Boek
12 van de Aeneis van Vergilius 1 - 112 Turnus en Aeneas bereiden zich voor op het tweegevecht. 113 - 215 De toeschouwers bij het tweegevecht en het verdrag. 216 - 310 Juturna lokt verdragsbreuk uit. 311 - 382 Aeneas probeert tevergeefs vrede te stichten. 383 - 440 Venus geneest de gewonde Aeneas. 441 - 499 Juturna houdt Turnus uit de buurt van Aeneas. 500 - 553 Krijgsdaden van Aeneas en Turnus. 554 - 611 Aeneas valt Laurentum aan; zelfdoding van Amata. 614 - 696 Na Amata's dood wil Turnus alsnog een tweegevecht. 697 - 790 Begin van het tweegevecht; bemoeienis van goden. 791 - 886 Juppiter en Juno treffen een schikking. 887 - 952 Het slotgevecht; Turnus gedood door Aeneas. Turnus en Aeneas bereiden zich voor op het tweegevecht. (1 - 112) |
- Turnus ut infractos
adverso Marte Latinos defecisse videt, sua nunc promissa reposci, se signari oculis, ultro implacabilis ardet attollitque animos. Poenorum qualis in arvis saucius ille gravi venantum vulnere pectus |
5 |
- Zodra Turnus ziet dat
de Latijnen door nederlaag gebroken zijn en zij nu van hem eisen dat hij zijn beloften gestand doet, dat hij door hun blik wordt gebrandmerkt, is hij vanzelf vol vuur en onverzoenlijk vat hij moed. Zoals in de velden der Puniërs zo'n leeuw, gewond in de borst door een zware verwonding door jagers |
tum demum movet arma
leo, gaudetque comantis excutiens ceruice toros fixumque latronis impauidus frangit telum et fremit ore cruento: haud secus accenso gliscit uiolentia Turno. tum sic adfatur regem atque ita turbidus infit: |
10 |
dan pas goed de strijdt
aangaat en zijn golvende manen fier schudt met zijn kop en onverschrokken de vastgestoken speer breekt van de jager en met bebloede muil brult: niet anders bekruipt de zucht naar geweld de ontketende Turnus. Dan richt hij zich tot de koning en roept hem brallend toe: |
'nulla mora in Turno;
nihil est quod dicta retractent ignaui Aeneadae, nec quae pepigere recusent: congredior. fer sacra, pater, et concipe foedus. aut hac Dardanium dextra sub Tartara mittam desertorem Asiae (sedeant spectentque Latini), |
15 |
'Niets houdt Turnus
tegen; er is geen reden dat de laffe Aeneïden hun woord nog herzien of af te zien van wat zij hebben besloten: ik ga de strijd aan. Breng offergaven aan, vader, en stel verdragregels op. Ofwel ik zal met deze hand de Dardaniëde Tartarus in sturen, die verrader van Azië (laat de Latijnen gaan zitten kijken) |
et solus ferro crimen
commune refellam, aut habeat uictos, cedat Lauinia coniunx.' - Olli sedato respondit corde Latinus: 'o praestans animi iuuenis, quantum ipse feroci uirtute exsuperas, tanto me impensius aequum est |
20 |
en zal op mijn eentje de
schande van allen uitwissen, ofwel hij zal ons als onderworpenen bezitten en Lavinia als zijn vrouw'. - Hem antwoordde, rustig geworden, Latinus: 'Moedige jongen, hoezeer je ook allen in stoutmoedigheid overtreft, toch moet ik juist daarom des te weloverwogen adviseren |
consulere atque omnis
metuentem expendere casus. sunt tibi regna patris Dauni, sunt oppida capta multa manu, nec non aurumque animusque Latino est; sunt aliae innuptae Latio et Laurentibus aruis nec genus indecores. sine me haec haud mollia fatu |
25 |
en elk risico zorgvuldig
afwegen. Je hebt nu het rijk van je vader Daunus, en vele steden zelf veroverd, evenzo ben ik, Latinus, schatrijk en welwillend; er leven nog andere ongehuwde meisjes in Latium en het Laurentische land ook aanzienlijk van afkomst. Sta mij toe het volgende, niet makkelijk te zeggen, |
sublatis aperire dolis,
simul hoc animo hauri: me natam nulli ueterum sociare procorum fas erat, idque omnes diuique hominesque canebant. uictus amore tui, cognato sanguine uictus coniugis et maestae lacrimis, uincla omnia rupi; |
30 |
je nu onomwonden te
openbaren en neem jij het ter harte: mijn opdracht was mijn dochter met geen van de oude adel te verbinden, dat maakten alle goden en zieners mij duidelijk. Overweldigd door liefde voor jou, door je verwantschap verleid, en de tranen van mijn bedroefde vrouw, heb ik al die verplichtingen verzaakt; |
promissam eripui genero,
arma impia sumpsi. ex illo qui me casus, quae, Turne, sequantur bella, uides, quantos primus patiare labores. bis magna uicti pugna uix urbe tuemur spes Italas; recalent nostro Thybrina fluenta |
35 |
ik heb haar, terwijl ze
al verloofd was, aan mijn schoonzoon ontstolen en ben een schandelijke oorlog begonnen. Je ziet welke slagen daarop volgden en wat een ellende vooral jij te doorstaan hebt. Twee maal verslagen in een veldslag kunnen we amper in de stad Italisch hoop nog bescherming bieden; de stroom van de Tiber dampt al |
sanguine adhuc campique
ingentes ossibus albent. quo referor totiens? quae mentem insania mutat? si Turno exstincto socios sum ascire paratus, cur non incolumi potius certamina tollo? quid consanguinei Rutuli, quid cetera dicet |
40 |
van ons bloed en enorme
velden kleuren wit van onze botten. Waartoe kom ik steeds terug op mijn woord? Welke waanzin wijzigt mijn voorkeur? Als ik na Turnus' dood bereid ben bondgenoten te accepteren, waarom stop ik de strijd dan niet liever bij zijn leven? Wat gaan de Rutulische bondgenoten zeggen, wat de rest van Italia, |
Italia, ad mortem si te
(fors dicta refutet!) prodiderim, natam et conubia nostra petentem? respice res bello uarias, miserere parentis longaeui, quem nunc maestum patria Ardea longe diuidit.' haudquaquam dictis uiolentia Turni |
45 |
als ik jou aan de dood
prijs heb gegeven (het lot weerlegge mijn woorden!) terwijl je dong naar de hand van mijn dochter en een verbintenis met ons? Houd rekening met het wisselend oorlogslot, heb medelijden met je bejaarde vader, die nu tot zijn smart wordt gescheiden van jou, verweg in je vaderstad Ardea'. Maar door deze woorden wordt de heftigheid van Turnus niet gestuit; |
flectitur; exsuperat
magis aegrescitque medendo. ut primum fari potuit, sic institit ore: 'quam pro me curam geris, hanc precor, optime, pro me deponas letumque sinas pro laude pacisci. et nos tela, pater, ferrumque haud debile dextra |
50 |
meer en meer neemt die
toe, wordt verziekt door gesus. Zodra hij ertussen kon komen, drong hij aan met deze woorden: 'De zorg die je koestert om mij, zet die, bid ik, mijn beste, om mijnentwille van je af en gun mij een heldendood te genieten. Ook wij, vader, hebben stevige speren en zwaarden in de hand, |
spargimus, et nostro
sequitur de uulnere sanguis. longe illi dea mater erit, quae nube fugacem feminea tegat et uanis sese occulat umbris.' - At regina noua pugnae conterrita sorte flebat et ardentem generum moritura tenebat: |
55 |
ook uit wonden door ons
toegebracht stroomt bloed. Hem zal zijn moeder en godin niet bijstaan, die hem op zijn vlucht in een verwijfde wolk hult en zich zelf verstopt in een loze schim'. - Maar de vorstin, verschrikt door de veranderde krijgskans, weende en zocht in het zicht van de dood de vurige schoonzoon in te tomen: |
'Turne, per has ego te
lacrimas, per si quis Amatae tangit honos animum: spes tu nunc una, senectae tu requies miserae, decus imperiumque Latini te penes, in te omnis domus inclinata recumbit. unum oro: desiste manum committere Teucris. |
60 |
Turnus, bij deze tranen
van mij, bij elk eergevoel van Amata dat je hart maar kan raken: jij bent nu onze enige hoop, jij de rust van onze treurige ouderdom, bij jou berust glans en gezag van Latinus, op jou steunt heel onze wankelend huis. Dit ene vraag ik jou: ga geen handgemeen aan met de Teukers. |
qui te cumque manent
isto certamine casus et me, Turne, manent; simul haec inuisa relinquam lumina nec generum Aenean captiua uidebo.' accepit uocem lacrimis Lauinia matris flagrantis perfusa genas, cui plurimus ignem |
65 |
Elk lot dat jou wacht in
een dergelijke tweekamp valt ook mij toe; tegelijk met jou zal ook ik dit gehate licht mij ontzeggen en ik zal niet als krijgsbuit een schoonzoon Aeneas aanschouwen'. Het woord van haar moeder vernam Lavinia in tranen over haar vurige wangen en schaamrood kwam bij haar op |
subiecit rubor et
calefacta per ora cucurrit. Indum sanguineo ueluti uiolauerit ostro si quis ebur, aut mixta rubent ubi lilia multa alba rosa, talis uirgo dabat ore colores. illum turbat amor figitque in uirgine uultus; |
70 |
en verspreidde zich over
haar gloeiend gezicht. Zoals wanneer iemand Indisch ivoor beschildert met bloedkleurig purper of als een zee van lelies rood gekleurd wordt met rozen, zo kleurde zich het gezicht van het meisje. Zijn liefde verwarde hem en richtte hem op het gezicht van het meisje; |
ardet in arma magis
paucisque adfatur Amatam: 'ne, quaeso, ne me lacrimis neue omine tanto prosequere in duri certamina Martis euntem, o mater; neque enim Turno mora libera mortis. nuntius haec, Idmon, Phrygio mea dicta tyranno |
75 |
meer nog verlangde hij
naar de strijd en sprak slechts kort tot Amata: 'Achtervolg me alsjeblieft niet met tranen of met zo dwingende voortekens nu ik op weg ben naar een gevecht van meedogenloze vijandigheid, moeder; Turnus staat immers geen uitstel open van de dood. Idmon, breng jij dit besluit als mijn boodschapper over aan de Phrygische tyran: |
haud placitura refer.
