Boek 8 van de Aeneis van Vergilius

1 - 101 Tiberinus wijst de weg naar Euander.
102 - 183 Aeneas ontvangen door Euander.
184 - 279 Euander vertelt over Hercules.
280 - 369 Euander toont het verleden van Rome.
370 - 453 Venus vraagt Vulcanus om nieuwe wapens
454 - 607 Aeneas wordt oorlogsleider van de Etrusken.
608 - 731 Het schild van Aeneas.


Tiberinus wijst de weg naar Euander. (1 - 101)



- Vt belli signum Laurenti Turnus ab arce
extulit et rauco strepuerunt cornua cantu,
utque acris concussit equos utque impulit arma,
extemplo turbati animi, simul omne tumultu
coniurat trepido Latium saeuitque iuuentus




5
- Zodra Turnus op de Laurentijnse burcht het sein tot de oorlog
gegeven had en de hoorns met rauwe klank hadden geklonken,
en hij de vurige paarden had aangezet en zijn schild had gebeukt,
zijn zij in opschudding geraakt en heel Latium raakte in een onstuimige
roes van eensgezindheid en de jonge strijders waren niet meer te houden.
effera. ductores primi Messapus et Vfens
contemptorque deum Mezentius undique cogunt
auxilia et latos uastant cultoribus agros.
mittitur et magni Venulus Diomedis ad urbem
qui petat auxilium, et Latio consistere Teucros,




10
Vooreerst brengen de leiders Messapus en Ufens
en de godenverachter Mezentius van alle kanten
hulptroepen bijeen en beroven rondom de akkers van hun boeren.
Ook wordt Venulus naar de stad van de grote Diomedes gestuurd
om hulp te vragen en te melden dat de Teucriërs zich vestigden in Latium,
aduectum Aenean classi uictosque penatis
inferre et fatis regem se dicere posci
edoceat, multasque uiro se adiungere gentis
Dardanio et late Latio increbrescere nomen:
quid struat his coeptis, quem, si fortuna sequatur,




15
dat Aeneas met een vloot was geland en de overwonnen penaten
het land binnenbracht en dat het lot eiste dat hij als koning erkend werd,
dat vele stammen zich aansloten bij de Dardanen
en de ster van zijn naam in Latium al rees:
wat hij met deze onderneming voorhad, welke afloop van de strijd hij beoogde,
euentum pugnae cupiat, manifestius ipsi
quam Turno regi aut regi apparere Latino.
- Talia per Latium. quae Laomedontius heros
cuncta uidens magno curarum fluctuat aestu,
atque animum nunc huc celerem nunc diuidit illuc




20
als het lot daarin meeging, was hem, Diomedes, evidenter
dan het Turnus als koning of koning Latinus bleek te zijn.
- Zo ging het rond in Latium. Bij het zien van dit alles
ging een zee van bezorgdheid om in de Laomedontische held
en zijn snelle geest flitste heen en weer
in partisque rapit uarias perque omnia uersat,
sicut aquae tremulum labris ubi lumen aenis
sole repercussum aut radiantis imagine lunae
omnia peruolitat late loca, iamque sub auras
erigitur summique ferit laquearia tecti.




25
naar alle kanten en tastte alles af:
zoals waar licht, bevend op water in bronzen vaten,
weerkaatst van de zon of de stralende maangestalte,
rondom alle ruimte verlicht en zich dan hoog verheft
en het plafond raakt in de nok van het dak.
nox erat et terras animalia fessa per omnis
alituum pecudumque genus sopor altus habebat,
cum pater in ripa gelidique sub aetheris axe
Aeneas, tristi turbatus pectora bello,
procubuit seramque dedit per membra quietem.




30
- Nacht was het en over heel de aarde had een diepe slaap
al wat ademde aan vogels en vee in een diepe greep,
toen vader Aeneas, onrustig van binnen door de naargeestige oorlog,
zich ter ruste legde op de oever onder de koude hemel
en zijn ledematen een late rust gunde.
huic deus ipse loci fluuio Tiberinus amoeno
populeas inter senior se attollere frondes
uisus (eum tenuis glauco uelabat amictu
carbasus, et crinis umbrosa tegebat harundo),
tum sic adfari et curas his demere dictis:




35
Hem verscheen de god zelf van die plaats, de oude Tiberinus,
oprijzend uit de liefelijke stroom tussen het lover van populieren,
(hem omhulde een grauwe mantel van fijn neteldoek
en een schaduw van riet bedekte zijn haren),
hij sprak toen als volgt en nam zijn zorgen weg met de woorden:
- 'O sate gente deum, Troianam ex hostibus urbem
qui reuehis nobis aeternaque Pergama seruas,
exspectate solo Laurenti aruisque Latinis,
hic tibi certa domus, certi (ne absiste) penates.
neu belli terrere minis; tumor omnis et irae




40
- Godenzoon, jij die de stad Troje uit de handen der vijanden
naar ons terugbrengt en Pergamon bewaart voor de eeuwigheid,
welkom op Laurentische grond en het Latijnse gebied,
hier is jouw geslacht veilig, laat niet af, veilig ook de penaten.
Laat je niet door oorlog verschrikken; alle toorn en woede
concessere deum.
iamque tibi, ne uana putes haec fingere somnum,
litoreis ingens inuenta sub ilicibus sus
triginta capitum fetus enixa iacebit,
alba solo recubans, albi circum ubera nati.




45
van de goden is geweken!
Waarlijk: opdat je niet denkt dat je dit in een droom ijdel verzint,
op mijn oevers, met eiken begroeid, zul je een zwijn aantreffen
die daar ligt met een worp van dertig biggen,
wit ligt zij daar op de grond, wit broed verdringt zich om haar uiers.
[hic locus urbis erit, requies ea certa laborum,]
ex quo ter denis urbem redeuntibus annis
Ascanius clari condet cognominis Albam.
haud incerta cano. nunc qua ratione quod instat
expedias uictor, paucis (aduerte) docebo.




50
[Dit zal de plaats voor je stad zijn, een vast rustpunt na je ontberingen,]
dertig jaar later zal daarom Ascanius een stad stichten,
met de roemruchte naam 'Alba'.
Niets twijfelachtigs voorspel ik. Let op: nu zal ik kort uitleggen,
op welke manier te trotseren wat je nog aan obstakels ontmoet.
Arcades his oris, genus a Pallante profectum,
qui regem Euandrum comites, qui signa secuti,
delegere locum et posuere in montibus urbem
Pallantis proaui de nomine Pallanteum.
hi bellum adsidue ducunt cum gente Latina;




55
In dit gebied hebben Arcadiërs, volk van Pallas, die Euander als
koning volgden en zijn vaandel,
een verblijfplaats gekozen en hun stad op de heuvels gebouwd:
'Pallanteum' genoemd naar hun voorvader Pallas.
Zij voeren voortdurend oorlog met het Latijnse volk;
hos castris adhibe socios et foedera iunge.
ipse ego te ripis et recto flumine ducam,
aduersum remis superes subuectus ut amnem.
surge age, nate dea, primisque cadentibus astris
Iunoni fer rite preces, iramque minasque




60
neem hen op in je kamp en sluit met hen een verdrag.
Ik zelf zal jou langs mijn oevers leiden en recht door mijn stroombed,
zodat je met je riemen stroomopwaarts geraakt.
Sta op, zoon van een godin, en spreek bij het verbleken der sterren
naar behoren gebeden uit tot Iuno, smoor haar woeste bedreigingen
supplicibus supera uotis. mihi uictor honorem
persolues. ego sum pleno quem flumine cernis
stringentem ripas et pinguia culta secantem,
caeruleus Thybris, caelo gratissimus amnis.
hic mihi magna domus, celsis caput urbibus exit.'




65
in beloften van offers. Breng mij, nadat je geslaagd bent,
een eregave: ik ben de donkere Tiber, die jij in een volle bedding
ziet stromen langs zijn oevers en die vruchtbaar land doorsnijdt,
de stroom die de hemel het meest geliefd is;
hier is mijn machtig verblijf, mijn bron ligt bij verheven steden'.
- Dixit, deinde lacu fluuius se condidit alto
ima petens; nox Aenean somnusque reliquit.
surgit et aetherii spectans orientia solis
lumina rite cauis undam de flumine palmis
sustinet ac talis effundit ad aethera uoces:




70
- Na deze woorden verdween de rivier in het diepe water,
weg naar de diepte, en de nachtelijke slaap week van Aeneas.
Hij stond op en, opkijkend naar het licht van de rijzende zon
dat de hemel verlichtte, hield hij water uit de rivier in de holte
van zijn handen en sprak deze woorden uit:
'Nymphae, Laurentes Nymphae, genus amnibus unde est,
tuque, o Thybri tuo genitor cum flumine sancto,
accipite Aenean et tandem arcete periclis.
quo te cumque lacus miserantem incommoda nostra
fonte tenent, quocumque solo pulcherrimus exis,




75
'Nimfen, Laurentische Nimfen, bij wie de herkomst ligt van de stromen,
en u, vader Tiber met uw heilige stroming,
neem Aeneas onder uw hoede en behoed hem eindelijk voor gevaren.
Waar ook de waterrijke bron zich bevindt die u herbergt in uw erbarmen
met ons ongeluk en in welk gebied u in glorie ook uitmondt:
semper honore meo, semper celebrabere donis
corniger Hesperidum fluuius regnator aquarum.
adsis o tantum et propius tua numina firmes.'
sic memorat, geminasque legit de classe biremis
remigioque aptat, socios simul instruit armis.




80
wees verzekerd van mijn blijvende verering en mijn blijvende gaven,
u, hoorndragende stroom, meester over de westerse wateren;
sta mij slechts bij door uw macht nader te bekrachtigen'.
Zo sprak hij en hij zocht twee tweeriemers uit in de vloot
en rustte ze uit met roeiers en gaf zijn mannen riemen.
- Ecce autem subitum atque oculis mirabile monstrum,
candida per siluam cum fetu concolor albo
procubuit uiridique in litore conspicitur sus;
quam pius Aeneas tibi enim, tibi, maxima Iuno,
mactat sacra ferens et cum grege sistit ad aram.




