Boek
7 van de Aeneis van Vergilius 1-45 Aeneas komt aan bij de Tibermonding. 45 - 106 Introductie van Latinus en Lavinia. 107 - 147 De Trojanen op hun bestemming. 148 - 191 Naar Latinus' paleis. 192 - 248 Bij Latinus. 249 - 285 Latinus accepteert de voorspelling. 286 - 322 Juno roert zich. 323 - 405 Allecto en Amata. 406 - 474 Allecto en Turnus. 475 - 571 Allecto ontketent de oorlog 572 - 640 Juno dwingt Latinus een oorlogsverklaring af. 641 - 817 Aanroeping van de Muze en opsomming van de strijders. Aeneas komt aan bij de Tibermonding. (1 - 45) |
- Tu quoque litoribus
nostris, Aeneia nutrix, aeternam moriens famam, Caieta, dedisti; et nunc seruat honos sedem tuus, ossaque nomen Hesperia in magna, si qua est ea gloria, signat. At pius exsequiis Aeneas rite solutis, |
5 |
- Ook u, Caieta,
voedster van Aeneas, hebt bij uw dood blijvende roem verschaft aan onze kusten: nu bewaart uw respectabele gedachtenis deze plaats en uw naam markeert uw graf in het weids Hesperia, als dat voor u nog roem inhoudt. - De plichtsgetrouwe Aeneas volbracht naar gebruik de laatste eer |
aggere composito tumuli,
postquam alta quierunt aequora, tendit iter uelis portumque relinquit. aspirant aurae in noctem nec candida cursus luna negat, splendet tremulo sub lumine pontus. proxima Circaeae raduntur litora terrae, |
10 |
en wierp een grafheuvel
op; dan, bij kalme zee, ontvouwde hij de zeilen, verliet de haven en ging op weg. Winden bliezen hen voort tot de nacht inviel, maar de bleke maan vergat hen niet en de zee schitterde onder haar twinkelend licht. Zij scheerden langs de kustlijn van Circe's land, |
diues inaccessos ubi
Solis filia lucos adsiduo resonat cantu, tectisque superbis urit odoratam nocturna in lumina cedrum arguto tenuis percurrens pectine telas. hinc exaudiri gemitus iraeque leonum |
15 |
waar de rijke
Zonnedochter de ontoegankelijke bossen doet weerklinken van haar permanent gezang en zij tot nachtelijk licht geurend cederhout brandt, terwijl ze haar schietspoel door de fijne scheringdraden stuurt. Vanhier klinkt het woedend brullen van leeuwen |
uincla recusantum et
sera sub nocte rudentum, saetigerique sues atque in praesepibus ursi saeuire ac formae magnorum ululare luporum, quos hominum ex facie dea saeua potentibus herbis induerat Circe in uultus ac terga ferarum. |
20 |
die geen ketens velen en
in de late nacht nog grommen. Ook borstelige zwijnen gaan te keer en beren in omheining en vervaarlijke wolfsgedrochten huilen luid: hen had de onbeheerste godin Circe met haar toverkruid van mensgedaante omgekleed in muil en huid van beesten. |
quae ne monstra pii
paterentur talia Troes delati in portus neu litora dira subirent, Neptunus uentis impleuit uela secundis, atque fugam dedit et praeter uada feruida uexit. Iamque rubescebat radiis mare et aethere ab alto |
25 |
Om te zorgen dat de
trouwe Trojanen van deze beproevingen niets hadden te lijden door een haven aan deze wankust aan te doen, bolde Neptunus de zeilen met gunstige winden en bood een heenkomen door hen voorbij de bruisende branding te voeren. En de zee gloeide al rood op door de stralen en uit de hoge hemel |
Aurora in roseis
fulgebat lutea bigis, cum uenti posuere omnisque repente resedit flatus, et in lento luctantur marmore tonsae. atque hic Aeneas ingentem ex aequore lucum prospicit. hunc inter fluuio Tiberinus amoeno |
30 |
straalde een goudgele
Aurora in haar roze tweespan, toen plots de winden gingen liggen en alle bries verdween: in het lome marmerschuim klotsten de riemen. Hier zag Aeneas vanuit zee een groot woud aan de einder. Daardoorheen stroomde de Tiber in een lieflijke stroom |
uerticibus rapidis et
multa flauus harena in mare prorumpit. uariae circumque supraque adsuetae ripis uolucres et fluminis alueo aethera mulcebant cantu lucoque uolabant. flectere iter sociis terraeque aduertere proras |
35 |
met snelle kolken en
lichtgekleurd door veel zand naar zijn monding in zee. Allerlei vogels, thuis in de oevers en bedding, vulden de lucht met gezang en dartelden rond in het bos. Hierheen beval hij zijn mannen de koers van de schepen te verleggen en ze landwaarts te sturen |
imperat et laetus fluvio
succedit opaco. Nunc age, qui reges, Erato, quae tempora, rerum quis Latio antiquo fuerit status, advena classem cum primum Ausoniis exercitus appulit oris, expediam, et primae revocabo exordia pugnae. |
40 |
en goedgemutst voer hij
