Boek
11 van de Aeneis van Vergilius 1 - 99 Uitgeleide van de gesneuvelde Pallas. 11, 100 - 138 Wapenstilstand voor begrafenissen. Drances. 11, 139 - 181: Euander treurt om zijn zoon Pallas. 11, 182 - 224: De gesneuvelden begraven. 11, 225 - 295: Diomedes weigert medewerking. 11, 296 - 375: Groeiend verzet tegen Turnus bij Latinus en Drances. 11, 376 - 444: Het antwoord van Turnus. 11, 445 - 497: Aeneas doet een aanval. 11, 498 - 596: Camilla steunt Turnus. 11, 597 - 647: Intussen golft de strijd op en neer. 11, 648 - 724: Heldendaden van Camilla. 11, 725 - 759: Juppiter keert het succes door Tarchon. 11, 759 - 835: De dood van Camilla. 11, 836 - 915: De dood van Camilla gewroken. Uitgeleide van de gesneuvelde Pallas. (1 - 99) |
Oceanum interea surgens
Aurora reliquit: Aeneas, quamquam et sociis dare tempus humandis praecipitant curae turbataque funere mens est, vota deum primo victor solvebat Eoo. ingentem quercum decisis undique ramis |
5 |
- Intussen liet de
aanbrekende Dageraad de Oceaan achter zich. Hoewel Aeneas' zorg ernaar uitging gelegenheid te geven zijn mannen te begraven en zijn geest op hun begrafenis was gefocust, loste hij, overwinnaar, vroeg in de ochtend zijn geloften aan de goden in. Een reusachtige eiktronk, aan alle kanten ontdaan van zijn takken, |
constituit tumulo
fulgentiaque induit arma, Mezenti ducis exuvias, tibi magne tropaeum bellipotens; aptat rorantis sanguine cristas telaque trunca viri, et bis sex thoraca petitum perfossumque locis, clipeumque ex aere sinistrae |
10 |
plaatste hij op een
heuvel en bekleedde hem met de glanzende wapens van de leider Mezentius: diens uitrusting, als trofee voor u, oorlogsgod; hij bekleedt hem met de bloeddoorlopen helmbos en de gebroken speren van de held, en ook zijn pantser, op twaalf plaatsen getroffen en doorboord; aan de linkerkant maakte hij |
subligat atque ensem
collo suspendit eburnum. tum socios (namque omnis eum stipata tegebat turba ducum) sic incipiens hortatur ouantis: 'maxima res effecta, uiri; timor omnis abesto, quod superest; haec sunt spolia et de rege superbo |
15 |
het bronzen schild vast
en om zijn nek hing hij het ivoorversierde zwaard. Toen spoorde hij als volgt zijn triomferende mannen aan (want een hele drom leiders drong in een dichte haag om hem samen): 'Mannen, een groots resultaat is behaald; alle vrees voor wat nog komt zij verre van ons; dit is dan de krijgsbuit, ontroofd aan de trotse koning |
primitiae manibusque
meis Mezentius hic est. nunc iter ad regem nobis murosque Latinos. arma parate, animis et spe praesumite bellum, ne qua mora ignaros, ubi primum uellere signa adnuerint superi pubemque educere castris, |
20 |
door mijn handen, dit is
Mezentius, eerste oorlogsoogst. Nu rest ons de tocht naar de koning en de stad der Latijnen; rust jullie uit en zie met vertrouwen de strijd tegemoet, opdat niet, zodra de goden erin toestemmen de vaandels te heffen en het krijgsvolk het kamp uit te voeren, iets ons nog onverwacht |
impediat segnisue metu
sententia tardet. interea socios inhumataque corpora terrae mandemus, qui solus honos Acheronte sub imo est. ite,' ait 'egregias animas, quae sanguine nobis hanc patriam peperere suo, decorate supremis |
25 |
weerhoudt of verlammende
angst ons afremt. Maar laat ons eerst de onbegraven lichamen van onze makkers aan de aarde toevertrouwen, het enige eerbewijs in de onderwereld. Ga de voortreffelijke geesten, die met hun bloed voor ons dit vaderland hebben verworven, hun grafgraven schenken, |
muneribus, maestamque
Euandri primus ad urbem mittatur Pallas, quem non uirtutis egentem abstulit atra dies et funere mersit acerbo.' - Sic ait inlacrimans, recipitque ad limina gressum corpus ubi exanimi positum Pallantis Acoetes |
30 |
maar breng eerst en
vooral Pallas naar de droeve stad van Euander, een jongen die het waarlijk niet ontbrak aan dapperheid, maar die een zwarte dag weggerukt heeft en ondergedompeld in een bittere dood'. - Zo sprak hij onder tranen en hij liep terug naar de tent, waar bij het opgebaarde lichaam van de ontzielde Pallas |
seruabat senior, qui
Parrhasio Euandro armiger ante fuit, sed non felicibus aeque tum comes auspiciis caro datus ibat alumno. circum omnis famulumque manus Troianaque turba et maestum Iliades crinem de more solutae. |
35 |
de oude Acoetes waakte,
die voorheen de wapendrager was voor de Arcadische Euander, maar toen, onder ongelukkiger gesternte, als hoeder voor de dierbare zoon meetrok. Daaromheen een heel gezelschap dienaars en een drom Trojanen en Trojaansen, naar rouwgebruik met de haren los. |
ut uero Aeneas foribus
sese intulit altis ingentem gemitum tunsis ad sidera tollunt pectoribus, maestoque immugit regia luctu. ipse caput niuei fultum Pallantis et ora ut uidit leuique patens in pectore uulnus |
40 |
Zodra nu Aeneas zich in
de hoge deuropening vertoonde, sloegen zij zich op de borst en hieven een luid gejammer aan: het vorstelijk verblijf weergalmde van droevig geweeklaag. Toen hij het hoofd en witte gezicht van Pallas, gelegen op de baar had gezien en ook de gapende wond van de Ausonische lans |
cuspidis Ausoniae,
lacrimis ita fatur obortis: 'tene,' inquit 'miserande puer, cum laeta ueniret, inuidit Fortuna mihi, ne regna uideres nostra neque ad sedes uictor ueherere paternas? non haec Euandro de te promissa parenti |
45 |
in de tere borst, welden
de tranen bij hem op en sprak hij: 'Was jij het, betreurenswaardige jongen, die het lot mij misgunde, terwijl het zich hoopvol aandiende, verhinderend dat jij ons rijk zou aanschouwen en als overwinnaar naar je vaderstad zou teruggaan? Niet deze belofte over jou had ik bij mijn vertrek aan je vader Euander |
discedens dederam, cum
me complexus euntem mitteret in magnum imperium metuensque moneret acris esse uiros, cum dura proelia gente. et nunc ille quidem spe multum captus inani fors et uota facit cumulatque altaria donis, |
50 |
gedaan, toen hij mij bij
m'n afscheid omhelsde en me uitzond tegen een groot rijk met de angstige waarschuwing, dat de mannen er grimmig waren en de strijd met een gehard volk. Nu treft het vast dat hij, in de ban van ijdele hoop, beloften doet en altaren overlaadt met geschenken, |
nos iuuenem exanimum et
nil iam caelestibus ullis debentem uano maesti comitamur honore. infelix, nati funus crudele uidebis! hi nostri reditus exspectatique triumphi? haec mea magna fides? at non, Euandre, pudendis |
55 |
terwijl wij deze jongen,
ontzield en niets meer verschuldigd aan welke godheid ook, bedroefd begeleiden met loos eerbetoon. Ongelukkige, je zult de wrede begrafenis van je zoon moeten aanzien! Zijn dit nu de gedroomde triomfen bij terugkeer van ons? Dit het resultaat van mijn beloften? Maar, Euander, |
uulneribus pulsum
aspicies, nec sospite dirum optabis nato funus pater. ei mihi quantum praesidium, Ausonia, et quantum tu perdis, Iule!' - Haec ubi defleuit, tolli miserabile corpus imperat, et toto lectos ex agmine mittit |
60 |
niet met een smadelijke
wond verslagen zul je hem zien en niet zul je als vader een ellendige dood wensen omdat je zoon een laffe heul zocht. Ach, wat een steun verlies je me hier, Ausonië,en ook jij, Iulus!' - Zodra hij deze jammerklacht had geuit, beval hij het droeve lichaam weg te dragen, en uit heel zijn leger zond hij duizend uitgelezen mannen mee |
mille uiros qui supremum
comitentur honorem intersintque patris lacrimis, solacia luctus exigua ingentis, misero sed debita patri. haud segnes alii cratis et molle feretrum arbuteis texunt uirgis et uimine querno |
65 |
om hem als escorte te
begeleiden bij wijze van laatste eer en te delen in de bewening door zijn vader, een schrale troost bij deze enorme rouw, maar toch de arme vader verschuldigd. Nijver vlochten anderen een zachte baar uit twijgen en tenen van eik |
exstructosque toros
obtentu frondis inumbrant. hic iuuenem agresti sublimem stramine ponunt: qualem uirgineo demessum pollice florem seu mollis uiolae seu languentis hyacinthi, cui neque fulgor adhuc nec dum sua forma recessit, |
70 |
en overschaduwden het
gereedgemaakte draagbed met een luifel van loof. Dan legden zij de jongeling hoog op het landelijk leger: als een bloem, geplukt door meisjesvingers, van een teer viooltje of een kwijnende hyacinth, waarvan nog de glans de en de pracht niet verdwenen is, |
non iam mater alit
tellus uirisque ministrat. tum geminas uestis auroque ostroque rigentis extulit Aeneas, quas illi laeta laborum ipsa suis quondam manibus Sidonia Dido fecerat et tenui telas discreuerat auro. |
75 |
maar niet meer voedt hem
de aarde, zijn moeder, en brengt hem levenskracht. Daarna droeg Aeneas twee doeken aan, stijf van goud en purper, die ooit de Sidonische Dido, haar was dit handwerk geliefd, eigenhandig voor hem had gemaakt, waarbij ze het weefsel met fijn gouddraad doorwerkt had. |
harum unam iuueni
supremum maestus honorem induit arsurasque comas obnubit amictu, multaque praeterea Laurentis praemia pugnae aggerat et longo praedam iubet ordine duci; addit equos et tela quibus spoliauerat hostem. |
80 |
Treurend legt hij een
ervan over de jongeling als laatste eerbewijs en zijn lokken, bestemd voor de vlammen, hult hij in het andere weefsel; bovendien voegt hij veel prooi uit het gevecht bij Laurentum toe en ordonneert die buit in een lange stoet mee te voeren en voegt er paarden aan toe en werptuigen, buitgemaakt op de vijand. |
uinxerat et post terga
manus, quos mitteret umbris inferias, caeso sparsurus sanguine flammas, indutosque iubet truncos hostilibus armis ipsos ferre duces inimicaque nomina figi. ducitur infelix aeuo confectus Acoetes, |
85 |
Ook had hij de handen
geboeid op de rug bij hen die hij naar de onderwereld wilde sturen, van plan om de vlammen te besprenkelen met slachtoffersbloed, de aanvoerders zelf gaf hij opdracht boomtronken te dragen, behangen met vijandelijke wapens, en er de namen van vijanden aan toe te voegen. Meegevoerd wordt de ongelukkige Acoetus, getekend door zijn jaren, |
pectora nunc foedans
pugnis, nunc unguibus ora, sternitur et toto proiectus corpore terrae; ducunt et Rutulo perfusos sanguine currus. post bellator equus positis insignibus Aethon it lacrimans guttisque umectat grandibus ora. |
90 |
nu eens zijn borst
bewerkend met zijn vuisten, dan weer zijn gezicht met zijn
nagels, steeds komt hij ten val en ligt dan languit op de aarde; ook voeren zij strijdwagens mee, bespat met Rutulenbloed. Aan het eind loopt Aethon, het strijdros, ontdaan van zijn tooi, en bevochtigt zijn hoofd met een stortvloed van tranen. |
hastam alii galeamque
ferunt, nam cetera Turnus uictor habet. tum maesta phalanx Teucrique sequuntur Tyrrhenique omnes et uersis Arcades armis. postquam omnis longe comitum praecesserat ordo, substitit Aeneas gemituque haec addidit alto: |
95 |
Anderen dragen zijn helm
en speer, want de rest heeft Turnus als overwinnaar in zijn bezit; dan volgt een treurig legerdeel van Teucers, Tyrrhenen en Arcaders, de wapens gekeerd naar de grond. Nadat heel deze colonne van mannen voorbij was getrokken, bleef Aeneas achter en sprak nog met een diepe zucht: |
'nos alias hinc ad
lacrimas eadem horrida belli fata vocant: salve aeternum mihi, maxime Palla, aeternumque vale.' nec plura effatus ad altos tendebat muros gressumque in castra ferebat. |
'Ons roept van hier tot
nieuwe tranen eenzelfde oorlogslot: Gegroet, grote Pallas, voor eeuwig en voor eeuwig vaarwel'. Daar liet hij het bij en ging op weg naar de hoge muren en zette koers naar het kamp. |
|
Wapenstilstand voor begrafenissen. Drances. (100 - 138) |
Iamque oratores aderant
ex urbe Latina velati ramis oleae veniamque rogantes: corpora, per campos ferro quae fusa iacebant, redderet ac tumulo sineret succedere terrae; nullum cum victis certamen et aethere cassis; parceret hospitibus quondam socerisque vocatis. |
100 105 |
- Nu verschenen gezanten
uit de stad Laurentum, met olijftakken bekranst om als gunst te verzoeken, de lichamen, gesneuveld door de wapens, over het slagveld verspreid, uit te leveren en en ze te laten begraven onder een terp van aarde; er bleef toch geen strijd meer met overwonnenen en van het daglicht beroofden; hij zou toch hen, eens 'gastvrienden' en 'verwanten' genoemd, wel respecteren? |
quos bonus Aeneas haud
aspernanda precantis prosequitur uenia et uerbis haec insuper addit: 'quaenam uos tanto fortuna indigna, Latini, implicuit bello, qui nos fugiatis amicos? pacem me exanimis et Martis sorte peremptis |
110 |
Omdat dezen
onafwijsbaars verzochten, willigde de goede Aeneas hun verzoek in en voegde er dit nog aan toe: 'Welk onverdiend lot heeft jullie, Latijnen, betrokken in zo'n geweldig conflict, dat jullie ons de vriendschap ontzegden? Vrede vraagt ge mij voor doden en door krijgslot gesneuvelden? |