85
- Daar zagen zij plotseling met eigen ogen een wonderlijk teken:
een sneeuwwit zwijn met jongen in dezelfde kleur lag uitgestrekt
in het woud, zichtbaar op de op de oever;
dit slachtte de zorgzame Aeneas aan u, ja u, hoogste Juno,
als offer en zette hem met zijn biggen neer voor uw altaar.
Thybris ea fluuium, quam longa est, nocte tumentem
leniit, et tacita refluens ita substitit unda,
mitis ut in morem stagni placidaeque paludis
sterneret aequor aquis, remo ut luctamen abesset.
ergo iter inceptum celerant rumore secundo:




90
Thybris kalmeerde die hele nacht zijn omstuimige stroom
en zo kalmeerde het water tot een stil geheel,
zodat de waterspiegel vlak werd als van een rustige poel
en het zwoegen der riemen tot rust komen kon.
Dus konden zij hun tocht snel voortzetten onder voorspoedig gekabbel:
labitur uncta uadis abies; mirantur et undae,
miratur nemus insuetum fulgentia longe
scuta uirum fluuio pictasque innare carinas.
olli remigio noctemque diemque fatigant
et longos superant flexus, uariisque teguntur




95
hun schip liep gesmeerd door het water; de golfjes waren verbaasd,
verbaasd ook het woud, niet gewend aan de ver blikkerende wapens
van mannen, varend over de rivier in beschilderde boten.
Zij bogen zich over de riemen een nacht en een dag
en bogen mee met zijn weidse bochten, gingen schuil onder
arboribus, viridisque secant placido aequore silvas.
sol medium caeli conscenderat igneus orbem
cum muros arcemque procul ac rara domorum
tecta vident, quae nunc Romana potentia caelo
aequavit, tum res inopes Euandrus habebat.
ocius advertunt proras urbique propinquant.



100
allerlei geboomte en doorkruisten de groene bossen in het kalme water.
De vurige zon had reeds het zenith bereikt,
toen zij in de verte de burcht en verspreide daken van huizen
gewaar werden, die nu de Romeinse macht tot de hemel heeft opgestuwd,
maar die toen Euander als onooglijk rijkje beheerde.
Snel draaiden zij de achtersteven naar de kust en gingen naar de stad.


Aeneas ontvangen door Euander.
(102 - 183)



- Forte die sollemnem illo rex Arcas honorem
Amphitryoniadae magno divisque ferebat
ante urbem in luco. Pallas huic filius una,
una omnes iuvenum primi pauperque senatus



105
- Juist op die dag bracht koning Arcas het jaarlijks offer
aan de grote zoon van Amphitryo en de andere goden
in het tempelwoud vóór de stad. Zijn zoon Pallas bracht
met hem en ook alle voorname jonge mannen en een sobere
tura dabant, tepidusque cruor fumabat ad aras.
ut celsas uidere rates atque inter opacum
adlabi nemus et tacitos incumbere remis,
terrentur uisu subito cunctique relictis
consurgunt mensis. audax quos rumpere Pallas




110
senaat geuroffers, en lauw bloed rookte voor het altaar.
Zodra zij de hoge schepen zagen aanglijden tussen het schaduwrijke
geboomte en de bemanning zwijgend boven de riemen,
schrokken zij van die plotselinge aanblik en allen rezen op
van de tafels die zij niet meer beroerden. Koen verbood Pallas hen
sacra uetat raptoque uolat telo obuius ipse,
et procul e tumulo: 'iuuenes, quae causa subegit
ignotas temptare uias? quo tenditis?' inquit.
'qui genus? unde domo? pacemne huc fertis an arma?'
tum pater Aeneas puppi sic fatur ab alta




115
de offers te onderbreken, griste een speer mee en snelde hen tegemoet;
van ver riep hij vanaf een heuvel: "Mannen, wat dwingt jullie
deze onbekende wegen te gaan? Waar gaan jullie heen", vroeg hij.
"Wat is jullie landsaard? Vanwaar gekomen? Vreedzaam of krijgszuchtig?"
Toen sprak vader Aeneas als volgt vanaf de hoge achtersteven
paciferaeque manu ramum praetendit oliuae:
'Troiugenas ac tela uides inimica Latinis,
quos illi bello profugos egere superbo.
Euandrum petimus. ferte haec et dicite lectos
Dardaniae uenisse duces socia arma rogantis.'




120
en in zijn hand hield hij een tak van de vredebrengende olijf:
"Trojanen zien jullie hier en wapens, vijandig aan de Latijnen,
die ons, vluchtelingen, in een arrogante oorlog bestookten.
Naar Euander zijn wij op zoek. Breng dit over en zeg dat uitgelezen
Dardaanse leiders zijn gekomen met een verzoek om een bondgenootschap".
obstipuit tanto percussus nomine Pallas:
'egredere o quicumque es' ait 'coramque parentem
adloquere ac nostris succede penatibus hospes.'
excepitque manu dextramque amplexus inhaesit;
progressi subeunt luco fluuiumque relinquunt.




125
Onthutst over een zo grote naam stond Pallas perplex:
"Kom aan land, wie gij ook zijt", zei hij, "spreek u uit tegen mijn vader
en treed als gastvriend binnen in ons huis".
Hiermee nam hij hem bij de hand en omarmde hem warm.
Voort gingen zij het tempelwoud in, weg van de rivier.
- Tum regem Aeneas dictis adfatur amicis:
'optime Graiugenum, cui me Fortuna precari
et uitta comptos uoluit praetendere ramos,
non equidem extimui Danaum quod ductor et Arcas
quodque a stirpe fores geminis coniunctus Atridis;




130
- Toen sprak tot de koning Aeneas in vriendschappelijke taal:
"Hoogste der Grieken, voor wie Fortuna wenste dat ik mijn smeekbede
uitsprak en mijn olijftak, met banden getooid, tonen zou,
stellig niet heeft mij beangstigd dat gij een leider van Grieken
en Arcadiër bent, noch uw band met beide Atriden;
sed mea me uirtus et sancta oracula diuum
cognatique patres, tua terris didita fama,
coniunxere tibi et fatis egere uolentem.
Dardanus, Iliacae primus pater urbis et auctor,
Electra, ut Grai perhibent, Atlantide cretus,




135
nee, mijn eigen aard en heilige godsspraken
alsook onze gedeelde afkomst en uw faam, overal bekend,
hebben mij, door het lot met instemming geleid, bij u gebracht.
Dardanus, de eerste hoeder van Iliums stad en haar stichter,
geboren, naar de Grieken beweren, uit Electra, Atlas' dochter,
aduehitur Teucros; Electram maximus Atlas
edidit, aetherios umero qui sustinet orbis.
uobis Mercurius pater est, quem candida Maia
Cyllenae gelido conceptum uertice fudit;
at Maiam, auditis si quicquam credimus, Atlas,




140
voer naar de Teucriërs; de reusachtige Atlas,
die het hemelgewelf torst op zijn schouders, schonk Electra het leven.
Voor u is Mercurius vader, die de blanke Maia baarde,
na hem ontvangen te hebben op de koude top van de Cyllene;
die Maia was, als de overlevering betrouwbaar is, verwekt door Atlas,
idem Atlas generat caeli qui sidera tollit.
sic genus amborum scindit se sanguine ab uno.
his fretus non legatos neque prima per artem
temptamenta tui pepigi; me, me ipse meumque
obieci caput et supplex ad limina ueni.




145
dezelfde Atlas die de sterren schraagt aan de hemel.
Zo vertakt zich ons beider geslacht uit één en dezelfde oorsprong.
Hierop vertrouwend heb ik mij, zonder boden of een verkenning
van uw gezindheid, aan u gehecht; mij, mijzelf en mijn leven
bied ik u aan en als smekeling kom ik naar uw woonplaats.
gens eadem, quae te, crudeli Daunia bello
insequitur; nos si pellant nihil afore credunt
quin omnem Hesperiam penitus sua sub iuga mittant,
et mare quod supra teneant quodque adluit infra.
accipe daque fidem. sunt nobis fortia bello




150
Hetzelfde Daunische volk als u vervolgt ons in een wrede oorlog;
zij geloven dat, als ze ons maar verdrijven, er geen obstakel meer is
om heel het avondland diep onder hun juk te kunnen brengen,
alsook de zee die zij boven zich hebben en die beneden hen bespoelt.
Sluit een bondgenootschap: onze inborst trotseert de oorlog,
pectora, sunt animi et rebus spectata iuuentus.'
Dixerat Aeneas. ille os oculosque loquentis
iamdudum et totum lustrabat lumine corpus.
tum sic pauca refert: 'ut te, fortissime Teucrum,
accipio agnoscoque libens! ut uerba parentis




155
hebben moed en een mankracht gerespecteerd om haar daden".
- Aldus Aeneas. Euander tastte allang met zijn blik
het gezicht en de oogopslag af van de spreker, ja heel zijn gestalte;
daarop antwoordde hij kort: "Wat een vreugde, allerdapperste Trojaan,
jou te ontvangen en weer te zien! Hoezeer doe je me denken
et uocem Anchisae magni uultumque recordor!
nam memini Hesionae uisentem regna sororis
Laomedontiaden Priamum Salamina petentem
protinus Arcadiae gelidos inuisere finis.
tum mihi prima genas uestibat flore iuuentas,




160
aan het stemgeluid en het gezicht van je vader, de grote Anchises!
Want ik herinner mij hoe Laomedons zoon Priamus naar Salamis vertrok
voor een bezoek aan het koningshuis van zijn zus Hesione
waarbij hij direct ook het koude gebied van Arcadië bezocht.
Toen bedekte de ontluikende jeugd mijn jongenswangen met dons,
mirabarque duces Teucros, mirabar et ipsum
Laomedontiaden; sed cunctis altior ibat
Anchises. mihi mens iuuenali ardebat amore
compellare uirum et dextrae coniungere dextram;
accessi et cupidus Phenei sub moenia duxi.




165
en bewonderde ik de Trojaanse leiders, bewonderde ook
de Laomedontiër zelf; maar hoog boven allen uit schreed
Anchises. Mijn hart brandde van een jongensachtige drang
de man aan te spreken en hem de hand te schudden;
ik ging naar hem toe en, naar mijn wens, leidde ik hem naar Pheneus' stad.
ille mihi insignem pharetram Lyciasque sagittas
discedens chlamydemque auro dedit intertextam,
frenaque bina meus quae nunc habet aurea Pallas.
ergo et quam petitis iuncta est mihi foedere dextra,
et lux cum primum terris se crastina reddet,




170
Hij gaf mij bij zijn vertrek een prachtige koker met Lycische pijlen,
alsook een mantel met gouddraad doorstikt,
en ook de beide teugels van goud die mijn Pallas nu heeft.
Dus is met mijn handdruk het verbond dat je vroeg al bezegeld
en zodra het morgenlicht zich over de aarde verbreidt,
auxilio laetos dimittam opibusque iuuabo.
interea sacra haec, quando huc uenistis amici,
annua, quae differre nefas, celebrate fauentes
nobiscum, et iam nunc sociorum adsuescite mensis.'

Haec ubi dicta, dapes iubet et sublata reponi





175
geef ik je mannen mee, verlangend te helpen, en voorzie je van wapens.
Breng intussen mede deze offers, nu jullie als vrienden hierbij bent gearriveerd,
een jaarlijks ritueel dat we niet mogen uitstellen, vier die vol overtuiging
met ons mee en schuif aan aan de tafels van wie nu al je bondgenoten zijn".