de lommerrijke rivier op. - Wel, Erato, nu wil ik vertellen, welke omstandigheden en wat de situatie was in het oude Latium, toen deze uitheemse groep haar vloot deed landen op de Ausonische kust en het begin van de twist wil ik weer oproepen. |
tu vatem, tu, diva,
mone. dicam horrida bella, dicam acies actosque animis in funera reges, Tyrrhenamque manum totamque sub arma coactam Hesperiam. maior rerum mihi nascitur ordo, maius opus moveo. ... |
45 |
- U, godin, inspireer uw
dichter. Gruwelijke oorlogen ga ik vertellen, het zal gaan over slachting en vorsten, door passie de dood in gedreven, en de Tyrrheense schare en heel het avondland onder de wapens gebracht. Een hoger echelon van gebeuren wordt in mij wakker, ik zet mij aan tot een groter werk. ... |
Introductie
van Latinus en Lavinia. (45 - 106) |
|
|
... Rex arva Latinus et
urbes iam senior longa placidas in pace regebat. hunc Fauno et nympha genitum Laurente Marica accipimus; Fauno Picus pater, isque parentem te, Saturne, refert, tu sanguinis ultimus auctor. filius huic fato divum prolesque virilis |
50 |
... Koning Latinus, al
ouder, regeerde land en rustige steden in duurzame vrede. Wij lezen dat hij is geboren uit Faunus en de Laurentische nimf Marica; Faunus' vader was Picus en die noemt U, Saturnus, als ouder, U bent de stamvader van zijn geslacht. Een zoon, mannelijk nageslacht, werd hem door de schikking der goden |
nulla fuit, primaque
oriens erepta iuuenta est. sola domum et tantas seruabat filia sedes iam matura uiro, iam plenis nubilis annis. multi illam magno e Latio totaque petebant Ausonia; petit ante alios pulcherrimus omnis |
55 |
ontzegd, want direct bij
zijn geboorte werd die hem ontrukt. Een dochter alleen bleef hoedster van zijn huis en zo grote troon, al huwelijksrijp, door leeftijd al huwbaar. Velen uit het weidse Latium, ja uit heel Ausonia dongen naar haar hand: vóór alle anderen de zeer mooie |
Turnus, auis atauisque
potens, quem regia coniunx adiungi generum miro properabat amore; sed uariis portenta deum terroribus obstant. laurus erat tecti medio in penetralibus altis sacra comam multosque metu seruata per annos, |
60 |
Turnus, met aanzienlijke
voorouders, die de koningin in opmerkelijke ijver probeerde tot schoonzoon te krijgen; maar schrikwekkende tekens der goden stonden dit in de weg. - Er stond middenin het binnenste van het paleis een laurier met heilig loof, door de jaren heen met zorg omgeven: |
quam pater inuentam,
primas cum conderet arces, ipse ferebatur Phoebo sacrasse Latinus, Laurentisque ab ea nomen posuisse colonis. huius apes summum densae (mirabile dictu) stridore ingenti liquidum trans aethera uectae |
65 |
vader Latinus had hem,
naar men zegt, zelf ontdekt, en toegewijd aan Phoebus en naar de naam ervan de bewoners 'Laurentijnen' genoemd. Een dichte drom bijen kwam [een wonderlijk verhaal] met doordringend gezoem door de stralende hemel aan |
obsedere apicem, et
pedibus per mutua nexis examen subitum ramo frondente pependit. continuo uates 'externum cernimus' inquit 'aduentare uirum et partis petere agmen easdem partibus ex isdem et summa dominarier arce.' |
70 |
en nestelde zich boven
in de top; met hun pootjes vervlochten hing er zo opeens een tros aan de groene takken. Daarop orakelde een ziener: 'Wij zien een vreemdeling komen en een drom van dezelfde kant naar deze zelfde kant en heersen op de burchttop". |
praeterea, castis adolet
dum altaria taedis, et iuxta genitorem astat Lauinia uirgo, uisa (nefas) longis comprendere crinibus ignem atque omnem ornatum flamma crepitante cremari, regalisque accensa comas, accensa coronam |
75 |
- Bovendien, toen het
meisje Lavinia naast haar vader stond en zij met offerfakkels de altaargaven ontstak, zag men [vreselijk!] hoe het vuur haar lange haren greep en al haar tooi door de knetterende vlam verteerd werd en haar koninklijk haar in brand stond en ook haar kroon |
insignem gemmis; tum
fumida lumine fuluo inuolui ac totis Volcanum spargere tectis. id uero horrendum ac uisu mirabile ferri: namque fore inlustrem fama fatisque canebant ipsam, sed populo magnum portendere bellum. |
80 |
bezet met edelsteen;
toen rende zij rond, rokend door rossig licht en verspreidde het vuur door heel het paleis. Dit gold werkelijk als huiverwekkend en een wonderteken: want het voorspelde dat zijzelf beroemd zou worden door faam en lot, maar voor het volk voorspelde het oorlog. |
At rex sollicitus
monstris oracula Fauni, fatidici genitoris, adit lucosque sub alta consulit Albunea, nemorum quae maxima sacro fonte sonat saeuamque exhalat opaca mephitim. hinc Italae gentes omnisque Oenotria tellus |