oratis? equidem et uiuis
concedere uellem. nec ueni, nisi fata locum sedemque dedissent, nec bellum cum gente gero; rex nostra reliquit hospitia et Turni potius se credidit armis. aequius huic Turnum fuerat se opponere morti. |
115 |
Heus, ook de levenden
zou ik die gunnen! Niet was ik gekomen, als het lot mij niet deze woonplaats gewezen had, en ook voer ik geen oorlog met het volk; het is de koning die ons verbond brak en de voorkeur gaf aan het wapengeweld van Turnus. Billijker was het geweest dat Turnus deze dood tartte. |
si bellum finire manu,
si pellere Teucros apparat, his mecum decuit concurrere telis: uixet cui uitam deus aut sua dextra dedisset. nunc ite et miseris supponite ciuibus ignem.' dixerat Aeneas. illi obstipuere silentes |
120 |
Als hij zich opmaakt
eigenhandig de oorlog te beslechten en de Teukers te verdrijven, dan was het passend geweest met mij en deze wapens te strijden. Dan zou hij overleven die de godheid of eigen moed het leven zou gunnen. Maar ga nu uw arme burgers cremeren'. Aldus sprak Aeneas. De gezanten bleven verbaasd zwijgen, |
conuersique oculos inter
se atque ora tenebant. - Tum senior semperque odiis et crimine Drances infensus iuueni Turno sic ore uicissim orsa refert: 'o fama ingens, ingentior armis, uir Troiane, quibus caelo te laudibus aequem? |
125 |
wendden de blik naar
elkaar en keken elkaar aan. - Toen nam namens hen de oudste, Drances, onverzoenbaar gebeten op Turnus in woord en in daad, als volgt het woord: 'Trojaan, groot door uw faam, maar groter nog door uw wapenfeiten, met welke lofprijzingen zal ik u de hemel in prijzen? |
iustitiaene prius mirer
belline laborum? nos uero haec patriam grati referemus ad urbem et te, si qua uiam dederit Fortuna, Latino iungemus regi. quaerat sibi foedera Turnus. quin et fatalis murorum attollere moles |
130 |
Zal ik eerder uw
rechtvaardigheid of uw krijgsdaden bewonderen? Werkelijk, wij zullen deze houding van u naar onze vaderstad overbrengen en, als het lot daartoe gelegenheid biedt, u met Latinus verbinden. Laat Turnus maar voor zijn eigen belang verdragen sluiten! Ja, zelfs zullen wij graag de geweldige muren, door het lot beschikt, |
saxaque subuectare
umeris Troiana iuuabit.' dixerat haec unoque omnes eadem ore fremebant. bis senos pepigere dies, et pace sequestra per siluas Teucri mixtique impune Latini errauere iugis. ferro sonat alta bipenni |
135 |
helpen bouwen en op onze
schouders de stenen voor een Troje aandragen'. Dat was zijn weerwoord en allen betuigden eenstemmig hun bijval. Voor twaalf dagen sloten zij een pact en in dit bestand dwaalden de Teukers rond in de bergwouden en met hen ongestoord ook de Latijnen. Onder de tweezijdige bijlen |
fraxinus, evertunt actas
ad sidera pinus, robora nec cuneis et olentem scindere cedrum nec plaustris cessant vectare gementibus ornos. |
kreunden de essen, de
hemelhoge pijnbomen vielen ter aarde, onophoudelijk spleten zij het eikenhout met hun wiggen en de geurende ceders en voerden gedurig de olmen weg op kreunende karren. |
|
Euander treurt om zijn zoon Pallas. (139 - 181) |
- Et iam Fama volans,
tanti praenuntia luctus, Euandrum Euandrique domos et moenia replet, |
140 |
- Het Gerucht, die
vooruitijlende bode van zo grote rouw, nog pas de verkondiger van Pallas' overwinning in Latium, |
quae modo victorem Latio
Pallanta ferebat. Arcades ad portas ruere et de more vetusto funereas rapuere faces; lucet uia longo ordine flammarum et late discriminat agros. contra turba Phrygum ueniens plangentia iungit |
145 |
heeft nu Euander in zijn
greep en zijn huis en de stad, De Arcadiërs stromen naar de poorten en, oudergewoonte, grissen zij rouwfakkels mee: de weg licht op door een lange rij vlammen en tot ver in het rond spookt het over het land. De stoet Phrygiërs komt van buiten en mengt zich |
agmina. quae postquam
matres succedere tectis uiderunt, maestam incendunt clamoribus urbem. at non Euandrum potis est uis ulla tenere, sed uenit in medios. feretro Pallantem reposto procubuit super atque haeret lacrimansque gemensque, |
150 |
met de jammerende
schare. Nu de moeders hen de bebouwing zien naderen, zetten zij de droeve stad in brand met hun roepen. Geen macht is in staat Euander nog in te tomen, nee, hij stort zich in hun midden: als de baar is neergezet buigt hij zich over Pallas, klemt zich aan hem vast onder tranen en zuchten, |
et uia uix tandem uoci
laxata dolore est: 'non haec, o Palla, dederas promissa parenti, cautius ut saeuo uelles te credere Marti. haud ignarus eram quantum noua gloria in armis et praedulce decus primo certamine posset. |
155 |
en door smart is met
moeite een weg tenslotte gebaand voor zijn stem: 'Pallas, niet deze belofte had je je vader gedaan; ach, had toch omzichtiger jezelf aan die woeste oorlog gewijd. Al te goed wist ik waartoe nog niet gekende strijdroem en de reuk van eer bij de vuurdoop in staat is. |
primitiae iuuenis
miserae bellique propinqui dura rudimenta, et nulli exaudita deorum uota precesque meae! tuque, o sanctissima coniunx, felix morte tua neque in hunc seruata dolorem! contra ego uiuendo uici mea fata, superstes |
160 |
Oh, droeve oogst van een
knaap nog, harde vrucht van een oorlog zo nabij; ach die geloften en beden van mij, verhoord door geen van de goden! En jij, gezegende vrouw, gelukkig te prijzen door je dood, niet gespaard voor deze ellende! Ik daarentegen heb mijn lot overleefd door te leven om als vader eenzaam hier achter te blijven. |
restarem ut genitor.
Troum socia arma secutum obruerent Rutuli telis! animam ipse dedissem atque haec pompa domum me, non Pallanta, referret! nec uos arguerim, Teucri, nec foedera nec quas iunximus hospitio dextras: sors ista senectae |
165 |
Hadden mij de Rutuli
maar met hun wapens verpletterd, ik werd toch wapenbroeder van de Trojanen! Dan had ik zelf het leven gelaten en had deze stoet mij en niet Pallas naar huis begeleid! Toch laak ik, Teukers, niet jullie, niet het vriendschapsverbond dat wij met onze handdruk bezegelden: dit lot was blijkbaar mijn ouderdom |
debita erat nostrae.
quod si immatura manebat mors gnatum, caesis Volscorum milibus ante ducentem in Latium Teucros cecidisse iuuabit. quin ego non alio digner te funere, Palla, quam pius Aeneas et quam magni Phryges et quam |
170 |
beschoren. En als een te
vroege dood mijn zoon stond te wachten, dan zal mij een troost zijn, dat eerst nog de Teukers die hij leidde naar Latium duizenden Volsci uit de weg hebben geruimd. Waarlijk ik kan, Pallas, jou geen ander begrafenisritueel gunnen dan de plichtsgetrouwe Aeneas en de machtige Frygiërs |
Tyrrhenique duces,
Tyrrhenum exercitus omnis. magna tropaea ferunt quos dat tua dextera leto; tu quoque nunc stares immanis truncus in aruis, esset par aetas et idem si robur ab annis, Turne. sed infelix Teucros quid demoror armis? |
175 |
en de Tyrrheense
leiders, ja, heel het leger Tyrrhenen. Zij dragen trofeeën aan van hen die door jouw hand zijn gesneuveld; Ook jij, Turnus, zou nu staan als een geweldige totem, met je wapens bekleed, als je gelijk was in leeftijd en gelijke kracht van jaren. Maar wat houd ik, rampzalige, de Teukers af van de oorlog? |
vadite et haec memores
regi mandata referte: quod vitam moror invisam Pallante perempto dextera causa tua est, Turnum gnatoque patrique quam debere vides. meritis vacat hic tibi solus fortunaeque locus. non vitae gaudia quaero, nec fas, sed gnato manis perferre sub imos.' |
180 |
Ga en breng deze, mijn
woorden letterlijk over aan je koning: dat ik nog blijf in dit ellendige leven, nu Pallas mij is ontstolen, ligt in jouw hand, die, je ziet het, Turnus verschuldigd is aan zoon en vader. Dit is de enige kans voor verdienste en geluk van jouw kant. Niet zoek ik in dit leven ten onrechte nog vreugde, maar verslag uit te brengen aan mijn zoon hier beneden'. |
182 - 224: De gesneuvelden begraven. (182 - 224) |
- Aurora interea miseris
mortalibus almam extulerat lucem referens opera atque labores: iam pater Aeneas, iam curvo in litore Tarchon constituere pyras. huc corpora quisque suorum |
185 |
- Intussen had de
Dageraad de droeve stervelingen het heilzame daglicht gebracht met zijn inspanning en werk: vader Aeneas richtte al brandstapels op en ook Tarchon in een bocht van de kust. Daarheen bracht ieder de lichamen van de zijnen |
more tulere patrum,
subiectisque ignibus atris conditur in tenebras altum caligine caelum. ter circum accensos cincti fulgentibus armis decurrere rogos, ter maestum funeris ignem lustravere in equis ululatusque ore dedere. |
190 |
naar de zede der
voorouders, het sombere vuur werd daaronder ontstoken en de hoge hemel werd door de rook in duister gehuld. Drie maal draafden zij in schittende wapenuitrusting om de brandstapels heen, drie maal omcirkelden ze te paard het droeve vuur van begraven en lieten klaagzangen klinken. |
spargitur et tellus
lacrimis, sparguntur et arma, it caelo clamorque uirum clangorque tubarum. hic alii spolia occisis derepta Latinis coniciunt igni, galeas ensisque decoros frenaque feruentisque rotas; pars munera nota, |
195 |
Vochtig werd de aarde
van tranen, vochtig ook de wapens, ten hemel steeg het geroep van de mannen en de klank der bazuinen. Nu wierp een groep de buit, ontroofd aan de gesneuvede Latijnen, in het vuur: de helmen en prachtig versierde zwaarden, teugels en warmdraaiende wielen; anderen brachten bekende gaven: |
ipsorum clipeos et non
felicia tela. multa boum circa mactantur corpora Morti, saetigerosque sues raptasque ex omnibus agris in flammam iugulant pecudes. tum litore toto ardentis spectant socios semustaque seruant |
200 |
hun eigen schilden en
weinig geluk brengende wapens. Veel runderen werden rondom geofferd aan Mors, en borstelige zwijnen en geiten, alom geroofd van de landerijen, keelden zij boven het vuur. Toen keken zij toe hoe langs heel de kust hun makkers brandden en zij waakten bij de smeulende lijkas |
busta, neque auelli
possunt, nox umida donec inuertit caelum stellis ardentibus aptum. Nec minus et miseri diuersa in parte Latini innumeras struxere pyras, et corpora partim multa uirum terrae infodiunt, auectaque partim |
205 |
en konden zich er niet
los van maken, totdat de vochtige nacht de hemel toedraaide, met fonkelende sterren bezaaid. Evenzo richtten ook de treurende Latijnen elders weer talloze hopen overblijfselen op en begroeven veel lichamen van hun mannen daar in de aarde, maar anderen namen hun verwanten op |
finitimos tollunt in
agros urbique remittunt. cetera confusaeque ingentem caedis aceruum nec numero nec honore cremant; tunc undique uasti certatim crebris conlucent ignibus agri. tertia lux gelidam caelo dimouerat umbram: |
210 |
en droegen hen mee naar
hun stad en gebied. Maar de overigen, een geweldige massa van de ordeloze slachting, verbrandden zij zonder aanzien van aantal en eer; toen lichtten de velden overal op in een wedijver van de talrijke vuren. Het derde daglicht had de koude duisternis van de hemel verdreven, |
maerentes altum cinerem
et confusa ruebant ossa focis tepidoque onerabant aggere terrae. iam uero in tectis, praediuitis urbe Latini, praecipuus fragor et longi pars maxima luctus. hic matres miseraeque nurus, hic cara sororum |
215 |
toen zij treurend de
ashoop omwoelden en de beenderenchaos in de vuurhaard bedekten met een wal van lauwe aarde. Nu, waarlijk barstte in de huizen van de stad van de steenrijke Latinus gejammer los en het grootste aandeel in de langdurige rouw. Hier verwensten moeders en treurende schoondochters en ook de |
pectora maerentum
puerique parentibus orbi dirum exsecrantur bellum Turnique hymenaeos; ipsum armis ipsumque iubent decernere ferro, qui regnum Italiae et primos sibi poscat honores. ingrauat haec saeuus Drances solumque uocari |
220 |
liefdevol rouwende
zusters en de jongens beroofd van hun vaders de ellendige oorlog en de verloving van Turnus. Zelf moest hij met zijn wapens, zelf met het zwaard maar uitvechten wie de heerschappij over Italia en de hoogste eer voor zich op mocht eisen. De woeste Drances hitst dit nog aan: hij benadrukt dat Turnus alleen |
testatur, solum posci in
certamina Turnum. multa simul contra variis sententia dictis pro Turno, et magnum reginae nomen obumbrat, multa virum meritis sustentat fama tropaeis. |
opgeroepen wordt en
alleen tot strijd uitgedaagd. Veel steun daarentegen in allerlei toonsoort klinkt ook voor Turnus en de reputatie van koningin Amata beschermt hem; ook zijn faam door zijn talrijke trofeeën is zijn steun. |
|
Diomedes weigert medewerking. (225 - 295) |
- Hos inter motus, medio