cum primum crastina caelo puniceis inuecta rotis Aurora rubebit, non Teucros agat in Rutulos, Teucrum arma quiescant et Rutuli; nostro dirimamus sanguine bellum, illo quaeratur coniunx Lauinia campo.' |
80 |
het zal niet in de smaak
vallen: zodra de Aurora van morgen de hemel beklimt met haar purperen wagen en haar rood kleurt, laat hij dan geen Teukers aanvoeren tegen de Rutulen; de krijgers van de Teukers moeten dan rusten en ook de Rutulen; laten wij met ons eigen bloed de oorlog beslechten en laat op dat slachtveld Lavinia tot vrouw gezocht worden. |
Haec ubi dicta dedit
rapidusque in tecta recessit, poscit equos gaudetque tuens ante ora frementis, Pilumno quos ipsa decus dedit Orithyia, qui candore niues anteirent, cursibus auras. circumstant properi aurigae manibusque lacessunt |
85 |
Zodra hij dit heeft
gezegd en snel naar huis is gekomen, eist hij zijn paarden op en verheugt zich in de aanblik van de hinnikende dieren, die Orythia zelf aan Pilumnus als eergeschenk gaf, daar zij in glans de sneeuw konden overtroffen en de wind in hun draf. Om hen heen zijn de menners in het geweer: met holle hand bekloppen |
pectora plausa cauis et
colla comantia pectunt. ipse dehinc auro squalentem alboque orichalco circumdat loricam umeris, simul aptat habendo ensemque clipeumque et rubrae cornua cristae, ensem quem Dauno ignipotens deus ipse parenti |
90 |
zij hun borst en zij
kammen de manen aan hun hals. Zelf legt hij dan zijn pantser, geschubd met goud en geelkoper, om zijn schouders en weegt tegelijk in zijn hand zijn zwaard en schild en de helmhorens met rode helmbos, het zwaard dat de vuurgod zelf voor zijn vader Daunus gesmeed had |
fecerat et Stygia
candentem tinxerat unda. exim quae mediis ingenti adnixa columnae aedibus astabat, ualidam ui corripit hastam, Actoris Aurunci spolium, quassatque trementem uociferans: 'nunc, o numquam frustrata uocatus |
95 |
en in de Stygische
stroom had gedoopt toen het nog heet was. Daarop greep hij met kracht de stevige lans vast, die midden in zijn huis tegen een machtige zuil stond, buitgemaakt op de Aurunciër Actor, hij zwaait ermee, laat hem trillen en roept uit: 'Nu, mijn lans, waar ik nooit vergeefs een beroep op deed, |
hasta meos, nunc tempus
adest: te maximus Actor, te Turni nunc dextra gerit; da sternere corpus loricamque manu ualida lacerare reuulsam semiuiri Phrygis et foedare in puluere crinis uibratos calido ferro murraque madentis.' |
100 |
nu is ons uur dan
gekomen: jou heeft de machtige Actor gevoerd, nu doet dat Turnus' hand; laat mij met krachtige hand het lichaam vellen van die halfzachte Phrygiër en zijn pantser openrijten en in het stof zijn haren besmeuren, die gekruld zijn met heet ijzer en drijven van mirre-olie'. |
his agitur furiis,
totoque ardentis ab ore scintillae absistunt, oculis micat acribus ignis, mugitus ueluti cum prima in proelia taurus terrificos ciet aut irasci in cornua temptat arboris obnixus trunco, uentosque lacessit ictibus aut sparsa ad pugnam proludit harena. |
106 |
Zo gaat hij tekeer en
van heel het gezicht bij de heethoofd springen vonken, vuur flikkert in zijn bliksemende ogen, zoals wanneer een stier, gereed tot een eerste gevecht, angstaanjagend geloei uitstoot of zijn woede probeert bot te vieren door een aanval op een boomstronk, en met stoten de wind uitdaagt of een voorspel te zien geeft van de strijd door het zand op te stuiven. |
- Nec minus interea
maternis saeuus in armis Aeneas acuit Martem et se suscitat ira, oblato gaudens componi foedere bellum. tum socios maestique metum solatur Iuli |
110 |
- Niet minder vertoornd
scherpt Aeneas intussen, gehuld in de wapens die zijn moeder hem gaf, zijn krijgslust en windt zichzelf op in woede, maar vreugdevol dat door de geboden overeenkomst de oorlog beëindigd wordt.Dan sust hij zijn mannen en de angstige Iulus |
fata docens, regique
iubet responsa Latino certa referre viros et pacis dicere leges. |
door de loop van het
noodlot te duiden; tenslotte beveelt hij zijn mannen aan koning Latinus trefzeker te antwoorden en de vredesvoorwaarden te melden. |
|
De toeschouwers bij het tweegevecht en het verdrag. (113 - 215) |
- Postera vix summos
spargebat lumine montis orta dies, cum primum alto se gurgite tollunt Solis equi lucemque elatis naribus efflant: |
115 |
- De volgende dag
bestrooide nog maar net de toppen der bergen met haar licht rond de tijd dat de paarden van de Zon zich verheffen uit de diepe oceaan en uit hun opgeheven neuzen het licht blazen: |
campum ad certamen
magnae sub moenibus urbis dimensi Rutulique viri Teucrique parabant in medioque focos et dis communibus aras gramineas. alii fontemque ignemque ferebant velati limo et verbena tempora vincti. |
120 |
daar zetten de Rutuli en
de Teucri een kampplaats uit voor de muren van de grote stad; in het midden plaatsten zij vuren en plaggenaltaren voor de goden die beide partijen vereerden. Anderen droegen water aan en vuur, gehuld in purperen voorschoot en de slapen omwonden met gewijd lover. |
procedit legio
Ausonidum, pilataque plenis agmina se fundunt portis. hinc Troius omnis Tyrrhenusque ruit uariis exercitus armis, haud secus instructi ferro quam si aspera Martis pugna uocet. nec non mediis in milibus ipsi |
125 |
Het leger der Ausoniërs
kwam tevoorschijn: uit de volle poortgebouwen stroomden de colonnes, gewapend met speren, naar buiten. Aan de andere kant rukten alle Trojanen op en de Etrusken, uitgerust met allerlei wapens; juist zo bewapend als wanneer de grimmige strijd van Mars hen opriep. Net zo vlogen tussen de duizenden |
ductores auro uolitant
ostroque superbi, et genus Assaraci Mnestheus et fortis Asilas et Messapus equum domitor, Neptunia proles; utque dato signo spatia in sua quisque recessit, defigunt tellure hastas et scuta reclinant. |
130 |
de aanvoerders af en
aan, pralend in goud en in purper, Mnestheus uit het geslacht van Assaracus en de dappere Asilas en Messapus, temmer van paarden, Neptunus' zoon. Zodra op een gegeven teken ieder naar zijn plaats was gegaan, staken zij hun speren in de grond en leunden tegen hun schilden. |
tum studio effusae
matres et uulgus inermum inualidique senes turris ac tecta domorum obsedere, alii portis sublimibus astant. - At Iuno ex summo (qui nunc Albanus habetur; tum neque nomen erat neque honos aut gloria monti) |
135 |
Toen hebben de moeders,
het ongewapende volk en de verzwakte ouderen, nieuwsgierig uitgestroomd over torens en daken, een plaats gezocht, anderen namen plaats bij de hoge torengebouwen. - Maar Iuno zag vanaf de top van de berg die nu 'Albanus' heet, maar toen nog geen naam of eervolle roem kende, |
prospiciens tumulo
campum aspectabat et ambas Laurentum Troumque acies urbemque Latini. extemplo Turni sic est adfata sororem diua deam, stagnis quae fluminibusque sonoris praesidet (hunc illi rex aetheris altus honorem |
140 |
vanaf die hoogte dus uit
over de vlakte en bezag beide legers, van Laurentijnen en van Trojanen en ook de stad van Latinus. Terstond sprak zij zo tot de zuster van Turnus, godin tot godin, van wie de laatste heerst over poelen en ruisende stromen (deze eer had de verheven koning van de aether, Iuppiter, haar gegund |
Iuppiter erepta pro
uirginitate sacrauit): 'nympha, decus fluuiorum, animo gratissima nostro, scis ut te cunctis unam, quaecumque Latinae magnanimi Iouis ingratum ascendere cubile, praetulerim caelique libens in parte locarim: |
145 |
in ruil voor haar
maagdelijkheid die hij haar had ontnomen): 'Nimf, roem der rivieren, mijn hartsvriendin, je weet toch hoezeer ik jou alleen stel boven alle Latijnsen die ooit het ondankbare bed van de fiere Iuppiter deelden, en hoe graag ik jou een plaats in het hemelrijk gunde: |
disce tuum, ne me
incuses, Iuturna, dolorem. qua uisa est Fortuna pati Parcaeque sinebant cedere res Latio, Turnum et tua moenia texi; nunc iuuenem imparibus uideo concurrere fatis, Parcarumque dies et uis inimica propinquat. |
150 |
verneem, Iuturna, zonder
mij te beschuldigen, jouw leed. Zo lang de Fortuin en de Parcen blijkbaar gedoogden dat de zaken voor Latium marcheerden, heb ik Turnus en jouw stad kunnen sparen. Nu echter zie ik de jongeling een onbillijk lot tegemoet gaan en de dag der Schikking door vijandelijke overmacht is aanstaande. |
non pugnam aspicere hanc
oculis, non foedera possum. tu pro germano si quid praesentius audes, perge; decet. forsan miseros meliora sequentur.' uix ea, cum lacrimas oculis Iuturna profundit terque quaterque manu pectus percussit honestum. |
155 |
Deze strijd en deze
condities kan ik niet aanzien. Als jij voor je broer iets effectiefs aandurft, ga dan je gang, het past jou. Misschien zal het de ongelukkigen tot heil zijn'. Amper was ze uitgesproken of Iuturna bonkte onder een stortvloed van tranen drie, ja vier maal met haar vuist op haar eerzame borst. |
'non lacrimis hoc
tempus' ait Saturnia Iuno: 'accelera et fratrem, si quis modus, eripe morti; aut tu bella cie conceptumque excute foedus. auctor ego audendi.' sic exhortata reliquit incertam et tristi turbatam uulnere mentis. |
160 |
Maar de Saturnische Iuno
hernam: 'Het is nu geen tijdstip voor tranen; Maak voort en ontruk je broer aan de dood, als je er kans voor ziet; of ontketen anders een oorlog en maak korte metten met het verdrag. Ik sta borg voor je waagstuk'. Met deze aansporing liet ze haar achter vertwijfeld, verward en getraumatiseerd. |
- Interea reges ingenti
mole Latinus quadriiugo uehitur curru (cui tempora circum aurati bis sex radii fulgentia cingunt, Solis aui specimen), bigis it Turnus in albis, bina manu lato crispans hastilia ferro. |
165 |
- Intussen kwamen de
vorsten aan rijden: Latinus met groot gevolg op een vierspan, zijn schitterende slapen getooid met een kroon van twaalf gouden stralen, embleem van zijn grootvader Zon; op een wit tweespan reed Turnus, twee speren omklemmend met brede punten van ijzer. |
hinc pater Aeneas,
Romanae stirpis origo, sidereo flagrans clipeo et caelestibus armis et iuxta Ascanius, magnae spes altera Romae, procedunt castris, puraque in ueste sacerdos saetigeri fetum suis intonsamque bidentem |
170 |
Van deze kant kwam
Aeneas, herkomst van de Romeinse stam, tevoorschijn uit het kamp, met een blinkend schild schitterend en met hemelse wapens; bij hem Ascanius, die andere hoop op een groot Rome; en een priester in smetteloos gewaad bracht een jong van een borstelig zwijn aan en een nog ongeschoren schaap |
attulit admouitque pecus
flagrantibus aris. illi ad surgentem conuersi lumina solem dant fruges manibus salsas et tempora ferro summa notant pecudum, paterisque altaria libant. - Tum pius Aeneas stricto sic ense precatur: |
175 |
en zette het vee voor
het brandaltaar neer. Zij wendden de blik naar de rijzende zon en strooiden gezouten gerstekorrels uit met hun handen, markeerden de slapen van het vee met hun zwaard en plengden uit de schalen op het altaar. - Daarop bad de plichtsgetrouwe Aeneas met getrokken zwaard: |
'esto nunc Sol testis et
haec mihi terra uocanti, quam propter tantos potui perferre labores, et pater omnipotens et tu Saturnia coniunx (iam melior, iam, diua, precor), tuque inclute Mauors, cuncta tuo qui bella, pater, sub numine torques; |
180 |
'Wees nu, Zon, bij mijn
aanroep getuige en ook deze aarde, om welke ik zo grote inspanningen heb kunnen leveren, en almachtige vader en gij, zijn Saturnische gade (al genadiger godin, smeek ik u nu), en u vermaarde vader Mars, die alle oorlogen stuurt met uw goddelijke macht; |
fontisque fluuiosque
uoco, quaeque aetheris alti religio et quae caeruleo sunt numina ponto: cesserit Ausonio si fors uictoria Turno, conuenit Euandri uictos discedere ad urbem, cedet Iulus agris, nec post arma ulla rebelles |
185 |
bronnen en stromen roep
ik ook aan en wat maar vereerd wordt in hoge hemel en diepten in de donkere zee: als eventueel de overwinning toekomt aan de Ausonische Turnus, dan bepalen wij dat de overwonnen wegtrekken naar de stad van Euander, dan zal Iulus deze streken verlaten en ook later zullen de volgelingen van |
Aeneadae referent
ferroue haec regna lacessent. sin nostrum adnuerit nobis uictoria Martem (ut potius reor et potius di numine firment), non ego nec Teucris Italos parere iubebo nec mihi regna peto: paribus se legibus ambae |
190 |
Aeneas geen opstand
ontketenen of dit rijk met wapengeweld provoceren; maar als de Victorie onze strijd begunstigt (zoals ik het liever zie en de goden liever mogen waarmaken), dan zal ik zeker niet bepalen dat de Italers onderdaan van de Teukers zijn, noch ambieer ik de heerschappij voor mij: laten dan beide volken op gelijke voet |
inuictae gentes aeterna
in foedera mittant. sacra deosque dabo; socer arma Latinus habeto, imperium sollemne socer; mihi moenia Teucri constituent urbique dabit Lauinia nomen.' - Sic prior Aeneas, sequitur sic deinde Latinus |
195 |
en zonder elkaars
overheersing zich tot een blijvend bondgenootschap voegen. Eredienst en goden zal ik geven; maar mijn schoonvader Latinus mag dan zijn legermacht en zijn oppergezag houden; voor mij mogen de Teukers een nieuwe stad stichten en Lavinia lene daaraan haar naam'. - Zo sprak eerst Aeneas, daarna volgde hem Latinus, |
suspiciens caelum,
tenditque ad sidera dextram: 'haec eadem, Aenea, terram, mare, sidera, iuro Latonaeque genus duplex Ianumque bifrontem, uimque deum infernam et duri sacraria Ditis; audiat haec genitor qui foedera fulmine sancit. |
200 |
opziende naar de hemel,
zijn rechterhand naar de sterren gestrekt: 'Deze zelfde geloften, Aeneas, bij aarde, zee, sterren, doe ik en ook bij de tweeling van Latona en de dubbelhoofdige Janus, bij de god met de macht over de onderwereld, het heiligdom van de harde Dis; Moge ook de vader dit horen die met zijn bliksem verdragen bekrachtigt; |
tango aras, medios ignis
et numina testor: nulla dies pacem hanc Italis nec foedera rumpet, quo res cumque cadent; nec me uis ulla uolentem auertet, non, si tellurem effundat in undas diluuio miscens caelumque in Tartara soluat, |
205 |
met de hand op het
altaar bezweer ik bij de bemiddelende vuren en machten: geen dag zal deze vrede en de afspraken bij de Latijnen verbreken, hoe de afloop ook zal zijn; geen enkele macht zal mij van mijn wil afbrengen, zelfs niet als zij de aarde dompelt in de zee door een overstroming en zij de hemel in de onderwereld stort, |
ut sceptrum hoc' (dextra
sceptrum nam forte gerebat) 'numquam fronde leui fundet uirgulta nec umbras, cum semel in siluis imo de stirpe recisum matre caret posuitque comas et bracchia ferro, olim arbos, nunc artificis manus aere decoro |
210 |
zoals deze scepter (hij
droeg namelijk in zijn rechterhand een scepter) nooit meer spruiten voortbrengt met pril lover, noch schaduw, nu hij eenmaal in het bos afgesneden van beneden aan de stam zijn moeder mist en door het kapmes zijn bladeren en takken verloor, ooit een boom, nu heeft de hand van een ambachtsman hem omsloten |
inclusit patribusque
dedit gestare Latinis.' talibus inter se firmabant foedera dictis conspectu in medio procerum. tum rite sacratas in flammam iugulant pecudes et viscera vivis eripiunt, cumulantque oneratis lancibus aras. |