85 |
De koning, verontrust
door de tekens, bezocht het orakel van Faunus, zijn waarzeggende vader, en raadpleegde de bossen onder de hoge Albunea, die als grootste met heilige bron klatert en een ziedende zwaveldamp verspreidt. Hier komen de Italiërs uit heel het Oenotrische land |
in dubiis responsa
petunt; huc dona sacerdos cum tulit et caesarum ouium sub nocte silenti pellibus incubuit stratis somnosque petiuit, multa modis simulacra uidet uolitantia miris et uarias audit uoces fruiturque deorum |
90 |
bij problemen advies
zoeken; wanneer hier de priester de offergaven gebracht heeft en zich in de stille nacht uitstrekt op de gespreide huiden van de geslachte schapen, hopend op dromen, ziet hij talloze beelden op wonderbaarlijke wijze langskomen en hoort hij allerlei stemmen, treedt in gesprek met de goden |
conloquio atque imis
Acheronta adfatur Auernis. hic et tum pater ipse petens responsa Latinus centum lanigeras mactabat rite bidentis, atque harum effultus tergo stratisque iacebat uelleribus: subita ex alto uox reddita luco est: |
95 |
en spreekt de Acheron,
diep in de onderwereld, toe. Hier slachtte toen ook vader Latinus, op zoek naar een antwoord, honderd woldragende schapen volgens voorschrift, en legde zich neer op de stapel uitgespreide vachten; plots kwam diep uit het woud een stemgeluid: |
'ne pete conubiis natam
sociare Latinis, o mea progenies, thalamis neu crede paratis; externi uenient generi, qui sanguine nostrum nomen in astra ferant, quorumque a stirpe nepotes omnia sub pedibus, qua sol utrumque recurrens |
100 |
"Probeer niet, mijn
zoon, je dochter door een huwelijk aan de Latijnen te binden, vertrouw haar niet toe aan de bruiloft die je voorbereidt: van buiten zal je schoonzoon komen, die door zijn nazaten onze naam zal verheffen tot aan de sterren: de nakomelingen uit hun stam zullen beleven dat alles onder hun voeten, waar de zon bij zijn rondgang |
aspicit Oceanum,
uertique regique uidebunt.' haec responsa patris Fauni monitusque silenti nocte datos non ipse suo premit ore Latinus, sed circum late uolitans iam Fama per urbes Ausonias tulerat, cum Laomedontia pubes gramineo ripae religauit ab aggere classem. |
106 |
beide oceanen beschijnt,
onderworpen en geregeerd wordt". Dit vermanend bescheid van vader Faunus, gegeven in de zwijgende nacht, heeft Latinus zelf niet vóór zich gehouden maar ook had de rondzingende Fama het over de steden van Ausonië verbreid, toen de jongelingen van Laomedon hun vloot vastlegden aan de grazige glooiing van de oever. |
De Trojanen op hun bestemming. (107 - 147) |
Aeneas primique duces et
pulcher Iulus corpora sub ramis deponunt arboris altae, instituuntque dapes et adorea liba per herbam subiciunt epulis (sic Iuppiter ipse monebat) |
110 |
Aeneas en de voornaamste
aanvoerders en de mooie Iulus legden zich neer onder de takken van een hoge boom en maakten een maaltijd gereed en legden, verspreid over het gras, het voedsel op speltkoeken [dat beval Iuppiter zelf] |
et Cereale solum pomis
agrestibus augent. consumptis hic forte aliis, ut uertere morsus exiguam in Cererem penuria adegit edendi, et uiolare manu malisque audacibus orbem fatalis crusti patulis nec parcere quadris: |
115 |
en plaatsten
veldvruchten op deze bodem van Ceres. Nadat ze alles al hadden gegeten, dwong de behoefte aan eten hen ertoe hun tanden te zetten in de dunne koeklaag en met hand en gewaagde kaken de bodem van het beschikte baksel te schenden en de platte parten niet te sparen: |
'heus, etiam mensas
consumimus?' inquit Iulus, nec plura, adludens. ea uox audita laborum prima tulit finem, primamque loquentis ab ore eripuit pater ac stupefactus numine pressit. continuo 'salue fatis mihi debita tellus |
120 |
"Hé, wij eten ook de
tafels op!" zei Iulus schertsend, zonder toevoeging. Het horen van deze woorden maakte pas een einde aan hun zorgen, en vader haakte in op de uitspraak en, verbijsterd over de openbaring, liet hij hem zwijgen. Daarop liet hij volgen:"Gegroet, land, dat het lot mij beloofde, |
uosque' ait 'o fidi
Troiae saluete penates: hic domus, haec patria est. genitor mihi talia namque (nunc repeto) Anchises fatorum arcana reliquit: "cum te, nate, fames ignota ad litora uectum accisis coget dapibus consumere mensas, |
125 |
en heil ook u, trouwe