- Na deze woorden beval hij de maaltijd en de afgeruimde roemers weer
pocula gramineoque uiros locat ipse sedili,
praecipuumque toro et uillosi pelle leonis
accipit Aenean solioque inuitat acerno.
tum lecti iuuenes certatim araeque sacerdos
uiscera tosta ferunt taurorum, onerantque canistris




180
voor te zetten en zelf leidde hij de mannen naar hun zitplaats in het gras;
Aeneas plaatste hij vooraan op een zetel met de ruige vacht
van een leeuw en noodde hem op een ahornhouten zitplaats.
Toen wedijverden uitgelezen jongelingen en altaarbedieners
om gebraden vlees van stieren aan te dragen en de klaargemaakte gaven
dona laboratae Cereris, Bacchumque ministrant.
uescitur Aeneas simul et Troiana iuuentus
perpetui tergo bovis et lustralibus extis.


van Ceres in de mandjes te stapelen, wijn in te schenken.
Aeneas deed zich te goed en met hem de Trojaanse mannen
aan de rug van een reusachtig rund en de gewijde ingewanden.


Euander vertelt over Hercules. (184 - 279)



- Postquam exempta fames et amor compressus edendi,
rex Euandrus ait: 'non haec sollemnia nobis,
has ex more dapes, hanc tanti numinis aram
uana superstitio ueterumque ignara deorum
imposuit: saeuis, hospes Troiane, periclis
seruati facimus meritosque nouamus honores.
iam primum saxis suspensam hanc aspice rupem,






190
- Na het stillen van de honger en het verlangen naar eten
nam Euander het woord:"Deze plechtigheid,
dit gebruikelijke maal, deze kostbare offerrite
heeft niet een ijdel bijgeloof, onwetend van oude goden,
ons opgelegd: omdat wij gered zijn uit woeste gevaren,
Trojaanse gastvriend, brengen wij steeds weer gepaste eregaven.
Zie eerst eens op naar deze rots die uitsteekt boven het gesteente
disiectae procul ut moles desertaque montis
stat domus et scopuli ingentem traxere ruinam.
hic spelunca fuit uasto summota recessu,
semihominis Caci facies quam dira tenebat
solis inaccessam radiis; semperque recenti




195
hoe ver die kolos ligt verwijderd van de berg die uiteengespat is
en een woning gevormd heeft door het gesteente te splijten.
Hier was de grot, ontstaan door de geweldige inham,
die de afzichtelijke halfmens Cacus bewoonde,
ontoegankelijk voor de stralen van de zon. Altijd droop de grond
caede tepebat humus, foribusque adfixa superbis
ora uirum tristi pendebant pallida tabo.
huic monstro Volcanus erat pater: illius atros
ore uomens ignis magna se mole ferebat.
attulit et nobis aliquando optantibus aetas




200
van vers lauw bloed en aan de norse toegang
waren de bleke hoofden van mannen gehecht in treurig bloedstolsel.
Van dit monster was Vulcanus de vader: diens donkere vuren
braakte hij uit als hij, reusachtig, rondliep.
Ook ons bracht de tijd, op ons dringend verzoek, ooit
auxilium aduentumque dei. nam maximus ultor
tergemini nece Geryonae spoliisque superbus
Alcides aderat taurosque hac uictor agebat
ingentis, uallemque boues amnemque tenebant.
at furis Caci mens effera, ne quid inausum




205
hulp door de komst van een godheid. Want de kleinzoon van
Alcaius verscheen na zijn moord op de drielijvige Geryones
trots op zijn buit want als overwinnaar voerde hij geweldige stieren
hierheen: de runderen namen bezit van het dal en de rivier.
Maar de woeste Cacus voerde, ervoor zorgend dat niets onbeproefd
aut intractatum scelerisue doliue fuisset,
quattuor a stabulis praestanti corpore tauros
auertit, totidem forma superante iuuencas.
atque hos, ne qua forent pedibus uestigia rectis,
cauda in speluncam tractos uersisque uiarum




210
of onuitgevoerd zou zijn aan misdaad en bedrog,
vier stieren met een prachtig lijf de stallen uit,
en even veel vaarzen even mooi.
De rover trok hen bij hun staarten naar zijn hol,
opdat hun sporen niet door stappen vooruit achterbleven,
indiciis raptor saxo occultabat opaco;
quaerenti nulla ad speluncam signa ferebant.
interea, cum iam stabulis saturata moueret
Amphitryoniades armenta abitumque pararet,
discessu mugire boues atque omne querelis




215
en via omwegen verborg hij ze in een donkere grot:
geen enkel teken kon een zoeker naar de grot leiden.
Toen inmiddels Amphitryons zoon zijn kudden, in de stallen verzadigd,
verzamelde en gereed maakte voor het vertrek ,
begonnen de runderen te loeien om het vertrek en vulde heel het bos zich
impleri nemus et colles clamore relinqui.
reddidit una boum uocem uastoque sub antro
mugiit et Caci spem custodita fefellit.
hic uero Alcidae furiis exarserat atro
felle dolor: rapit arma manu nodisque grauatum




220
met klagelijk geroep en weergalmden de heuvels hun geloei.
Eén van de koeien beantwoordde het geloei, loeide terug
vanuit de enorme grot en frustreerde in zijn gevang Cacus' wens.
Toen, waarlijk, stond de woede van Hercules in lichterlaaie
door donkere drift: hij greep zijn wapen, zwaar van stekels,
robur, et aerii cursu petit ardua montis.
tum primum nostri Cacum uidere timentem
turbatumque oculis; fugit ilicet ocior Euro
speluncamque petit, pedibus timor addidit alas.
ut sese inclusit ruptisque immane catenis




225
en beklom snel langs steile paden de in wolken gehulde berg.
Nou, toen zagen de onzen met eigen ogen die Cacus eens beven
van angst en vertwijfeling: hij sloeg direct vliegensvlug op de vlucht,
op weg naar zijn grot, de vrees gaf zijn voeten vleugels.
Zodra hij zich binnen opgesloten had en een rotsblok, reusachtig,
deiecit saxum, ferro quod et arte paterna
pendebat, fultosque emuniit obice postis,
ecce furens animis aderat Tirynthius omnemque
accessum lustrans huc ora ferebat et illuc,
dentibus infrendens. ter totum feruidus ira




230
dat daar hing door de kunst van zijn vader, uit zijn ketens bevrijd
naar beneden had laten vallen en de deur ermee gebarricadeerd,
daar kwam, razend, de Tirynthiër aan en zocht heel de toegang af,
hierheen en daarheen zijn blik richtend,
knarsend zijn tanden. Drie maal inspecteerde hij, razend van woede,
lustrat Auentini montem, ter saxea temptat
limina nequiquam, ter fessus ualle resedit.
stabat acuta silex praecisis undique saxis
speluncae dorso insurgens, altissima uisu,
dirarum nidis domus opportuna uolucrum.




235
de Aventijn, drie maal zette hij de stenen toegang onder druk,
tevergeefs: drie maal zette hij zich uitgeput neer in het dal.
Er stond daar een scherpe steenobelisk, tussen glad gesteente rondom,
oprijzend van achter de grot, heel hoog van aanblik
en een uitstekende plek voor aasgiernesten.
hanc, ut prona iugo laeuum incumbebat ad amnem,
dexter in aduersum nitens concussit et imis
auulsam soluit radicibus, inde repente
impulit; impulsu quo maximus intonat aether,
dissultant ripae refluitque exterritus amnis.




240
Hij hing voorover vanaf de berg links over de rivier,
maar rechtswrikkend stootte hij hem terug en rukte hem
weg van zijn diepgrijpende wortels, daarop gaf hij plotseling een duw
en stootte hem om: door deze zet dondert overal het zwerk,
de oevers springen vaneen en verschrikt stroomt de rivier terug.
at specus et Caci detecta apparuit ingens
regia, et umbrosae penitus patuere cauernae,
non secus ac si qua penitus ui terra dehiscens
infernas reseret sedes et regna recludat
pallida, dis inuisa, superque immane barathrum




245
Daar kwam de grot en het grote paleis bloot van Cacus,
de verborgen, duistere grotten dienden zich aan voor het oog,
niet anders dan als een stuk aarde in de diepte met kracht opensplijt
en ondergelegen plaatsen blootlegt en een onderwereld ontsluit
zonder licht, gehaat bij de goden en van boven een geweldige afgrond
cernatur, trepident immisso lumine Manes.
ergo insperata deprensum luce repente
inclusumque cauo saxo atque insueta rudentem
desuper Alcides telis premit, omniaque arma
aduocat et ramis uastisque molaribus instat.




250
te zien komt en de Schimmen huiveren onder het invallende licht.
Dus wordt Cacus, verlamd door het plotselinge schijnsel
en opgesloten in de grot met ongewoon gebrul,
door Hercules met wapens bedreigd: alles gebruikt hij als wapen
en met takken en geweldige stenen dringt hij op hem aan.
ille autem, neque enim fuga iam super ulla pericli,
faucibus ingentem fumum (mirabile dictu)
euomit inuoluitque domum caligine caeca
prospectum eripiens oculis, glomeratque sub antro
fumiferam noctem commixtis igne tenebris.




255
Cacus van zijn kant, die geen vlucht rest uit het gevaar,
braakt uit zijn keel een geweldige rook (een wonderlijk verhaal)
en vult het huis met verblindende nevel,
die de ogen berooft van het zicht, en tot diep in het hol
verspreidt hij een nacht van rook door een duister met vuur vermengd.
non tulit Alcides animis, seque ipse per ignem
praecipiti iecit saltu, qua plurimus undam
fumus agit nebulaque ingens specus aestuat atra.
hic Cacum in tenebris incendia uana uomentem
corripit in nodum complexus, et angit inhaerens




260
Dit verdraagt Alcides niet en hij stort zich door het vuur heen
halsoverkop naar de plek waar de rook het dichtst voortdeint
en met een donkere wolk de geweldige grot overstroomt.
Hier grijpt hij Cacus, die in het duister op goed geluk vuur braakt
en omklemt hem in een greep, en wurgt hem in gestage omhelzing
elisos oculos et siccum sanguine guttur.
panditur extemplo foribus domus atra reuulsis
abstractaeque boues abiurataeque rapinae
caelo ostenduntur, pedibusque informe cadauer
protrahitur. nequeunt expleri corda tuendo




265
tot zijn ogen uitpuilen en zijn keel bloedeloos is.
Terstond wordt het zwarte huis door het openslaan der deuren
open gelegd en de runderen, gestolen door onrechtmatige diefstal,
aan het daglicht getoond, het afzichtelijke lijk bij de voeten
naar buiten gesleept. We krijgen niet genoeg van het bekijken
terribilis oculos, uultum uillosaque saetis
pectora semiferi atque exstinctos faucibus ignis.
ex illo celebratus honos laetique minores
seruauere diem, primusque Potitius auctor
et domus Herculei custos Pinaria sacri




270
van de schrikwekkende ogen, het gezicht en de borst, ruig door
borstelig haar, van het halfwild met het vuur gedoofd in zijn keel.
Sedertdien is hem eer betoond en de nakomelingen hebben,
verheugd, deze dag in ere gehouden; Potitius nam het initiatief
en als bewaker van dit heiligdom van Hercules heeft de Pinarische gens
hanc aram luco statuit, quae maxima semper
dicetur nobis et erit quae maxima semper.
quare agite, o iuuenes, tantarum in munere laudum
cingite fronde comas et pocula porgite dextris,
communemque uocate deum et date uina uolentes.'