215 |
met bronzen versiering
en tot dracht gegeven aan de Latijnse vaderen'. - Met deze woorden sloten zij een verbond voor de ogen van de voornaamsten. Dan keelden zij de offerdieren boven de vlammen en trokken de ingewanden uit de nog lillende lijven en overlaadden de altaars met volle schalen. |
Juturna lokt verdragsbreuk uit. (216 - 310) |
- At vero Rutulis impar
ea pugna videri iamdudum et vario misceri pectora motu, tum magis ut propius cernunt non viribus aequos. adiuat incessu tacito progressus et aram suppliciter venerans demisso lumine Turnus |
220 |
- De Rutuli nu scheen de
komende strijd allang ongelijk toe en hun hart werd bewogen door allerlei emoties, toen echter zagen zij van nog dichterbij hoe ongelijk zij in kracht waren. Die indruk versterkte het feit dat Turnus schoorvoetend naderbij kwam en het altaar als smekeling eerde met neergeslagen ogen |
pubentesque genae et
iuvenali in corpore pallor. quem simul ac Iuturna soror crebrescere vidit sermonem et vulgi variare labantia corda, in medias acies formam adsimulata Camerti, cui genus a proavis ingens clarumque paternae |
225 |
zijn gezicht nog zo jong
en zijn jonge lichaam verbleekt. Zodra zijn zuster Iuturna dit gemompel toenemen zag en de harten van het volk zag wankelen in verwarring nam zij voor een verschijning in hun midden de gedaante aan van Camers, die vanouds een roemvolle afkomst bezat en een grote reputatie van moed |
nomen erat virtutis, et
ipse acerrimus armis, in medias dat sese acies haud nescia rerum rumoresque serit varios ac talia fatur: 'non pudet, o Rutuli, pro cunctis talibus unam obiectare animam? numerone an uiribus aequi |
230 |
van zijn vader geërfd,
daarbij ook zelf vurig krijgsman; zo begaf ze zich, heel goed op de hoogte, in de massa en zaaide allerlei praatjes rond en zei het volgende: 'Schamen jullie je niet, Rutulers, om het leven van één te riskeren ter bescherming van allemaal helden? Zijn wij niet in aantal en slagkracht |
non sumus? en, omnes et
Troes et Arcades hi sunt, fatalisque manus, infensa Etruria Turno: uix hostem, alterni si congrediamur, habemus. ille quidem ad superos, quorum se deuouet aris, succedet fama uiuusque per ora feretur; |
235 |
hun gelijken? Kijk, zij
allen zijn slechts Trojanen en Arcaden, een handvol lotsgedrevenen met een Etrurië dat gebeten is op Turnus: wij hebben amper een vijand als we met de helft zullen optrekken! Turnus zal roemrijk opgaan tot de orde der goden, aan wier altaar hij zich toewijdt en voortleven in de overlevering, |
nos patria amissa
dominis parere superbis cogemur, qui nunc lenti consedimus aruis.' - Talibus incensa est iuuenum sententia dictis iam magis atque magis, serpitque per agmina murmur: ipsi Laurentes mutati ipsique Latini. |
240 |
maar wij zullen, met
verlies van ons vaderland, onder dwang de slaaf zijn van arrogante meesters, waar wij nu sloom op de grond zitten'. - Door dit soort taal worden de gevoelens van het jonge manvolk meer en meer aangestoken, gemor kruipt door de gelederen: zelfs de Laurenten gaan over stag, ja zelfs de Latijnen. |
qui sibi iam requiem
pugnae rebusque salutem sperabant, nunc arma uolunt foedusque precantur infectum et Turni sortem miserantur iniquam. his aliud maius Iuturna adiungit et alto dat signum caelo, quo non praesentius ullum |
245 |
Zij die zojuist nog op
rust van de strijd hoopten en heil voor hun leven, die willen nu oorlog en bidden om verzaking van het akkoord en treuren om Turnus' onbillijke lot. Hier voegt Iuturna een nog indrukwekkender teken aan toe vanuit de hoge hemel: geen ander dan dit teken brengt dwingender |
turbauit mentes Italas
monstroque fefellit. namque uolans rubra fuluus Iouis ales in aethra litoreas agitabat auis turbamque sonantem agminis aligeri, subito cum lapsus ad undas cycnum excellentem pedibus rapit improbus uncis. |
250 |
de geesten der Italers
in verwarring en misleidt hen met een voorspelling: want de vogel van Jupiter vliegt door de rossige hemel en verjaagt zo de vogels langs de oevers: een rumoerige zwerm gevederden, dan, plots neergedoken naar de golven, sleurt hij brutaal een prachtige zwaan weg met zijn geklauwde poten. |
arrexere animos Itali,
cunctaeque uolucres conuertunt clamore fugam (mirabile uisu), aetheraque obscurant pennis hostemque per auras facta nube premunt, donec ui uictus et ipso pondere defecit praedamque ex unguibus ales |
255 |
De Italers spitsen hun
aandacht en alle vogels hergroeperen onder gekrijs op de vlucht (verbijsterend zicht!) en zij verduisteren de hemel met hun vleugels en door een drom te vormen in de lucht brengen ze hun vijand in het nauw, totdat de vogel, gedwongen door overmacht en ook door zijn last zelf het af laat weten en zijn buit |
proiecit fluuio,
penitusque in nubila fugit. - Tum uero augurium Rutuli clamore salutant expediuntque manus, primusque Tolumnius augur 'hoc erat, hoc uotis' inquit 'quod saepe petiui. accipio agnoscoque deos; me, me duce ferrum |
260 |
dropt in de rivier en
hoog in de wolken wegvlucht. - Dan begroeten de Rutuli dit voorteken met gejuich en de troepen rusten zich toe en als eerste duidt de vogelvoorspeller Tolumnius: 'Dit, ja dit was waarom ik zo vaak heb gebeden. Goden zie ik hier in, ik erken ze; neem met mij, ja met mij als je gids |
corripite, o miseri,
quos improbus aduena bello territat inualidas ut auis, et litora uestra ui populat. petet ille fugam penitusque profundo uela dabit. uos unanimi densete cateruas et regem uobis pugna defendite raptum.' |
265 |
de wapens op, benarden,
die door een brutale schurk van buiten met een oorlog worden geteisterd als die zwakke vogels en wier kusten door hem gewelddadig worden geplunderd. Hij zal op de vlucht slaan en tot verweg op zee wegzeilen. Eensgezind zullen jullie je troepen samenbrengen en verdedig zo in de strijd jullie koning die jullie ontroofd wordt'. |
dixit, et aduersos telum
contorsit in hostis procurrens; sonitum dat stridula cornus et auras certa secat. simul hoc, simul ingens clamor et omnes turbati cunei calefactaque corda tumultu. hasta uolans, ut forte nouem pulcherrima fratrum |
270 |
Dat zegt hij en rent toe
op de vijanden tegenover hem en slingert zijn lans: snorrend sist de lans en doorklieft trefzeker de lucht. Tegelijkertijd stijgt een geweldig geschreeuw op en alle rijen zijn in verwarring en de gemoederen verhit door het oproer. Waar toevallig negen prachtige lijven van broers opgesteld staan, |
corpora constiterant
contra, quos fida crearat una tot Arcadio coniunx Tyrrhena Gylippo, horum unum ad medium, teritur qua sutilis aluo balteus et laterum iuncturas fibula mordet, egregium forma iuuenem et fulgentibus armis, |
275 |
die één trouwe
Etrurische echtgenote gebaard had voor de Arcadische Gylippus, daar vliegt de lans af op één in zijn middel: hij wordt getroffen waar op zijn buik de leren gordel zit en een gesp de uiteinden van beide kanten aaneenbijt: van de prachtige jongeling met schitterende wapens |
transadigit costas
fuluaque effundit harena. at fratres, animosa phalanx accensaque luctu, pars gladios stringunt manibus, pars missile ferrum corripiunt caecique ruunt. quos agmina contra procurrunt Laurentum, hinc densi rursus inundant |
280 |
doorboort hij de de
ribben en spreidt hem uit in het gele zand. Maar de broers, een vurige phalanx ontketend door rouw, grijpen deels hun zwaard vast en deels hun werpspeer en stormen blindelings vooruit. De linies Laurenten rennen tegen hen in, ginds weer golven in dichte rijen de Trojanen aan en |
Troes Agyllinique et
pictis Arcades armis: sic omnis amor unus habet decernere ferro. diripuere aras, it toto turbida caelo tempestas telorum ac ferreus ingruit imber, craterasque focosque ferunt. fugit ipse Latinus |
285 |
Etrusken en Arcaders met
bontbeschilderde wapens: zozeer heeft allen dezelfde begeerte om met wapens te beslissen in zijn greep. De altaren slechten ze, een woedende storm van werptuig raast langs de hemel en een ijzeren stortbui zwelt aan, mengvaten en vuren worden in veiligheid gebracht. Latinus zelf vlucht heen |
pulsatos referens
infecto foedere diuos. infrenant alii currus aut corpora saltu subiciunt in equos et strictis ensibus adsunt. Messapus regem regisque insigne gerentem Tyrrhenum Aulesten, auidus confundere foedus, |
290 |
met de beelden der
goden, ontheiligd door de schending van het verdrag. Anderen tuigen hun paarden op of springen te paard en zijn met getrokken zwaard paraat. Messapus drijft, begerig het verdrag te vernietigen, Aulestes, de Etrurische koning met koninklijke tekens |
aduerso proterret equo;
ruit ille recedens et miser oppositis a tergo inuoluitur aris in caput inque umeros. at feruidus aduolat hasta Messapus teloque orantem multa trabali desuper altus equo grauiter ferit atque ita fatur: |
295 |
met zijn steigerend
paard achteruit; terugwijkend struikelt die en de ongelukkige rolt tegen het altaar dat achter hem staat met hoofd en schouders. Messapus snelt verhit toe met zijn reuzenspeer en vanaf zijn paard hoog boven de dringend smekende treft hij hem hard en voegt daaraan toe: |
'hoc habet, haec melior
magnis data uictima diuis.' concurrunt Itali spoliantque calentia membra. obuius ambustum torrem Corynaeus ab ara corripit et uenienti Ebyso plagamque ferenti occupat os flammis: olli ingens barba reluxit |
300 |
'Pak aan, baas! dit is
een beter offer als geschenk voor de grote goden'. De Italers snellen toe en plunderen het nog warme lichaam. Dan stormt Corynaeus toe en grist een brandende fakkel van het altaar steekt die vol in het gezicht van Ebysus die uithalend op hem af komt en zet zijn gezicht in vlammen: zijn geweldige baard laait op |
nidoremque ambusta
dedit. super ipse secutus caesariem laeua turbati corripit hostis impressoque genu nitens terrae applicat ipsum; sic rigido latus ense ferit. Podalirius Alsum pastorem primaque acie per tela ruentem |
305 |
en verspreidt een
brandlucht. Maar Corynaeus springt dan zelf op hem af en grijpt met zijn linker de haardos vast van de onthutste grijsaard en met zijn knie dringt hij hem voort en vouwt hem tegen de grond zo steekt hij hem in de zij met zijn meedogenloos zwaard. Podalirius achtervolgt de herder Alsus die vooraan door de sperenregen rent |
ense sequens nudo
superimminet; ille securi adversi frontem mediam mentumque reducta dissicit et sparso late rigat arma cruore. olli dura quies oculos et ferreus urget somnus, in aeternam conduntur lumina noctem. |
310 |
en bedreigt hem reeds
met ontbloot zwaard, maar Alsus maakt front en splijt hem het voorhoofd en kin met een bijlhouw en besproeit overal zijn wapens met een fontein bloed. Hem dwingt harde rust en ijzeren slaap de ogen toe en het licht in zijn ogen dooft tot een eeuwige duisternis. |
Aeneas probeert tevergeefs vrede te stichten en wordt gewond. (311 - 382) |
- At pius Aeneas dextram
tendebat inermem nudato capite atque suos clamore vocabat: 'quo ruitis? quaeve ista repens discordia surgit? o cohibete iras! ictum iam foedus et omnes compositae leges. mihi ius concurrere soli; |
315 |
- Maar de plichtsbewuste
Aeneas strekte zijn ongewapende hand uit en riep, het hoofd ontbloot, luid tot de zijnen: 'Waar rennen jullie op af? Wat is dit voor plotseling handgemeen die hier losbarst? Kalmeren jullie toch! Het verdrag is al gesloten en alle voorwaarden zijn bepaald. Mij alleen komt het recht toe op strijd; |
me sinite atque auferte
metus. ego foedera faxo firma manu; Turnum debent haec iam mihi sacra.' has inter uoces, media inter talia uerba ecce uiro stridens alis adlapsa sagitta est, incertum qua pulsa manu, quo turbine adacta, |
320 |
laat mij nou maar, wees
niet bang. Ik zal het verdrag eigenhandig gestand doen; nu zijn de offers mij Turnus verschuldigd'. Onder deze uitroep en door andere dergelijke woorden heen zie, daar kwam een pijl suizend op de man afgevlogen, onzeker is door welke hand afgeschoten, door welke kracht aangedreven, |
quis tantam Rutulis
laudem, casusne deusne, attulerit; pressa est insignis gloria facti, nec sese Aeneae iactauit uulnere quisquam. Turnus ut Aenean cedentem ex agmine uidit turbatosque duces, subita spe feruidus ardet; |
325 |
wie de Rutulen zo grote
roem bracht, toeval of godheid; de glorie van die opvallende daad bleef verborgen, en niemand heeft geclaimd dat hij Aeneas verwondde. Maar zodra Turnus bemerkt dat Aeneas uit de gelederen verdween en de leiders in verwarring geraken, stuift hij op, verhit door onverwachte hoop, |
poscit equos atque arma
simul, saltuque superbus emicat in currum et manibus molitur habenas. multa uirum uolitans dat fortia corpora leto. seminecis uoluit multos: aut agmina curru proterit aut raptas fugientibus ingerit hastas. |
330 |
en eist direct
strijdwagen en wapens en springt uitdagend op de wagen en grijpt de teugels vast. In zijn vaart werpt hij veel krachtige mannen voor aan de dood. Velen brengt hij gewond ten val: hele linies vermorzelt hij met zijn wagen of slingert meegegrepen lansen af op vluchters. |
qualis apud gelidi cum
flumina concitus Hebri sanguineus Mauors clipeo increpat atque furentis bella mouens immittit equos, illi aequore aperto ante Notos Zephyrumque uolant, gemit ultima pulsu Thraca pedum circumque atrae Formidinis ora |
335 |
Zoals wanneer de
bloedige Mars bij de stroom van de koude Hebrus opgefokt slaat op zijn schild en ziedend zijn wagen de oorlog in jaagt en zijn paarden op de open vlakte voortvliegen, sneller dan Notus of Zephyrus, heel Thracië zucht onder het hoevengedreun; en rondom hem ijlen de koppen van |
Iraeque Insidiaeque, dei
comitatus, aguntur: talis equos alacer media inter proelia Turnus fumantis sudore quatit, miserabile caesis hostibus insultans; spargit rapida ungula rores sanguineos mixtaque cruor calcatur harena. |
340 |
van Angst en van Woede
en List, gevolg van de godheid: net zo heftig zweept Turnus in het strijdgewoel zijn paarden voort die dampen van zweet en racet, ocherme, over gesneuvelde vijanden heen; de snelle hoeven verspreiden een bloederige dauw en bloed wordt vertrapt en met zand vermengd. |
iamque neci Sthenelumque
dedit Thamyrumque Pholumque, hunc congressus et hunc, illum eminus; eminus ambo Imbrasidas, Glaucum atque Laden, quos Imbrasus ipse nutrierat Lycia paribusque ornauerat armis uel conferre manum uel equo praeuertere uentos. |
345 |
Daar doodt hij nu
Sthenelus en Thamyrus en Pholus, de laatste twee van dichtbij, de eerste uit de verte, van ver ook de beide zonen van Imbrasus, Glaucus en Lades, die Imbrasus zelf had grootgebracht in Lycië en met dezelfde wapens toegerust om ofwel een tweegevecht te volbrengen ofwel te paard de wind vóór te zijn. |
- Parte alia media
Eumedes in proelia fertur, antiqui proles bello praeclara Dolonis, nomine auum referens, animo manibusque parentem, qui quondam, castra ut Danaum speculator adiret, ausus Pelidae pretium sibi poscere currus; |
350 |
- Elders weer stortte
Eumedes zich midden in het krijgsgewoel, oorlogsheldhaftige zoon van de oude Dolon, met de naam van zijn grootvader en de moed en doortastendheid van zijn vader, die immers het eens bestond, toen hij als spion het kamp van de Danaërs binnenging, als beloning voor zich de paarden op te eisen van Peleus' zoon. |