in flagrante tumultu, ecce super maesti magna Diomedis ab urbe legati responsa ferunt: nihil omnibus actum tantorum impensis operum, nil dona neque aurum nec magnas valuisse preces, alia arma Latinis quaerenda, aut pacem Troiano ab rege petendum. |
225 230 |
- Bij al deze
onlustgevoelens en het oplopen van de muiterij kwamen bovendien nog treurige gezanten uit de machtige stad van Diomedes met zijn antwoord: niets hadden alle inspanningen, hoe groot ook, bereikt, niets waren hun geschenken aan goud waard gebleken, niets ook hun beden: andere bondgenoten moesten de Latijnen nu zoeken of anders vrede proberen te sluiten met de Trojaanse vorst. |
deficit ingenti luctu
rex ipse Latinus: fatalem Aenean manifesto numine ferri admonet ira deum tumulique ante ora recentes. ergo concilium magnum primosque suorum imperio accitos alta intra limina cogit. |
235 |
Nu breekt koning Latinus
zelf onder de geweldige rampspoed: de toorn van de goden en de graven voor hun ogen gaven duidelijk aan dat door het Lot en een goddelijke beschikking Aeneas hierheen werd gevoerd. Derhalve belegde hij een vergadering en bracht de leiders van zijn volk bijeen in zijn koninklijk paleis. |
olli conuenere fluuntque
ad regia plenis tecta uiis. sedet in mediis et maximus aeuo et primus sceptris haud laeta fronte Latinus. atque hic legatos Aetola ex urbe remissos quae referant fari iubet, et responsa reposcit |
240 |
Dezen stromen tesamen
naar het koninklijk paleis via drukke wegen. In het midden troont de oudste en de machtigste: Latinus, wiens gezicht bezorgd staat. Hij beveelt dan de gezanten, terug uit de Aetolische stad, op deze plaats uit te spreken wat zij als antwoord moesten geven en dringt eropaan |
ordine cuncta suo. tum
facta silentia linguis, et Venulus dicto parens ita farier infit: 'Vidimus, o ciues, Diomedem Argiuaque castra, atque iter emensi casus superauimus omnis, contigimusque manum qua concidit Ilia tellus. |
245 |
alle vragen ordelijk te
beantwoorden. Dan verstomt alle gepraat en begint Venulus gehoorzaam aldus te rapporteren: 'Wij hebben, burgers, Diomedes en zijn Argivisch kamp bezocht en alle risico's overwonnen bij het volbrengen van onze tocht, en wij hebben de hand gedrukt waardoor Troje ten onder ging. |
ille urbem Argyripam
patriae cognomine gentis uictor Gargani condebat Iapygis agris. postquam introgressi et coram data copia fandi, munera praeferimus, nomen patriamque docemus, qui bellum intulerint, quae causa attraxerit Arpos. |
250 |
Hij, overwinnaar, was de
stad Argyripa aan het bouwen, genoemd naar het volk van zijn herkomst, in het land van Iapyx bij de berg Garganus. Nadat wij binnen waren gekomen en toestemming kregen het woord te voeren, legden wij de gaven voor hem neer, noemden onze naam en ons vaderland en legden uit wie ons de oorlog verklaarden en wat ons naar Arpi gebracht had. |
auditis ille haec
placido sic reddidit ore: "o fortunatae gentes, Saturnia regna, antiqui Ausonii, quae uos fortuna quietos sollicitat suadetque ignota lacessere bella? quicumque Iliacos ferro uiolauimus agros |
255 |
Nadat hij dit aanhoord
had gaf hij rustig het volgende antwoord: "Gelukzalig volk, Saturnisch rijk, Ausoniërs vanouds, welke beschikking maakt u bezorgd en zet u aan een ongewisse oorlog te beginnen? Wij allen die het land van Ilium te zwaard hebben geschonden |
(mitto ea quae muris
bellando exhausta sub altis, quos Simois premat ille uiros) infanda per orbem supplicia et scelerum poenas expendimus omnes, uel Priamo miseranda manus; scit triste Mineruae sidus et Euboicae cautes ultorque Caphereus. |
260 |
(ik laat maar terzijde
al wat onder die verheven muren in de oorlog afgeploeterd is, de mannen die de Simois begraaft), wij allen zijn over heel de aarde gestraft en beboet voor ons misdrijf, wij, een stoet zelfs door Priamus te beklagen. Dit weet de grimmige ster van Minerva, het rif van Euboia en Caphereus de wreker. |
militia ex illa diuersum
ad litus abacti Atrides Protei Menelaus adusque columnas exsulat, Aetnaeos uidit Cyclopas Vlixes. regna Neoptolemi referam uersosque penatis Idomenei? Libycone habitantis litore Locros? |
265 |
Na die veldtocht
weggedreven naar uiteenlopende kusten, werd Atreus' zoon Menelaos naar de zuilen van Proteus verbannen, Odysseus zag de Cyclopen bij de Etna. Moet ik het rijk van Neoptolemus nog vermelden? De val van het huis van Idomeneus? De Locriërs, woonachtig op de Libysche kust? |
ipse Mycenaeus magnorum
ductor Achiuum coniugis infandae prima inter limina dextra oppetiit, deuictam Asiam subsedit adulter. inuidisse deos, patriis ut redditus aris coniugium optatum et pulchram Calydona uiderem? |
270 |
De Myceense leider zelf
van de grote Achivers vond direct op de drempel de dood door de hand van zijn misdadige echtgenote, haar minnaar wachtte de overwinnaar van Azië op. Ach, dat de goden mij hebben misgund, dat ik mijn vurig verlangde echtgenote terug mocht zien in het huis van mijn vaderen, het mooie Calydon. |
nunc etiam horribili
uisu portenta sequuntur et socii amissi petierunt aethera pennis fluminibusque uagantur aues (heu, dira meorum supplicia!) et scopulos lacrimosis uocibus implent. haec adeo ex illo mihi iam speranda fuerunt |
275 |
Ook nu nog achtervolgen
mij spoken, vreselijk om te zien: vrienden die ik verloren heb doorklieven met vleugels het hemelruim en zwerven als vogels over de rivieren (vreselijke straf voor de mijnen!) en laten de rotsen hun geweeklaag weergalmen. Dit nu stond mij te wachten vanaf het moment, dat ik te zwaard |
tempore cum ferro
caelestia corpora demens appetii et Veneris uiolaui uulnere dextram. ne uero, ne me ad talis impellite pugnas. nec mihi cum Teucris ullum post eruta bellum Pergama nec ueterum memini laetorue malorum. |
280 |
in verdwazing hemelse
lichamen aanviel en Venus' hand verwondde. Nee dus, dring mij niet dit soort gevechten op: voor mij is er geen sprake meer van welke strijd ook met de Teukri na die verwoesting van Pergamon en niet met vreugde denk ik terug aan die ellende in het verleden. |
munera quae patriis ad
me portatis ab oris uertite ad Aenean. stetimus tela aspera contra contulimusque manus: experto credite quantus in clipeum adsurgat, quo turbine torqueat hastam. si duo praeterea talis Idaea tulisset |
285 |
Breng die cadeaux voor
mij uit je vaderland maar naar Aeneas. Wij hebben onze wapens al eens tegen elkaar geveld en zijn al eens slaags geraakt. Geloof mij, ik heb al ervaren met welk een geweld hij je schild bestookt, hoe hard hij zijn speer slingert. Als het land van de Ida nog twee zulke strijders had voortgebracht, |
terra uiros, ultro
Inachias uenisset ad urbes Dardanus, et uersis lugeret Graecia fatis. quidquid apud durae cessatum est moenia Troiae, Hectoris Aeneaeque manu uictoria Graium haesit et in decimum uestigia rettulit annum. |
290 |
dan zouden de Trojanen
zelf tegen de Griekse steden opgetrokken zijn en zou Griekenland treuren om een tegengestelde afloop. Alle tijd die verlopen is met het beleg van de harde stad Troje, is de zege van de Grieken toch blijven steken en tien jaar uitgesteld door de hand van Hektor en Aeneas. |
ambo animis, ambo
insignes praestantibus armis, hic pietate prior. coeant in foedera dextrae, qua datur; ast armis concurrant arma cavete." et responsa simul quae sint, rex optime, regis audisti et quae sit magno sententia bello.' |
295 |
Beiden uitmuntend in
moed, beiden ook in uitnemende krijgsdaden, maar de laatste in plichtsbetrachting de meerdere. Sluit, waar mogelijk, een pact, maar hoed je tegen wapens wapens op te nemen". Hiermee, doorluchte vorst, hebt gij gehoord wat zijn antwoord geweest is en ook wat hij denkt over deze grote oorlog'. |
Groeiend verzet tegen Turnus bij Latinus en Drances. (296 - 375) |
- Vix ea legati, variusque
per ora cucurrit Ausonidum turbata fremor, ceu saxa morantur cum rapidos amnis, fit clauso gurgite murmur vicinaeque fremunt ripae crepitantibus undis. ut primum placati animi et trepida ora quierunt, |
300 |
- Amper had de gezant
dit gemeld, of uit de monden van de Ausoniërs steeg opgewonden, verward geroezemoes op, zoals wanneer rotsblokken snelle beken vertragen en een gemurmel opklinkt bij de afgesloten bedding en de aangrenzende oevers het gedruis van het water weerkaatsen. Maar zodra de gemoederen bedaarden en de gejaagde stemmen weer zwegen, |
praefatus divos solio
rex infit ab alto: - 'Ante equidem summa de re statuisse, Latini, et uellem et fuerat melius, non tempore tali cogere concilium, cum muros adsidet hostis. bellum importunum, ciues, cum gente deorum |
305 |
riep de koning op zijn
hoge zetel de goden aan en sprak toen: - 'Latijnen, ik zou wel willen dat we eerder over het heil van de staat hadden besloten, dat was ook beter geweest dan in een noodtoestand als deze, nu de vijand al voor de muur staat, een vergadering te beleggen. Een uitzichtloze oorlog voeren wij, burgers, met een volk, geboren uit goden, |
inuictisque uiris
gerimus, quos nulla fatigant proelia nec uicti possunt absistere ferro. spem si quam ascitis Aetolum habuistis in armis, ponite. spes sibi quisque; sed haec quam angusta uidetis. cetera qua rerum iaceant perculsa ruina, |
310 |
en met ongeslagen
helden, die door geen strijd afgemat raken en, zelfs overwonnen, de wapens niet kunnen laten rusten. Als jullie nog enige hoop hebben gekoesterd op het werven van gewapende steun van de Aitoliërs, leg die dan af. Ieder is zijn eigen hoop.Jullie zien hoe karig. Hoe al het andere in een hopeloze ruïne ligt |
ante oculos interque
manus sunt omnia uestras. nec quemquam incuso: potuit quae plurima uirtus esse, fuit; toto certatum est corpore regni. nunc adeo quae sit dubiae sententia menti, expediam et paucis (animos adhibete) docebo. |
315 |
tekent zich voor jullie
ogen af en ligt tastbaar vóór jullie. Maar beschuldigen doe ik niemand: wat de grootste dapperheid vermocht is gebeurd; voor het rijksbehoud is met aller inzet gestreden. Nu zal ik uitleggen welke mening ik koester in mijn weifelende geest en, let op, in het kort zal ik dit met jullie delen. |
est antiquus ager Tusco
mihi proximus amni, longus in occasum, finis super usque Sicanos; Aurunci Rutulique serunt, et uomere duros exercent collis atque horum asperrima pascunt. haec omnis regio et celsi plaga pinea montis |
320 |
Ik bezit vanouds een
stuk land, vlakbij de rivier de Tiber, het strekt zich uit in Westelijke richting tot ver voorbij het gebied der Sicanen; Aurunci en Rutuli bebouwen het, ploegen de schrale heuvels om en laten hun vee op de minst vruchtbare ervan grazen. Laat heel dit gebied en het hooggelegen bergland met zijn pijnbomenbos |
cedat amicitiae
Teucrorum, et foederis aequas dicamus leges sociosque in regna uocemus: considant, si tantus amor, et moenia condant. sin alios finis aliamque capessere gentem est animus possuntque solo decedere nostro, |
325 |
een vriendschapsgave
voor de Teucri zijn en laten wij op billijke voorwaarden een verdrag sluiten en hen tot bondgenoten van ons rijk uitroepen: laten zij zich daar vestigen, zoals zij zo vurig verlangen, en hun stad stichten. Maar als zij van plan zijn een ander gebied van een ander volk te bezetten en zij van onze grond kunnen wijken, |
bis denas Italo texamus
robore nauis; seu pluris complere ualent, iacet omnis ad undam materies: ipsi numerumque modumque carinis praecipiant, nos aera, manus, naualia demus. praeterea, qui dicta ferant et foedera firment |
330 |
laten wij dan twintig
schepen uit Italisch hout bouwen, of meer nog als zij die kunnen bemannen: alle materiaal ligt klaar bij de rivier: laten zij zelf aantal en maat bepalen voor de schepen, wij zullen dan brons, werklui en uitrusting leveren. Bovendien, mijn wens is het dat honderd Latijnse onderhandelaars |
centum oratores prima de
gente Latinos ire placet pacisque manu praetendere ramos, munera portantis aurique eborisque talenta et sellam regni trabeamque insignia nostri. consulite in medium et rebus succurrite fessis.' |
335 |
van de voornaamsten deze
woorden overbrengen en een verdrag afsluiten en de vredestakken in hun handen meedragen, met talenten goud en ivoor als geschenken en de troon en de mantel, mijn onderscheidingstekens. Beraadslaag hierover en kom onze uitgeputte gemeenschap te hulp'. |
- Tum Drances idem
infensus, quem gloria Turni obliqua inuidia stimulisque agitabat amaris, largus opum et lingua melior, sed frigida bello dextera, consiliis habitus non futtilis auctor, seditione potens (genus huic materna superbum |
340 |
- Toen stond, vijandig,
Drances op: Turnus' roem stak hem met stiekeme afgunst en bittere haat, rijk was hij aan bezit, rijker nog aan woorden, maar terughoudend op het slagveld, een niet te versmaden adviseur in de raad, sterk in oppositie (hem schonk de adel van zijn moeder een hoge afkomst |
