchtigheid, is hij toch gestraft met een verbanning van tien jaren. Quamquam: hoewel, gevolgd door een indicativus; tamen versterkt de tegenstelling. 8. Hostes cum primum nostros equites conspexerunt, impetu facto celeriter eos perturbaverunt. Zodra de vijanden onze ruiters zagen, deden ze een aanval en brachten hen snel in verwarring. cum primum: zodra, gevolgd door een indicativus. 9. Damocles exoravit Dionysium tyrannum, ut abire liceret, quod iam beatus esse nollet. Damocles smeekte de tiran Dionysius, dat hij mocht weggaan, omdat hij niet meer gelukkig wilde zijn. ut: (op)dat, + coni.; quod: omdat; quod kan zowel door een indicativus als een coniunctivus worden gevolgd; hier coni., of omdat het om een bijzin in de indirecte rede gaat, of omdat de genoemde reden subjectief is (Damocles zei dat hij niet meer wilde...) 10. Cato quoad vixit, virtutum laude crevit. Zolang als Cato leefde, groeide (hij in) de lof van zijn deugden. quoad: zolang als; + indic. 11. Pugnatum est incerto eventu, donec proelium nox dirimeret. Er is gevochten met een onzekere afloop, totdat de nacht het gevecht onderbrak. donec: totdat; + coni. 12. Andromeda manibus vultum celavisset, si non religata fuisset. Andromeda had haar gezicht verborgen met haar handen, als zij niet vastgebonden was (geweest). si: als; celavisset en fuisset: coni. irrealis. Oefening 2 : 1. Ut sint plurimi hostes, tamen eos non veremur. Hoewel de vijanden met zeer velen zijn, zijn wij toch niet bang voor hen. Ut: hoewel; de keuze voor 'hoewel' wordt makkelijk door het signaalwoord tamen. 2. Cyrus cum dixisset 'Video hominem', in fratrem Artaxerxem ruit atque pectus ei icit. Nadat Cyrus had gezegd: 'Ik zie de man', stormde hij op zijn broer Artaxerxes af en stootte hem op de borst. cum: toen, nadat; + coni. 3. In eo peccavi, quod de ea re scribere neglexi. Daarin maakte ik een fout, dat ik verwaarloosd heb over die zaak te schrijven. quod: dat; aangekondigd door In eo. 4. Paulum afuit, quin fratrem interfecisset. Het was er weinig van af = Het scheelde weinig, of hij had zijn broer gedood. quin: of. 5. Multi homines omnia recta et honesta neglegunt, dummodo potentiam consequantur. Veel mensen negeren alles wat juist en eerlijk is, als ze maar macht bereiken. dummodo: als ... maar; + coni. 6. Manent ingenia senibus, modo permaneat studium et industria. Karakter en verstand zijn blijvend voor oude mannen, als inzet en ijver maar blijft. modo: als ... maar; + coni. 7. Hannibal ipse, dum murum incautius subit, tragula ictus cecidit. Terwijl hij te onvoorzichtig een muur beklom, sneuvelde Hannibal zelf, getroffen door een werpspeer. dum: terwijl; + indic. 8. Quod ad me quam primum te venturum dicis gaudeo. Ik ben blij, (om)dat je zegt, dat je zo snel mogelijk naar mij toe zal komen. Quod: (om)dat; + indic. 9. Saguntini, ut a proeliis quietem habuerant per aliquot dies, ita non cessaverant ab opere. De inwoners van Saguntum hadden weliswaar gedurende enkele dagen rust van de gevechten gehad, maar toch waren ze niet gestopt met het werk. (Hoewel ..., waren ze toch niet ...) ut: hoewel; de tegenstelling wordt aangegeven door ut en ita. 10. Hannibal iam subibat muros, cum repente in eum erumpunt Romani. Hannibal ging de muren al op, toen plotseling de Romeinen een uitval naar hem deden. cum: toen; + indic. 11. Qui non defendit iniuriam neque propulsat cum potest, iniuste facit. Wie niet tegen onrecht beschermt en het niet verdrijft wanneer hij kan handelt onrechtvaardig. cum: wanneer; + indic. 12. Omnia pati volunt, dummodo quod optant impetrent. Zij willen alles ondergaan, als ze maar bereiken wat ze wensen. dummodo: als ... maar; + coni. 13. Nihil tam difficile est, quin quaerendo investigari possit. Niets is zo moeilijk, dat het niet door te zoeken opgespoord kan worden. quin: dat ... niet 14. Oderint, dum metuant! Laten ze (me) haten, als ze maar bang (voor me) zijn! dum: mits, als ... maar; + coni. (Oderint is een coni. adhortativus.) Oefening 3 : 1. Quis hoc scelus commisit? Wie heeft deze misdaad gepleegd? 2. Nescio quis hoc scelus commiserit. Ik weet niet, wie deze misdaad heeft gepleegd. Indirecte / Afhankelijke vraag krijgt coniunctivus! 3. Qua re non statim venis? Waarom kom je niet meteen? 4. Scire cupimus qua re non statim venias. Wij willen graag weten, waarom je niet meteen komt. 5. Ubi hostes quotque sunt quamque in regionem pridie castra moverunt? Waar zijn de vijanden, met hoeveel zijn ze en naar welke streek hebben ze een dag geleden hun kamp verplaatst? 6. Caesar ab exploratoribus cognovit ubi hostes quotque essent quamque in regionem pridie castra movissent. Caesar vernam van verkenners, waar de vijanden waren, met hoeveel ze waren en naar welke streek ze een dag eerder hun kamp hadden verplaatst. 7. Quae de me in senatu dicta sunt? Wat is over mij in de senaat gezegd? 8. Haud sum ignarus quae de me in senatu dicta sint. Ik ben niet onwetend = Ik weet heel goed, wat over mij in de senaat is gezegd. 9. Frater meus iturusne est in Africam an non? Is mijn broer van plan naar Africa te gaan of niet? 10. Num solent veterani milites fugere? Hebben veteranen soms de gewoonte te vluchten? (Nee toch?) 11. Nonne providentia mundus regitur? Wordt de wereld niet bestuurd door de voorzienigheid? (Jawel toch?) 12. Romam proficiscar an Neapoli maneam? Moet ik naar Rome vertrekken of moet ik in Napels blijven? proficiscar en maneam: coni. dubitativus 13. Utrum nostri hostibus restiterunt an terga dederunt? Hebben onze mannen zich verzet tegen de vijanden of zijn ze op de vlucht geslagen? 14. Quid agamus aut quam rationem pugnae insistamus? Wat moeten we doen of welke methode van gevecht moeten we gebruiken? agamus en insistamus: coni. dubitativus. 15. Non satis constabat nostris quid agerent aut quam rationem pugnae insisterent. Het stond niet voldoende vast voor onze mannen wat ze moesten doen of welke methode van vechten ze moesten gebruiken. |