illum Tydides alio pro
talibus ausis adfecit pretio nec equis aspirat Achilli. hunc procul ut campo Turnus prospexit aperto, ante leui iaculo longum per inane secutus sistit equos biiugis et curru desilit atque |
355 |
Hem gaf Tydeus' zoon
voor een dergelijke overmoed een andere beloning en nu heeft hij geen behoefte meer aan Achilles' paarden. Zodra Turnus hem ver van het kamp in de open vlakte bespeurde stuurde hij hem van grote afstand een lange lans achterna, hield zijn paarden in en sprong van zijn strijdwagen en |
semianimi lapsoque
superuenit, et pede collo impresso dextrae mucronem extorquet et alto fulgentem tingit iugulo atque haec insuper addit: 'en agros et, quam bello, Troiane, petisti, Hesperiam metire iacens: haec praemia, qui me |
360 |
boog zich over de
neergevallen gewonde heen en ontwrong met zijn voet op zijn nek zijn flikkerend zwaard aan zijn hand en stak die diep in zijn keel en voegde daar nog aan toe: 'Kijk eens, Trojaan, en tast liggend het avondland af dat je met een oorlog wilde verwerven: deze beloning krijgen zij |
ferro ausi temptare
ferunt, sic moenia condunt.' huic comitem Asbyten coniecta cuspide mittit Chloreaque Sybarimque Daretaque Thersilochumque et sternacis equi lapsum ceruice Thymoeten. ac uelut Edoni Boreae cum spiritus alto |
365 |
die met het zwaard mij
durven tarten, zó stichten die steden!' Hij gaf hem als lotgenoot Asbytes door een speerworp en Chloreus, Sybaris, Dares en Thersilochus en ook Thymoetes, geslingerd over de kop van zijn steigerend paard. En zoals de storm van de Edonische Boreas giert op de Aegeïsche zee |
insonat Aegaeo
sequiturque ad litora fluctus, qua uenti incubuere, fugam dant nubila caelo: sic Turno, quacumque uiam secat, agmina cedunt conuersaeque ruunt acies; fert impetus ipsum et cristam aduerso curru quatit aura uolantem. |
370 |
en de golven najaagt tot
de kust - waar de wind zich vertoont wijken wolken weg van de hemel - zo wijken de linies voor Turnus en maakt de slagorde haastig ruim baan ; hem drijft zijn krijgsdrift en de wind ranselt zijn helmbos op de wagen die daartegen optornt. |
non tulit instantem
Phegeus animisque frementem obiecit sese ad currum et spumantia frenis ora citatorum dextra detorsit equorum. dum trahitur pendetque iugis, hunc lata retectum lancea consequitur rumpitque infixa bilicem |
375 |
Niet kan Phegeus die
constante driestheid en overmoed nog aanzien en werpt zich op het paardenspan en dringt eigenhandig met de teugels de schuimende muilen van de opgehitste paarden naar beneden. Terwijl hij zo hangt en bungelt aan het juk, treft Turnus' brede lanspunt hem waar hij ongedekt is en scheurt zijn tweedraads pantser |
loricam et summum
degustat uulnere corpus. ille tamen clipeo obiecto conuersus in hostem ibat et auxilium ducto mucrone petebat, cum rota praecipitem et procursu concitus axis impulit effunditque solo, Turnusque secutus |
380 |
en brengt zijn lichaam
een wond toe, een schampwond. Toch richt hij zich, zijn schild vóór zich, tegen de vijand en zoekt hulp bij zijn getrokken zwaard, totdat het wiel en de rondrazende as hem halsoverkop neerstoot en tegen de grond slaat: Turnus rent op hem af |
imam inter galeam summi
thoracis et oras abstulit ense caput truncumque reliquit harenae. |
en hakt zijn hoofd af
tussen de onderrand van zijn helm en de bovenrand van zijn pantser, de romp laat hij aan het zand. |
|
Venus geneest de gewonde Aeneas. (383 - 440) |
- Atque ea dum campis
victor dat funera Turnus, interea Aenean Mnestheus et fidus Achates Ascaniusque comes castris statuere cruentum |
385 |
- Terwijl nu Turnus deze
slachting op het slagveld zegevierend aanricht brengen Mnestheus en de trouwe Achates, met Ascanius als metgezel, de bloedbedekte Aeneas terug in het kamp |
alternos longa nitentem
cuspide gressus. saeuit et infracta luctatur harundine telum eripere auxilioque uiam, quae proxima, poscit: ense secent lato uulnus telique latebram rescindant penitus, seseque in bella remittant. |
390 |
terwijl hij om de andere
stap steunt op zijn lange speer. Woedend is hij en worstelt om de speerpunt - de schacht is afgebroken - uit te trekken en roept om de hulp die het meest voor de hand ligt: ze moeten met het zwaard de wond verbreden en de schuilplaats van de punt in de diepte open leggen, hem dan weer terugsturen de strijd in. |
iamque aderat Phoebo
ante alios dilectus Iapyx Iasides, acri quondam cui captus amore ipse suas artis, sua munera, laetus Apollo augurium citharamque dabat celerisque sagittas. ille, ut depositi proferret fata parentis, |
395 |
Dan is daar al Iapyx ter
plaatse, boven allen geliefd bij Apollo, de zoon van Iasus, op wie Apollo verliefd ooit zelf zijn kunde met plezier overdroeg, zijn gaven van voorspellen en citherspel en het schieten met pijl en boog. Deze wilde, om de dood van zijn opgegeven vader op te schorten |
scire potestates
herbarum usumque medendi maluit et mutas agitare inglorius artis. stabat acerba fremens ingentem nixus in hastam Aeneas magno iuuenum et maerentis Iuli concursu, lacrimis immobilis. ille retorto |
400 |
liever de kracht van
kruiden en hun nut voor genezing leren kennen en zonder veel ophef die stille kunde uitoefenen. Nu stond Aeneas grimmig knarsend en geleund op zijn machtige lans midden tussen een grote oploop van strijders, waaronder een droeve Iulus, onbewogen voor tranen. De oude Iapyx beproeft, |
Paeonium in morem senior
succinctus amictu multa manu medica Phoebique potentibus herbis nequiquam trepidat, nequiquam spicula dextra sollicitat prensatque tenaci forcipe ferrum. nulla uiam Fortuna regit, nihil auctor Apollo |
405 |
met zijn mantel
opgeschort naar artsengebruik, veel geneeswijzen met vaardige hand en krachtige kruiden van Phoebus, maar tevergeefs, tevergeefs omklemt hij de speerpunt met zijn hand, en grijpt het ijzer met een stevige tang. Geen geluk rust op deze methode, de patroon Apollo biedt geen uitkomst, |
subuenit, et saeuus
campis magis ac magis horror crebrescit propiusque malum est. iam puluere caelum stare uident: subeunt equites et spicula castris densa cadunt mediis. it tristis ad aethera clamor bellantum iuuenum et duro sub Marte cadentum. |
410 |
een wilde verschrikking
maakt zich meer en meer meester van de velden en het onheil kruipt nader. Reeds zien zij de hemel met stof verduisterd worden: nader rukken ruiters op en een stortvloed van speren valt neer in het midden van het kamp. Ten hemel stijgt het droeve geschreeuw van krijgers die vechten en sneuvelen in de onbarmhartige strijd. |
- Hic Venus indigno nati
concussa dolore dictamnum genetrix Cretaea carpit ab Ida, puberibus caulem foliis et flore comantem purpureo; non illa feris incognita capris gramina, cum tergo uolucres haesere sagittae. |
415 |
- Nu plukt moeder Venus,
getroffen door onverdiende smart om haar zoon, van de berg Ida op Kreta dictamnum, van bladeren voorzien en purperen bloesem; dit kruid is welbekend aan wilde geiten, wanneer gevederde pijlen vaststeken in hun rug. |
hoc Venus obscuro faciem
circumdata nimbo detulit, hoc fusum labris splendentibus amnem inficit occulte medicans, spargitque salubris ambrosiae sucos et odoriferam panaceam. fouit ea uulnus lympha longaeuus Iapyx |
420 |
Dit kruid brengt Venus,
haar gestalte gehuld in een donkere nevel omlaag, zij mengt het met water in een schitterend bassin en maakt het heimelijk helend en sprenkelt de heilzame sappen erin van ambrozijn en geurend heilkruid. Onwetend dept de hoogbejaarde Iapyx zijn wond met dat water |
ignorans, subitoque
omnis de corpore fugit quippe dolor, omnis stetit imo uulnere sanguis. iamque secuta manum nullo cogente sagitta excidit, atque nouae rediere in pristina uires. 'arma citi properate uiro! quid statis?' Iapyx |
425 |
en plots, inderdaad,
vlucht alle pijn weg uit het lichaam, alle bloed stopt diep in de wonde haar uitstroom. Daar volgt reeds de pijlpunt de hand zonder enige dwang en valt eruit en hernieuwde krachten komen in de plaats van de vroegere. 'Haal snel de wapens voor deze man! Wat dralen jullie?' |
conclamat primusque
animos accendit in hostem. 'non haec humanis opibus, non arte magistra proueniunt, neque te, Aenea, mea dextera seruat: maior agit deus atque opera ad maiora remittit.' ille auidus pugnae suras incluserat auro |
430 |
roept Iapyx uit en hij
ontketent als eerst hun krijgslust tegen de vijand. 'Deze genezing komt niet van een menselijke ingreep noch met behulp van ambachtelijke kunde: niet mijn hand, Aeneas redt jou; een hoger wezen, een god is hier werkzaam en stuurt je terug naar hogere daden!' Zelf heeft Aeneas, belust op de strijd, zijn schenen al in gouden platen gehuld |
hinc atque hinc oditque
moras hastamque coruscat. postquam habilis lateri clipeus loricaque tergo est, Ascanium fusis circum complectitur armis summaque per galeam delibans oscula fatur: 'disce, puer, virtutem ex me verumque laborem, |
435 |
links en rechts, hij
verafschuwt getalm en laat zij lans schitteren. Nu hij zijn handzame schild aan zijn zijde heeft en zijn pantser op zijn rug omhelst hij Ascanius met uitgespreide, bepantserde armen en, terwijl hij door zijn helmopening een lichte kus drukt, zegt hij nog: 'Leer, knaapje, manlijkheid kennen van mij en integere daden, |
fortunam ex aliis. nunc
te mea dextera bello defensum dabit et magna inter praemia ducet. tu facito, mox cum matura adoleverit aetas, sis memor et te animo repetentem exempla tuorum et pater Aeneas et avunculus excitet Hector.' |
440 |
geluk van anderen. Nu
zal mijn hand jou in de oorlog bescherming bieden en jou leiden naar grootse beloning. Ga jij ook zo te werk, zodra je volwassen geworden bent, Houd in gedachten en laten bij het volgen van voorbeelden van de jouwen je vader Aeneas en je oom Hector jou inspireren.' |
Juturna houdt Turnus uit de buurt van Aeneas. (441 - 499) |
- Haec ubi dicta dedit,
portis sese extulit ingens telum immane manu quatiens; simul agmine denso Antheusque Mnestheusque ruunt, omnisque relictis turba fluit castris. tum caeco pulvere campus miscetur pulsuque pedum tremit excita tellus. |
445 |
- Zodra hij dit had
gezegd stapte hij de poort uit, reusachtig, zijn enorme lans schuddend; tegelijk renden dicht opeen Antheus en Mnestheus mee naar buiten en heel de troepenmacht liet het kamp met één golf leeg achter. Toen werd de vlakte één grote stofwolk en sidderde de grond onder het stampen der voeten. |
vidit ab adverso
venientis aggere Turnus, videre Ausonii, gelidusque per ima cucurrit ossa tremor; prima ante omnis Iuturna Latinos audiit agnovitque sonum et tremefacta refugit. ille volat campoque atrum rapit agmen aperto. |
450 |
Vanaf de wal tegenover
hen zag Turnus hen komen, zagen de Ausoniërs het, en een kille siddering kroop door hun knieë; allereerst hoorde Juturna de Latijnen, herkende het geluid en vloog angstig weg. Aeneas vloog voort en sleepte zijn donkere mannen mee naar open veld; |
qualis ubi ad terras
abrupto sidere nimbus it mare per medium (miseris, heu, praescia longe horrescunt corda agricolis: dabit ille ruinas arboribus stragemque satis, ruet omnia late), ante uolant sonitumque ferunt ad litora uenti: |
455 |
zoals een donderwolk de
zon verduistert en midden door zee naar het land trekt (ach, de arme boeren slaat de schrik om het hart: zij weten bij voorbaat al hoe hij huishouden gaat onder het geboomte en hij hun gewassen verwoesten gaat, alles, zo ver je ziet, zal eraan gaan voor hem uit raast de wind en draagt donder naar de kust: |
talis in aduersos ductor
Rhoeteius hostis agmen agit, densi cuneis se quisque coactis adglomerant. ferit ense grauem Thymbraeus Osirim, Arcetium Mnestheus, Epulonem obtruncat Achates Vfentemque Gyas; cadit ipse Tolumnius augur, |
460 |
zo voert de Rhoeteïsche
leider zijn manschap aan tegen de oprukkende vijand in en allen dringen in drommen bijeen. Thymbraeus treft met zijn zwaard de formidabele Osiris, Mnestheus Arcetius, Achates Epulo en Gyas Ufens; ook sneuvelt de ziener Tolumnius, |
primus in aduersos telum
qui torserat hostis. tollitur in caelum clamor, uersique uicissim puluerulenta fuga Rutuli dant terga per agros. ipse neque auersos dignatur sternere morti nec pede congressos aequo nec tela ferentis |
465 |
die als eerste zijn lans
naar de vijanden tegenover hem had geslingerd. Geschreeuw stijgt ten hemel en nu op hun beurt verslagen vluchten de Rutuli in een stofwolk door de akkers. Aeneas zelf verwaardigt zich niet vluchtenden te doden of tegenstanders in man tegen man gevecht te bestrijden noch achtervolgt hij hen die |
insequitur: solum densa
in caligine Turnum uestigat lustrans, solum in certamina poscit. - Hoc concussa metu mentem Iuturna uirago aurigam Turni media inter lora Metiscum excutit et longe lapsum temone reliquit; |
470 |
van verre werptuigen
slingeren; slechts Turnus zoekt hij in het duister op zijn speurtocht, hem alleen daagt hij uit tot de strijd. - Hierom bezorgd geraakt stoot de krijgsvrouw Juturna de menner van Turnus, Metiscus, van de wagen tussen zijn teugels uit en laat hem achter, ver van de disselboom terechtgekomen; |
ipsa subit manibusque
undantis flectit habenas cuncta gerens, uocemque et corpus et arma Metisci. nigra uelut magnas domini cum diuitis aedes peruolat et pennis alta atria lustrat hirundo pabula parua legens nidisque loquacibus escas, |
475 |
zelf neemt ze zijn
plaats in en stuurt de golvende teugels in alles, stem, lijf en uitrusting, het evenbeeld van Metiscus. Zoals wanneer een zwaluw door het grote huis vliegt van een rijke heer en met zijn vleugels tot diep in de atria doordringt speurend naar brokjes voedsel en eten voor zijn piepende broed |
et nunc porticibus
uacuis, nunc umida circum stagna sonat: similis medios Iuturna per hostis fertur equis rapidoque uolans obit omnia curru, iamque hic germanum iamque hic ostentat ouantem nec conferre manum patitur, uolat auia longe. |
480 |
en nu eens te horen is
in de lege portica's, dan weer in de buurt van de vijvers: net zo vliegt Juturna midden door de vijandelijke linies met het paardenspan en op de snelle strijdwagen trotseert zij alles en laat overal links en rechts haar broer zegevieren zonder een handgemeen toe te staan, ver over onbegaanbaars raast zij rond. |
haud minus Aeneas tortos
legit obuius orbis, uestigatque uirum et disiecta per agmina magna uoce uocat. quotiens oculos coniecit in hostem alipedumque fugam cursu temptauit equorum, auersos totiens currus Iuturna retorsit. |
485 |
Zo ook trekt Aeneas van
zijn kant grillige kringen, in het spoor van zijn man door de grote, wanordelijke scharen, roept hem luid. Maar zo vaak hij zijn blik op zijn vijand focust en in een draf de vlucht van de paarden met gevleugelde hoeven poogt bij te houden, zo vaak wendt Juturna de wagens weg uit zijn bereik. |
heu, quid agat? uario
nequiquam fluctuat aestu, diuersaeque uocant animum in contraria curae. huic Messapus, uti laeua duo forte gerebat lenta, leuis cursu, praefixa hastilia ferro, horum unum certo contorquens derigit ictu. |
490 |
Wee, wat te doen?