penaten van Troje: Hier is onze woonplaats, hier is ons vaderland. Vader Anchises [zo herinner ik me nu] heeft deze geheimen van het lot mij onthuld: 'wanneer, mijn zoon, de honger jou, gevaren naar onbekende kust, zal dwingen na de maaltijd de tafels op te eten, |
tum sperare domos
defessus, ibique memento prima locare manu molirique aggere tecta." haec erat illa fames, haec nos suprema manebat exiliis positura modum. quare agite et primo laeti cum lumine solis |
130 |
dan mag je, vermoeid, op
een woonplaats hopen; bouw daar dus eigenhandig je eerste woningen en beveilig ze met een omwalling'. Dit was natuurlijk die honger, deze stond ons als laatste te wachten en zou een einde maken aan onze ballingschap. Daarom, kop op! Laten we bij het ochtendgloren opgewekt uitzoeken, |
quae loca, quiue habeant
homines, ubi moenia gentis, uestigemus et a portu diuersa petamus. nunc pateras libate Ioui precibusque uocate Anchisen genitorem, et uina reponite mensis.' Sic deinde effatus frondenti tempora ramo |
130 |
wat dit voor gebied is,
welke mensen het bewonen, waar hun stad ligt: laten we vanaf de haven naar alle kanten op zoek gaan. Pleng nu je kommen aan Juppiter en roep in gebeden vader Anchises aan en zet weer wijn op tafel". Na zo gesproken te hebben omwikkelde hij zijn slapen |
implicat et geniumque
loci primamque deorum Tellurem Nymphasque et adhuc ignota precatur flumina, tum Noctem Noctisque orientia signa Idaeumque Iouem Phrygiamque ex ordine matrem inuocat, et duplicis caeloque Ereboque parentis. |
115 |
met een loverrijke tak
en bad tot de genius van die plaats en de eerste der goden Tellus en de Nimfen en de nog onbekende riviergoden, daarna tot de Nacht en de sterren die 's nachts opkomen en Zeus van de Ida en daarna riep hij de Phrygische moeder aan en zijn beide ouders in de hemel en de onderwereld. |
hic pater omnipotens ter
caelo clarus ab alto intonuit, radiisque ardentem lucis et auro ipse manu quatiens ostendit ab aethere nubem. diditur hic subito Troiana per agmina rumor aduenisse diem quo debita moenia condant. |
115 |
Hierop donderde de
almachtige vader duidelijk drie maal uit de hoge hemel en, eigenhandig sturend, toonde hij aan de heldere hemel een wolk, fonkelend van gouden lichtstralen. Toen verbreidde zich direct door de drommen Trojanen de mare dat de dag aangebroken was, om de beloofde stad te stichten. |
certatim instaurant
epulas atque omine magno crateras laeti statuunt et vina coronant. |
IJverig hernieuwden zij
de maaltijd en, welgemoed door het grootse teken stelden zij de mengvaten op en vulden die met wijn. |
Naar Latinus' paleis. (148 - 191) |
|
|
- Postera cum prima
lustrabat lampade terras orta dies, urbem et finis et litora gentis diuersi explorant: haec fontis stagna Numici, |
150 |
- Toen de volgende dag
met zijn eerste licht de aarde bescheen, verkenden zij naar verschillende kanten stad en land en kust van het volk: hier lag de plas van de bron van de Numicus, |
hunc Thybrim fluuium,
hic fortis habitare Latinos. tum satus Anchisa delectos ordine ab omni centum oratores augusta ad moenia regis ire iubet, ramis uelatos Palladis omnis, donaque ferre uiro pacemque exposcere Teucris. |
155 |
deze rivier was de
Tiber, hier woonden de forse Latijnen. Toen droeg de zoon van Anchises honderd woordvoerders, uit de groep geselecteerd, op om naar de prachtige stad van de koning te gaan, allen bekleed met olijftakken, geschenken aan de man te brengen en vrede te vragen voor de Teucriërs. |
haud mora, festinant
iussi rapidisque feruntur passibus. ipse humili designat moenia fossa moliturque locum, primasque in litore sedes castrorum in morem pinnis atque aggere cingit. iamque iter emensi turris ac tecta Latinorum |
160 |
Onverwijld haastten de
uitvoerders van het bevel zich en gingen op weg, snel. Zelf bakende hij een stadsmuur af met een bescheiden greppel en omgaf de plaats met de woningen op de kust als een legerplaats met tinnen en een omwalling. Al gauw hadden de jongelingen hun tocht volbracht en |
ardua cernebant iuuenes
muroque subibant. ante urbem pueri et primaeuo flore iuuentus exercentur equis domitantque in puluere currus, aut acris tendunt arcus aut lenta lacertis spicula contorquent, cursuque ictuque lacessunt: |
165 |
zagen de torens en
huizen der Latijnen en naderden de muren. Vóór de stad waren jongens en jonge mannen met paarden en wagens aan het oefenen in een stofwolk of spanden hun felle boog of slingerden hun veerkrachtige lansen, daagden uit tot wedloop en boksen: |
cum praeuectus equo