275
dit altaar opgericht, dat voor altijd 'Maxima' heten zal bij ons
en ook altijd het grootste zal blijven.
Daarom nu, mannen, bij het offer van zo grote lofbetuiging:
omkrans uw haar en pleng met uw rechterhand uit de bekers,
roept de god aan tot deelname en pleng met instemming de wijn".
dixerat, Herculea bicolor cum populus umbra
velavitque comas foliisque innexa pependit,
et sacer implevit dextram scyphus. ocius omnes
in mensam laeti libant divosque precantur.



- Hij had gesproken en bedekte zijn haar met Hercules'
tweekleurige populierlover en zette de bladerkrans op,
de gewijde bokaal rustte in zijn rechterhand. Snel plengden
allen verheugd op de tafel en baden tot de goden.


Euander toont het verleden van Rome. (280 - 369)



- Deuexo interea propior fit Vesper Olympo.
iamque sacerdotes primusque Potitius ibant
pellibus in morem cincti, flammasque ferebant.
instaurant epulas et mensae grata secundae
dona ferunt cumulantque oneratis lancibus aras.
tum Salii ad cantus incensa altaria circum





285
- Terwijl intussen de hemel neerdaalde kwam de aarde dichterbij.
Nu traden de priesters, voorop Potitius, nader,
naar behoren in huiden gehuld, fakkels in hun hand.
Zij zetten zich weer aan de maaltijd en dragen de spijzen aan
van de tweede gang en bedelven het altaar met schalen.
Dan verschijnen de Salii voor een zang rond het brandaltaar,
populeis adsunt euincti tempora ramis,
hic iuuenum chorus, ille senum, qui carmine laudes
Herculeas et facta ferunt: ut prima nouercae
monstra manu geminosque premens eliserit anguis,
ut bello egregias idem disiecerit urbes,




290
hun slapen omwonden met abeeltakken,
hier een koor jongelingen, daar senioren, die in hun lied
de lof zingen op Hercules' daden: hoe hij de eerste monsters
van zijn stiefmoeder vastgeep en wurgde: de twee slangen,
hoe hij ook in de strijd uitnemende steden vernietigde,
Troiamque Oechaliamque, ut duros mille labores
rege sub Eurystheo fatis Iunonis iniquae
pertulerit. 'tu nubigenas, inuicte, bimembris
Hylaeumque Pholumque manu, tu Cresia mactas
prodigia et uastum Nemeae sub rupe leonem.




295
Troje en Oechalia, hoe hij ettelijke harde beproevingen doorstond
in opdracht van koning Eurystheus, volgens besluit van de hardvochtige
Juno. "Gij, onoverwinlijke, slacht de wolkenzonen met dubbelgestalte
Hylaeus en Pholus, eigenhandig, Gij verdelgt het monster van Kreta
alsook de geweldige leeuw in zijn Nemeïsche hol.
te Stygii tremuere lacus, te ianitor Orci
ossa super recubans antro semesa cruento;
nec te ullae facies, non terruit ipse Typhoeus
arduus arma tenens; non te rationis egentem
Lernaeus turba capitum circumstetit anguis.




300
De Stygische wateren sidderden voor U evenals de bewaker van Orcus,
in zijn van bloed druipende grot uitgestrekt op aangevreten botten.
nee, geen tronie joeg u schrik aan, zelfs Typhoeus niet
nors met zijn wapens in de hand; niet was de draak van Lerna in staat
met zijn menigte koppen u klem te zetten, ook al was goede raad duur.
salue, uera Iouis proles, decus addite diuis,
et nos et tua dexter adi pede sacra secundo.'
talia carminibus celebrant; super omnia Caci
speluncam adiciunt spirantemque ignibus ipsum.
consonat omne nemus strepitu collesque resultant.




305
Heil, ware nazaat van Juppiter, parel, toegevoegd aan de goden
bezoek nu ook ons en uw offers goedgunstig met voorspoed'.
- Deze daden bezongen zij in hymnen; bovenal voegden zij toe
het gebeuren rond Cacus' grot en diens vurige adem.
Heel het woud weergalmde en de heuvels echoden het geluid.
Exim se cuncti diuinis rebus ad urbem
perfectis referunt. ibat rex obsitus aeuo,
et comitem Aenean iuxta natumque tenebat
ingrediens uarioque uiam sermone leuabat.
miratur facilisque oculos fert omnia circum




310
Als zij het godsdienstig ritueel hebben volbracht
gaan ze op weg naar de stad. De koning, bezwaard door zijn ouderdom,
houdt Aeneas en zijn zoon aan zijn zijde
en bekort de tocht met allerlei uitleg onder het voortgaan.
Hij, Aeneas, kijkt met bewondering rond, wordt getroffen
Aeneas, capiturque locis et singula laetus
exquiritque auditque uirum monimenta priorum.
tum rex Euandrus Romanae conditor arcis:
'haec nemora indigenae Fauni Nymphaeque tenebant
gensque uirum truncis et duro robore nata,




315
door wat zijn ogen aanschouwen en bij het zien van de plaatsen wint hij
gretig inlichtingen in en beluistert de geschiedenis van de voorouders.
Dan zegt koning Euander, stichter van de burcht van Rome:
"Inheemse Faunen en Nimfen bewoonden deze wouden
en een soort mannen verwant aan bomen en hardhout,
quis neque mos neque cultus erat, nec iungere tauros
aut componere opes norant aut parcere parto,
sed rami atque asper uictu uenatus alebat.
primus ab aetherio uenit Saturnus Olympo
arma Iouis fugiens et regnis exsul ademptis.




320
zij hadden geen regels of beschaving, wisten geen stieren te temmen
of voorraden aan te leggen of buit te bewaren,
nee zij aten van de bomen en de opbrengst van moeizame jacht.
Saturnus daalde toen af van de hoge Olympus
op de vlucht voor de wapens van Juppiter en als balling zonder koningschap.
is genus indocile ac dispersum montibus altis
composuit legesque dedit, Latiumque uocari
maluit, his quoniam latuisset tutus in oris.
aurea quae perhibent illo sub rege fuere
saecula: sic placida populos in pace regebat,




325
Die bracht het onwetende volk, verspreid over de hoge bergen, bijeen
en gaf ze wetten, wilde dat het 'Latium' heette,
omdat hij veilig ondergedoken was aan hun kust.
Goud is het tijdperk geweest onder zijn koningschap:
in zo rustige vrede regeerde hij over de volken,
deterior donec paulatim ac decolor aetas
et belli rabies et amor successit habendi.
tum manus Ausonia et gentes uenere Sicanae,
saepius et nomen posuit Saturnia tellus;
tum reges asperque immani corpore Thybris,




330
totdat allengs de tijd verslechterde en verbleekte
en de razernij van oorlog en hebzucht ervoor in de plaats kwam.
Ausonische bendes en Sicanische stammen drongen binnen,
al te vaak heeft het Saturnische land zijn naam af moeten leggen.
Toen regeerden koningen: de ruwe, reusachtige Thybris,
a quo post Itali fluuium cognomine Thybrim
diximus; amisit uerum uetus Albula nomen.
me pulsum patria pelagique extrema sequentem
Fortuna omnipotens et ineluctabile fatum
his posuere locis, matrisque egere tremenda




335
naar wie wij later de rivier met een Italische toenaam 'Tiber'
hebben genoemd; zijn echte, oude naam 'Albula' raakte hij kwijt.
Toen ik was verdreven uit mijn vaderland en de verste zeeën bevoer,
heeft het almachtige Lot en het onontkoombare Fatum
mij in dit gebied gebracht; de huiveringwekkende tekens
Carmentis nymphae monita et deus auctor Apollo.'
Vix ea dicta, dehinc progressus monstrat et aram
et Carmentalem Romani nomine portam
quam memorant, nymphae priscum Carmentis honorem,
uatis fatidicae, cecinit quae prima futuros




340
van mijn moeder de Nimf Carmentis en god Apollo leidden mij".
- Na deze woorden liep hij verder en toonde het altaar
en een poort die de Romeinen 'Carmentaals' noemen
als oeroud eerbewijs aan de nimf Carmenta,
de profetes die als eerste de grote toekomst verkondde
Aeneadas magnos et nobile Pallanteum.
hinc lucum ingentem, quem Romulus acer asylum
rettulit, et gelida monstrat sub rupe Lupercal
Parrhasio dictum Panos de more Lycaei.
nec non et sacri monstrat nemus Argileti




345
van Aeneas' kroost en het nobele Pallanteum.
Hierna toont hij het geweldige woud dat de felle Romulus
tot vrijplaats bestempelde, en onder een kille rots het Lupercal,
genoemd naar de Parrhasische traditie van de Lycaeïsche Pan.
Eveneens toont hij het bos van de heilige Argusmoord,
testaturque locum et letum docet hospitis Argi.
hinc ad Tarpeiam sedem et Capitolia ducit
aurea nunc, olim siluestribus horrida dumis.
iam tum religio pauidos terrebat agrestis
dira loci, iam tum siluam saxumque tremebant.




350
getuigt en verklaart de moordplaats van de gast Argus.
Van hier voert hij hen naar de Tarpeïsche rots en het Capitool,
nu van goud, maar ooit ruig van struweel.
Toen al joeg schrikwekkend geloof de boeren angst aan,
toen al sidderden ze voor het bos en de rots.
'hoc nemus, hunc' inquit 'frondoso uertice collem
(quis deus incertum est) habitat deus; Arcades ipsum
credunt se uidisse Iouem, cum saepe nigrantem
aegida concuteret dextra nimbosque cieret.
haec duo praeterea disiectis oppida muris,




355
"Dit woud", zei hij "deze heuvel met zijn boomrijke top
wordt bewoond door een god (welke is onzeker); de Arcadiërs
geloven Juppiter zelf daar te hebben gezien, toen hij vaak
zijn aegis zwaaide en de wolken voortjoeg.
Voorts zie je hier van vestingen twee ruïnes:
reliquias ueterumque uides monimenta uirorum.
hanc Ianus pater, hanc Saturnus condidit arcem;
Ianiculum huic, illi fuerat Saturnia nomen.'
talibus inter se dictis ad tecta subibant
pauperis Euandri, passimque armenta uidebant




360
overblijfsels en herinnering aan verre voorouders.
Deze burcht stichtte vader Janus, die stichtte Saturnus;
'Janiculus' heette de een, de ander 'Saturnia'.
Na deze gesprekken gingen ze binnen in de woning
van de arme Euander, overal zagen ze kudden
Romanoque foro et lautis mugire Carinis.
ut uentum ad sedes, 'haec' inquit 'limina uictor
Alcides subiit, haec illum regia cepit.
aude, hospes, contemnere opes et te quoque dignum
finge deo, rebusque ueni non asper egenis.'