Vergeefs drijft hij mee op uiteenlopende getijden, verschillende zorgen roepen zijn hart naar steeds andere richting. Op hem mikt dan Messapus, waar die net twee lichte en taaie werpspiesen met ijzeren punt heeft, snel toegerend, één daarvan met een welgemikt schot. |
substitit Aeneas et se
collegit in arma poplite subsidens; apicem tamen incita summum hasta tulit summasque excussit uertice cristas. tum vero adsurgunt irae, insidiisque subactus, diversos ubi sensit equos currumque referri, |
495 |
Aeneas echter blijft
staan en hurkt neer achter zijn schild met gebogen knie; toch sleept de afgeschoten lans de top van zijn helm mee en sleept de bovenkant van zijn helmbos van zijn schedeldak weg. Dan slaat de woede toe en als hij, misleid door hun valsheid, merkt dat de paarden en wagen steeds ontsnappen, roept hij |
multa Iovem et laesi
testatus foederis aras iam tandem invadit medios et Marte secundo terribilis saevam nullo discrimine caedem suscitat, irarumque omnis effundit habenas. |
Juppiter luid tot
getuige alsook het altaar van het verbroken verdrag en dringt dan pas binnen in het gewoel en schrikwekkend met hulp van Mars ontketent hij een vreselijk bloedbad zonder onderscheid en viert alle teugels van zijn woede. |
|
Krijgsdaden van Aeneas en Turnus. (500 - 553) |
Quis mihi nunc tot
acerba deus, quis carmine caedes diversas obitumque ducum, quos aequore toto inque vicem nunc Turnus agit, nunc Troius heros, expediat? tanton placuit concurrere motu, Iuppiter, aeterna gentis in pace futuras? Aeneas Rutulum Sucronem (ea prima ruentis |
500 505 |
- Welke god bezingt mij
nu zoveel ellende, welke de zo verschillende moorden en het sterven van leiders, die beurtelings nu eens Turnus op het slagveld najaagt, dan weer de held der Trojanen? Besloot gij dan, Juppiter, dat volken die ooit in eeuwige vrede zouden leven, in een zo grote slag zouden botsen? Aeneas treft de Rutuler Sucro (hun strijd brengt het eerst |
pugna loco statuit
Teucros) haud multa morantem excipit in latus et, qua fata celerrima, crudum transadigit costas et cratis pectoris ensem. Turnus equo deiectum Amycum fratremque Dioren, congressus pedes, hunc uenientem cuspide longa, |
510 |
de Teukers tot staan)
zonder dat die lang weerstand kan bieden in de zij en, waar het doodslot het snelst is, drijft hij het meedogenloos zwaard door de ribben, het hekwerk om het hart. Turnus treft in een voetgevecht Amycus, geworpen van zijn paard, en diens broer Diores, de één met zijn lange speer terwijl hij aanstormt, |
hunc mucrone ferit,
curruque abscisa duorum suspendit capita et rorantia sanguine portat. ille Talon Tanaimque neci fortemque Cethegum, tris uno congressu, et maestum mittit Oniten, nomen Echionium matrisque genus Peridiae; |
515 |
de ander met zijn
zwaard: de afgehakte hoofden van beiden hangt hij aan zijn kar en voert ze zo mee, druipend van bloed. Aeneas stuurt dan Talos en Tanais de dood in en ook Cethegus, drie in hetzelfde gevecht en dan de verbitterde Onites, een Echionische naam, het geslacht van zijn moeder was Peridia; |
hic fratres Lycia missos
et Apollinis agris et iuuenem exosum nequiquam bella Menoeten, Arcada, piscosae cui circum flumina Lernae ars fuerat pauperque domus nec nota potentum munera, conductaque pater tellure serebat. |
520 |
Turnus treft dan weer
broeders, afkomstig uit Lycië, het land gewijd aan Apollo en ook Menoetes, de jonge Arcadiër die vergeefs oorlogen haatte, wiens ambacht het vissen was in de stromen van het visrijke Lerna: pover was zijn behuizing en met steun van machthebbers was hij onbekend, zijn vader zaaide in gepachte grond. |
ac uelut immissi
diuersis partibus ignes arentem in siluam et uirgulta sonantia lauro, aut ubi decursu rapido de montibus altis dant sonitum spumosi amnes et in aequora currunt quisque suum populatus iter: non segnius ambo |
525 |
En zoals branden,
aangestoken aan verschillende kanten, zich op een droog woud stort en struiken van ruisend laurier, of wanneer in een razende vaart van de bergtoppen schuimende stromen luid bruisen in hun val naar het zeevlak en elk zich een bedding forceert: juist zo razen beiden, |
Aeneas Turnusque ruunt
per proelia; nunc, nunc fluctuat ira intus, rumpuntur nescia uinci pectora, nunc totis in uulnera uiribus itur. - Murranum hic, atauos et auorum antiqua sonantem nomina per regesque actum genus omne Latinos, |
530 |
Aeneas en Turnus, over
het slagveld; nu, nu ja woedt de woede van binnen, hun harten staan op barsten zonder weet van overwonnen worden, nu zijn ze hartstochtelijk uit op verwonden. Aeneas hakt in op Murranus, die praalt met zijn voorouders en kan bogen op oude namen en zijn afkomst door heel het Latijnse koningsgeslacht. |
praecipitem scopulo
atque ingentis turbine saxi excutit effunditque solo; hunc lora et iuga subter prouoluere rotae, crebro super ungula pulsu incita nec domini memorum proculcat equorum. ille ruenti Hyllo animisque immane frementi |
535 |
Hals over kop wordt hij
met een rotsblok getroffen en in een regen rotspuin op de grond gesmakt; onder een warhoop van leidsels en juk slepen de wielen hem voort en steeds weer opnieuw vertrappen hem de hoeven der paarden zonder acht voor hun meester. Turnus weer stapt op de aanstormende, hard tandenknarsende Hyllus af |
occurrit telumque aurata
ad tempora torquet: olli per galeam fixo stetit hasta cerebro. dextera nec tua te, Graium fortissime Cretheu, eripuit Turno, nec di texere Cupencum Aenea ueniente sui: dedit obuia ferro |
540 |
en slingert zijn speer
naar diens goudbedekte slapen: dwars door zijn helm steekt de lans in zijn getroffen hersens. Niet heeft de kracht van jouw hand, Cretheus, dapperste Griek, jou aan Turnus ontrukt, maar zijn goden hebben ook Cupencus niet beschermd toen Aeneas hem naderde: hij stelde zijn borst bloot aan |
pectora, nec misero
clipei mora profuit aerei. te quoque Laurentes uiderunt, Aeole, campi oppetere et late terram consternere tergo. occidis, Argiuae quem non potuere phalanges sternere nec Priami regnorum euersor Achilles; |
545 |
het zwaard en het schild
mocht het slachtoffer niet baten. Ook jou, Aeolus, zagen de Laurentijnse vlakten sneuvelen en met je rug een wijds stuk grond bedekken; jij sneuvelde, die geen Griekse slaglinies ten val brengen konden, zelfs niet Achilles, die verwoester van het koninkrijk van Priamus; |
hic tibi mortis erant
metae, domus alta sub Ida, Lyrnesi domus alta, solo Laurente sepulcrum. totae adeo conuersae acies omnesque Latini, omnes Dardanidae, Mnestheus acerque Serestus et Messapus equum domitor et fortis Asilas |
550 |
hier lag dan de meet des
doods voor jou: je hoge huis staat aan de voet van de Ida, dat hoge huis in Lyrnessus, je graf in Laurentische aarde. Zozeer waren alle troepen tot strijden paraat: zowel de Latijnen als de Dardanen, Mnestheus en de vurige Serestus en de paardentemmende Messapus en de dappere Asilas, |
Tuscorumque phalanx
Euandrique Arcades alae, pro se quisque viri summa nituntur opum vi; nec mora nec requies, vasto certamine tendunt. |
de strijdmacht der
Etrusken en de Arkadische ruiters van Euander, iedereen vecht voor zijn hachje en spant zich uit alle macht in zonder pauze of rust, iedereen maakt zich sterk in één grote krachtmeting. |
|
Aeneas leidt een aanval op Laurentum. Amata doodt zichzelf. (554 - 613) |
- Hic mentem Aeneae
genetrix pulcherrima misit iret ut ad muros urbique adverteret agmen ocius et subita turbaret clade Latinos. ille ut vestigans diversa per agmina Turnum huc atque huc acies circumtulit, aspicit urbem immunem tanti belli atque impune quietam. continuo pugnae accendit maioris imago: |
555 560 |
- Nu geeft zijn
wonderschone moeder Aeneas de gedachte in om tegen de stad zelf op te trekken en zijn leger de muren te laten bestoken en zo snel door een onverwachte slag de Latijnen in paniek te brengen. Terwijl hij nog Turnus zoekt op zijn tocht door de linies en zijn blik dan weer hierheen dan weer daarheen richt, laat hij zijn oog vallen op de stad, ongedeerd in een zo grote oorlog en nog straffeloos rustig. Dan steekt terstond het beeld van een grootser gevecht hem aan: |
Mnesthea Sergestumque
uocat fortemque Serestum ductores, tumulumque capit quo cetera Teucrum concurrit legio, nec scuta aut spicula densi deponunt. celso medius stans aggere fatur: 'ne qua meis esto dictis mora, Iuppiter hac stat, |
565 |
De aanvoerders
Mnestheus, Sergestus en de dappere Serestus roept hij bijeen en stapt op een hoogte waarheen ook het verdere leger der Teucri bijeenkomt, zonder, opeengepakt, schild of lans neer te leggen. In hun midden spreekt hij, staande op de wal: 'Laat niemand zich afsluiten voor mijn woorden, Juppiter staat ons bij, |
neu quis ob inceptum
subitum mihi segnior ito. urbem hodie, causam belli, regna ipsa Latini, ni frenum accipere et uicti parere fatentur, eruam et aequa solo fumantia culmina ponam. scilicet exspectem libeat dum proelia Turno |
570 |
en laat niemand me traag
reageren bij dit, mijn plotseling besluit. Vandaag nog zal ik die stad, oorzaak van de oorlog, rijk van Latinus, verwoesten en de rokende daken gelijk maken met de grond, tenzij ze toezeggen ons juk te aanvaarden en, overwonnen, zich te voegen. Zou ik misschien nog wachten of het Turnus belieft onze tweestrijd |
nostra pati rursusque
uelit concurrere uictus? hoc caput, o ciues, haec belli summa nefandi. ferte faces propere foedusque reposcite flammis.' dixerat, atque animis pariter certantibus omnes dant cuneum densaque ad muros mole feruntur; |
575 |
te dulden en hij, reeds
overwonnen, alsnog het gevecht aangaan wil? Hier, burgers, ligt het begin, hier het einde van de misdadige oorlog. Breng snel fakkels aan en vereffen het verdrag nu met vlammen!' Dat zei hij en eendrachtig in wedijver stellen zij een wiglinie op en dringen in dichte formatie op naar de muren; |
scalae improuiso
subitusque apparuit ignis. discurrunt alii ad portas primosque trucidant, ferrum alii torquent et obumbrant aethera telis. ipse inter primos dextram sub moenia tendit Aeneas, magnaque incusat uoce Latinum |
580 |
Onverwacht duiken
ladders op en een plotseling vuur. Anderen rennen naar de poorten en doden de voorsten, weer anderen slingeren hun wapen en verduisteren de hemel met hun lansen. Aeneas zelf strekt zijn arm tussen de eerste gelederen vlak bij de stad en klaagt Latinus met luid geschreeuw aan, roept de goden aan |
testaturque deos iterum
se ad proelia cogi, bis iam Italos hostis, haec altera foedera rumpi. exoritur trepidos inter discordia ciuis: urbem alii reserare iubent et pandere portas Dardanidis ipsumque trahunt in moenia regem; |
585 |
tot getuigen dat hij
wederom tot de strijd wordt gedwongen, dat de Italers voor dubbel vijanden zijn en een tweede verdrag hebben geschonden. Tussen de stedelingen in hun paniek rijst ruzie: deels wensen zij de stad te ontsluiten en de poorten te openen voor de Dardaners en zij pogen de koning zelf naar de stadsmuur te voeren; |
arma ferunt alii et
pergunt defendere muros, inclusas ut cum latebroso in pumice pastor uestigauit apes fumoque impleuit amaro; illae intus trepidae rerum per cerea castra discurrunt magnisque acuunt stridoribus iras; |
590 |
anderen brengen
materiaal aan en haasten zich de muren te verstevigen, zoals wanneer een herder bijen op het spoor is gekomen, verscholen in gatenrijk puimsteen, en hij die doordrenkt met bittere rook: zij rennen binnen koortsachtig rond door hun vesting van was en scherpen hun woede met luid gegons; |
uoluitur ater odor
tectis, tum murmure caeco intus saxa sonant, uacuas it fumus ad auras. - Accidit haec fessis etiam fortuna Latinis, quae totam luctu concussit funditus urbem. regina ut tectis uenientem prospicit hostem, |
595 |
zwarte stank walmt rond