nobilitas dabat,
incertum de patre ferebat), surgit et his onerat dictis atque aggerat iras: 'rem nulli obscuram nostrae nec uocis egentem consulis, o bone rex: cuncti se scire fatentur quid fortuna ferat populi, sed dicere mussant. |
345 |
maar twijfelachtig was
de status van zijn vader), en wakkerde met deze woorden hun gevoelens van afkeer aan: 'Een zaak die voor niemand onduidelijk is en onze instemming nodig heeft legt gij, goede vorst, aan ons voor: allen erkennen te weten wat voor het volk van belang is, maar men aarzelt te spreken. |
det libertatem fandi
flatusque remittat, cuius ob auspicium infaustum moresque sinistros (dicam equidem, licet arma mihi mortemque minetur) lumina tot cecidisse ducum totamque uidemus consedisse urbem luctu, dum Troia temptat |
350 |
Laat Turnus vrijheid van
spreken bieden en zijn ongenaakbaarheid afzweren, door wiens noodlottig gesternte en heilloos manoevreren (ja, ik zal mijn mond open doen, al dreigt hij me met dodelijk wapengeweld) zoveel voorbeeldige leiders zijn gevallen en wij nu zien hoe heel de stad in rouw neerzit, terwijl hij het Trojaanse kamp tart met zijn wapens en, |
castra fugae fidens et
caelum territat armis. unum etiam donis istis, quae plurima mitti Dardanidis dicique iubes, unum, optime regum, adicias, nec te ullius uiolentia uincat quin natam egregio genero dignisque hymenaeis |
355 |
vertrouwend op een
ontsnapping, de hemel provoceert. Voeg, beste koning aan deze geschenken hier, die je in overvloed beveelt, aan de Danaërs toe te zenden en aan te bieden nog één gave toe, ja één slechts en laat niet de razernij van wie ook je weerhouden om als vader je dochter te schenken aan een voortreffelijke schoonzoon, |
des pater, et pacem hanc
aeterno foedere iungas. quod si tantus habet mentes et pectora terror, ipsum obtestemur ueniamque oremus ab ipso: cedat, ius proprium regi patriaeque remittat. quid miseros totiens in aperta pericula ciuis |
360 |
een waardig huwelijk en
bezegel deze vrede zo met een duurzaam pact. Maar als een te grote schrik geest en hart verlamt, dan smeken wij hem en vragen hem zelf om die gunst: dat hij afstand doet en zijn recht aan koning en vaderland terugschenkt. Waarom, Turnus, stel jij gedurig je arme medeburgers bloot aan zo openlijke gevaren? |
proicis, o Latio caput
horum et causa malorum? nulla salus bello, pacem te poscimus omnes, Turne, simul pacis solum inuiolabile pignus. primus ego, inuisum quem tu tibi fingis (et esse nil moror), en supplex uenio. miserere tuorum, |
365 |
Jij, de bron en de
oorzaak voor Latium van deze ellende. , wij willen allemaal vrede, Turnus, en tegelijk de enige onschendbare waarborg voor die vrede. Als eerste kom ik, die jij als je vijand ziet (en ik aarzel niet het te zijn) zie, als smekeling naar je toe: heb erbarmen met de jouwen, |
pone animos et pulsus
abi. sat funera fusi uidimus ingentis et desolauimus agros. aut, si fama mouet, si tantum pectore robur concipis et si adeo dotalis regia cordi est, aude atque aduersum fidens fer pectus in hostem. |
370 |
leg je trots af en ga,
geslagen, heen. Wij hebben, verslagen, al voldoende lijken gezien en tot ver in de omtrek verwoeste akkers. Of, als roem je drijft, als je zoveel moed in je mee draagt en het koningsgeschenk je zozeer ter harte gaat, waag het dan ook om vol vertrouwen de vijand tegemoet te treden. |
scilicet ut Turno
contingat regia coniunx, nos animae viles, inhumata infletaque turba, sternamur campis. etiam tu, si qua tibi vis, si patrii quid Martis habes, illum aspice contra qui vocat.' |
375 |
Tja, natuurlijk valt
Turnus een prinses als huwelijk ten deel, maar wij, armzalige zielen, mogen dan onbegraven, onbeweende massa over het slagveld verspreid liggen. Als jij slechts een greintje krijgszucht bezit, als je iets van je vaders moed hebt, kijk hem dan recht in de ogen die jou uitdaagt!' |
Het antwoord van Turnus. (376 - 444) |
- Talibus exarsit dictis
violentia Turni. dat gemitum rumpitque has imo pectore voces: 'larga quidem semper, Drance, tibi copia fandi tum cum bella manus poscunt, patribusque vocatis primus ades. sed non replenda est curia verbis, |
380 |
- Door deze woorden
barstte de razernij van Turnus los. Hij steunde en riep deze woorden uit het diepst van zijn hart: 'Groot, Drances, is toch steeds je stortvloed aan woorden op een moment dat een oorlog om daden vraagt, als de senaat gaat vergaderen ben jij als eerste present. Maar de raadszaal moet niet bol staan van woorden |
quae tuto tibi magna volant,
dum distinet hostem agger murorum nec inundant sanguine fossae. proinde tona eloquio (solitum tibi) meque timoris argue tu, Drance, quando tot stragis aceruos Teucrorum tua dextra dedit, passimque tropaeis |
385 |
die jou veilig in
drommen ontvlieden, zolang de muurwal de vijand weerstaat en de gracht nog niet van bloed overloopt. Daarom: galm pas van welsprekendheid (jou wel vertrouwd) en laak mijn lafhartigheid, Drances, als jouw hand even veel stapels van Teukers heeft opgetast en overal in het rond met trofeeën |
insignis agros. possit
quid uiuida uirtus experiare licet, nec longe scilicet hostes quaerendi nobis; circumstant undique muros. imus in aduersos—quid cessas? an tibi Mauors uentosa in lingua pedibusque fugacibus istis |
390 |
de velden getooid heeft.
Waar werkelijke moed toe in staat is, kan je nu uitproberen, niet ver hoeven we immers naar vijanden te zoeken: aan alle kanten staan ze om de muren. We gaan tegen ze los? - Wat aarzel je? Blijft jouw krijgslust altijd steken in vlagen van woorden en die vluchtwillige voeten |
semper erit? pulsus ego? aut quisquam merito, foedissime, pulsum arguet, Iliaco tumidum qui crescere Thybrim sanguine et Euandri totam cum stirpe uidebit procubuisse domum atque exutos Arcadas armis? |
395 |
van je? 'Geslagen'? Ik? Zal iemand mij 'geslagen' noemen, lasteraar, die ziet hoe de Tiber gezwollen is door Iliums bloed en hij heel het huis van Euander met wortel en tak uitgeroeid ziet en de Arkaders beroofd van hun wapens? |
haud ita me experti
Bitias et Pandarus ingens et quos mille die uictor sub Tartara misi, inclusus muris hostilique aggere saeptus. nulla salus bello? capiti cane talia, demens, Dardanio rebusque tuis. proinde omnia magno |
400 |
Niet zo heeft mij Bitias
en die reus van een Pandarus leren kennen noch ook de tallozen die ik op één dag de Tartarus in zond, ingesloten door muren en omgeven door een vijandige wal. Geen enkel heil in een oorlog? Zing dat liedje maar voor aan het oor van de Dardaan en je eigen bezittingen! Houd intussen niet op |
ne cessa turbare metu
atque extollere uiris gentis bis uictae, contra premere arma Latini. nunc et Myrmidonum proceres Phrygia arma tremescunt, nunc et Tydides et Larisaeus Achilles, amnis et Hadriacas retro fugit Aufidus undas. |
405 |
alles schrik aan te
jagen en de kracht van het twee maal al overwonnen volk op te hemelen, maar de slagkracht van Latinus te verkleinen. Nu sidderen ook de vorsten der Myrmidonen voor het Phrygisch wapengeweld, ja ook Diomedes en Achilleus uit Larissa, en de Aufidusstroom ontvlucht vast wel de Adriatische zee! |
uel cum se pauidum
contra mea iurgia fingit, artificis scelus, et formidine crimen acerbat. numquam animam talem dextra hac (absiste moueri) amittes: habitet tecum et sit pectore in isto. nunc ad te et tua magna, pater, consulta reuertor. |
410 |
Zelfs als hij angst
veinst tegenover mijn dreigementen is hij doortrapte pias, ook door paniek versterkt hij zijn hypokrisie. Nooit zal je zo'n hazenhart door mijn toedoen verliezen - wees maar gerust - het zal veilig in die borst van je blijven kloppen. - Nu kom ik, vader, terug bij jou en je invloedrijke plannen: |
si nullam nostris ultra
spem ponis in armis, si tam deserti sumus et semel agmine uerso funditus occidimus neque habet Fortuna regressum, oremus pacem et dextras tendamus inertis. quamquam o si solitae quicquam uirtutis adesset! |
415 |
als je niets meer
verwacht van onze wapens, als wij zozeer verlaten zijn en, éénmaal verslagen in een slag, een volslagen ondergang incasseren en het Lot geen ommekeer kent, laten we dan om vrede smeken en onze weerloze hand bieden. Ach, was nog een greintje van onze moed nog voorhanden! |
ille mihi ante alios
fortunatusque laborum egregiusque animi, qui, ne quid tale uideret, procubuit moriens et humum semel ore momordit. sin et opes nobis et adhuc intacta iuuentus auxilioque urbes Italae populique supersunt, |
420 |
Hij is mij boven allen
gezegend in zijn streven en uitmuntend van aard, die, om niets dergelijks te hoeven aanschouwen, de dood onder ogen ziet en voor eens en altijd in het stof bijt. Maar nu ook wij nog rijkdom bezitten en een weerbare manschap, en Italische steden en volken ons steunen, |
sin et Troianis cum
multo gloria uenit sanguine (sunt illis sua funera, parque per omnis tempestas), cur indecores in limine primo deficimus? cur ante tubam tremor occupat artus? multa dies uariique labor mutabilis aeui |
425 |
en nu de Trojanen hun
triomf slechts met veel bloedvergieten behalen (ook zij moeten hun doden begraven: de storm woedt bij allen even hard!) waarom dan laten wij het op de drempel afweten? waarom bekruipt ons, nog vóór de klaroenstoot een siddering? Veel heeft de tijd en het wisselend zwoegen van een wisselend leven |
rettulit in melius,
multos alterna reuisens lusit et in solido rursus Fortuna locauit. non erit auxilio nobis Aetolus et Arpi: at Messapus erit felixque Tolumnius et quos tot populi misere duces, nec parua sequetur |
430 |
ten goede gekeerd en het
grillig lot heeft al velen bedrogen of hen juist weer vaste grond onder de voeten gegeven. De Aetolen en Arpi zullen ons niet helpen: maar Messapus zal er wél zijn en de succesvolle Tolumnus en ook talloze leiders, door hun volken gezonden en gering is ook niet |
gloria delectos Latio et
Laurentibus agris. est et Volscorum egregia de gente Camilla agmen agens equitum et florentis aere cateruas. quod si me solum Teucri in certamina poscunt idque placet tantumque bonis communibus obsto, |
435 |
de roem van de
keurtroepen uit Latium en de Laurentische regio. Ook is daar Camilla nog, uit het voortreffelijk volk van de Volsci, haar squadron ruiters aanvoerend en troepen, glanzend in koper. Maar als de Teukers mij alleen tot vechten uitdagen en dit jouw goedkeuring heeft, als ik alleen aller zegen frustreer: |
non adeo has exosa manus
Victoria fugit ut tanta quicquam pro spe temptare recusem. ibo animis contra, uel magnum praestet Achillem factaque Volcani manibus paria induat arma ille licet. vobis animam hanc soceroque Latino |
440 |
Victoria heeft niet
zozeer mijn handen versmaad en veracht, dat ik iets zou weigeren te beproeven voor een zo grote verwachting. Onverschrokken treed ik tegen hem aan, zelfs als hij zich de grote Achilles betoont en zich hult in dezelfde wapens, gemaakt door Vulcanus' handen. Aan jullie wijd ik mijn leven en aan mijn schoonvader Latinus, |
Turnus ego, haud ulli
veterum virtute secundus, devovi. solum Aeneas vocat? et vocet oro; nec Drances potius, sive est haec ira deorum, morte luat, sive est uirtus et gloria, tollat.' |
ik, Turnus, die voor
niemand van onze voorouders onderdoe in moed. Daagt Aeneas alleen mij uit? Nou, ik wens dat ook; laat liever niet Drances, als de toorn van de goden dit eist, door zijn dood mij die boete ontstelen, of voor dapperheid de roem'. |
|
Aeneas doet een aanval.(445 - 497) |
- Illi haec inter se
dubiis de rebus agebant certantes: castra Aeneas aciemque movebat. nuntius ingenti per regia tecta tumultu ecce ruit magnisque urbem terroribus implet: instructos acie Tiberino a flumine Teucros Tyrrhenamque manum totis descendere campis. |
445 450 |
- Zij, nu, bespraken in
onderlinge twist deze standpunten: maar intussen brak Aeneas op en bereidde een aanval voor op hun stelling. Zie, daar stormt een bode onder een geweldige opschudding het koninklijk paleis in en brengt de hele stad in wilde paniek: De Teukers dalen strijdbaar vanaf de oever van de Tiber en de troepen Tyrrhenen naar overal in de vlakte. |
extemplo turbati animi
concussaque uulgi pectora et arrectae stimulis haud mollibus irae. arma manu trepidi poscunt, fremit arma iuuentus, flent maesti mussantque patres. hic undique clamor dissensu uario magnus se tollit in auras, |
455 |
Terstond staan de
gemoederen in vlam en de aard van het volk explodeert en woede barst los door niet malse prikkels. Gejaagd dringen ze aan op wapens, het jonge volk eist bewapening op, de ouderen huilen bedroefd en ze morren. Nu rijst van alle kanten luid schreeuwen van allerlei soort op naar de hemel, |
haud secus atque alto in