365
die loeiden op het Forum Romanum en de chique Carinae-wijk.
Zodra ze bij deze plaats aan waren gekomen, zei hij:
"Dit huis is overwinnaar Hercules binnengegaan, dit paleis heeft
zelfs hem geherbergd. Durf dus, gastvriend, rijkdom te versmaden
en acht je god waardig: kom niet met een hard oordeel over armoe".
dixit, et angusti subter fastigia tecti
ingentem Aenean duxit stratisque locauit
effultum foliis et pelle Libystidis ursae:
nox ruit et fuscis tellurem amplectitur alis.



Na deze woorden leidde hij de geweldige Aeneas onder het balkwerk
van het armzalige huis en bood hem als rustplaats
een laag bladeren bedekt met de huid van een Libysche berin.
De nacht stroomde toe en omarmde de aarde met donkere vleugels.


Venus vraagt Vulcanus om nieuwe wapens. (370 - 453)



- At Venus haud animo nequiquam exterrita mater
Laurentumque minis et duro mota tumultu
Volcanum adloquitur, thalamoque haec coniugis aureo
incipit et dictis diuinum aspirat amorem:
'dum bello Argolici uastabant Pergama reges
debita casurasque inimicis ignibus arces,





375
- Maar moeder Venus, niet ten onrechte diep geschrokken
door de dreiging der Laurentiërs en aangezet door de harde opschudding,                
sprak Vulcanus aan in de gouden slaapkamer van haar echtgenoot
en zei, haar woorden mengend met een goddelijk verlangen:
"Toen de Argolische vorsten het gedoemde Pergamon teisterden
en de burcht die het beschoren was te vallen door vijandelijk vuur,
non ullum auxilium miseris, non arma rogaui
artis opisque tuae, nec te, carissime coniunx,
incassumue tuos uolui exercere labores,
quamuis et Priami deberem plurima natis,
et durum Aeneae fleuissem saepe laborem.




380
heb ik geen hulp gevraagd voor de slachtoffers, geen wapens
van jouw kunde en talent, noch heb ik, liefste man, gewenst
dat jij vergeefs je zou inspannen,
ofschoon ik toch veel verschuldigd was aan Priamus' zonen,
en ook veel had geweend om Aeneas' bittere strijd.
nunc Iouis imperiis Rutulorum constitit oris:
ergo eadem supplex uenio et sanctum mihi numen
arma rogo, genetrix nato. te filia Nerei,
te potuit lacrimis Tithonia flectere coniunx.
aspice qui coeant populi, quae moenia clausis




385
Nu ligt hij, door Juppiters besluit, voor anker op de kust der Rutliërs:
daarom kom ik je nu smeken om je bijstand, mij heilig, en vraag je
om wapens, ik, moeder voor mijn zoon. Jou kon de dochter van Nereus,
jou kon de vrouw van Tithonus met tranen vermurwen.
Kijk toch welke volken te hoop lopen, welke steden - de poorten gesloten -               
ferrum acuant portis in me excidiumque meorum.'
dixerat et niueis hinc atque hinc diua lacertis
cunctantem amplexu molli fouet. ille repente
accepit solitam flammam, notusque medullas
intrauit calor et labefacta per ossa cucurrit,




390
hun wapens wetten tegen mij, tot ondergang van de mijnen".
Na deze woorden sloeg de godin haar sneeuwblanke armen,
terwijl hij nog aarzelt, om hem heen en koestert hem lieflijk.
Hij ervaart plotseling het vertrouwde vuur: de bekende gloed
doordrenkt zijn merg en trekt door zijn zwichtende botten,
non secus atque olim tonitru cum rupta corusco
ignea rima micans percurrit lumine nimbos;
sensit laeta dolis et formae conscia coniunx.
tum pater aeterno fatur deuinctus amore:
'quid causas petis ex alto? fiducia cessit




395
juist zoals wel het flikkerend vuur losbarst onder gedonder
en een lichtschicht met zijn schittering de wolken langsvliegt;
de vrouw, bewust van haar aantrekkingskracht, voelt blij het succes van haar list.
Toen sprak de baas, gegijzeld door blijvend verlangen:
"Wat zoek je toch ver van huis? Waar is je vertrouwen
quo tibi, diua, mei? similis si cura fuisset,
tum quoque fas nobis Teucros armare fuisset;
nec pater omnipotens Troiam nec fata uetabant
stare decemque alios Priamum superesse per annos.
et nunc, si bellare paras atque haec tibi mens est,




400
in mij gebleven, godin? Als je handelwijze dezelfde geweest was,
was het ons ook destijds mogelijk geweest de Teucriërs te bewapenen,
en dan hield noch de almachtige vader noch het noodlot tegen
dat Priamus nog eens tien jaar stand hield.
Ook nu, als je een oorlog op touw zet en je aan dit plan vast houdt,
quidquid in arte mea possum promittere curae,
quod fieri ferro liquidoue potest electro,
quantum ignes animaeque ualent, absiste precando
uiribus indubitare tuis.' ea uerba locutus
optatos dedit amplexus placidumque petiuit




405
kan ik je alle hulp van mijn kundigheid toezeggen,
die komen kan van ijzerbewerking of edelsmeedkunst!
Voorzover vuur en blaasbalg iets vermogen: stop het wantrouwen
in je vermogens door dit gesoebat". Na deze woorden
verloor hij zich in de begeerde omarming en zocht door de versmelting
coniugis infusus gremio per membra soporem.
- Inde ubi prima quies medio iam noctis abactae
curriculo expulerat somnum, cum femina primum,
cui tolerare colo uitam tenuique Minerua
impositum, cinerem et sopitos suscitat ignis




410
in de schoot van zijn vrouw kalmerende rust voor zijn leden.
- Zodra daarna de rust van de nacht, halverwege zijn loop,
de eerste slaap had verdreven, de tijd waarop de vrouw
aan wie Minerva oplegde van haar spinrokken te leven
het sluimerende vuur oprakelt onder de as en zo aan haar dagtaak
noctem addens operi, famulasque ad lumina longo
exercet penso, castum ut seruare cubile
coniugis et possit paruos educere natos:
haud secus ignipotens nec tempore segnior illo
mollibus e stratis opera ad fabrilia surgit.




415
nacht toevoegt, en haar dienaressen in staat stelt
tot een langdurige dagtaak bij fakkellicht, zodat zij het huwelijksbed
zuiver kan houden en de kinderen grootbrengen kan:
juist zo kwam niet later de heerser over het vuur
uit zijn zachte bed voor zijn ambachtelijke werk.
insula Sicanium iuxta latus Aeoliamque
erigitur Liparen fumantibus ardua saxis,
quam subter specus et Cyclopum exesa caminis
antra Aetnaea tonant, ualidique incudibus ictus
auditi referunt gemitus, striduntque cauernis




420
Een eiland, Lipare, rijst op naast Sicilië en Aeolië
steil en met rokend gesteente:
daaronder ligt een spelonk en grotten onder de Etna
uitgehold voor de ovens van de Cyclopen; je hoort er
krachtige slagen op aambeelden dreunen en ijzeren staven
stricturae Chalybum et fornacibus ignis anhelat,
Volcani domus et Volcania nomine tellus.
hoc tunc ignipotens caelo descendit ab alto.
ferrum exercebant uasto Cyclopes in antro,
Brontesque Steropesque et nudus membra Pyragmon.




425
sissen in de holtes en in de oven hijgt het vuur;
dat is Vulcanus' verblijf en het land heet Vulcania.
Hierheen daalde toen de heer over het vuur af uit de hemel.
IJzer werd daar bewerkt in de grot door de Cyclopen,
Brontes en Steropes en Pyragmon met ontbloot lijf.
his informatum manibus iam parte polita
fulmen erat, toto genitor quae plurima caelo
deicit in terras, pars imperfecta manebat.
tris imbris torti radios, tris nubis aquosae
addiderant, rutuli tris ignis et alitis Austri.




430
Er bevond zich in die handen een gevormde bliksem,
al gedeeltelijk gepolijst, zoals de vader die in grote hoeveelheid
op aarde neerslingert uit een volle hemel, een deel was nog niet klaar.
Hieraan hadden zij drie hagelbuien bevestigd, drie wolken regen,
drie met bliksemvuur en vliegende storm.
fulgores nunc terrificos sonitumque metumque
miscebant operi flammisque sequacibus iras.
parte alia Marti currumque rotasque uolucris
instabant, quibus ille uiros, quibus excitat urbes;
aegidaque horriferam, turbatae Palladis arma,




435
Nu bevestigden zij aan hun werkstuk schrikwekkende lichtflitsen,
en angstaanjagende donder en woedend jagende vlammen.
Elders weer boog men zich over de wagen voor Mars met
de gevleugelde wielen, waarmee hij krijgers en steden ophitst;
de huiveringwekkende aegis, het wapen van een ontketende Pallas,
certatim squamis serpentum auroque polibant
conexosque anguis ipsamque in pectore diuae
Gorgona desecto uertentem lumina collo.
'tollite cuncta' inquit 'coeptosque auferte labores,
Aetnaei Cyclopes, et huc aduertite mentem:




440
voorzagen zij ijverig van schubben van slangen en goud
en voorzagen hem van een slangenknoop op de borst van de godin
en Gorgo zelf, haar ogen draaiend ondanks de scheiding van de romp.
"Stop alles" gebiedt hij, "en leg jullie begonnen werkstuk terzijde,
Cyclopen van de Etna, en concentreer je hierop:
arma acri facienda uiro. nunc uiribus usus,
nunc manibus rapidis, omni nunc arte magistra.
praecipitate moras.' nec plura effatus, at illi
ocius incubuere omnes pariterque laborem
sortiti. fluit aes riuis aurique metallum




445
het maken van wapens voor een strijdlustig man. Nu aan de slag,
met rappe hand aan het werk, zet al je vakmanschap in.
Haast is geboden!" Meer zegt hij niet, zij echter
buigen zich allen des te sneller over hun werk en
verdelen de taken. Brons en goud wordt vloeibaar
uulnificusque chalybs uasta fornace liquescit.
ingentem clipeum informant, unum omnia contra
tela Latinorum, septenosque orbibus orbis
impediunt. alii uentosis follibus auras
accipiunt redduntque, alii stridentia tingunt




450
en het wondbrengende ijzer smelt in de reusachtige oven.
Zij maken een reuzenschild, alleen al bestand tegen alle speren
der Latijnen, zeven lagen klemmen zij met een rand vast.
Anderen zuigen lucht in blaasbalgen
en blazen die weer uit, weer anderen dopen het sissende koper
aera lacu; gemit impositis incudibus antrum;
illi inter sese multa vi bracchia tollunt
in numerum, versantque tenaci forcipe massam.


in een bekken: de grot kreunt onder de opgestelde aambeelden;
met veel kracht heffen zij beurtelings hun armen
en keren de klompen met klemmende tangen.


Aeneas wordt oorlogsleider van de Etrusken. (454 - 607)



- Haec pater Aeoliis properat dum Lemnius oris,
Euandrum ex humili tecto lux suscitat alma
et matutini uolucrum sub culmine cantus.
consurgit senior tunicaque inducitur artus
et Tyrrhena pedum circumdat uincula plantis.
tum lateri atque umeris Tegeaeum subligat ensem
demissa ab laeua pantherae terga retorquens.