door hun woning en zij gaan tekeer in een blind woeden binnen in het gesteente en rook stijgt op naar ijle luchten. - Dan treft ook nog de volgende ramp de vermoeide Latijnen, die heel de stad diep in rouw dompelt. Zodra de koningin vanaf haar dak de vijand ziet komen, |
incessi muros, ignis ad
tecta uolare, nusquam acies contra Rutulas, nulla agmina Turni, infelix pugnae iuuenem in certamine credit exstinctum et subito mentem turbata dolore se causam clamat crimenque caputque malorum, |
600 |
de muren bestookt ziet
en vuren ziet oplaaien naar de huizen zonder dat ergens Rutulische linies optreden, geen troepen van Turnus, gelooft de rampzalige dat haar jongen in de strijd is gedood en roept, in de geest verward door een plotselinge smart, dat zij daar de oorzaak van is, de schuld en het begin van de rampen |
multaque per maestum
demens effata furorem purpureos moritura manu discindit amictus et nodum informis leti trabe nectit ab alta. quam cladem miserae postquam accepere Latinae, filia prima manu flauos Lauinia crinis |
605 |
en, onder luide
verzuchting buiten zinnen door de droeve razernij scheurt zij eigenhandig haar purperen mantel, tot sterven besloten, en knoopt een strop voor een afschuwelijke doding aan de nokbalk. Wanneer nu de Latijnsen deze dood in hun ellende vernemen, verwart eerst haar dochter Lavinia eigenhandig haar blonde haren |
et roseas laniata genas,
tum cetera circum turba furit, resonant late plangoribus aedes. hinc totam infelix vulgatur fama per urbem: demittunt mentes, it scissa veste Latinus coniugis attonitus fatis urbisque ruina, canitiem immundo perfusam pulvere turpans. [multaque se incusat, qui non acceperit ante Dardanium Aenean generumque asciverit ultro]. |
610 |
en rijt haar roze wangen
open, dan voegt de hele menigte rond haar zich bij haar razernij en alom weergalmen alle huizen van gejammer. Vanhier verspreidt zich door heel de stad de ongelukkige mare: alle moed schrompelt weg, in gescheurd kleed loopt Latinus, verbijsterd door het lot van zijn vrouw en de val van de stad, zijn grijze haren besmeurend door er smerige stof over te strooien. [en heftig beschuldigt hij zichzelf dat hij niet eerder de Dardaniër Aeneas uit eigen wil als schoonzoon heeft aanvaard]. |
Na Amata's dood besluit Turnus alsnog tot een tweegevecht. (614 - 696) |
- Interea extremo
bellator in aequore Turnus palantis sequitur paucos iam segnior atque iam minus atque minus successu laetus equorum. attulit hunc illi caecis terroribus aura commixtum clamorem, arrectasque impulit auris confusae sonus urbis et inlaetabile murmur. 'ei mihi! quid tanto turbantur moenia luctu? |
615 620 |
- Intussen achtervolgt
aan de rand van de vlakte de krijgszuchtige Turnus een handjevol dolenden met afnemend vuur en al minder en minder enthousiast over de galop van de paarden. Daar brengt hem de wind een geschreeuw, gemengd met onduidelijk alarm; het geluid van een stad in verwarring en een onzalig rumoer bereikt zijn gespitste oren. 'Wee mij! Wat wordt nu de stad door zo'n groot gejammer beroerd? |
quisue ruit tantus
diuersa clamor ab urbe?' sic ait, adductisque amens subsistit habenis. atque huic, in faciem soror ut conuersa Metisci aurigae currumque et equos et lora regebat, talibus occurrit dictis: 'hac, Turne, sequamur |
625 |
Wat is dit voor geweldig
geschreeuw uit de stad in de verte?' Dat zegt hij en, buiten zichzelf, trekt hij de teugels aan en houdt halt. Daar spreekt zijn zuster hem aan, nog in de gestalte van zijn menner, Metiscus, en met de leidsels van de paarden in haar hand in deze woorden: 'Laat ons nu, Turnus, hier het Trojanenbroed |
Troiugenas, qua prima
uiam uictoria pandit; sunt alii qui tecta manu defendere possint. ingruit Aeneas Italis et proelia miscet, et nos saeua manu mittamus funera Teucris. nec numero inferior pugnae neque honore recedes.' |
630 |
nu maar volgen, waar de
eerste zege ons op weg hielp; anderen zijn er om eigenhandig onze huizen te verdedigen. Aeneas stort zich op de Italers en ontketent algemene strijd laten ook wij dus gewelddadig afrekenen met de Teukers. Noch in aantal noch in krijgseer zul je de mindere zijn'. |
Turnus ad haec: 'o soror, et dudum agnoui, cum prima per artem foedera turbasti teque haec in bella dedisti, et nunc nequiquam fallis dea. sed quis Olympo demissam tantos uoluit te ferre labores? |
635 |
Hierop antwoordde
Turnus: 'Zuster, al lang heb ik je herkend, zodra je listig het verdrag hebt verbroken en je je in deze oorlog gemengd hebt, ook nu, godin, probeer je tevergeefs te misleiden. Maar wie heeft gewild dat jij, gestuurd vanaf de Olympus, je zoveel moeite getroost? |
an fratris miseri letum
ut crudele uideres? nam quid ago? aut quae iam spondet Fortuna salutem? uidi oculos ante ipse meos me uoce uocantem Murranum, quo non superat mihi carior alter, oppetere ingentem atque ingenti uulnere uictum. |
640 |
Moest je de wrede dood
zien van je ongelukkige broeder? Want, wat moet ik doen? Welk Lot belooft mij nu redding? Voor eigen ogen heb ik zelf mijn broeder Murranus zien roepen, hij die me dierbaarder was dan wie ook, en sneuvelen, mijn held, geveld door een heldenhouw. |
occidit infelix ne
nostrum dedecus Vfens aspiceret; Teucri potiuntur corpore et armis. exscindine domos (id rebus defuit unum) perpetiar, dextra nec Drancis dicta refellam? terga dabo et Turnum fugientem haec terra uidebit? |
645 |
Ook Ufens mocht
sneuvelen om niet onze schande te hoeven aanschouwen; de Teukers maakten zich meester van zijn lichaam en van zijn wapens. Zal ik dan moeten dulden dat onze huizen (alleen die ramp ontbreekt nog) verwoest worden zonder de woorden van Drances metterdaad te ontkrachten? Moet ik op de vlucht slaan en zal dit land Turnus zien afdruipen? |
usque adeone mori
miserum est? uos o mihi, Manes, este boni, quoniam superis auersa uoluntas. sancta ad uos anima atque istius inscia culpae descendam magnorum haud umquam indignus auorum.' Vix ea fatus erat: medios uolat ecce per hostis |
650 |
Is het dan zo erg om te
sterven? Schimmen, wees mij genadig, want de gezindheid der goden heeft zich van mij afgekeerd. Jullie welgevallig zal mijn ziel onbesmet door zo'n schuld afdalen, nooit mijn grote voorouders onwaardig'. Amper had hij dit gezegd of zie daar komt midden door de vijandelijke |
uectus equo spumante
Saces, aduersa sagitta saucius ora, ruitque implorans nomine Turnum: 'Turne, in te suprema salus, miserere tuorum. fulminat Aeneas armis summasque minatur deiecturum arces Italum excidioque daturum, |
655 |
linies Saces
aangegaloppeerd op een schuimbekkend paard, gewond door
een pijl vol in het gezicht; hij springt neer met een smeekbede aan Turnus: 'Turnus, bij jou berust uiteindelijk het heil, bekommer je om de jouwen: Aeneas gaat te keer met zijn krijgers en dreigt de verhevenste bouwsels der Italers te slechten en prijs te geven aan vernietiging, |
iamque faces ad tecta
uolant. in te ora Latini, in te oculos referunt; mussat rex ipse Latinus quos generos uocet aut quae sese ad foedera flectat. praeterea regina, tui fidissima, dextra occidit ipsa sua lucemque exterrita fugit. |
660 |
reeds vliegen de fakkels
naar de huizen. Op jou houden de Latini hun gezicht gericht, op jou hun ogen; koning Latinus vraagt zich al af, wie hij tot schoonzonen uitroepen zal, tot welk contract hij moet overgaan. Bovendien heeft de vorstin, volledig jouw zaak toegedaan, de hand aan zichzelf geslagen en is in haar wanhoop het leven ontvlucht. |
soli pro portis Messapus
et acer Atinas sustentant acies. circum hos utrimque phalanges stant densae strictisque seges mucronibus horret ferrea; tu currum deserto in gramine uersas.' obstipuit uaria confusus imagine rerum |
665 |
Alleen Messapus en de
felle Atinas weerstaan vóór de poorten de legers. Rond hen staan aan beide zijden slagorden dicht opeen en er waaiert een ijzeren veld van getrokken zwaarden: jij moet je strijdwagen keren vanuit deze uithoek van het veld'. Verward door de veelheid van indrukken staat Turnus verbijsterd |
Turnus et obtutu tacito
stetit; aestuat ingens uno in corde pudor mixtoque insania luctu et furiis agitatus amor et conscia uirtus. ut primum discussae umbrae et lux reddita menti, ardentis oculorum orbis ad moenia torsit |
670 |
sprakeloos met starre
blik; in zijn enkele hart woedt tegelijk een intense schaamte en waanzin met rouw vermengd, maar ook een begeerte, door razernij opgewekt en een bewustzijn van eigen vermogens. Zodra de nevels in zijn brein zijn verdreven en het licht er teruggekeerd is, wendt hij de vurige bollen van zijn ogen naar de stadsmuur |
turbidus eque rotis
magnam respexit ad urbem. Ecce autem flammis inter tabulata uolutus ad caelum undabat uertex turrimque tenebat, turrim compactis trabibus quam eduxerat ipse subdideratque rotas pontisque instrauerat altos. |
675 |
en, ziedend, beziet hij
vanaf zijn wagen de grote stad. Zie, echter, een kolking van vlammen wentelt zich tussen de bouwlagen omhoog naar de hemel en houdt nu de toren in zijn geheel in zijn greep, de toren die hij zelf met saamgpakte balken heeft opgericht en wielen gegeven van onder en van hoge valbruggen voorzien heeft: |
'iam iam fata, soror,
superant, absiste morari; quo deus et quo dura uocat Fortuna sequamur. stat conferre manum Aeneae, stat, quidquid acerbi est, morte pati, neque me indecorem, germana, uidebis amplius. hunc, oro, sine me furere ante furorem.' |
680 |
'Nu, ja nu, zuster,
beslist hier het noodlot, houd op mij te hinderen; waarheen de godheid en waarheen het harde lot roept, laten we daar volgen. Vast staat dat we een gevecht moeten aangaan met Aeneas en de dood in al zijn bitterheid onder ogen moeten zien: niet langer zul je mij eerloos zien, zuster; laat mij tevoren mijn razernij uitrazen'. |
dixit, et e curru saltum
dedit ocius aruis perque hostis, per tela ruit maestamque sororem deserit ac rapido cursu media agmina rumpit. ac ueluti montis saxum de uertice praeceps cum ruit auulsum uento, seu turbidus imber |
685 |
Dat zei hij en snel
sprong hij van de wagen op de grond en dwars door de vijand en een lansregen rende hij voort, zijn zus liet hij treurend achter en in zijn run brak hij dwars door de linies; en zoals wanneer een rots van een bergtop neerstort, afgerukt door de wind, of als woeste stortregens hem meesleuren |
proluit aut annis soluit
sublapsa uetustas; fertur in abruptum magno mons improbus actu exsultatque solo, siluas armenta uirosque inuoluens secum: disiecta per agmina Turnus sic urbis ruit ad muros, ubi plurima fuso |
690 |
of sluipende ouderdom
metterjaren hem aanvreet: de oncontroleerbare massa stort in de diepte met een machtige val en springt op van de bodem, meesleurend bossen, kudden, mensen: zo rent Turnus de linies uiteenmaaiend naar de stadsmuur waar de aarde diep doorweekt is van bloed |
sanguine terra madet
striduntque hastilibus aurae, significatque manu et magno simul incipit ore: 'parcite iam, Rutuli, et vos tela inhibete, Latini. quaecumque est fortuna, mea est; me verius unum pro vobis foedus luere et decernere ferro.' discessere omnes medii spatiumque dedere. |
695 |
en de lucht gromt van
werptuig. Hij heft zijn hand en roept tegelijk luidkeels: 'Rutuli, stop nu maar en Latini hou vast jullie werptuig! Wat ook het lot moge bieden: het is mijn! Billijker is het dat ik alleen namens jullie de verdragsbreuk vereffen en beslecht met het zwaard'. - Rondom wijken allen uiteen en scheppen ruimte. |
Begin van het tweegevecht; bemoeienis van goden. (697 - 790) |
- At pater Aeneas audito
nomine Turni deserit et muros et summas deserit arces praecipitatque moras omnis, opera omnia rumpit laetitia exsultans horrendumque intonat armis: |
700 |
- Maar zodra vader
Aeneas de naam Turnus verneemt, laat hij de muren voor wat ze zijn en ook de daken der huizen, snel laat hij alle oponthoud varen, breekt al zijn bezigheid af, juichend van vreugde en gaat met zijn wapens ijselijk te keer: |