luco cum forte cateruae consedere auium, piscosoue amne Padusae dant sonitum rauci per stagna loquacia cycni. 'immo,' ait 'o ciues,' arrepto tempore Turnus, 'cogite concilium et pacem laudate sedentes; |
460 |
zoals wanneer in een
woudopening een vlucht vogels neerdaalt of bij de visrijke stroom van de Po hese zwanen hun gakgeluid uitstoten over het babbelziek water. 'Nou, burgers', roept Turnus met gevoel voor deze situatie, 'vergader maar lekker en prijs de vrede maar, dat kan zittend! |
illi armis in regna
ruunt.' nec plura locutus corripuit sese et tectis citus extulit altis. 'tu, Voluse, armari Volscorum edice maniplis, duc' ait 'et Rutulos. equitem Messapus in armis, et cum fratre Coras latis diffundite campis. |
465 |
intussen rent de vijand
op het paleis af!' en zonder verder een woord springt hij op en stormt snel het hoge gebouw uit. 'Volusus, beveel de Volscische troepen de wapens te grijpen en voer ook de Rutulers aan. Messapus, laat samen met je broer Coras de ruiterij uitzwermen over de vlakte! |
pars aditus urbis
firment turrisque capessant; cetera, qua iusso, mecum manus inferat arma.' - Ilicet in muros tota discurritur urbe. concilium ipse pater et magna incepta Latinus deserit ac tristi turbatus tempore differt, |
470 |
Laat men de stadspoorten
versterken en de torens bezetten, maar laat de rest van het leger mij volgen waar ik hen voorga!' - Terstond rennen allen uit heel de stad op de muren af. Vader Latinus zelf sluit het beraad in het topoverleg en schort het op, overmand door deze treurige ontwikkeling: |
multaque se incusat qui
non acceperit ultro Dardanium Aenean generumque asciuerit urbi. praefodiunt alii portas aut saxa sudesque subuectant. bello dat signum rauca cruentum bucina. tum muros uaria cinxere corona |
475 |
hij verwijt zichzelf nu
terdege dat hij niet uit eigen beweging de Dardaner Aeneas heeft verwelkomd en openlijk als zijn schoonzoon bevestigd. Zijn mensen barricaderen de poorten door rotsblokken en zoden aan te slepen. De rauwe bazuin geeft het bloedig teken tot de oorlog. Dan lopen moeders en kinderen rond de muren te hoop |
matronae puerique, uocat
labor ultimus omnis. nec non ad templum summasque ad Palladis arces subuehitur magna matrum regina caterua dona ferens, iuxtaque comes Lauinia uirgo, causa mali tanti, oculos deiecta decoros. |
480 |
in een bonte haag: deze
noodtoestand ronselt allen. Ook rijdt de koningin aan het hoofd van een grote groep moeders op naar de tempel van Minerva boven op de burcht met offergaven, haar vergezelt de jonge vrouw Lavinia, aanleiding tot deze grote ellende, haar mooie ogen neergeslagen. |
succedunt matres et
templum ture uaporant et maestas alto fundunt de limine uoces: 'armipotens, praeses belli, Tritonia uirgo, frange manu telum Phrygii praedonis, et ipsum pronum sterne solo portisque effunde sub altis.' |
485 |
De moeders komen na hen
omhoog en de tempel geurt van de wierook en zij laten droeve stemmen klinken vanaf de hoge tempel: 'Gij, machtig met wapens, oorlogleidster, maagd Tritonia, breek eigenhandig de speer van die Phrygische rover en werp hem ter aarde en werp hem neer onder de hoge poorten'. |
cingitur ipse furens
certatim in proelia Turnus. iamque adeo rutilum thoraca indutus aenis horrebat squamis surasque incluserat auro, tempora nudus adhuc, laterique accinxerat ensem, fulgebatque alta decurrens aureus arce |
490 |
Turnus zelf, razend,
gordde zich haastig ten strijde: reeds was hij in zijn rossig pantser gehuld, ruig van de koperen schubben en had hij zijn schenen met goud omsnoerd, nog waren zijn slapen niet bedekt, maar had hij zijn zwaard aan zijn zijde gegespt; van goud blonk hij terwijl hij hij van de hoge burcht neerrende, |
exsultatque animis et
spe iam praecipit hostem: qualis ubi abruptis fugit praesepia uinclis tandem liber equus, campoque potitus aperto aut ille in pastus armentaque tendit equarum aut adsuetus aquae perfundi flumine noto |
495 |
vol geestdrift ook zag
hij de vijand al verslagen: zoals een paard zijn ruif ontvlucht als zijn teugels gebroken zijn, eindelijk vrij, en, aangeland in het open veld graast hij daar en zoekt de kudde der merries of, gewend zich in het water te dompelen van de vertrouwde stroom |
emicat, arrectisque
fremit cervicibus alte luxurians luduntque iubae per colla, per armos. |
springt hij op en
hinnikt met zijn nek hooggeheven in trots op zichzelf en zijn manen dansen langs zijn hals en zijn schoften. |
|
De amazone Camilla steunt Turnus. (498 - 596) |
- Obvia cui Volscorum
acie comitante Camilla occurrit portisque ab equo regina sub ipsis desiluit, quam tota cohors imitata relictis |
500 |
- Hem kwam Camilla
tegemoet, vergezeld van een grote groep Volsci, en vlak bij de poort steeg de koningin af en in navolging van haar stapte heel het squadron van hun paard op de grond. |
ad terram defluxit
equis; tum talia fatur: 'Turne, sui merito si qua est fiducia forti, audeo et Aeneadum promitto occurrere turmae solaque Tyrrhenos equites ire obuia contra. me sine prima manu temptare pericula belli, |
505 |
Toen sprak ze Turnus als
volgt toe: 'Turnus, als er terecht enig zelfvertrouwen bestaat voor de dappere: ik durf en beloof het squadron der Aeneaden tegemoet te trekken en in mijn eentje de Etrurische ruiters het hoofd te bieden. Laat mij eigenhandig de eerste klap van de strijd opvangen, terwijl jij je |
tu pedes ad muros
subsiste et moenia serva.' Turnus ad haec oculos horrenda in uirgine fixus: 'o decus Italiae uirgo, quas dicere grates quasue referre parem? sed nunc, est omnia quando iste animus supra, mecum partire laborem. |
510 |
met de infanterie
beneden aan de muur opstelt en de bolwerken bewaakt'. Turnus sprak hierop, de ogen gericht op het vervaarlijke meisje: 'O, meisje, roem van Italia, hoe moet ik mijn dank betuigen en je daden beantwoorden? Maar nu, aangezien jouw aard alles tart: neem met mij deel aan deze onderneming. |
Aeneas, ut fama fidem
missique reportant exploratores, equitum leuia improbus arma praemisit, quaterent campos; ipse ardua montis per deserta iugo superans aduentat ad urbem. furta paro belli conuexo in tramite siluae, |
515 |
Die vervoekte Aeneas
heeft, volgens geruchten bevestigd door verspieders die ik uitzond, lichtgewapende cavalerie vooruitgestuurd om de vlakte over te draven; zelf trekt hij af op de stad over bergpassen heen. Ik bereid een hinderlaag voor in een woudengte om |
ut biuias armato obsidam
milite fauces. tu Tyrrhenum equitem conlatis excipe signis; tecum acer Messapus erit turmaeque Latinae Tiburtique manus, ducis et tu concipe curam.' sic ait, et paribus Messapum in proelia dictis |
520 |
met een gewapende
krijgsmacht die pas van twee kanten te controleren. Vang jij de Etrurische ruiterij op met een treffen: de felle Messapus zal aan je zijde staan en de Latijnse squadrons en de troepen van Tiburtus, neem ook jij het commando op je!' Dat was zijn instructie en in soortgelijke termen gaf hij directieven |
hortatur sociosque duces
et pergit in hostem. Est curuo anfractu ualles, accommoda fraudi armorumque dolis, quam densis frondibus atrum urget utrimque latus, tenuis quo semita ducit angustaeque ferunt fauces aditusque maligni. |
525 |
tot de strijd aan
Messapus, hulptroepen en leiders, en zette koers naar de
vijand. Er bevindt zich een dal in een bocht met steile helling, geknipt voor een hinderlaag: flanken, donker van dichte bossen, lopen tot beneden aan toe aan weerszijden; daarheen voert een smal pad, een nauwe pas leidt dan verder met een verraderlijke toegang. |
hanc super in speculis
summoque in uertice montis planities ignota iacet tutique receptus, seu dextra laeuaque uelis occurrere pugnae siue instare iugis et grandia uoluere saxa. huc iuuenis nota fertur regione uiarum |
530 |
Hierboven ligt tussen
kloven op de top van een berg een vlakte verborgen met veilige schuilplaatsen, hetzij men linksom of van rechts de strijd wil aangaan hetzij men de passen wil bedreigen door grote rotsblokken af te duwen. Hierheen spoedt zich de jonge man, via vertrouwde paden in dit gebied, |
arripuitque locum et
siluis insedit iniquis. - Velocem interea superis in sedibus Opim, unam ex uirginibus sociis sacraque caterua, compellabat et has tristis Latonia uoces ore dabat: 'graditur bellum ad crudele Camilla, |
535 |
neemt bezit van de
plaats en nestelt zich in het verraderlijke woud. - Intussen sprak de dochter van Latona vanaf haar hoge troon de snelle Opis aan, één van haar metgezellinnen uit haar gezelschap, en sprak haar als volgt met droeve woorden toe: 'Camilla trekt de wrede oorlog in, meisje, |
o uirgo, et nostris
nequiquam cingitur armis, cara mihi ante alias. neque enim nouus iste Dianae uenit amor subitaque animum dulcedine mouit. pulsus ob inuidiam regno uirisque superbas Priuerno antiqua Metabus cum excederet urbe, |
540 |
en omgordt zich
tevergeefs met onze wapens, mij meer dan alle vrouwen dierbaar. Deze liefde van Diana komt niet onverwacht en is geen bevlieging van genegenheid: Toen Metabus, ontzet uit het koningschap door de haat jegens zijn arrogantie, uit de oude stad Privernum vertrok, |
infantem fugiens media
inter proelia belli sustulit exsilio comitem, matrisque uocauit nomine Casmillae mutata parte Camillam. ipse sinu prae se portans iuga longa petebat solorum nemorum: tela undique saeua premebant |
545 |
droeg hij op de vlucht
door de vechtenden in de burgeroorlog heen zijn dochtertje mee als metgezel in zijn ballingschap en gaf haar 'Camilla' als naam, met een wijziging van de naam van haar moeder 'Casmilla'. Zelf droeg hij haar bij zich op weg naar de lange heuvelruggen vol eenzame wouden: van alle kanten drongen woeste lansen op hem aan |
et circumfuso uolitabant
milite Volsci. ecce fugae medio summis Amasenus abundans spumabat ripis, tantus se nubibus imber ruperat. ille innare parans infantis amore tardatur caroque oneri timet. omnia secum |
550 |
en de Volsci omringden
hem met een zwerm soldaten. Toen kwam tijdens die vlucht plotseling de Amasenus in zicht, volop bruisend over de oeverranden heen: zozeer hadden stortregens hem buiten zijn oever doen zwellen. Uit bezorgdheid om zijn kostbare last, zijn dochtertje, aarzelde hij te gaan zwemmen. |
uersanti subito uix haec
sententia sedit: telum immane manu ualida quod forte gerebat bellator, solidum nodis et robore cocto, huic natam libro et siluestri subere clausam implicat atque habilem mediae circumligat hastae; |
555 |
Terwijl hij van alles
overwoog nam hij plots deze beslissing: hij had als oorlogvoerder een geweldige speer in zijn krachtige hand, een stevige knoest, gehard in het vuur, hieraan bond hij zijn kind vast, gehuld in een eikenbast uit het bos, en wond het in balans aan het midden van de speer; |
quam dextra ingenti
librans ita ad aethera fatur: "alma, tibi hanc, nemorum cultrix, Latonia uirgo, ipse pater famulam uoueo; tua prima per auras tela tenens supplex hostem fugit. accipe, testor, diua tuam, quae nunc dubiis committitur auris." |
560 |
en terwijl hij hem
drilde met zijn reusachtige hand, bad hij tot de hemel: 'Verheven hoedster van deze wouden, vrouwe Latonia, ik, vader, wijdt u mijn kind toe; voor het eerst vlucht zij voor de vijand, terwijl ze uw wapen als smekeling omklemt. Ik bid u, godin, neem haar, die nu toevertrouwd wordt aan de ijle lucht, aan als de uwe". |
dixit, et adducto
contortum hastile lacerto immittit: sonuere undae, rapidum super amnem infelix fugit in iaculo stridente Camilla. at Metabus magna propius iam urgente caterua dat sese fluuio, atque hastam cum uirgine uictor |
565 |
Dat bad hij en met een
slinger van zijn arm stootte hij de aangedraaide speer voor zich uit: luid bruiste het water, maar over de snelle stroom heen vloog Camilla angstig voort aan de snorrende lans. Daarop vertrouwde Metabus zich aan de rivier toe, terwijl een grote menigte al dicht op hem aandrong en aan de overkant trok hij de speer met het meisje, |
gramineo, donum Triuiae,
de caespite uellit. non illum tectis ullae, non moenibus urbes accepere (neque ipse manus feritate dedisset), pastorum et solis exegit montibus aeuum. hic natam in dumis interque horrentia lustra |
570 |
geschenk van Diana, uit
het weidegras. Niet namen steden hem op in hun huizen of binnen hun muren (noch zou hij in zijn woestheid zich daarin hebben geschikt), de levenswijze van herders verlangde hij slechts in het hoge gebergte. Hier, in struweel en stekelige legers van wild, voedde hij zijn dochter |
armentalis equae mammis
et lacte ferino nutribat teneris immulgens ubera labris. utque pedum primis infans uestigia plantis institerat, iaculo palmas armauit acuto spiculaque ex umero paruae suspendit et arcum. |
575 |
uit de uier van een
