ΕΙΣ ΑΠΟΛΛΩΝΑ

Aan Apollo
Φοῖβε, σὲ μὲν καὶ κύκνος ὑπὸ πτερύγων λἰγ' ἀείδει
ὄχθηι ἐπιθρώισκων ποταμὸν πάρα δινήεντα
Πηνειόν, σὲ δ' ἀοιδὸς ἔχων φόρμιγγα λίγειαν
ἡδυεπὴς πρῶτὀν τε καὶ ὕστατον αἰὲν ἀείδει.
  καὶ σὺ μὲν οὕτω χαῖρε, ἄναξ, ἵλαμαι δέ σ' ἀοιδῆι.




  5
Phoibos, ook de zwaan bezingt u op heldere toon van onder zijn vleugels,
terwijl hij op de oever springt langs de rivier vol draaikolken,
de Peneios, en u bezingt de zoetgevooisde zanger met zijn helder klinkende lier
altijd op de eerste en de laatste plaats.
En zo groet ik u, heer, en vraag uw genade met mijn lied.

Commentaar

de Peneios: Kroon's mythologisch woordenboek:
Peneios (Peneus):
De god van de thessalische rivier van dien naam. Hij verbond zich met de Naiade Kreusa, wier liefde hij op het Pindos-gebergte wist te winnen. Zij schonk hem éénen zoon Hypseus en drie dochters Stilbe, Daphne en Kyrene, welke alle drie door Apollo bemind zijn geworden.