longaeui regis ad auris nuntius ingentis ignota in ueste reportat aduenisse uiros. ille intra tecta uocari imperat et solio medius consedit auito. Tectum augustum, ingens, centum sublime columnis |
170 |
toen snelde een bode te
paard naar de oude koning en meldde dat er buitengewone mannen in exotische kleding aan waren gekomen. Hij beval dat ze in het paleis ontboden moesten en nam plaats in het midden op zijn aloude troon. Een prachtig, reusachtig gebouw, geschraagd door ontelbare zuilen, |
urbe fuit summa,
Laurentis regia Pici, horrendum siluis et religione parentum. hic sceptra accipere et primos attollere fascis regibus omen erat; hoc illis curia templum, hae sacris sedes epulis; hic ariete caeso |
175 |
lag het boven in de
stad: het konklijk paleis van de Laurentische Picus, ruig door zijn bossen en verbonden met de voorouders. Een teken had de koningen geduidt hier te zetelen en de eerste fasces te heffen. Hier vormde een tempel hun senaatsgebouw, hier was de plaats voor de offers; hier plachten de vaderen |
perpetuis soliti patres
considere mensis. quin etiam ueterum effigies ex ordine auorum antiqua e cedro, Italusque paterque Sabinus uitisator curuam seruans sub imagine falcem, Saturnusque senex Ianique bifrontis imago |
180 |
aan aaneengesloten
tafels plaats te nemen na het slachten van een ram. Ja, ook stonden er afbeeldingen van de voorouders op een rij in de hal, gehakt uit oud cederhout: Italus en vader Sabinus, planter van de wijnstok, met de gekromde sikkel onder zijn hoede, ook de oude Saturnus en de buste van de dubbelhoofdige Janus, |
uestibulo astabant,
aliique ab origine reges, Martiaque ob patriam pugnando uulnera passi. multaque praeterea sacris in postibus arma, captiui pendent currus curuaeque secures et cristae capitum et portarum ingentia claustra |
185 |
en de andere koningen
vanaf de oorsprong, en de helden die in de strijd om het vaderland gewond waren. voorts hingen ook veel wapens aan heilige posten, buitgemaakte wagens en gebogen bijlen en helmen met bossen, geweldige sloten van poorten |
spiculaque clipeique
ereptaque rostra carinis. ipse Quirinali lituo paruaque sedebat succinctus trabea laeuaque ancile gerebat Picus, equum domitor, quem capta cupidine coniunx aurea percussum virga versumque venenis fecit avem Circe sparsitque coloribus alas. |
191 |
speren en schilden en
snebben van schepen gehaald. Daar troonde Picus zelf, de paardentemmer, met een kromstaf, in een korte tabberd en droeg links het rondschild; hem had zijn vrouw-in-spe, Circe, besmet door jalouzie, getroffen met een roede van goud en hem in een vogel veranderd met een toverdrank en zijn vleugels met kleuren bedekt. |
Bij Latinus. (192 - 248) |
|
|
Tali intus templo diuum
patriaque Latinus sede sedens Teucros ad sese in tecta uocauit, atque haec ingressis placido prior edidit ore: 'dicite, Dardanidae (neque enim nescimus et urbem |
195 |
- Gezeten in zo'n
godentempel op de troon van zijn vader ontbood Latinus de Teucriërs in het gebouw en nam als volgt het woord op minzame toon tot hen na hun komst: "Zeg mij, nazaten van Dardanus (wij kennen immers jullie stad |
et genus, auditique
aduertitis aequore cursum), quid petitis? quae causa rates aut cuius egentis litus ad Ausonium tot per uada caerula uexit? siue errore uiae seu tempestatibus acti, qualia multa mari nautae patiuntur in alto, |
200 |
en ook jullie afkomst,
welbekend varen jullie op zee), waar sturen jullie op aan? Welke reden of behoefte waaraan heeft jullie schepen door zoveel donkere golven naar Ausonia gevoerd? Zijn jullie per vergissing of door ongunstige wind, zoals dat zeelui op de hoge zee nogal eens overkomt, |
fluminis intrastis ripas
portuque sedetis, ne fugite hospitium, neue ignorate Latinos Saturni gentem haud uinclo nec legibus aequam, sponte sua ueterisque dei se more tenentem. atque equidem memini (fama est obscurior annis) |
205 |
rivieroevers binnen
gevaren en voor anker gegaan in de haven? Mijd niet onze gastvrijheid en besef dat de Latijnen, afstammend van Saturnus niet door dwang of door wetten, maar vrijwillig en naar de gewoonte van de oude god leven. Trouwens ik herinner me ook (al is door de jaren de heugenis vervaagd) |
Auruncos ita ferre
senes, his ortus ut agris Dardanus Idaeas Phrygiae penetrarit ad urbes Threiciamque Samum, quae nunc Samothracia fertur. hinc illum Corythi Tyrrhena ab sede profectum aurea nunc solio stellantis regia caeli |
210 |
dat Auruncische