460
- Terwijl de Lemnische vader over de Aeolische kusten hiervan werk maakt,                 
lokt het voedende licht Euander uit zijn povere woning
samen met de ochtendzang der vogels onder het dak.
De oude staat op en hult zich in zijn tuniek,
onder zijn voeten bindt hij de Tyrrheense sandalen;
dan bindt hij zijn Arcadische zwaard om schouder en flank
en zwaait een pantervel om zijn linkerzijde.
nec non et gemini custodes limine ab alto
praecedunt gressumque canes comitantur erilem.
hospitis Aeneae sedem et secreta petebat
sermonum memor et promissi muneris heros.
nec minus Aeneas se matutinus agebat;




465
Ook lopen twee waakhonden vooruit vanaf de hoge drempel
en vergezellen hun baas op de voet.
Hij gaat op weg naar Aeneas' verblijfplaats voor een tête à tête,
als karaktervol man indachtig hun gesprek en toegezegde hulp.
Aeneas was eveneens vroeg in de weer;
filius huic Pallas, illi comes ibat Achates.
congressi iungunt dextras mediisque residunt
aedibus et licito tandem sermone fruuntur.
rex prior haec:
'maxime Teucrorum ductor, quo sospite numquam




470
Achates hield hèm gezelschap, Pallas zijn vader.
Bij hun ontmoeting schudden zij de hand, zetten zich neer
in het midden van het bouwsel en grijpen de kans aan
voor een vertrouwelijk gesprek. De koning sprak eerst:
"Hoogste leider der Teucriërs, van wie ik meen, dat,
res equidem Troiae uictas aut regna fatebor,
nobis ad belli auxilium pro nomine tanto
exiguae uires; hinc Tusco claudimur amni,
hinc Rutulus premit et murum circumsonat armis.
sed tibi ego ingentis populos opulentaque regnis




475
zolang gij ongedeerd zijt, de macht van hun koninkrijk ongebroken is,
onze middelen tot oorlogvoering zij slechts gering in verhouding
tot zo'n grote reputatie; enerzijds begrenst ons de rivier de Tuscus,
daartegenover dreigt de Rutuliër met wapengekletter voor onze muur.
Maar ik regel een verbond met imposante stammen en legers
iungere castra paro, quam fors inopina salutem
ostentat: fatis huc te poscentibus adfers.
haud procul hinc saxo incolitur fundata uetusto
urbis Agyllinae sedes, ubi Lydia quondam
gens, bello praeclara, iugis insedit Etruscis.




480
met leiders aan het hoofd; dit heil brengt ons het toeval:
jij komt hier onder drang van het noodlot.
Niet ver van hier ligt de stad Agyllina, gesticht op oeroud gesteente,
waar eens een Lydisch volk, befaamd in de strijd,
zich op Etrurische heuvels heeft gevestigd.
hanc multos florentem annos rex deinde superbo
imperio et saeuis tenuit Mezentius armis.
quid memorem infandas caedes, quid facta tyranni
effera? di capiti ipsius generique reseruent!
mortua quin etiam iungebat corpora uiuis




485
Deze eerst bloeiende plaats heeft koning Mezentius vele jaren beheerd                        
met een stuitend gezag en grimmig wapengeweld.
Waartoe zou ik de goddeloze slachtingen ophalen en het geweld
van de tyran? Hopelijk straffen de goden hem en zijn geslacht!
Zelfs bond hij lijken aan levenden vast
componens manibusque manus atque oribus ora,
tormenti genus, et sanie taboque fluentis
complexu in misero longa sic morte necabat.
at fessi tandem ciues infanda furentem
armati circumsistunt ipsumque domumque,




490
en plaatste handen tegen handen, gezicht tegen gezicht,
dat was zijn marteling: door het bloed en vocht doodde hij
de stervenden in een ellendige omhelzing met een langzame dood.
Maar, hem moe, hebben tenslotte de burgers, woedend om zijn wangedrag
zich gewapend gekeerd tegen hem en zijn huis,
obtruncant socios, ignem ad fastigia iactant.
ille inter caedem Rutulorum elapsus in agros
confugere et Turni defendier hospitis armis.
ergo omnis furiis surrexit Etruria iustis,
regem ad supplicium praesenti Marte reposcunt.




495
zijn medestanders vermoord en de brand in zijn woning gejaagd.
Bij deze slachting ontsnapt neemt hij zijn toevlucht tot het gebied
van de Rutuliërs en wordt gered door de wapens van gastheer Turnus.
Daarop komt heel Etrurië in heilige verontwaardiging in opstand
en eist zijn uitlevering op straffe van oorlog.
his ego te, Aenea, ductorem milibus addam.
toto namque fremunt condensae litore puppes
signaque ferre iubent, retinet longaeuus haruspex
fata canens: "o Maeoniae delecta iuuentus,
flos ueterum uirtusque uirum, quos iustus in hostem




500
Aan deze troepenmacht, Aeneas, wijs ik jou als commandant toe!
Langs heel de kust morren samengedrongen de schepen
en vragen het sein tot de aanval, slechts een hoogbejaarde ziener
houdt hen tegen met zijn voorspelling:"Uitgelezen krijgsvolk van Maeonië,
bloem van het volk, uw voorouders waardig, rechtmatige grief
fert dolor et merita accendit Mezentius ira,
nulli fas Italo tantam subiungere gentem:
externos optate duces." tum Etrusca resedit
hoc acies campo monitis exterrita diuum.
ipse oratores ad me regnique coronam




505
tegen de vijand drijft jullie en Mezentius ontketent uw terechte toorn,
maar het is geen Italiër geoorloofd een zo groot volk te knechten:
stel uw hoop op leiders van buiten". Toen legerde het Etruscische
leger zich rustig hier te velde en bond in op de vermaning der goden.
Tarchon zelf zond onderhandelaars naar mij toe en de koningskroon
cum sceptro misit mandatque insignia Tarchon,
succedam castris Tyrrhenaque regna capessam.
sed mihi tarda gelu saeclisque effeta senectus
inuidet imperium seraeque ad fortia uires.
natum exhortarer, ni mixtus matre Sabella




510
met de scepter en bood mij die symbolen aan met het verzoek
het leger aan te voeren en het bestuur van Etrurië op me te nemen.
Maar mij misgunnen de ouderdom, traag, koud en afgeleefd,
en mijn krachten te gering voor dappere daden, dit opperbevel.
Mijn zoon zou ik daartoe aanzetten, als ik niet door mijn huwelijk met
hinc partem patriae traheret. tu, cuius et annis
et generi fatum indulget, quem numina poscunt,
ingredere, o Teucrum atque Italum fortissime ductor.
hunc tibi praeterea, spes et solacia nostri,
Pallanta adiungam; sub te tolerare magistro




515
zijn Sabijnse moeder hem een deel van zijn herkomst ontstolen had.
Gij, wiens leeftijd en afkomst het lot begunstigt, die de godheid bestemt,
aanvaard deze taak, dapperste leider der Teucriërs en ook van de Italiërs.
Bovendien zal ik jou, hoop en troost van ons,
Pallas meegeven: laat hij onder jouw leiding het krijgsbedrijf
militiam et graue Martis opus, tua cernere facta
adsuescat, primis et te miretur ab annis.
Arcadas huic equites bis centum, robora pubis
lecta dabo, totidemque suo tibi nomine Pallas.'
Vix ea fatus erat, defixique ora tenebant




520
leren verdragen, dat zware werk van Mars, jouw daden door aanschouwing
zich aanwennen en jou van jongs af aan bewonderen.
Aan hem zal ik tweehonderd Arcadische ruiters, selecte keurtroepen,
meegeven en Pallas zal eenzelfde aantal uit eigen naam aan je geven".
- Na deze woorden hielden Anchises' zoon Aeneas
Aeneas Anchisiades et fidus Achates,
multaque dura suo tristi cum corde putabant,
ni signum caelo Cytherea dedisset aperto.
namque improuiso uibratus ab aethere fulgor
cum sonitu uenit et ruere omnia uisa repente,




525
en ook de trouwe Achates hun ogen neergeslagen
en zij zouden, droefgestemd, zich aan doemdenken over hebben gegeven,
als niet Venus een teken gegeven had aan de open hemel.
Want flikkerend flitste onverwacht aan de hemel een bliksem
met donder gepaard en alles leek plotseling te beven,
Tyrrhenusque tubae mugire per aethera clangor.
suspiciunt, iterum atque iterum fragor increpat ingens.
arma inter nubem caeli in regione serena
per sudum rutilare uident et pulsa tonare.
obstipuere animis alii, sed Troius heros




530
en het geluid van een Tyrrheense trompet weerklonk in de hoge.
Ze keken omhoog, steeds opnieuw weerklonk die geweldige klaroen.
Wapens omgeven door wolken zien zij aan de stralende hemel
roodachtig gloeien en botsend weerklinken.
De anderen vallen stil van verbazing, maar de Trojaanse held
agnouit sonitum et diuae promissa parentis.
tum memorat: 'ne uero, hospes, ne quaere profecto
quem casum portenta ferant: ego poscor Olympo.
hoc signum cecinit missuram diua creatrix,
si bellum ingrueret, Volcaniaque arma per auras




535
onderkent dit geluid als belofte van zijn goddelijke moeder.
Dan vertelt hij: "Vriend, probeer niet verder te zoeken
welk lot deze tekens voorspellen: ik word door de Olympus gemaand!
Mijn goddelijke moeder voorspelde dit teken te zenden
als een oorlog zou dreigen: zij zou dan wapens van Vulcanus
laturam auxilio.
heu quantae miseris caedes Laurentibus instant!
quas poenas mihi, Turne, dabis! quam multa sub undas
scuta uirum galeasque et fortia corpora uolues,
Thybri pater! poscant acies et foedera rumpant.'




540
te hulp zenden door de lucht.
Wee, wat staat de ongelukkige Laurentiërs niet aan bloedbad te wachten!
Wat wraak, Turnus, kun je van mij verwachten! Hoeveel schilden, vader Tiber,
en helmen en lijken van moedige strijders zul je voortwentelen!
Laten ze maar strijdlust vragen en verdragen schenden".
- Haec ubi dicta dedit, solio se tollit ab alto
et primum Herculeis sopitas ignibus aras
excitat, hesternumque larem paruosque penatis
laetus adit; mactat lectas de more bidentis
Euandrus pariter, pariter Troiana iuuentus.




545
- Na deze woorden verheft hij zich uit zijn hoge zetel
en blaast eerst het smeulende vuur aan op Hercules' altaar,
wendt zich verheugd tot de bescheiden huisgoden, ook gisteren al bejegend,
en slacht naar gebruik uitgelezen schapen
evenzo handelt Euander, evenzo ook de Trojanen.
post hinc ad nauis graditur sociosque reuisit,
quorum de numero qui sese in bella sequantur
praestantis uirtute legit; pars cetera prona
fertur aqua segnisque secundo defluit amni,
nuntia uentura Ascanio rerumque patrisque.