quantus Athos aut
quantus Eryx aut ipse coruscis cum fremit ilicibus quantus gaudetque niuali uertice se attollens pater Appenninus ad auras. iam uero et Rutuli certatim et Troes et omnes conuertere oculos Itali, quique alta tenebant |
705 |
groots als wanneer de
Anthus of de Eryx of vader Appenninus zelf met ritselende eiken ruist en plezier heeft, met sneeuwbedekte kruin zich verheffend ten hemel. Nu richtten zowel de Rutulen alsook de Trojanen en alle Italers hun blik hierheen; alwie op de hoge muren stonden |
moenia quique imos
pulsabant ariete muros, armaque deposuere umeris. stupet ipse Latinus ingentis, genitos diuersis partibus orbis, inter se coiisse uiros et cernere ferro. atque illi, ut uacuo patuerunt aequore campi, |
710 |
en die de muren beneden
met een stormram beukten, legden de wapens toen af van hun schouders. Latinus zelf ziet met verbijstering toe hoe de reusachtige mannen, afkomstig van verschillende kanten van de wereld, op elkaaraf gaan en met het zwaard een beslissing afdwingen. En zodra het strijdperk zich uitstrekt in het open veld |
procursu rapido
coniectis eminus hastis inuadunt Martem clipeis atque aere sonoro. dat gemitum tellus; tum crebros ensibus ictus congeminant, fors et uirtus miscetur in unum. ac uelut ingenti Sila summoue Taburno |
715 |
vallen zij, nadat zij in
snelle draf van ver al hun lansen hebben geslingerd, aan op de strijd van man tegen man met gedreun van het brons van hun schilden. Onder hen zucht de aarde; dan nemen de slagen met hun zwaarden nog toe, lot en dapperheid vloeien ineen. Zoals wanneer op de reusachtige Sila of op de top van de Taburnus |
cum duo conuersis
inimica in proelia tauri frontibus incurrunt, pauidi cessere magistri, stat pecus omne metu mutum, mussantque iuuencae quis nemori imperitet, quem tota armenta sequantur; illi inter sese multa ui uulnera miscent |
720 |
twee stieren op elkaar
afrennen voor een verbitterd gevecht, hun koppen tegen elkaar, angstig gaan de herders uit de weg, heel de kudde staat stom van angst en de koeien wachten af wie de baas wordt in het woud, wie heel de kuddes moeten gaan volgen; Zij brengen met veel geweld elkaar wonden toe |
cornuaque obnixi
infigunt et sanguine largo colla armosque lauant, gemitu nemus omne remugit: non aliter Tros Aeneas et Daunius heros concurrunt clipeis, ingens fragor aethera complet. Iuppiter ipse duas aequato examine lances |
725 |
en stoten hun hoorns met
kracht in het lijf en baden in het bloed, hun nekken en schoften, heel het woud weergalmt van hun brullen: juist zo rennen Aeneas, de Trojaan, en Turnus, Daunus' zoon, op elkaar in, schild tegen schild, de kracht van hun botsing dreunt door het luchtruim. Juppiter zelf neemt de weegschaal ter hand met de schalen in evenwicht |
sustinet et fata imponit
diuersa duorum, quem damnet labor et quo uergat pondere letum. - Emicat hic impune putans et corpore toto alte sublatum consurgit Turnus in ensem et ferit; exclamant Troes trepidique Latini, |
730 |
en legt er de
verschillende lotgevallen op van hen beiden: wie de krijgskamp zal laten dalen en door welke belasting de dood komt. - Nu bliksemt Turnus op, houdt het voor straffeloos en zet met heel zijn lichaam kracht op zijn opgeheven zwaard en slaat toe; de Trojanen en en de angstige Latijnen schreeuwen het uit, |
arrectaeque amborum
acies. at perfidus ensis frangitur in medioque ardentem deserit ictu, ni fuga subsidio subeat. fugit ocior Euro ut capulum ignotum dextramque aspexit inermem. fama est praecipitem, cum prima in proelia iunctos |
735 |
van beide kanten is de
spanning gespitst; maar trouweloos breekt het zwaard midden in de slag en laat zijn vurige drager in de steek, als een vlucht hem niet had geholpen. Sneller dan wind slaat hij op de vlucht, als hij de vreemde handgreep ziet en zijn rechterhand ongewapend. De mare gaat rond dat hij in zijn haast, toen hij voor de eerste strijd |
conscendebat equos,
patrio mucrone relicto, dum trepidat, ferrum aurigae rapuisse Metisci; idque diu, dum terga dabant palantia Teucri, suffecit; postquam arma dei ad Volcania uentum est, mortalis mucro glacies ceu futtilis ictu |
740 |
zijn wagen beklom, zijn
vaders zwaard had vergeten en, in zijn haast, het zwaard had gepakt van zijn menner Metiscus; en deze voldeed, zolang de Teukers in paniek op de vlucht waren; maar toen het tot een treffen kwam met de wapens van de god Vulcanus, sprong het stervelingen-lemmet als loos ijs bij de slag uit elkaar, |
dissiluit, fulua
resplendent fragmina harena. ergo amens diuersa fuga petit aequora Turnus et nunc huc, inde huc incertos implicat orbis; undique enim densa Teucri inclusere corona atque hinc uasta palus, hinc ardua moenia cingunt. |
745 |
en in het gele zand
schitterden de stukken. Verdwaasd dus slaat Turnus op de vlucht naar allerlei kanten en trekt nu hierheen, dan daarheen in onzekerheid kringen; aan alle kanten immers sluiten de Teukers hem in met een hechte omsingeling en links gaapt een uitgestrekt moeras, rechts sluit de stadsmuur hem in. |
- Nec minus Aeneas,
quamquam tardata sagitta interdum genua impediunt cursumque recusant, insequitur trepidique pedem pede feruidus urget: inclusum ueluti si quando flumine nactus ceruum aut puniceae saeptum formidine pennae |
750 |
- Evenzo achtervolgt hem
Aeneas, ofschoon soms zijn knieë hem begeven, nog pas gewond door de pijl hinderen zij het rennen, en ziedend dringt hij op in het voetspoor van de vluchteling: zoals wanneer soms een jager een hert, ingesloten door water, of door angst voor de purperen veren geblokkeerd, |
uenator cursu canis et
latratibus instat; ille autem insidiis et ripa territus alta mille fugit refugitque uias, at uiuidus Vmber haeret hians, iam iamque tenet similisque tenenti increpuit malis morsuque elusus inani est; |
755 |
achtervolgt met een
wedren van blaffende honden; die wordt dan angst aangejaagd door alle hinderlagen en hoge oevers snelt van de ene kant naar de ander maar de flexibele Umber zit hem hijgend dicht op de hielen, daar heeft hij hem bijna en hapt met zijn kaken alsof hij al beet heeft maar wordt misleid door een loze beet. |
tum uero exoritur clamor
ripaeque lacusque responsant circa et caelum tonat omne tumultu. ille simul fugiens Rutulos simul increpat omnis nomine quemque uocans notumque efflagitat ensem. Aeneas mortem contra praesensque minatur |
760 |
Dan klinkt werkelijk
gekrijs op en de oevers en het water galmen rondom en heel de hemel dreunt van de worsteling. Hij schreeuwt op zijn vlucht tot de Rutuli en, terwijl hij ieder bij name noemt, smeekt hij dringend om zijn eigen vertrouwde zwaard. Aeneas daarentegen dreigt met dood en verderf onmiddellijk als iemand |
exitium, si quisquam
adeat, terretque trementis excisurum urbem minitans et saucius instat. quinque orbis explent cursu totidemque retexunt huc illuc; neque enim leuia aut ludicra petuntur praemia, sed Turni de uita et sanguine certant. |
765 |
te hulp schiet, en hij
snauwt de angstigen toe met de dreiging dat hij de stad zal verwoesten en zet zijn achtervolging voort ondanks zijn blessure. Vijf ronden rennen zij voort, even vaak leggen zij heen en terug dat parcours af; en zij wedijveren niet om kleine premies als bij spelen, nee, de inzet is Turnus' leven en dood. |
- Forte sacer Fauno
foliis oleaster amaris hic steterat, nautis olim uenerabile lignum, seruati ex undis ubi figere dona solebant Laurenti diuo et uotas suspendere uestis; sed stirpem Teucri nullo discrimine sacrum |
770 |
- Uitgerekend hier had
een olijfboom met bitter blad gestaan, aan Faunus gewijd, ooit een boom door zeelieden vereerd, waaraan die, wanneer zij heelhuids van zee teruggekeerd waren, geschenken plachten op te hangen gewijd aan de god van Laurentum en kleding als offer beloofd; Maar de Teukers hadden de gewijde stam zonder onderscheid weggehaald |
sustulerant, puro ut
possent concurrere campo. hic hasta Aeneae stabat, huc impetus illam detulerat fixam et lenta radice tenebat. incubuit uoluitque manu conuellere ferrum Dardanides, teloque sequi quem prendere cursu |
775 |
om in staat te zijn op
een vrij veld te vechten. Hier stond de speer van Aeneas, hierheen had zijn worp die gevoerd en vastgeprikt en liet hem in de taaie wortel stilstaan. De telg van Dardanus boog zich erover en wilde het wapen uittrekken en dan met zijn lans hem achtervolgen die hij te voet niet inhalen kon. |
non poterat. tum uero
amens formidine Turnus 'Faune, precor, miserere' inquit 'tuque optima ferrum Terra tene, colui uestros si semper honores, quos contra Aeneadae bello fecere profanos.' dixit, opemque dei non cassa in uota uocauit. |
780 |
Toen, nu echt buiten
zinnen van angst, bad Turnus: 'Faunus, ik bid je, heb medelijden en houd gij, beste Aarde, dit wapen vast, als ik steeds in het verleden uw verering in stand hield die de Aeneaden door hun oorlog ontwijdden'. Zo bad hij en niet vergeefs riep hij de hulp van de god in met zijn gebed; |
namque diu luctans
lentoque in stirpe moratus uiribus haud ullis ualuit discludere morsus roboris Aeneas. dum nititur acer et instat, rursus in aurigae faciem mutata Metisci procurrit fratrique ensem dea Daunia reddit. |
785 |
want hoezeer hij ook
wrong en zich bezig hield met de taaie tronk: met geen kracht was Aeneas in staat de beet van het hout los te maken. Terwijl hij zich nu uit alle macht inspande, kwam de Daunische godin, in de gedaante van Metiscus, haar broer weer te hulp en gaf hem zijn zwaard terug. |
quod Venus audaci
nymphae indignata licere accessit telumque alta ab radice revellit. olli sublimes armis animisque refecti, hic gladio fidens, hic acer et arduus hasta, adsistunt contra certamina Martis anheli. |
790 |
Maar Venus,
verontwaardigd dat dat dit het brutale meisje vrij stond snelde toen toe en rukte de speer diep uit de stronk. Beiden nu gestaald en gesterkt door hun moed en hun wapen, de een vertrouwend op zijn zwaard, de ander vurig en door zijn speer onbenaderbaar, stappen nu op elkaar toe voor een uitputtende eindstrijd. |
Juppiter en Juno treffen een schikking. (791 - 886) |
- Iunonem interea rex
omnipotentis Olympi adloquitur fulva pugnas de nube tuentem: 'quae iam finis erit, coniunx? quid denique restat? indigetem Aenean scis ipsa et scire fateris deberi caelo fatisque ad sidera tolli. |
795 |
- Intussen sprak de
koning van de almachtige Olympus tot Juno, die vanaf een gouden wolk de gevechten gadesloeg: 'Wat zal nu het einde zijn, echtgenote? Wat rest er tenslotte nog voor jou? Zelf weet je en beken je te weten dat Aeneas als inheemse held de hemel toebehoort en door zijn bestemming tot de sterren verheven wordt. |
quid struis? aut qua spe
gelidis in nubibus haeres? mortalin decuit uiolari uulnere diuum? aut ensem (quid enim sine te Iuturna ualeret?) ereptum reddi Turno et uim crescere uictis? desine iam tandem precibusque inflectere nostris, |
800 |
Waar broed je op? Met
welke hoop hok je in ijzige wolken? Was het gepast dat een god werd gewond door een sterveling? Of dat aan Turnus het zwaard (wat had Iuturna zonder jou gemoeten?), weer in handen gespeeld werd en verliezers weer sterk werden? Houd nu toch eens op en buig je voor onze wensen, |
ne te tantus edit
tacitam dolor et mihi curae saepe tuo dulci tristes ex ore recursent. uentum ad supremum est. terris agitare uel undis Troianos potuisti, infandum accendere bellum, deformare domum et luctu miscere hymenaeos: |
805 |
laat jou niet in stilte
zo'n smart verteren en mij niet steeds weer je droeve zorgen op je aanminnig gezicht tot zorg zijn. Nu is het slot dan gekomen: op land en op zee heb je de Trojanen kunnen beproeven, een afschuwelijke oorlog ontketenen, een huis ontwrichten en een huwelijk met rouw bezoedelen: |
ulterius temptare veto.'