grazende merrie en met de melk van wilde dieren door de uiers leeg te melken tussen de tere lipjes. Maar zodra de peuter voor het eerst op haar voetjes kon staan, stopte hij een scherpe lans in haar handjes en hing aan de schouders van het kleintje pijl en boog. |
pro crinali auro, pro
longae tegmine pallae tigridis exuuiae per dorsum a uertice pendent. tela manu iam tum tenera puerilia torsit et fundam tereti circum caput egit habena Strymoniamque gruem aut album deiecit olorem. |
580 |
In plaats van een gouden
haarband en een lange mantel hing vanaf haar hoofd een tijgervel over haar rugje. Toen al slingerde zij met haar handje speelspeertjes en rond haar hoofd draaide ze een slinger aan een gevlochten snoer en trof zo een Strymonische kraanvogel of een witte zwaan in hun vlucht. |
multae illam frustra
Tyrrhena per oppida matres optauere nurum; sola contenta Diana aeternum telorum et uirginitatis amorem intemerata colit. uellem haud correpta fuisset militia tali conata lacessere Teucros: |
585 |
Veel Etruskische moeders
verlangden naar haar als schoondochter, tevergeefs; alleen trouw aan Diana koestert zij voor altijd een ongerepte liefde voor de wapens en haar maagdelijkheid. Ach, was zij maar nooit aangegrepen door die krijgszucht en had zij toch nooit de Teukers proberen te tarten: |
cara mihi comitumque
foret nunc una mearum. uerum age, quandoquidem fatis urgetur acerbis, labere, nympha, polo finisque inuise Latinos, tristis ubi infausto committitur omine pugna. haec cape et ultricem pharetra deprome sagittam: |
590 |
dan zou zij nu één van
mijn dierbare gezellinnen zijn. Maar kom, aangezien zij nu eenmaal door een wrang lot wordt gedreven, daal, Opis, neer uit de hemel en bezoek het gebied der Latijnen, waar onder een heilloos gesternte deze droeve strijd wordt gestreden. Neem deze wapens mee en haal uit de koker een wrekende pijl |
hac, quicumque sacrum
violarit vulnere corpus, Tros Italusque, mihi pariter det sanguine poenas. post ego nube cava miserandae corpus et arma inspoliata feram tumulo patriaeque reponam.' dixit, at illa levis caeli delapsa per auras insonuit nigro circumdata turbine corpus. |
595 |
en laat daarmee, wie
maar een wond toe zal brengen aan haar lichaam, mij toegewijd, zij het Trojaan of Italiër, voor mij boeten met zijn bloed. Dan zal ik, omhuld door een wolk, het lichaam en de ongeroofde wapens in een graf in haar vaderland neerleggen'. Dat sprak Diana en Opis daalde af door de ijle lucht van de hemel haar suizende lichaam omgeven door een donkere werveling. |
Intussen golft de stijd op en neer. (597 - 647) |
- At manus interea muris
Troiana propinquat, Etruscique duces equitumque exercitus omnis compositi numero in turmas. fremit aequore toto insultans sonipes et pressis pugnat habenis |
600 |
- Maar intussen nadert
de Trojaanse troepenmacht de muren, zowel de Etrurische leiders als heel de cavalerie opgesteld in vendels naar aantal. Over heel de vlakte briesen steigerend de paarden en verzetten zich tegen de aangetrokken teugels |
huc conuersus et huc;
tum late ferreus hastis horret ager campique armis sublimibus ardent. nec non Messapus contra celeresque Latini et cum fratre Coras et uirginis ala Camillae aduersi campo apparent, hastasque reductis |
605 |
met hun koppen gekeerd
naar wisselende kanten: dan toont het slagveld tot in de
verte zich stekelig van lansen met ijzer en de vlakte fonkelt van geheven wapens. Van de andere kant verschijnen als tegenstanders Messapus en de snelle Latijnen op het slagveld, Coras met zijn broeder en het squadron van vrouwe Camilla. Uithalend met hun armen stoten |
protendunt longe dextris
et spicula uibrant, aduentusque uirum fremitusque ardescit equorum. iamque intra iactum teli progressus uterque substiterat: subito erumpunt clamore furentisque exhortantur equos, fundunt simul undique tela |
610 |
zij hun lansen vooruit
en drillen hun speren; de komst van de strijders en het gehinnik der paarden zwelt aan. Daar zijn de twee groepen al opgerukt tot binnen schotafstand en maken pas op de plaats: dan barsten zij plots los in een krijgsschreeuw en zwepen hun paarden op: van alle kanten regent het werptuig, |
crebra niuis ritu,
caelumque obtexitur umbra. continuo aduersis Tyrrhenus et acer Aconteus conixi incurrunt hastis primique ruinam dant sonitu ingenti perfractaque quadripedantum pectora pectoribus rumpunt; excussus Aconteus |
615 |
dicht als een sneeuwbui,
de hemel wordt door hun schaduw verduisterd. Terstond rennen Tyrrhenus en de strijdlustige Aconteus met hun lansen geveld op elkaar af en storten als eersten neer onder geweldig gedreun van hun paarden breken zij borst tegen borst open; Aconteus wordt gevloerd, een bliksemflits gelijk |
fulminis in morem aut
tormento ponderis acti praecipitat longe et uitam dispergit in auras. Extemplo turbatae acies, uersique Latini reiciunt parmas et equos ad moenia uertunt; Troes agunt, princeps turmas inducit Asilas. |
620 |
of een projectiel door
een katapult geslingerd, vliegt hij ver weg over de kop en blaast zijn laatste adem uit in de lucht. Dan vallen de linies verdwaasd stil en de Latijnen draaien weg, werpen hun schilden op hun rug en drijven hun paard naar de stad; daarachter jagen de Trojanen. Asilas neemt de leiding bij de ruiters. |
iamque propinquabant
portis rursusque Latini clamorem tollunt et mollia colla reflectunt; hi fugiunt penitusque datis referuntur habenis. qualis ubi alterno procurrens gurgite pontus nunc ruit ad terram scopulosque superiacit unda |
625 |
Daar naderen de Latijnen
de poorten al, maar heffen dan weer een krijgsgeschreeuw aan en doen de soepele nekken draaien; dan slaan de anderen op de vlucht en galopperen met wijdgevierde teugels. Zoals de zee in vloed en eb voortbruist en nu eens het schuimende water landwaarts kolkt tot over de rotsen |
spumeus extremamque sinu
perfundit harenam, nunc rapidus retro atque aestu reuoluta resorbens saxa fugit litusque uado labente relinquit: bis Tusci Rutulos egere ad moenia uersos, bis reiecti armis respectant terga tegentes. |
630 |
en in een inham tot hoog
in het zand uitstroomt, maar dan weer snel terugkolkt en in haar branding stenen meesleurt, de rotsen ontvlucht en de kust achterlaat met een hellende strandplaat. Twee maal hebben de Etrusken de Rutuli tot aan de stad opgejaagd, twee maal, teruggeworpen, kijken die om, met hun wapens hun ruggen beschermend; |
tertia sed postquam
congressi in proelia totas implicuere inter se acies legitque uirum uir, tum uero et gemitus morientum et sanguine in alto armaque corporaque et permixti caede uirorum semianimes uoluuntur equi, pugna aspera surgit. |
635 |
maar wanneer voor de
derde maal de troepen tot de strijd zich in elkaar verstrikken en ieder een tegenstander kiest, dan, waarlijk, klinkt het gesteun van de stervenden op in hoog opspattend bloed, wapens en lijven en halfdode paarden vermengen zich met het mensenbloedbad: daar woedt een verbitterde strijd. |
Orsilochus Remuli,
quando ipsum horrebat adire, hastam intorsit equo ferrumque sub aure reliquit; quo sonipes ictu furit arduus altaque iactat uulneris impatiens arrecto pectore crura, uoluitur ille excussus humi. Catillus Iollan |
640 |
Orsilochus slingert zijn
lans naar het paard van Remulus: hij deinst ervoor terug hemzelf te benaderen, en laat de lanspunt achter onder het oor; door deze treffer steigert het paard steil en, gefolterd door de verwonding, werpt hij zijn hoeven ver omhoog met zijn borst hooggeheven: afgeworpen rolt hij in het stof. Catillus werpt Iollas terneer |
ingentemque animis,
ingentem corpore et armis deicit Herminium, nudo cui uertice fulua caesaries nudique umeri nec uulnera terrent; tantus in arma patet. latos huic hasta per armos acta tremit duplicatque virum transfixa dolore. |
645 |
en ook Herminius,
geweldig van lichaam en wapendos, wiens rossige haar op zijn onbedekt hoofd en zijn blote schouders tegen geen wonden beschermen: louter zichzelf tart hij de wapens. Een lans, welgemikt tussen zijn schouders, laat hem wankelen, doorboort de man en kromt hem van pijn. |
funditur ater ubique
cruor; dant funera ferro certantes pulchramque petunt per vulnera mortem. |
Overal stroomt donker
bloed weg; in de strijd delft men graven met wapens en zoekt zich een roemvolle dood door verwonding. |
|
Heldendaden van Camilla. (648 - 724) |
- At medias inter caedes
exsultat Amazon unum exserta latus pugnae, pharetrata Camilla, et nunc lenta manu spargens hastilia denset, |
650 |
- Maar midden tussen dit
bloedbad springt de Amazone toe, één borst ontbloot voor de strijd, Camilla met pijlkoker toegerust, en nu eens slingert ze achter elkaar haar buigzame lansen, |
nunc validam dextra
rapit indefessa bipennem; aureus ex umero sonat arcus et arma Dianae. illa etiam, si quando in tergum pulsa recessit, spicula converso fugientia derigit arcu. at circum lectae comites, Larinaque virgo |
655 |
dan weer zwaait zij,
onvermoeibaar, met haar rechterhand haar strijdbijl; aan haar schouder rinkinkt haar gouden boog en Diana's pijlen. Zelfs richt zij, als zij eens terugwijkt bij een achtervolging, nog pijlschichten vanaf haar omgewende boog. Voorts is zij omringd door een uitgelezen gevolg: de jonge Larina |
Tullaque et aeratam
quatiens Tarpeia securim, Italides, quas ipsa decus sibi dia Camilla delegit pacisque bonas bellique ministras: quales Threiciae cum flumina Thermodontis pulsant et pictis bellantur Amazones armis, |
660 |
en Tulla en Tarpeia, hun
bronzen bijl zwaaiend, Italischen die de goddelijke Camilla zich zelf tot haar luister heeft gekozen als trouwe dienaressen in vrede en oorlog: zoals wanneer Amazonen over de bevroren stromen van de Thracische Thermodon galopperen en strijd leveren met hun beschilderde wapens |
seu circum Hippolyten
seu cum se Martia curru Penthesilea refert, magnoque ululante tumultu feminea exsultant lunatis agmina peltis. - Quem telo primum, quem postremum, aspera virgo, deicis? aut quot humi morientia corpora fundis? |
665 |
hetzij als gezelschap
van Hyppolytus hetzij wanneer Mars' dochter Penthesileia op haar zegekar hen met zich meevoert en onder luid gejuich drommen vrouwen hun sikkelschilden beroffelen. - Wie wierp je het eerst, wilde maagd, met je wapen ter aarde, wie het laatst? Hoeveel stervende lichamen spreidde je uit op de grond? |
Eunaeum Clytio primum
patre, cuius apertum aduersi longa transuerberat abiete pectus. sanguinis ille uomens riuos cadit atque cruentam mandit humum moriensque suo se in vulnere versat. tum Lirim Pagasumque super, quorum alter habenas |
670 |
Eerst Eunaeus, de zoon
van Clytius, van deze tegenstander had zij met een lange dennenspeer de open borst doorboord. Stromen bloed uitbrakend viel hij en kauwde de bloederige aarde en wentelde zich stervend in zijn eigen verwonding. Daarna Liris en Pagasus over hem heen: van hen is de één achterover gevallen |
suffuso reuolutus equo
dum colligit, alter dum subit ac dextram labenti tendit inermem, praecipites pariterque ruunt. his addit Amastrum Hippotaden, sequiturque incumbens eminus hasta Tereaque Harpalycumque et Demophoonta Chromimque; |
675 |
terwijl hij naar de
teugels greep van zijn onder hem getroffen paard, de ander, terwijl hij erheen ging en de ongewapende hand uitstak naar de vallende: tegelijk sloegen beiden over de kop. Hier voegde zij Amastrus aan toe, zoon van Hippotes, en van ver dreigend weet de lans ook Tereus te vinden, Harpalycus, Demophoon en Chromis; |
quotque emissa manu
contorsit spicula uirgo, tot Phrygii cecidere uiri. procul Ornytus armis ignotis et equo uenator Iapyge fertur, cui pellis latos umeros erepta iuuenco pugnatori operit, caput ingens oris hiatus |
680 |
want zoveel speren als
het meisje wegslingerde zoveel Phrygische mannen zijn gesneuveld. Van ver kwam Ornytus als jager met vreemde wapens op een Japygisch ros aangereden, de huid, afgestroopt van een jonge stier, bedekt de brede schouders van de krijgsman, zijn hoofd gaat verscholen onder de geweldige muil |
et malae texere lupi cum
dentibus albis, agrestisque manus armat sparus; ipse cateruis uertitur in mediis et toto uertice supra est. hunc illa exceptum (neque enim labor agmine uerso) traicit et super haec inimico pectore fatur: |
685 |
en de wangen van een
wolf met blikkerende tanden, een jachtspies omklemmen zijn boerenknuisten; hij wordt omringd door dichte drommen maar steekt met heel zijn hoofd daarboven uit. Hij wordt door Camilla ontvangen (weinig moeite in de vluchtende menigte) en doorboord met bovendien deze vijandige ontboezeming: |
'siluis te, Tyrrhene,
feras agitare putasti? aduenit qui uestra dies muliebribus armis uerba redargueret. nomen tamen haud leue patrum manibus hoc referes, telo cecidisse Camillae.' Protinus Orsilochum et Buten, duo maxima Teucrum |
