Correctie
Les 103 Oefening 1 :1. reppereras : 2e ev. plqpf. act.: jij had gevonden2. operta : partic. perf. pass. (ppp) nom. abl. ev. vrl. of nom. acc. mv. onz.: bedekt 3. dissentiunt : 3e mv. praes. act.: zij zijn het (er) niet (mee) eens 4. efflorescant : 3e mv. praes. act. coni.: zij bloeien (wens: mogen zij bloeien!) 5. assensi eratis : 2e mv. plqpf. pass. (deponens) jullie hadden ingestemd 6. largimini : 2e mv. praes. pass. (deponens): jullie schenken rijkelijk 7. opperiamur : 1e mv. praes. pass. (deponens) coni.: wij wachten af 8. ordiri : inf. praes. pass. (deponens): te beginnen 9. consenescet : 3e ev. fut. act.: hij zal oud worden 10. adoriemur : 1e mv. fut. pass. (deponens): wij zullen aanvallen 11. veni : imperat. ev.: kom! 12. veni : 1e ev. perf. act.: ik ben gekomen 13. circumvenientur : 3e mv. fut. pass.:zij zullen worden omsingeld 14. foedera icta : partic. perf. pass. (ppp) nom. acc. mv. onz.: gesloten verdragen 15. convalescentium : partic. praes. act. (ppa) gen. mv.: herstellend 16. sortiendi causa : gerundium gen.: om te loten 17. ad aquam hauriendam : gerundivum acc. ev. vrl.: om water te scheppen / putten 18. devenissetis : 2e mv. plqpf. act. coni.: jullie waren terecht gekomen bij 19. solis orientis : partic. praes. act. (ppa) gen. ev.: (van de) opkomende zon 20. experturus esse : inf. fut. act.: te zullen proberen 21. horti saepti : partic. perf. pass. (ppp) gen. ev. of nom. mv.: omheinde tuin 22. igni ardescenti : partic. praes. act. (ppa) dat. ev.: brandend vuur 23. urbe potiendi causa : gerundium gen.: om zich meester te maken van de stad 24. paenituerat te : 3e ev. plqpf. act.: het had jou gespeten, jij had berouw gehad 25. sanctum erit : 3e ev. futex. pass.: het zal zijn geheiligd / bekrachtigd 26. inveteraverat : 3e ev. plqpf. act.: hij was oud geworden 27. praeteriit te : 3e ev. perf. act.: hij heeft jou gepasseerd; of: het is jou ontgaan (onpersoonlijk) 28. oportet te venire : 3e ev. praes. act.: het is nodig dat je komt / je moet komen / je hoort te komen 29. mentiendo : gerundi(v)um dat. abl.: voor / door te liegen 30. metiemur : 1e mv. fut. pass. (deponens): wij zullen meten 31. accidit : 3e ev. praes. of perf. act.: het gebeurt of het is gebeurd 32. omnium refert : 3e ev. praes. act.: het is in het belang van allen 33. conticuisses : 2e ev. plqpf. act. coni.: jij was stil geworden 34. constiterat : 3e ev. plqpf. act.: het had vastgestaan (onpersoonlijk) 35. praestaret : 3e ev. imperf. act. coni.: het was beter 36. apparuisset : 3e ev. plqpf. act. coni.: het was duidelijk geweest, het was gebleken In deze les zijn de onpersoonlijke werkwoordsvormen paenitet, praeterit, oportet, accidit, refert, constat, praestat en apparet behandeld. Maar let op: van praeterire, accidere, referre, constare, praestare en apparere komen ook andere vormen voor! |