grijsaards vertelden hoe Dardanus, hier geboren, de steden Van Phrygië bij de Ida is binnengetrokken en het Thracische Samos, dat nu Samothracië heet. Van hier vertrokken uit Corythus, zijn Etrurische woonplaats biedt het gouden rijk van de besterde hemel hem nu een troon |
accipit et numerum
diuorum altaribus auget.' Dixerat, et dicta Ilioneus sic uoce secutus: 'rex, genus egregium Fauni, nec fluctibus actos atra subegit hiems uestris succedere terris, nec sidus regione uiae litusue fefellit: |
215 |
en vermeerdert hij het
aantal goden met zijn altaren". - Nadat hij zo had gesproken antwoordde Ilioneus het volgende: "Majesteit, verheven nazaat van Faunus, noch heeft een zwart noodweer de golven opgezwiept tot een gedwongen landing in uw gebied, noch heeft gesternte of kustlijn ons doen verdwalen: |
consilio hanc omnes
animisque uolentibus urbem adferimur pulsi regnis, quae maxima quondam extremo ueniens sol aspiciebat Olympo. ab Ioue principium generis, Ioue Dardana pubes gaudet auo, rex ipse Iouis de gente suprema: |
220 |
met overleg en
vrijwillig komen wij naar deze stad, verdreven uit een rijk, dat eens door de opkomende zon werd beschenen bij haar komst vanuit de verste hemel. Bij Juppiter ligt de oorsprong van ons volk, de Dardaanse jeugd verheugt zich in Iuppiter als haar voorvader, zo ook onze koning: |
Troius Aeneas tua nos ad
limina misit. quanta per Idaeos saeuis effusa Mycenis tempestas ierit campos, quibus actus uterque Europae atque Asiae fatis concurrerit orbis, audiit et si quem tellus extrema refuso |
225 |
Die Trojaan Aneas zond
ons naar uw paleis. Wat een storm heeft gewoed vanuit het woeste Mycene over de velden bij de Ida, door welke noodlotsbeschikkingen beide werelddelen, Europa en Azië, tegen elkaar optrokken, dat heeft wel iedereen vernomen, of hij nou aan de Oceaankust |
summouet Oceano et si
quem extenta plagarum quattuor in medio dirimit plaga solis iniqui. diluuio ex illo tot uasta per aequora uecti dis sedem exiguam patriis litusque rogamus innocuum et cunctis undamque auramque patentem. |
230 |
de aarderand bewoont of
dat hij de middelste aardstreek van de vier gordels bewoont: die van de genadeloze zon. Vanuit die zo enorme verwoesting gevaren over zovele zeeën vragen wij om een plaatsje voor onze voorvaderlijke goden, een bescheiden strookje kust, en water en lucht, aller bezit. |
non erimus regno
indecores, nec uestra feretur fama leuis tantique abolescet gratia facti, nec Troiam Ausonios gremio excepisse pigebit. fata per Aeneae iuro dextramque potentem, siue fide seu quis bello est expertus et armis: |
235 |
Wij zullen geen smet
vormen voor uw rijk en uw roem zal niet gering zijn en de dank voor zo'n weldaad zal niet slinken, het zal de Ausonen niet berouwen Troje in haar armen te sluiten. Bij het lot van Aeneas zweer ik en diens machtige rechterhand, hetzij men die ervaart in trouw, hetzij in oorlogsgeweld: |
multi nos populi, multae
(ne temne, quod ultro praeferimus manibus uittas ac uerba precantia) et petiere sibi et uoluere adiungere gentes; sed nos fata deum uestras exquirere terras imperiis egere suis. hinc Dardanus ortus, |
240 |
veel volkeren en veel
stammen (veracht niet in ons dat wij eigener beweging ons als smekeling tot u wenden) hebben zich uit eigen belang aan ons willen binden; maar de beschikking der goden heeft geëist dat wij uw land tot háár heil opzochten. Vanhier is Dardanus afkomstig, |
huc repetit iussisque
ingentibus urget Apollo Tyrrhenum ad Thybrim et fontis uada sacra Numici. dat tibi praeterea fortunae parua prioris munera, reliquias Troia ex ardente receptas. hoc pater Anchises auro libabat ad aras, |
245 |
hierheen keert hij weer
terug en Apollo dwingt ons met dringend bevel naar de Tyrrheense Tiber en het heilige bronmeer van Numicus. Hij schenkt u bovendien kleine geschenken uit vroegere voorspoed: resten ontrukt aan het brandende Troje. Uit deze gouden beker plengde vader Anchises op het altaar, |
hoc Priami gestamen erat
cum iura vocatis more daret populis, sceptrumque sacerque tiaras Iliadumque labor vestes.' |
dit was de tooi van
Priamus, wanneer hij naar gebruik wetten oplegde aan het verzamelde volk, scepter, tiaar en een mantel, respectabel produkt van Trojaansen". |
Latinus accepteert de voorspelling. (249 - 285) |
|
|
Talibus Ilionei dictis
defixa Latinus obtutu tenet ora soloque immobilis haeret, |
250 |
- Bij deze woorden van
Ilioneus hield Latinus zijn gezicht lange tijd op de grond gericht en verstarde daarin, |
intentos volvens oculos.