690 |
'Dacht je, Tyrrhener, in
het bos op wild te gaan jagen? Dit is de dag dat je praatjes door de wapens van een vrouw worden weerlegd; toch kun je deze niet geringe roem oogsten bij de schimmen van je voorouders: door een schot van Camilla omgekomen te zijn!' Dan treft zij Orsilochus en Butes, twee reusachtige Teukers: |
corpora, sed Buten
auersum cuspide fixit loricam galeamque inter, qua colla sedentis lucent et laeuo dependet parma lacerto; Orsilochum fugiens magnumque agitata per orbem eludit gyro interior sequiturque sequentem; |
695 |
Butes treft haar lans
van achteren, tussen pantser en helm waar de nek van de ruiter tussendoor schijnt en aan zijn linkerarm het schild hangt; Orsilochus brengt zij door een vlucht op een dwaalspoor want na een grote bocht draait ze naar binnen en maakt dan zelf jacht op haar achtervolger; |
tum ualidam perque arma
uiro perque ossa securim altior exsurgens oranti et multa precanti congeminat; uulnus calido rigat ora cerebro. incidit huic subitoque aspectu territus haesit Appenninicolae bellator filius Auni, |
700 |
dan verheft zij zich
hoog en drijft tot twee maal toe haar krachtige bijl door de helm en de schedel van de man die nog luidt bidt en smeekt: de verwonding bevochtigt zijn gezicht met zijn warme hersenen. Dan komt oog in oog met haar de strijdbare zoon van de Alpenbewoner Aunus, die ontzet verstart bij die plostelinge aanblik, |
haud Ligurum extremus,
dum fallere fata sinebant. isque ubi se nullo iam cursu euadere pugnae posse neque instantem reginam auertere cernit, consilio uersare dolos ingressus et astu incipit haec: 'quid tam egregium, si femina forti |
705 |
toch niet de minste van
de Liguren zolang het lot hem nog toestond zich te
drukken. Zodra deze merkt dat er geen mogelijkheid meer is de strijd te ontwijken en de aanval van de vorstin te ontkomen, begint hij zich op list te bezinnen en spreekt met dubbele tong: 'Wat is er zo voortreffelijks aan, als een vrouw vertrouwt op een sterk paard? |
fidis equo? dimitte
fugam et te comminus aequo mecum crede solo pugnaeque accinge pedestri: iam nosces uentosa ferat cui gloria fraudem.' dixit, at illa furens acrique accensa dolore tradit equum comiti paribusque resistit in armis |
710 |
Schakel die
vluchtmogelijkheid uit en vertrouw je toe aan de begane
grond en gord je aan tot een voetgevecht met mij: dan zul je ook merken aan wie holle roemzucht schade berokkent'. Dat zei hij, maar zij, in haar razernij nog extra verontwaardigd, geeft haar paard over aan haar gezellin en treedt hem tegen met gelijke wapens |
ense pedes nudo puraque
interrita parma. at iuuenis uicisse dolo ratus auolat ipse (haud mora), conversisque fugax aufertur habenis quadripedemque citum ferrata calce fatigat. 'vane Ligus frustraque animis elate superbis, |
715 |
te voet met onversierd
zwaard en onverschrokken met slechts een klein schild. Maar de knaap, van mening dat hij met zijn list haar te slim af is, gaat er nu zelf meteen vandoor en wendt ijlings de teugels en put zijn snelle viervoeter uit met de ijzeren sporen. 'Loze Liguriër, met je verwaten gepraat over hoogmoed, |
nequiquam patrias
temptasti lubricus artis, nec fraus te incolumem fallaci perferet Auno.' haec fatur virgo, et pernicibus ignea plantis transit equum cursu frenisque adversa prehensis congreditur poenasque inimico ex sanguine sumit: |
720 |
je hebt met je glibberig
gedrag vergeefs je vaders truken geprobeerd en je oplichterij zal je niet ongedeerd bij je leugenachtige Aunus terugbrengen'. Aldus het meisje en bliksemsnel haalt ze met onheilspellende voeten het paard rennend in en grijpt de teugels vast aan de voorkant, dan valt ze aan en neemt bloedig wraak: |
quam facile accipiter
saxo sacer ales ab alto consequitur pennis sublimem in nube columbam comprensamque tenet pedibusque euiscerat uncis; tum cruor et vulsae labuntur ab aethere plumae. |
zo makkelijk als de
heilige valk vanaf een hoge rotspunt een duifje verschalkt hoog in een wolk vliegend en hem vasthoudt en met zijn klauwen de ingewanden uithaalt dan druipt het bloed en dwarrelen veren uit de lucht neer. |
|
Juppiter keert het succes door Tarchon in de strijd te brengen. (725 - 759) |
- At non haec nullis
hominum sator atque deorum observans oculis summo sedet altus Olympo. Tyrrhenum genitor Tarchonem in proelia saeva suscitat et stimulis haud mollibus inicit iras. ergo inter caedes cedentiaque agmina Tarchon fertur equo variisque instigat vocibus alas |
725 730 |
- Maar niet ontging dit
de vader van goden en mensen, hooggezeteld op de top van de Olympus. De vader hitst de Tyrrhener Tarcho aan tot een laaiende strijd en wekt bij hem woede op met niet zachtzinnige prikkels. Daardoor snelt Tarcho te paard toe tussen slachtingen en wijkende linies en moedigt de ruiterij aan op allerlei wijzen |
nomine quemque vocans,
reficitque in proelia pulsos. 'quis metus, o numquam dolituri, o semper inertes Tyrrheni, quae tanta animis ignauia uenit? femina palantis agit atque haec agmina uertit! quo ferrum quidue haec gerimus tela inrita dextris? |
735 |
iedereen noemt hij bij
naam en brengt verjaagden weer in de strijd: 'Wat voor vrees, nooit met schaamte vervulde Tyrrheners, altijd futloos, wat voor lafheid is jullie overkomen? Een vrouw drijft dolenden voort en keert deze linies! Waaroe onze wapens? Wat dragen wij nutteloze wapens in onze handen? |
at non in Venerem segnes
nocturnaque bella, aut ubi curua choros indixit tibia Bacchi. exspectate dapes et plenae pocula mensae (hic amor, hoc studium) dum sacra secundus haruspex nuntiet ac lucos uocet hostia pinguis in altos!' |
740 |
Zo futloos zijn jullie
toch niet bij het nachtelijke liefdesgestoei of als de gekromde fluiten de dansen van Bacchus aankondigt! Verwacht overvloedige dis en bekers op volle tafels - dat is toch jullie verlangen, hierop zijn jullie toch uit - wanneer de ziener bij succes daarvan kond doet en het vette slachtoffer oproept naar diepe wouden. |
haec effatus equum in
medios moriturus et ipse concitat, et Venulo aduersum se turbidus infert dereptumque ab equo dextra complectitur hostem et gremium ante suum multa ui concitus aufert. tollitur in caelum clamor cunctique Latini |
745 |
Met deze woorden spoort
hij, ook zelf stervensbereid, zijn paard het gewoel in en stormt onstuimig op Venulus af, sleept hem van zijn paard en omklemt met zijn rechter de vijand en voert hem mee terwijl hij hem krachtig hem vóór zijn schoot vastklemt. Een gejuich stijgt ten hemel en alle Latijnen |
conuertere oculos. uolat
igneus aequore Tarchon arma uirumque ferens; tum summa ipsius ab hasta defringit ferrum et partis rimatur apertas, qua uulnus letale ferat; contra ille repugnans sustinet a iugulo dextram et uim uiribus exit. |
750 |
richten hun blik
daarheen. Tarchon vliegt als een bliksem over de vlakte met de man en zijn wapens; dan breekt hij hij van het uiteinde van de speer de punt af en speurt naar openingen, om daarlangs een dodelijke wond toe te brengen; hij daarentegen verzet zich, houdt de hand bij zijn keel weg en probeert geweld met geweld te ontgaan. |
utque uolans alte raptum
cum fulua draconem fert aquila implicuitque pedes atque unguibus haesit, saucius at serpens sinuosa uolumina uersat arrectisque horret squamis et sibilat ore arduus insurgens, illa haud minus urget obunco |
755 |
En zoals wanneer, hoog
vliegend, een rossige adelaar een slang meesleurt en hem met poten en klauwen in zijn greep houdt, maar de slang, hoewel gewond, kronkelt en wringt ruig met zijn opgeblazen kwabben en sist steil oprijzend uit zijn bek, niettemin houdt de arend het worstelend serpent met zijn gekromde snavel |
luctantem rostro, simul
aethera verberat alis: haud aliter praedam Tiburtum ex agmine Tarchon portat ovans. ducis exemplum eventumque secuti Maeonidae incurrunt. ... |
in zijn macht en ranselt
tegelijk het luchtruim met zijn vleugels: juist zo voert Tarchon zijn buit in triomf weg uit het leger der Tiburten. De Maeonen rukken nu voort in het spoor van hun leider; zijn succes is hun voorbeeld! |
|
De dood van Camilla. (759 - 835) |
... Tum fatis debitus
Arruns velocem iaculo et multa prior arte Camillam circuit, et quae sit fortuna facillima temptat. qua se cumque furens medio tulit agmine virgo, hac Arruns subit et tacitus vestigia lustrat; qua victrix redit illa pedemque ex hoste reportat, hac iuvenis furtim celeris detorquet habenas. |
760 765 |
- Toen reed Arruns,
beschikt door het lot, om de snelle Camilla heen, verre haar meerdere met de werpspeer en met zijn sluwheid zoekt hij uit wat zijn makkelijkste kans is. Overal waar het meisje zich razend midden door het krijgsgewoel beweegt, volgt Arruns haar en treedt stilletjes in haar sporen; waar zij zegevierend terugkeert uit de gelederen van de vijand daar wendt ook de jongeman weer stiekem de teugels. |
hos aditus iamque hos
aditus omnemque pererrat undique circuitum et certam quatit improbus hastam. - Forte sacer Cybelo Chloreus olimque sacerdos insignis longe Phrygiis fulgebat in armis spumantemque agitabat equum, quem pellis aenis |
770 |
dan weer hier, dan weer
daar speurt de lafaard naar een doorgang en tast heel haar omgeving af en drilt zijn trefzekere lans. - Het pakte zo uit dat Chloreus, destijds een priester, gewijd op de Cybelus en van ver schitterend in zijn Phrygische wapenrusting, zijn briesend paard voortdreef, dat beschermd werd door een bronzen schabrak |
in plumam squamis auro
conserta tegebat. ipse peregrina ferrugine clarus et ostro spicula torquebat Lycio Gortynia cornu; aureus ex umeris erat arcus et aurea uati cassida; tum croceam chlamydemque sinusque crepantis |
775 |
van plaatjes,
aaneengebonden met goud tot een verenkleed. Roemrucht om zijn exotisch roestbruin en purper schoot deze zijn Gortynische pijlen af van zijn Lycische boog; verguld was de boog aan de schouder van de ziener en verguld ook zijn helm; voorts hield hij zijn saffraangele mantel in knisperende |
carbaseos fuluo in nodum
collegerat auro pictus acu tunicas et barbara tegmina crurum. hunc uirgo, siue ut templis praefigeret arma Troia, captiuo siue ut se ferret in auro uenatrix, unum ex omni certamine pugnae |
780 |
plooien geknoopt met een
gouden spang bijeen; zijn tuniek en zijn beenbeschermers waren met borduurwerk versierd. Hem alleen tussen al het krijgsgewoel achtervolgde de maagd, hetzij om de Trojaanse wapens op te hangen in de tempel, hetzij ze zich zelf wilde hullen in het buitgemaakte goud, jageres die ze was joeg ze, |
caeca sequebatur
totumque incauta per agmen femineo praedae et spoliorum ardebat amore, telum ex insidiis cum tandem tempore capto concitat et superos Arruns sic uoce precatur: 'summe deum, sancti custos Soractis Apollo, |
785 |
verblind en onachtzaam,
voort door heel het leger in een vrouwelijke begeerte naar buit en trofeeën, totdat eindelijk Arruns vanuit een hinderlaag het geschikte moment ziet en zijn wapen mikt onder aanroeping van de goden: 'Hoogste der goden, Apollo, hoeder van de heilige Sorakte, |
quem primi colimus, cui
pineus ardor aceruo pascitur, et medium freti pietate per ignem cultores multa premimus uestigia pruna, da, pater, hoc nostris aboleri dedecus armis, omnipotens. non exuuias pulsaeue tropaeum |
790 |
die vooral wij vereren
en voor wie een vuur zich voedt met pijnboomhout en in vertrouwen op wie wij, volgelingen, vroom midden over het vuur lopen: onze stappen door de gloeiende kolen, geef, almachtige vader, dat deze schande teloor gaat door onze wapens. Geen enkel wapen of buit van deze maagd wens ik, of enig trofee |
uirginis aut spolia ulla
peto, mihi cetera laudem facta ferent; haec dira meo dum uulnere pestis pulsa cadat, patrias remeabo inglorius urbes.' - Audiit et uoti Phoebus succedere partem mente dedit, partem uolucris dispersit in auras: |
795 |
als ze verslagen is,
nee, van andere daden moge ik roem oogsten: wanneer deze heks mag vallen, getroffen door mijn verwonding, dan will ik verder roemloos gebleven naar mijn vaderland teruggaan'. - Phoebus heeft hem gehoord en besloten een deel van zijn wens te vervullen, maar het andere deel heeft hij in de vluchtige lucht opgelost: |
sterneret ut subita
turbatam morte Camillam adnuit oranti; reducem ut patria alta uideret non dedit, inque Notos uocem uertere procellae. ergo ut missa manu sonitum dedit hasta per auras, conuertere animos acris oculosque tulere |
800 |
zijn wens om Camilla te
overvallen met een plotselinge dood heeft hij ingewilligd; maar niet heeft hij hem gegund dat zijn verheven vaderland hem terug zou zien, die wens hebben de winden in ijle lucht opgelost. Zodra dus de lans snorrend door de lucht vloog uit de worp van zijn hand, richtten alle Volsci hun scherpe oogopslag op hun koningin. |