550
Dan keert hij vanhier terug naar de schepen en zoek zijn mannen weer op,
uit hun aantal selecteert hij de dappersten om hem in de oorlog
te vergezellen; de overigen varen stroomafwaarts
op het neerkabbelende water van de rivier,
als bode aan Ascanius van wat zijn vader gaat ondernemen.
dantur equi Teucris Tyrrhena petentibus arua;
ducunt exsortem Aeneae, quem fulua leonis
pellis obit totum praefulgens unguibus aureis.
- Fama uolat paruam subito uulgata per urbem
ocius ire equites Tyrrheni ad limina regis.




555
Paarden komen beschikbaar voor de Teucriërs die naar Etrurië gaan;
voor Aeneas wordt een raspaard gebracht, helemaal bedekt met de rossige
vacht van een leeuw, aan de einden glanzend met vergulde klauwen.
- De mare verspreidt zich, terstond gedeeld, over de kleine stad
dat de ruiters optrekken naar de grens van het Etrurische rijk.
uota metu duplicant matres, propiusque periclo
it timor et maior Martis iam apparet imago.
tum pater Euandrus dextram complexus euntis
haeret inexpletus lacrimans ac talia fatur:
'o mihi praeteritos referat si Iuppiter annos,




560
In hun angst vergroten de moeders hun beden, hun vrees neemt toe
met de dreiging en het verscherpen van het beeld van de oorlog.
Dan omklemt vader Euander de rechterhand van zijn zoon bij vertrek
omhelst hem langdurig onder onophoudelijk wenen en zegt:
"Ach, als Juppiter mij toch de voorbije jaren teruggaf,
qualis eram cum primam aciem Praeneste sub ipsa
straui scutorumque incendi uictor aceruos
et regem hac Erulum dextra sub Tartara misi,
nascenti cui tris animas Feronia mater
(horrendum dictu) dederat, terna arma mouenda—




565
zoals ik was toen ik vóór Praeneste mijn eerste vijanden velde
en als overwinnaar stapels schilden verbrandde
en eigenhandig koning Erulus de Tartarus instuurde,
aan wie moeder Feronia bij zijn geboorte drie levens geschonken had
(een huiveringwekkend verhaal): om drie maal de strijd te beginnen-
ter leto sternendus erat; cui tunc tamen omnis
abstulit haec animas dextra et totidem exuit armis:
non ego nunc dulci amplexu diuellerer usquam,
nate, tuo, neque finitimo Mezentius umquam
huic capiti insultans tot ferro saeua dedisset




570
en drie maal moest hij verslagen: hem heb ik toch eigenhandig
die drie levens ontnomen en even vaak zijn wapens buitgemaakt:
dan zou, mijn zoon, ik me nu zeker niet losmaken uit deze koesterende
omhelzing van jou en nooit zou de arrogante Mezentius zoveel
grimmige moorden aan dit hoofd van zijn buren hebben bedreven,
funera, tam multis uiduasset ciuibus urbem.
at uos, o superi, et diuum tu maxime rector
Iuppiter, Arcadii, quaeso, miserescite regis
et patrias audite preces. si numina uestra
incolumem Pallanta mihi, si fata reseruant,




575
en de stad van zoveel burgers hebben beroofd.
U, goden, en gij, Juppiter, hoogste leider der goden, ik bid u
heb erbarmen met de Arcadische koning
en verhoor het gebed van een vader: als uw macht,
als het lot mij Pallas ongedeerd laat,
si uisurus eum uiuo et uenturus in unum,
uitam oro, patior quemuis durare laborem.
sin aliquem infandum casum, Fortuna, minaris,
nunc, nunc o liceat crudelem abrumpere uitam,
dum curae ambiguae, dum spes incerta futuri,




580
als ik hem bij mijn leven nog mag weerzien en hem weer mag omhelzen,
dan vraag ik in leven te blijven, hoe hard ik ook beproefd word.
Maar als, Fortuna, gij hem bedreigt met een lot, onbespreekbaar,
laat mij dan nu, ja nu, dit wrede leven afbreken,
nu mijn bezorgdheid overbodig kan zijn en de toekomst ongewis,
dum te, care puer, mea sola et sera uoluptas,
complexu teneo, grauior neu nuntius auris
uulneret.' haec genitor digressu dicta supremo
fundebat; famuli conlapsum in tecta ferebant.
Iamque adeo exierat portis equitatus apertis




585
nu ik jou, lieve zoon, de enige troost in mijn ouderdom,
nog omhels, laat geen rampzalige boodschap mijn oren schenden!"
Deze woorden sprak de vader bij zijn laatste afscheid
en hij zakte ineen: dienaars droegen hem het huis in.
- Nu waren de ruiters de open poorten al uit gegaan
Aeneas inter primos et fidus Achates,
inde alii Troiae proceres; ipse agmine Pallas
it medio chlamyde et pictis conspectus in armis,
qualis ubi Oceani perfusus Lucifer unda,
quem Venus ante alios astrorum diligit ignis,




590
met Aeneas onder de eersten en de trouwe Achates,
daarna de andere voornaamsten uit Troje; Pallas zelf rijdt in het midden
van de groep, opvallend door zijn mantel en beschilderde wapens:
zoals wanneer Lucifer, die bij Venus meer dan de andere sterrenvuren
geliefd is, doordrenkt met Oceaanwater, zijn heilig gezicht
extulit os sacrum caelo tenebrasque resoluit.
stant pauidae in muris matres oculisque sequuntur
pulueream nubem et fulgentis aere cateruas.
olli per dumos, qua proxima meta uiarum,
armati tendunt; it clamor, et agmine facto




595
naar de hemel heft en de duisternis verjaagt.
Op de muren staan bezorgd de moeders en volgen met hun ogen
de stofwolk en de drommen, glanzend van brons.
Zij trekken dwars door de struiken, langs de kortste weg,
met hun wapens: geschreeuw stijgt op en in gesloten colonne
quadripedante putrem sonitu quatit ungula campum.
est ingens gelidum lucus prope Caeritis amnem,
religione patrum late sacer; undique colles
inclusere caui et nigra nemus abiete cingunt.
Siluano fama est ueteres sacrasse Pelasgos,




600
beuken de viervoeters met hun hoeven de rulle grond.
Er ligt een groot heilig woud vlakbij de kille stroom van Caere,
door de verering der voorouders geheiligd; aan alle kanten
omsluiten heuvels die en donkere dennenbossen.
Men zegt dat de oude Pelasgen het toegewijd hebben
aruorum pecorisque deo, lucumque diemque,
qui primi finis aliquando habuere Latinos.
haud procul hinc Tarcho et Tyrrheni tuta tenebant
castra locis, celsoque omnis de colle uideri
iam poterat legio et latis tendebat in aruis.




605
aan de god van het veld en het vee: dit woud en een feestdag.
Dat deden de eerste bewoners van het Latijnse land.
Niet ver van hier lag Tarcho, waar de Etrusken op veilig terrein
hun legerkamp hadden: heel hun leger werd al zichtbaar
vanaf een heuveltop, hun kamp strekte zich uit in de velden.
huc pater Aeneas et bello lecta iuventus
succedunt, fessique et equos et corpora curant.

Hierheen zet vader Aeneas koers met zijn keurkorps,
vermoeid gunnen zij hun paarden en lichamen rust.


Het schild van Aeneas. (608 - 731)                                    





- At Venus aetherios inter dea candida nimbos
dona ferens aderat; natumque in valle reducta
ut procul egelido secretum flumine vidit,


610
- Toen, nu, verscheen de godin Venus, blank tussen de wolken,
met haar geschenken en toen zij in een afgelegen dal
haar zoon apart zag bij een koele stroom,
talibus adfata est dictis seque obtulit ultro:
'en perfecta mei promissa coniugis arte
munera. ne mox aut Laurentis, nate, superbos
aut acrem dubites in proelia poscere Turnum.'
dixit, et amplexus nati Cytherea petiuit,




615
verscheen zij aan hem en sprak zij hem toe met de woorden:
"Zie, de beloofde geschenken, gemaakt door de kunde
van mijn man: opdat je niet aarzelt de trotse Laurentijnen
of de driftige Turnus tot de strijd uit te dagen".
Met deze woorden zocht de Cytherische de omhelzing van haar zoon,
arma sub aduersa posuit radiantia quercu.
ille deae donis et tanto laetus honore
expleri nequit atque oculos per singula uoluit,
miraturque interque manus et bracchia uersat
terribilem cristis galeam flammasque uomentem,




620
de schitterende wapens legde zij neer onder een eik tegenover hem.
Hij, sprakeloos over de geschenken van de godin en zo grote eer,
komt ogen tekort en bekijkt elk detail,
vol bewondering draait hij tussen armen en handen
de helm, huiveringwekkend met helmbos en vlammend
fatiferumque ensem, loricam ex aere rigentem,
sanguineam, ingentem, qualis cum caerula nubes                      
solis inardescit radiis longeque refulget;
tum leuis ocreas electro auroque recocto,
hastamque et clipei non enarrabile textum.




625
en ook het noodlotzwangere zwaard, het pantser, stijf van het brons,
bloedrood, groot, zoals wanneer een donkere wolk
door zonnestralen opgloeit en ver reflecteert;
dan bekijkt hij de scheenplaten, glad van goud en gezuiverd zilver,
de speer en de onbeschrijflijke structuur van het schild.
illic res Italas Romanorumque triumphos
haud uatum ignarus uenturique inscius aeui
fecerat ignipotens, illic genus omne futurae
stirpis ab Ascanio pugnataque in ordine bella.
fecerat et uiridi fetam Mauortis in antro




630
Daarop had de smid, goed bekend met de zieners en de toekomst,
de geschiedenis van Italia en de Romeinse triomfen afgebeeld,
daarop heel het geslacht van de toekomstige loten van Ascanius
en de oorlogen zoals die achtereenvolgens zijn bevochten.
Afgebeeld had hij ook hoe de wolvin zich ontfermt in de groene grot
procubuisse lupam, geminos huic ubera circum
ludere pendentis pueros et lambere matrem
impauidos, illam tereti ceruice reflexa
mulcere alternos et corpora fingere lingua.
nec procul hinc Romam et raptas sine more Sabinas




635
over de kinderen van Mars, hoe de beide knaapjes bungelen
aan haar uiers en onbevreesd hun moeder zuigen
en zij hen om beurten likt met teruggebogen kop
om hen te fatsoeneren met haar tong.
Hier vlakbij had hij Rome toegevoegd en de brute roof der Sabijnsen
consessu caueae, magnis Circensibus actis,
addiderat, subitoque nouum consurgere bellum
Romulidis Tatioque seni Curibusque seueris.
post idem inter se posito certamine reges
armati Iouis ante aram paterasque tenentes




640
op de tribunes bij de uitvoering van de Grote Spelen,
plotseling ontvlamde een oorlog tussen Romulus' mannen
en de oude Tatius en de sobere Cureten.
Daarachter stonden de koningen, de strijd was beëindigd,
met hun wapens voor Juppiters altaar met de plengschalen
stabant et caesa iungebant foedera porca.
haud procul inde citae Mettum in diuersa quadrigae
distulerant (at tu dictis, Albane, maneres!),
raptabatque uiri mendacis uiscera Tullus
per siluam, et sparsi rorabant sanguine uepres.