nec purpura regem picta mouet nec sceptra movent Priameia tantum quantum in conubio natae thalamoque moratur, et ueteris Fauni uoluit sub pectore sortem: hunc illum fatis externa ab sede profectum |
255 |
terwijl hij zijn ogen
gespannen draaide. Noch het purperen stiksel
trof de koning zozeer of de tekens van Priamus, als hij verwijlde bij het huwelijk van zijn dochter, en hij overwoog in zijn hart de uitspraak van de oude Faunus: dit was die man die door het lot van zijn verre woonplaats |
portendi generum
paribusque in regna uocari auspiciis, huic progeniem uirtute futuram egregiam et totum quae uiribus occupet orbem. tandem laetus ait: 'di nostra incepta secundent auguriumque suum! dabitur, Troiane, quod optas. |
260 |
aankwam als zijn
schoonzoon en met gelijke zegen tot het koningschap geroepen, deze zou door zijn kwaliteit uitnemend nageslacht krijgen, heersers over heel de aarde. Tenslotte sprak hij opgelucht: 'Mogen de goden ons besluit zegenen en hun eigen voorspelling! Trojaan, je krijgt wat je vraagt. |
munera nec sperno: non
uobis rege Latino diuitis uber agri Troiaeue opulentia deerit. ipse modo Aeneas, nostri si tanta cupido est, si iungi hospitio properat sociusque uocari, adueniat, uultus neue exhorrescat amicos: |
265 |
Je geschenken neem ik
aan: niet langer zal, zolang Latinus heerst, de grote rijkdom van dit land of die van Troje jullie ontgaan. Laat Aeneas toch zelf komen, als zijn behoefte aan ons zo groot is, als hij erop aandringt vriendschap te sluiten en bondgenoot te heten, en laat hij de aanblik niet vrezen van vrienden: |
pars mihi pacis erit
dextram tetigisse tyranni. uos contra regi mea nunc mandata referte: est mihi nata, uiro gentis quam iungere nostrae non patrio ex adyto sortes, non plurima caelo monstra sinunt; generos externis adfore ab oris, |
270 |
onze vrede wordt
bezegeld met de handdruk van de vorst. Jullie, breng mijnerzijds je koning deze boodschap over: ik heb een dochter, die het lot niet toestaat vanuit haar vaderhuis te binden aan een man uit mijn volk: veel hemelse tekens verbieden dit: voor Latium luidt de voorspelling dat dit overblijft, |
hoc Latio restare
canunt, qui sanguine nostrum nomen in astra ferant. hunc illum poscere fata et reor et, si quid ueri mens augurat, opto.' haec effatus equos numero pater eligit omni (stabant ter centum nitidi in praesepibus altis); |
275 |
dat mijn schoonzoon komt
uit den vreemde en met zijn bloed onze naam tot de sterren verheft. Dat het lot juist hem bedoelt geloof en verwacht ik, als mijn geest iets van waarheid voorvoelt'. Na deze woorden koos de vader paarden uit heel zijn stoeterij (er stonden er driehonderd in de stallen te glanzen); |
omnibus extemplo Teucris
iubet ordine duci instratos ostro alipedes pictisque tapetis (aurea pectoribus demissa monilia pendent, tecti auro fuluum mandunt sub dentibus aurum), absenti Aeneae currum geminosque iugalis |
280 |
en beval dat zij voor de
Teucriërs, elk één, werden geleid: gezadelde snelvoeters met purperen schabrak, (van hun borst hingen gouden ketens, met goud bedekt beten zij op een gouden bit) en voor de afwezige Aeneas een wagen met twee paarden |
semine ab aetherio
spirantis naribus ignem, illorum de gente patri quos daedala Circe supposita de matre nothos furata creauit. talibus Aeneadae donis dictisque Latini sublimes in equis redeunt pacemque reportant. |
285 |
van hemelse oorsprong,
zij bliezen vuur uit hun neuzen; die had de listige Circe als bastaards gefokt uit de stal van haar vader met een ondergeschoven merrie. Met deze geschenken en de woorden van Latinus keerden de Aeneaden terug, hoog te paard en met de melding van vrede. |
Juno roert zich. (286 - 322) |
|
|
Ecce autem Inachiis sese
referebat ab Argis saeua Iouis coniunx aurasque inuecta tenebat, et laetum Aenean classemque ex aethere longe Dardaniam Siculo prospexit ab usque Pachyno. moliri iam tecta uidet, iam fidere terrae, |
290 |
- Daar begaf zich vanuit
Argos, gesticht door Inachus, de grimmige echtgenote van Juppiter op de terugweg langs het zwerk en zag van ver uit de lucht vanaf de Pachynus op Sicilië Aeneas, verheugd, met zijn Dardaanse schippers definitief aan land gaan en huizen bouwen met achterlating van de schepen: |
deseruisse rates: stetit
acri fixa dolore. tum quassans caput haec effundit pectore dicta: 'heu stirpem inuisam et fatis contraria nostris fata Phrygum! num Sigeis occumbere campis, num capti potuere capi? num incensa cremauit |
295 |
zij stopte, versteend
door hevige pijn. Daarop schudde zij haar hoofd en liet zich ontvallen: 'Wee, gehate stam en Phrygiërs-lot, in strijd met wat ik hen toewens! Zijn zij dan niet omgekomen bij Sygeium, en, eenmaal gepakt, hebben zij niet gevangen kunnen blijven? |