sic Iuppiter orsus; sic dea summisso contra Saturnia uultu: 'ista quidem quia nota mihi tua, magne, uoluntas, Iuppiter, et Turnum et terras inuita reliqui; nec tu me aeria solam nunc sede uideres |
810 |
nog meer te proberen
verbied ik'. Zo opende Juppiter een discussie; en het volgende bracht de Saturnische hiertegenin met gebogen hoofd: 'Omdat die wens van u, machtige Juppiter, mij zeker bekend is, heb ik Turnus op aarde verlaten, zij het tegen mijn zin; en je zou mij nu niet in mijn eentje op mijn hoge zetel waardig |
digna indigna pati, sed
flammis cincta sub ipsa starem acie traheremque inimica in proelia Teucros. Iuturnam misero (fateor) succurrere fratri suasi et pro uita maiora audere probaui, non ut tela tamen, non ut contenderet arcum; |
815 |
onwaardigheden zien
ondergaan, nee ik zou zelf, omgeven door vlammen in het krijgsgewoel staan en de Teukers tot grimmige strijd aanzetten. Iuturna (dat erken ik) heb ik overgehaald haar droeve broer te gaan helpen en ik heb haar te veel laten wagen voor zijn leven, maar niet toch om een speer, niet om een pijl af te schieten; |
adiuro Stygii caput
implacabile fontis, una superstitio superis quae reddita diuis. et nunc cedo equidem pugnasque exosa relinquo. illud te, nulla fati quod lege tenetur, pro Latio obtestor, pro maiestate tuorum: |
820 |
dat zweer ik bij de
onverzoenlijke bron van de Styx, de enige waarborg die de goden hierboven is gegeven. Nu wijk ik dan en verlaat vol afschuw gevechten. Maar dit bezweer ik jou, wat door geen lotswet wordt verboden, voor Latium, voor het ontzag van de uwen: |
cum iam conubiis pacem
felicibus (esto) component, cum iam leges et foedera iungent, ne uetus indigenas nomen mutare Latinos neu Troas fieri iubeas Teucrosque uocari aut uocem mutare uiros aut uertere uestem. |
825 |
wanneer zij dan (het zij
zo) met een huwelijkspact vrede sluiten, wanneer zij nu een verdrag bij wet aangaan, laten de mensen dan niet de oude naam 'Latijnen' veranderen, beveel hen niet Trojanen te worden en 'Teukers' te heten of van taal te veranderen of van kleding. |
sit Latium, sint Albani
per saecula reges, sit Romana potens Itala uirtute propago: occidit, occideritque sinas cum nomine Troia.' olli subridens hominum rerumque repertor: 'es germana Iouis Saturnique altera proles, |
830 |
Laat het Latium zijn,
laten er Albanen door de eeuwen heen koning zijn, laat het Romeinse nageslacht machtig zijn dankzij Italische kracht: Troje is gevallen, laat gij die val maar bestendigen met naam en al'. Haar antwoordde met een glimlach de schepper van mensen en dingen: 'Jij bent Juppiters zuster, de tweede telg van Saturnus, |
irarum tantos uoluis sub
pectore fluctus. uerum age et inceptum frustra summitte furorem: do quod uis, et me uictusque uolensque remitto. sermonem Ausonii patrium moresque tenebunt, utque est nomen erit; commixti corpore tantum |
835 |
zo'n hevige golven van
woede koestert gij in uw hart. Maar kom, laat uw vergeefs gekoesterde woede nu varen: ik sta toe wat je vraagt en ik geef mij graag gewonnen. De taal en waarden van hun voorouders zullen de Ausoniërs behouden, en hun naam zal zijn als hij is; slechts fysiek gemengd zullen de Teukers |
subsident Teucri. morem
ritusque sacrorum adiciam faciamque omnis uno ore Latinos. hinc genus Ausonio mixtum quod sanguine surget, supra homines, supra ire deos pietate uidebis, nec gens ulla tuos aeque celebrabit honores.' |
840 |
minder domineren. Ik zal
er de religieuze gebruiken en riten aan toevoegen en allen met één taal als 'Latijnen' aanduiden. Het geslacht hieruit voortgekomen, gemengd met Ausonisch bloed, zul je uitstijgen zien boven mensen, boven goden in plichtsbetrachting, geen enkel volk zal gelijkelijk jullie verering onderhouden'. |
adnuit his Iuno et
mentem laetata retorsit; interea excedit caelo nubemque relinquit. - His actis aliud genitor secum ipse uolutat Iuturnamque parat fratris dimittere ab armis. dicuntur geminae pestes cognomine Dirae, |
845 |
Op deze woorden knikte
Juno instemmend en opgelucht hernam zij zich. Zo kwam zij van haar wolk en ging heen uit de hemel. - Dit gebeurd zijnde bedacht de schepper iets anders en bereidde zich voor Iuturna buiten het gevecht van haar broeder te houden. Men zegt dat er tergende tweelingzusters bestaan met de bijnaam 'Dirae' |
quas et Tartaream Nox
intempesta Megaeram uno eodemque tulit partu, paribusque reuinxit serpentum spiris uentosasque addidit alas. hae Iouis ad solium saeuique in limine regis apparent acuuntque metum mortalibus aegris, |
850 |
die de tijdloze nacht
baarde, tegelijk met de onderwereldse Megaera, in één en dezelfde baring en met dezelfde slangenkluwens omwond zij hen en gaf hen windscheppende vleugels. Dezen verschijnen op de drempel van koning Juppiters paleis en zaaien hevige angst bij zieke stervelingen telkens wanneer |
si quando letum
horrificum morbosque deum rex molitur, meritas aut bello territat urbes. harum unam celerem demisit ab aethere summo Iuppiter inque omen Iuturnae occurrere iussit: illa uolat celerique ad terram turbine fertur. |
855 |
de koning der goden
huiveringwekkende dood of ziekten in de zin heeft of als hij schuldige steden met een oorlog teistert. Eén van hen zond Juppiter snel van boven uit de hemel en hij beval haar Iuturna als voorteken tegemoet te snellen: zij vloog dus heen en daalde in een werveling af naar de aarde. |
non secus ac neruo per
nubem impulsa sagitta, armatam saeui Parthus quam felle ueneni, Parthus siue Cydon, telum immedicabile, torsit, stridens et celeris incognita transilit umbras: talis se sata Nocte tulit terrasque petiuit. |
860 |
Niet anders dan een pijl
dwars door de wolken, gedreven door de pees, die een Parth afschiet, een Parth of Cydoner, een pijl, gepantserd met gal van vurig gif tot een ongeneeslijk wapen, onopgemerkt suizend door snelle schaduwen heen klieft: zo snelt de dochter van de Nacht op weg naar de aarde. |
postquam acies uidet
Iliacas atque agmina Turni, alitis in paruae subitam collecta figuram, quae quondam in bustis aut culminibus desertis nocte sedens serum canit importuna per umbras— hanc uersa in faciem Turni se pestis ob ora |
865 |
Maar als zij de
Trojaanse slaglinies ziet en de legers van Turnus, schrompelt zij ploseling ineen tot de gedaante van een kleine vogel, die wel 's nachts op graven of verlaten daknokken zit en laat nog onheilspellend roept in het donker - in deze gedaante gekropen duikt de kwelling vóór Turnus gezicht |
fertque refertque sonans
clipeumque euerberat alis. illi membra nouus soluit formidine torpor, arrectaeque horrore comae et uox faucibus haesit. At procul ut Dirae stridorem agnouit et alas, infelix crinis scindit Iuturna solutos |
870 |
keer op keer met gesnor
en hij mept met zijn vleugels diens schild. Een ongekende verlamming van angst bevangt zijn leden, steil staan zijn haren van schrik en zijn stem stokt in zijn keel. Maar zodra zijn zuster Iuturna het vleugelgesuis al van ver heeft herkend als afkomstig van de Dira, rukt zij ongelukkig haar haren los |
unguibus ora soror
foedans et pectora pugnis: 'quid nunc te tua, Turne, potest germana iuuare? aut quid iam durae superat mihi? qua tibi lucem arte morer? talin possum me opponere monstro? iam iam linquo acies. ne me terrete timentem, |
875 |
en takelt met haar
nagels haar gezicht toe en haar borst met haar vuisten: 'Hoe, Turnus, kan je zus jou nu nog helpen? Wat blijft mij, veel beproefde nog over? Met wat voor list kan ik jouw levenslicht nog rekken? Kan ik een dergelijke gruwel blokkeren? Nu moet ik het strijdperk wel verlaten. Probeer mij in mijn angst |
obscenae uolucres:
alarum uerbera nosco letalemque sonum, nec fallunt iussa superba magnanimi Iouis. haec pro uirginitate reponit? quo uitam dedit aeternam? cur mortis adempta est condicio? possem tantos finire dolores |
880 |
niet langer schrik aan
te jagen, wanstaltige vogel: ik ken je vleugelslag wel, dat doodaankondigend geluid, en niet ontgaan me de trotse bevelen van de hoogedele Juppiter. Beloont hij zo mijn maagdelijkheid? Waartoe heeft hij mij een eeuwig leven geschonken? Waartoe is de toestand van dood mij ontnomen? Dan zou ik zo grote ellende nu |
nunc certe, et misero
fratri comes ire per umbras! immortalis ego? aut quicquam mihi dulce meorum te sine, frater, erit? o quae satis ima dehiscat terra mihi, Manisque deam demittat ad imos?' tantum effata caput glauco contexit amictu multa gemens et se fluvio dea condidit alto. |
885 |
kunnen beëindigen en
samen met mijn broer door het schimmenrijk dolen! Onsterfelijk ik? Wat kan mij van het mijne nog bekoren zonder jou, broer? Waar gaapt de aarde mij diep genoeg en laat ze een godin afdalen tot de schimmen beneden? Hierbij liet de godin het en ze verborg haar hoofd in haar blauwe mantel luid zuchtend en kroop diep weg in haar stroom. |
Het slotgevecht. Turnus gedood door Aeneas. (887 - 952) |
- Aeneas instat contra
telumque coruscat ingens arboreum, et saevo sic pectore fatur: 'quae nunc deinde mora est? aut quid iam, Turne, retractas? non cursu, saevis certandum est comminus armis. |
890 |
- Aeneas stapt af op
zijn vijand en zwaait zijn speer, groot als een boom, en spreekt aldus met woedend hart: 'Wat nu nog gedraald, wat aarzel je nog, Turnus? Niet op een wedren maar op een grimmig gevecht van man tegen man komt het aan. |
verte omnis tete in
facies et contrahe quidquid sive animis sive arte vales; opta ardua pennis astra sequi clausumque cava te condere terra.' ille caput quassans: 'non me tua fervida terrent dicta, ferox; di me terrent et Iuppiter hostis.' |
895 |
Verberg je nu maar in
allerlei gedaantes en bal samen al wat je kunt door moed en behendigheid; wens maar op vleugels hoog naar de sterrente vliegen of jezelf te verstoppen in het holle der aarde'. De ander schudde zijn hoofd: 'Niet jouw ferme taal, woesteling, jaagt mij schrik aan; wel de goden en een vijandige Juppiter'. |
nec plura effatus saxum
circumspicit ingens, saxum antiquum ingens, campo quod forte iacebat, limes agro positus litem ut discerneret aruis. uix illum lecti bis sex ceruice subirent, qualia nunc hominum producit corpora tellus; |
900 |
Zonder verder een woord
zag hij in de buurt een geweldige steen, een groot, oud stuk rots, dat daar toevallig lag, ooit als grenssteen geplaatst om akkers te scheiden en geschil te beslechten. Amper zouden die kunnen torsen een dozijn uitgelezen kerels van het soort dat tegenwoordig de aarde aan lichamen voortbrengt; |
ille manu raptum trepida
torquebat in hostem altior insurgens et cursu concitus heros. sed neque currentem se nec cognoscit euntem tollentemue manu saxumue immane mouentem; genua labant, gelidus concreuit frigore sanguis. |
905 |
maar heldhaftig greep
hij hem vast en wilde hem naar zijn vijand slingeren met gretige hand en met afzet na aanloop. Maar noch herkende hij zich in zijn loop en zijn tred noch in het tillen met zijn arm en het heffen van de geweldige steen; zijn knieën beefden en kil stolde zijn bloed door de kou. |
tum lapis ipse uiri
uacuum per inane uolutus nec spatium euasit totum neque pertulit ictum. ac uelut in somnis, oculos ubi languida pressit nocte quies, nequiquam auidos extendere cursus uelle uidemur et in mediis conatibus aegri |
910 |
De steen, door de man
geworpen, vloog dan door de ijle leegte maar legde niet heel de afstand af en volbracht zijn stoot dan ook niet. Zoals, wanneer 's nachts een slome rust de ogen verzegeld heeft, wij in dromen tevergeefs een felle spurt schijnen te willen afmaken maar het dan, afgepijgerd, bij ons pogen af moeten laten weten: |
succidimus; non lingua
ualet, non corpore notae sufficiunt uires nec uox aut uerba sequuntur: sic Turno, quacumque uiam uirtute petiuit, successum dea dira negat. tum pectore sensus uertuntur uarii; Rutulos aspectat et urbem |
915 |
de tong zelfs
krachteloos wordt en de vertrouwde krachten in ons lichaam wegzakken en geen stemgeluid of woorden ons nog gehoorzamen; zo ontzegt de afschuwelijke godin Turnus elk succes, hoe verbeten hij ook zich inspant. Dan dwarrelen in zijn borst allerlei emoties rond; hij werpt een blik naar de Rutuli en de stad, |
cunctaturque metu
letumque instare tremescit, nec quo se eripiat, nec qua ui tendat in hostem, nec currus usquam uidet aurigamue sororem. - Cunctanti telum Aeneas fatale coruscat, sortitus fortunam oculis, et corpore toto |
920 |
aarzelt vol vrees en
huivert de dood onder ogen te zien, ziet niet hoe hij nog kan ontsnappen noch met welke kracht hij tegen zijn vijand optreden kan, ziet geen wagen noch zijn zuster als menner. - Tegen deze draler drilt Aneas zijn dodelijke speer, met zijn ogen de juiste plek zoekend, dan slingert hij hem |
eminus intorquet. murali
concita numquam tormento sic saxa fremunt nec fulmine tanti dissultant crepitus. uolat atri turbinis instar exitium dirum hasta ferens orasque recludit loricae et clipei extremos septemplicis orbis; |
925 |
met een sprong van heel
zijn lijf. Nooit grommen zo de stenen, gezwiept door een blijde, noch ontlaadt zich zo luid een onweer. Als een zwarte wervelwind vliegt de speer met zijn afschuwelijke dood en doorboort de rand van het pantser en ook de zevenvoudige bekleding van het ronde schild. |
per medium stridens
transit femur. incidit ictus ingens ad terram duplicato poplite Turnus. consurgunt gemitu Rutuli totusque remugit mons circum et uocem late nemora alta remittunt. ille humilis supplex oculos dextramque precantem |
930 |
Sissend doorklieft hij
het midden van het bovenbeen; door de stoot omgeduwd valt Turnus met vol gewicht ter aarde, zijn knie geknakt. Jammerend springen de Rutuli op en heel het gebergte rondom weergalmt en tot ver in de omtrek geven de wouden hun schreeuw terug. Turnus heft als een smekeling zijn ogen op en zijn hand in bidgebaar |
protendens 'equidem
merui nec deprecor' inquit; 'utere sorte tua. miseri te si qua parentis tangere cura potest, oro (fuit et tibi talis Anchises genitor) Dauni miserere senectae et me, seu corpus spoliatum lumine mauis, |
930 |
strekkend zegt hij: 'Ik
heb dit zeker verdiend en bid niet om genade, gebruik uw kans. Maar als een grein zorg jou om mijn vader raakt, (ook jij had toch zo'n vader Anchises) dan bid ik je medelijden te hebben met de oude Daunus en mij aan de mijnen terug te geven, of mijn van het licht beroofde lijf, |
redde meis. uicisti et
uictum tendere palmas Ausonii uidere; tua est Lauinia coniunx, ulterius ne tende odiis.' stetit acer in armis Aeneas uoluens oculos dextramque repressit; et iam iamque magis cunctantem flectere sermo |
940 |
als dat je liever is.
Jij bent overwinnaar; de Ausoniërs zagen hoe ik, verslagen mijn handen ophef; Lavinia wordt jouw gade, ga niet verder in je haat'. Star blijft de vurige Aeneas dan staan in zijn wapens, rolt zijn ogen en houdt zijn hand in; en allengs begonnen de woorden hem, aarzelend, milder te stemmen |
coeperat, infelix umero
cum apparuit alto balteus et notis fulserunt cingula bullis Pallantis pueri, uictum quem uulnere Turnus strauerat atque umeris inimicum insigne gerebat. ille, oculis postquam saeui monimenta doloris |
945 |
toen bovenaan zijn
schouder de ongeluksgesp opblonk en de zwaardgordel met de vertrouwde knoppen van de jonge Pallas, die Turnus ooit had gewond en geveld: nu droeg hij dit teken van zijn vijand om zijn schouder. Toen hij met eigen ogen deze herinnering van woedende smart, |
exuviasque hausit,
furiis accensus et ira terribilis: 'tune hinc spoliis indute meorum eripiare mihi? Pallas te hoc vulnere, Pallas immolat et poenam scelerato ex sanguine sumit.' hoc dicens ferrum adverso sub pectore condit fervidus; ast illi solvuntur frigore membra vitaque cum gemitu fugit indignata sub umbras. |
950 |
die buit had gezien,
riep hij schrikaanjagend, ontstoken in een razende haat: 'Denk jij mij te ontkomen, behangen met buit van de mijnen? Pallas is het die jou offert, ja, Pallas ook die jou, misdadiger, straft met de dood!' Met deze woorden steekt hij razend zijn zwaard diep in de borst tegenover zich; bij de ander verslappen de leden in kilte en met gekerm vlucht zijn leven klagend naar de schimmen beneden. |
|