cuncti ad reginam
Volsci. nihil ipsa nec aurae nec sonitus memor aut uenientis ab aethere teli, hasta sub exsertam donec perlata papillam haesit uirgineumque alte bibit acta cruorem. concurrunt trepidae comites dominamque ruentem |
805 |
Maar zelf was zij niet
bedacht op het luchtgesis en het wapen dat aanvloog, tot de lans haar onder haar blote tepel doorboorde, bleef steken en diep binnengedrongen haar maagdelijk bloed indronk. Geschokt drongen haar gezellinnen te hoop en vingen hun leidster op |
suscipiunt. fugit ante
omnis exterritus Arruns laetitia mixtoque metu, nec iam amplius hastae credere nec telis occurrere uirginis audet. ac uelut ille, prius quam tela inimica sequantur, continuo in montis sese auius abdidit altos |
810 |
in haar val. Maar vóór
allen uit sloeg Arruns verschrikt op de vlucht in een mengeling van vreugde en vrees en niet verder durfde hij op zijn speer te vertrouwen of de wapens van het meisje te trotseren. En zoals een wolf, voordat vijandige wapens hem in kunnen halen, zich direct in het hoge gebergte onbereikbaar verstopt |
occiso pastore lupus
magnoue iuuenco, conscius audacis facti, caudamque remulcens subiecit pauitantem utero siluasque petiuit: haud secus ex oculis se turbidus abstulit Arruns contentusque fuga mediis se immiscuit armis. |
815 |
als hij een herder
gedood heeft of een fors kalf, zich bewust van de overmoed van zijn daad, zijn staart houdt hij schuchter onder zijn buik en zo duikt hij het bos in: net zo onttrok Arruns zich geschrokken aan het blikveld en mengde zich weer tussen de vechtenden, tevreden met de vlucht. |
illa manu moriens telum
trahit, ossa sed inter ferreus ad costas alto stat uulnere mucro. labitur exsanguis, labuntur frigida leto lumina, purpureus quondam color ora reliquit. tum sic exspirans Accam ex aequalibus unam |
820 |
Zij rukt stervend met
haar hand aan de speer, maar de ijzeren punt steekt tot haar ribben in de diepe wond; leegbloedend zijgt ze ineen, haar ogen breken, koud door de dood, de zojuist nog purperen kleur trekt uit haar gezicht; dan spreekt zij nog met een zucht tot Acca, |
adloquitur, fida ante
alias quae sola Camillae quicum partiri curas, atque haec ita fatur: 'hactenus, Acca soror, potui: nunc uulnus acerbum conficit, et tenebris nigrescunt omnia circum. effuge et haec Turno mandata nouissima perfer: |
825 |
één van haar
gezellinnen, haar meest intieme, met wie zij haar zorgen deelt en zegt haar het volgende: 'Tot hier, zuster Acca, is het mij gelukt: maar nu treft mij een heilloze verwonding en alles rondom vernevelt in duister. Breng jij nu snel deze laatste boodschap over aan Turnus: |
succedat pugnae
Troianosque arceat urbe. iamque uale.' simul his dictis linquebat habenas ad terram non sponte fluens. tum frigida toto paulatim exsoluit se corpore, lentaque colla et captum leto posuit caput, arma relinquens, |
830 |
laat hij me vervangen in
de strijd en de Trojanen uit de stad houden. Vaarwel nu'. Met deze woorden liet zij de teugels los en gleed ondanks haarzelf op de grond. Toen strekte zij langzaam verkillend zich uit met heel haar lichaam en legde haar slanke nek neer en toen haar hoofd, door de dood bevangen, los liet ze haar wapens |
vitaque cum gemitu fugit
indignata sub umbras. tum vero immensus surgens ferit aurea clamor sidera: deiecta crudescit pugna Camilla; incurrunt densi simul omnis copia Teucrum Tyrrhenique duces Euandrique Arcades alae. |
835 |
en haar leven glipte,
verontwaardigd met een snik naar de schimmen beneden. Toen dan rees een geweldig geschreeuw op en trof het gouden gesternte: de strijd verhevigde na de val van Camilla; in dichte drom rende heel de troepenmacht toe van de Teukers en de Etrurische leiders en de Arcadische squadrons van Euander. |
De dood van Camilla gewroken. (836 - 915) |
- At Triviae custos
iamdudum in montibus Opis alta sedet summis spectatque interrita pugnas. utque procul medio iuvenum in clamore furentum prospexit tristi mulcatam morte Camillam, ingemuitque deditque has imo pectore voces: |
840 |
- Maar Trivia's spion
Opis zit al lang hoog op de toppen der bergen en ziet van daaraf onverschrokken neer op het vechten. Maar zodra zij van ver middenin het schreeuwend kluwen der strijders Camilla verminkt ziet door de treurige moorddaad, geeft ze een gil en roept ze uit het diepst van haar hart: |
'heu nimium, uirgo,
nimium crudele luisti supplicium Teucros conata lacessere bello! nec tibi desertae in dumis coluisse Dianam profuit aut nostras umero gessisse pharetras. non tamen indecorem tua te regina reliquit |
845 |
'Ach, meisje toch, veel,
ja veel te wreed heb jij moeten boeten voor je poging de Teukers in de oorlog te tarten! En niet heeft het jou, eenzame, mogen baten een volgelinge geweest te zijn van Diana en onze pijl en boog over je schouders te hebben gedragen. Maar toch liet jouw meesteres jou niet zonder roem |
extrema iam in morte,
neque hoc sine nomine letum per gentis erit aut famam patieris inultae. nam quicumque tuum uiolauit uulnere corpus morte luet merita.' fuit ingens monte sub alto regis Dercenni terreno ex aggere bustum |
850 |
zelfs in je laatste uur,
en niet zal zij dulden dat deze dood naamloos blijft onder de volken noch zal jij de schande beleven van ongewroken te blijven. Want wie maar jouw lichaam met een wond heeft geschonden, zal een verdiende dood krijgen'. Aan de voet van een hoge berg lag het graf van een Laurentische koning, Dercennus, |
antiqui Laurentis
opacaque ilice tectum; hic dea se primum rapido pulcherrima nisu sistit et Arruntem tumulo speculatur ab alto. ut uidit fulgentem armis ac uana tumentem, 'cur' inquit 'diuersus abis? huc derige gressum, |
855 |
een aarden wal,
overhuifd door een loverrijke eik. Hierheen repte zich eerst de schone godin in snelle vaart, hielt er halt en speurde naar Arruns vanaf het hoge graf. Toen zij hem zag pralen met zijn wapens en loos brallen zei ze: 'Waarom zoek je zo ver je heul? Richt je schreden hierheen, |
huc periture ueni,
capias ut digna Camillae praemia. tune etiam telis moriere Dianae?' dixit, et aurata uolucrem Threissa sagittam deprompsit pharetra cornuque infensa tetendit et duxit longe, donec curuata coirent |
860 |
kom hier sterven, om een
waardige beloning voor Camilla te ontvangen. Ga ook jij sneuvelen door Diana's pijlen?' Met deze woorden trok de Thracische een gevederde pijl uit haar gouden koker tevoorschijn en spande grimmig de boog, trok hem ver uit zodat de gekromde einden samenkwamen |
inter se capita et
manibus iam tangeret aequis, laeua aciem ferri, dextra neruoque papillam. extemplo teli stridorem aurasque sonantis audiit una Arruns haesitque in corpore ferrum. illum exspirantem socii atque extrema gementem |
865 |
en met de gestrekte
armen bijna samenvielen: met de linker de ijzeren punt, met de rechter en pees de tepel. Terstond hoort Arruns het gesnor van de pijl en de aansuizende wind maar tegelijk stak het ijzer al in zijn lichaam. hem laten zijn makkers creperen en in doodstrijd kermen, |
obliti ignoto camporum
in puluere linquunt; Opis ad aetherium pennis aufertur Olympum. - Prima fugit domina amissa leuis ala Camillae, turbati fugiunt Rutuli, fugit acer Atinas, disiectique duces desolatique manipli |
870 |
zij vergeten hem en
laten hem achter in het stof van het slagveld in den
vreemde; Opis rept zich op vleugels weg naar de ijle Olympus. - Direct als zij haar meesteres heeft verloren slaat het squadron van Camilla op de vlucht, verschrikt vluchten ook de Rutulen, zelfs de felle Atinas vlucht; uiteengeslagen leiders en ontheemde manipels zoeken hun heil |
tuta petunt et equis
auersi ad moenia tendunt. nec quisquam instantis Teucros letumque ferentis sustentare ualet telis aut sistere contra, sed laxos referunt umeris languentibus arcus, quadripedumque putrem cursu quatit ungula campum. |
875 |
op veiliger grond en, de
paarden gewend, zetten zij koers naar de stad. Niemand is in staat de Teukers bij hun doodzaaiende achtervolging te weerstaan met de wapens of weerstand te bieden, neen, ze dragen hun bogen ontspannen over hun neerhangende schouders en in galop beroffelt de hoef van de paarden de rulle vlakte. |
uoluitur ad muros
caligine turbidus atra puluis, et e speculis percussae pectora matres femineum clamorem ad caeli sidera tollunt. qui cursu portas primi inrupere patentis, hos inimica super mixto premit agmine turba, |
880 |
Een donkere stofwolk
stuift wervelend naar de muren en op hun uitkijkpost kloppen moeders hun borst en heffen vrouwengeklaag aan naar de sterren aan de hemel. Hen, die in galop als eersten de open poorten zijn binnengestormd, brengt de vloed vijanden tussen hun linies gemengd in het nauw |
nec miseram effugiunt
mortem, sed limine in ipso, moenibus in patriis atque inter tuta domorum confixi exspirant animas. pars claudere portas, nec sociis aperire uiam nec moenibus audent accipere orantis, oriturque miserrima caedes |
885 |
en zij kunnen een droeve
dood niet ontkomen, nee, juist op hun drempel, in hun vaderstad en de vertrouwde wijk van hun huizen worden zij doorboord en verliezen het leven. Sommigen sluiten de poorten en durven voor hun medestanders deze weg niet meer te openen en hen op hun beden nog binnen te laten: een allergruwelijkst bloedbad ontstaat |
defendentum armis aditus
inque arma ruentum. exclusi ante oculos lacrimantumque ora parentum pars in praecipitis fossas urgente ruina uoluitur, immissis pars caeca et concita frenis arietat in portas et duros obice postis. |
890 |
van die gewapenderhand
de toegang blokkeren en die tegen deze wapens botsen. Buitengesloten voor de ogen en de aanblik van hun wenende ouders stort een deel hals over kop in de gracht onder de drang van de massa, een ander deel beukt verblind en met driftige teugel tegen de poorten en de onverzettelijke sluitboom. |
ipsae de muris summo
certamine matres (monstrat amor uerus patriae, ut uidere Camillam) tela manu trepidae iaciunt ac robore duro stipitibus ferrum sudibusque imitantur obustis praecipites, primaeque mori pro moenibus ardent. |
895 |
In een vertwijfelde
wedijver werpen de moeders vanaf de muren (ware vaderlandsliefde wijst hen de weg, zoals zij Camilla al zagen) eigenhandig werptuig naar beneden, gejaagd, en bootsen ijzer na met hardhouten palen en knotsen in vuur gehard en zijn bereid voor de muren als eersten te sterven. |
- Interea Turnum in
siluis saeuissimus implet nuntius et iuueni ingentem fert Acca tumultum: deletas Volscorum acies, cecidisse Camillam, ingruere infensos hostis et Marte secundo omnia corripuisse, metum iam ad moenia ferri. |
900 |
- Intussen overdondert
het gruwelijke nieuws Turnus in de bossen en Acca bezorgt de jongeling een geweldige schok: de linies der Volsken zijn verpletterd, Camilla gevallen, de vijanden doen grimmig een aanval en hebben, met hulp van Mars, alle initiatief aan zich getrokken, angst verlamt reeds de stad! |
ille furens (et saeua
Iouis sic numina poscunt) deserit obsessos collis, nemora aspera linquit. uix e conspectu exierat campumque tenebat, cum pater Aeneas saltus ingressus apertos exsuperatque iugum siluaque euadit opaca. |
905 |
Razend (ook Juppiters
woedende macht dringt hiertoe) verlaat hij de zojuist bezette heuvels en laat het oerwoud achter; amper was hij buiten zicht op de vlakte gekomen, of vader Aeneas trok de open passen binnen, passerde de bergkam en kwam uit het dichte woud tevoorschijn. |
sic ambo ad muros rapidi
totoque feruntur agmine nec longis inter se passibus absunt; ac simul Aeneas fumantis puluere campos prospexit longe Laurentiaque agmina uidit, et saeuum Aenean agnouit Turnus in armis |
910 |
Zo trokken zij beiden
snel naar de muren en waren met heel hun leger niet ver meer van elkaar verwijderd; tegelijk immers kreeg Aeneas de stofstuivende vlakte in het vizier met de Laurentische linies in de verte, en herkende Turnus de grimmige Aeneas met zijn krijgsvolk |
adventumque pedum
flatusque audivit equorum. continuoque ineant pugnas et proelia temptent, ni roseus fessos iam gurgite Phoebus Hibero tingat equos noctemque die labente reducat. considunt castris ante urbem et moenia vallant. |
915 |
en hoorde hij het
gedreun van naderende infanterie en het hijgen van
paarden. Direct zouden zij strijd zijn begonnen, hun krijgsgeluk getest hebben, als niet de roze Phoebus zijn paarden had gedompeld in het Hiberische water en bij het verglijden van de dag de nacht teruggebracht. Zij sloegen dus hun bivak op vóór de stad, de anderen versterkten de muren. |
Lees verder: Boek 12 Terug naar het overzicht van de Aeneis Terug naar het overzicht van de werken van Ben Bijnsdorp |