645
en sloten vrede door de slacht van een varken.
Hier vlakbij trokken vierspannen naar verschillende kanten gemend
Mettus aan stukken (had je maar aan je woord gehouden, Albaan!),
en Tullus sleepte de ingewanden van de verrader
door het bos: de doornstruiken bedauwd met zijn bloed.
nec non Tarquinium eiectum Porsenna iubebat
accipere ingentique urbem obsidione premebat;
Aeneadae in ferrum pro libertate ruebant.
illum indignanti similem similemque minanti
aspiceres, pontem auderet quia uellere Cocles




650
Verderop beval Porsenna de verdreven Tarquinius weer toe te laten
en hield de stad in een geweldige wurggreep;
Aeneas' nakomelingen stroomden te wapen voor hun vrijheid.
Je kon hem verontwaardigd zien dreigen,
omdat Cocles de brug af durfde breken
et fluuium uinclis innaret Cloelia ruptis.
in summo custos Tarpeiae Manlius arcis
stabat pro templo et Capitolia celsa tenebat,
Romuleoque recens horrebat regia culmo.
atque hic auratis uolitans argenteus anser




655
en Cloelia de rivier over zwom na haar ketens te hebben verbroken.
Bovenop stond Manlius afgebeeld, bewaker van de burcht en
de Tarpeïsche Rots, vóór de tempel op de top van het Capitool,
en in vers reliëf is de koninklijke strohut van Romulus zichtbaar.
Elders weer kwaakt gakkend de zilveren gans op de gouden zuilen
porticibus Gallos in limine adesse canebat;
Galli per dumos aderant arcemque tenebant
defensi tenebris et dono noctis opacae.
aurea caesaries ollis atque aurea uestis,
uirgatis lucent sagulis, tum lactea colla




660
dat de Galliërs voor de poorten staan; de Galliërs naderden
door het struikgewas en trachtten de burcht te veroveren,
gedekt door het duister, het geschenk van een een donkere nacht.
Goud is hun haar en goud is hun kleding,
zij lichten op door hun gestreepte tunieken, voorts zijn hun blanke nekken
auro innectuntur, duo quisque Alpina coruscant
gaesa manu, scutis protecti corpora longis.
hic exsultantis Salios nudosque Lupercos
lanigerosque apices et lapsa ancilia caelo
extuderat, castae ducebant sacra per urbem




665
met goud omhangen, twee alpenspiesen flikkeren in ieders hand,
met hoge schilden beschermen zij hun lichaam.
Daar weer had hij de Saliërs en naakte Lupercen uitgehamerd,
hun wollen mutsen en de schilden, uit de hemel gevallen,
de vrome moeders voerden hun offeranden door de stad
pilentis matres in mollibus. hinc procul addit
Tartareas etiam sedes, alta ostia Ditis,
et scelerum poenas, et te, Catilina, minaci
pendentem scopulo Furiarumque ora trementem,
secretosque pios, his dantem iura Catonem.




670
in gerieflijke koetsen. Ver hiervandaan heeft hij ook de verblijfplaats
in de Tartarus toegevoegd, de diepe muil van Dis,
en de bestraffing van misdaden: ook jou, Catilina, hangend
aan een afschuwelijke rots en sidderend voor de tronies der Furiën,
en de geheime verblijfplaats der onkreukbaren met rechter Cato.
haec inter tumidi late maris ibat imago
aurea, sed fluctu spumabant caerula cano,
et circum argento clari delphines in orbem
aequora uerrebant caudis aestumque secabant.
in medio classis aeratas, Actia bella,




675
Hiertussen prijkt in goud de afbeelding van een grote, woelige zee,
die zee kolkt rond met een schuimende stroom
en rondom vegen zilverglanzende dolfijnen met hun staart
over de golven en doorklieven de branding.
Middenin bevinden zich bronssnebbige vloten, de slag bij Actium
cernere erat, totumque instructo Marte uideres
feruere Leucaten auroque effulgere fluctus.
hinc Augustus agens Italos in proelia Caesar
cum patribus populoque, penatibus et magnis dis,
stans celsa in puppi, geminas cui tempora flammas




680
is te zien en je kunt heel Leucate zien bruisen en de stromen
schitteren van goud door de voorgenomen slag.
Hier voert Augustus Caesar de Italiërs ten strijde,
gesteund door volk en senaat, penaten en machtige goden,
staand op de hoge achtersteven, zijn rijke slapen omspeelt een glans
laeta uomunt patriumque aperitur uertice sidus.
parte alia uentis et dis Agrippa secundis
arduus agmen agens, cui, belli insigne superbum,
tempora nauali fulgent rostrata corona.
hinc ope barbarica uariisque Antonius armis,




685
en op zijn hoofd openbaart zich de ster van zijn vader.
Naast hem voert Agrippa, begunstigd door winden en goden,
strijdlustig troepen aan, opvallend en trots op hun krijgsroem:
met snebben getooid schitteren zijn slapen door een vlootkrans.
Aan de andere kant staat met exotische praal en mengsel van krijgsvolk
uictor ab Aurorae populis et litore rubro,
Aegyptum uirisque Orientis et ultima secum
Bactra uehit, sequiturque (nefas) Aegyptia coniunx.
una omnes ruere ac totum spumare reductis
conuulsum remis rostrisque tridentibus aequor.




690
Antonius, overwinnaar van Oosterse volken en Rode Zeekust,
met Egypte aan zijn zij en Bactrië, het uiterste Oosten
en, (schande!), zijn Egyptische vrouw vergezelt hem.
Allen stormen tegelijk vooruit en door het gewroet van de riemen
en de puntige stevens schuimt heel het zeevlak.
alta petunt; pelago credas innare reuulsas
Cycladas aut montis concurrere montibus altos,
tanta mole uiri turritis puppibus instant.
stuppea flamma manu telisque uolatile ferrum
spargitur, arua noua Neptunia caede rubescunt.




695
Zij zetten koers naar open zee; je zou menen dat de Cycladen
los zijn gescheurd en op zee drijven of dat bergen op bergen stoten,
met zulke gevaartes maken de mannen jacht op de schepen met torens.
Een drom van ijzeren pijlen, omwoeld met brandend breeuwsel vliegt
in het rond, Neptunus' velden kleuren rood door een ongekend bloedbad.
regina in mediis patrio uocat agmina sistro,
necdum etiam geminos a tergo respicit anguis.
omnigenumque deum monstra et latrator Anubis
contra Neptunum et Venerem contraque Mineruam
tela tenent. saeuit medio in certamine Mauors




700
Midden in dit gewoel roept de vorstin haar strijders op met de sistrum
en slaat ook nog geen acht op de twee slangen achter haar rug.
Alle soorten duivelse monsters en de hondsgod Anubis
nemen de wapens op tegen Neptunus en Venus en Minerva;
Tussen de strijdenden in woedt Mars,
caelatus ferro, tristesque ex aethere Dirae,
et scissa gaudens uadit Discordia palla,
quam cum sanguineo sequitur Bellona flagello.
Actius haec cernens arcum intendebat Apollo
desuper; omnis eo terrore Aegyptus et Indi,




705
uit ijzer gesmeed, en vanuit het zwerk zien de Furieën toe,
gnuivend loopt Tweedracht rond in gescheurde kleren,
haar volgt Bellona met een bloederige zweep.
Dit ziende richt Apollo van Actium zijn pijlen van boven,
uit schrik hiervoor slaat heel Egypte en Indië op de vlucht,
omnis Arabs, omnes uertebant terga Sabaei.
ipsa uidebatur uentis regina uocatis
uela dare et laxos iam iamque immittere funis.
illam inter caedes pallentem morte futura
fecerat ignipotens undis et Iapyge ferri,




710
heel Arabië, weg zijn alle Sabaeërs.
De vorstin zelf ziet men onder het aanroepen der winden
de zeilen hijsen en de schoten haastig vieren.
Haar had de smid afgebeeld bij de slachting
verbleekt in het zicht van de dood, door wind en golven gejaagd,
contra autem magno maerentem corpore Nilum
pandentemque sinus et tota ueste uocantem
caeruleum in gremium latebrosaque flumina uictos.
at Caesar, triplici inuectus Romana triumpho
moenia, dis Italis uotum immortale sacrabat,




715
daartegenover een treurende Nijl met een groot lichaam
zijn omarming openend en met heel zijn kleed nodend
de verslagenen tot zijn donkere schoot van duistere stromen.
Maar Caesar, in drievoudige triomf de Romeinse muren binnengereden,
lost aan de Italische goden de gelofte in van een eeuwig geschenk:
maxima ter centum totam delubra per urbem.
laetitia ludisque uiae plausuque fremebant;
omnibus in templis matrum chorus, omnibus arae;
ante aras terram caesi strauere iuuenci.
ipse sedens niueo candentis limine Phoebi




720
driehonderd grote tempels verspreid over heel de stad.
De wegen weergalmen van vreugdevolle bijval en ovaties,
in alle tempels drommen moeders, altaren alom;
vóór de altaren liggen geslachte stieren uitgestrekt.
Zelf zit Caesar op de witte drempel van de blanke Phoebus
dona recognoscit populorum aptatque superbis
postibus; incedunt victae longo ordine gentes,
quam variae linguis, habitu tam vestis et armis.
hic Nomadum genus et discinctos Mulciber Afros,
hic Lelegas Carasque sagittiferosque Gelonos




725
en inspecteert de geschenken van de mensen en hangt ze te pronk
in galerijen; de overwonnen volken trekken in lange rij voorbij,
zeer verschillend in taal, evenals in kleding en wapens.
Hier had Vulcanus een nomadenvolk en naakte Afrikanen afgebeeld,
daar weer Lelegen en Cariërs en Gelonen, met pijlen gewapend;
finxerat; Euphrates ibat iam mollior undis,
extremique hominum Morini, Rhenusque bicornis,
indomitique Dahae, et pontem indignatus Araxes.
Talia per clipeum Volcani, dona parentis,
miratur rerumque ignarus imagine gaudet
attollens umero famamque et fata nepotum.




730

- de Euphraat stroomde al gedweeër -
de uiterste mensen, de Morini, de Rijn met zijn dubbele uitstroom,
de ongetemde Scythen en de Araxes, verontwaardigd over een brug.
- Deze taferelen bewonderde hij op het schild van Vulcanus, het geschenk
van zijn moeder en, onwetend nog van de feiten, was hij verrukt over hun afbeelding
en hij legde het schild over zijn schouder met de roem en het lot van zijn nazaten. 




Lees verder: Boek 9

Terug naar het overzicht van de Aeneis

Terug naar het overzicht van de werken van Ben Bijnsdorp