Troia viros? medias
acies mediosque per ignis invenere uiam. at, credo, mea numina tandem fessa iacent, odiis aut exsaturata quieui. quin etiam patria excussos infesta per undas ausa sequi et profugis toto me opponere ponto. |
290 |
Veraste Trojes brand die
kerels niet óók? Dwars over het slagveld en door de vlammen vonden zij hun weg. Nu, ik geloof dat mijn goddelijke invloed door uitputting taant, of, zat van haat, berust ik. Verdreven uit hun vaderland heb ik het bestaan in vijandschap hen op zee te vervolgen en me daar overal tegen hun vlucht te verzetten. |
absumptae in Teucros
uires caelique marisque. quid Syrtes aut Scylla mihi, quid uasta Charybdis profuit? optato conduntur Thybridis alueo securi pelagi atque mei. Mars perdere gentem immanem Lapithum ualuit, concessit in iras |
305 |
Verkwist zijn tegen die
Teucriërs geweld van hemel en zee: wat hebben de Syrten of Scylla mij opgeleverd, wat de reusachtige Charybdis? Zonder zorg om de zee of om mij wordt de bedding van de begeerde Tiber bebouwd. Mars is in staat geweest het reuzengeslacht der Lapithen te vernietigen; de vader der goden zelf |
ipse deum antiquam
genitor Calydona Dianae, quod scelus aut Lapithas tantum aut Calydona merentem? ast ego, magna Iouis coniunx, nil linquere inausum quae potui infelix, quae memet in omnia uerti, uincor ab Aenea. quod si mea numina non sunt |
310 |
gaf het oude Calydon
prijs aan de razernij van Diana; Welk vergrijp was zo groot dat de Lapithen of Calydon dit verdienden? Maar ik, de belangrijke vrouw van Juppiter, die niets dat ik ongelukkige maar kon, onbeproefd heeft durven laten, die alles probeerde, ik moet het afleggen tegen Aeneas. Wel, als mijn goddelijke macht |
magna satis, dubitem
haud equidem implorare quod usquam est: flectere si nequeo superos, Acheronta mouebo. non dabitur regnis, esto, prohibere Latinis, atque immota manet fatis Lauinia coniunx: at trahere atque moras tantis licet addere rebus, |
315 |
niet toereikend is, dan
zal ik toch niet aarzelen om waar ook hulp te zoeken: als ik de goden boven niet kan bewegen, dan maar die beneden. Het is me niet gegund het Latijnse rijk te frustreren, dat zij zo, en door het lot Lavinia tot vrouw, ook dat staat dus vast: maar traineren en zoveel voorspoed wat vertraging opleggen, |
at licet amborum populos
exscindere regum. hac gener atque socer coeant mercede suorum: sanguine Troiano et Rutulo dotabere, uirgo, et Bellona manet te pronuba. nec face tantum Cisseis praegnas ignis enixa iugalis; |
320 |
dat wel, en zeker kan ik
de volken van beide vorsten flink decimeren: voor die prijs van de hunnen komen schoonzoon en -vader tot elkaar. Een bruidschat van Trojaans en Rutulisch bloed, meisje, zal je gift zijn, en Bellona zal je ten huwelijk geleiden. Niet Hecuba alleen was zwanger van een fakkel en baarde een huwelijksbrand, |
quin idem Veneri partus
suus et Paris alter, funestaeque iterum recidiua in Pergama taedae.' |
zelfs Venus' eigen
kroost ontpopt zich als een tweede Paris, en wederom staan doodsfakkels klaar voor het herlevend Pergamon. |
Allecto en Amata. (323 - 405) |
||
Haec ubi dicta dedit,
terras horrenda petiuit; luctificam Allecto dirarum ab sede dearum infernisque ciet tenebris, cui tristia bella |
325 |
- Na deze woorden ging
ze woedend naar de aarde; uit de woonplaats van de verderfgodinnen riep zij , de rouwbrengende Allecto op, die zorg draagt voor droeve |
iraeque insidiaeque et
crimina noxia cordi. odit et ipse pater Pluton, odere sorores Tartareae monstrum: tot sese uertit in ora, tam saeuae facies, tot pullulat atra colubris. Quam Iuno hic acuit verbis ac talia fatur: |
330 |
oorlogen, toorn,
misleiding en schadelijke daden. Zelfs haar vader Pluto haat haar, haar onderwereldzusters haten dit gedrocht: zoveel gedaantes neemt zij aan, zo woest is haar gezicht en, zwart, kroelt het van evenveel slangen. Haar hitste Juno op met deze woorden en zei: |
'hunc mihi da proprium,
uirgo sata Nocte, laborem, hanc operam, ne noster honos infractaue cedat fama loco, neu conubiis ambire Latinum Aeneadae possint Italosue obsidere finis. tu potes unanimos armare in proelia fratres |
335 |
"Gun mij jouw hulp,
dochter van de Nacht, bij het volgende, opdat onze eer en onaangetaste roem niet teloorgaat: dat de Aeneïden niet door een huwelijk Latinus misleiden of het Italische land in staat zijn te bezetten. Jij kunt immers eensgezinde broers tot strijd oproepen |
atque odiis uersare
domos, tu uerbera tectis funereasque inferre faces, tibi nomina mille, mille nocendi artes. fecundum concute pectus, dissice compositam pacem, sere crimina belli; arma uelit poscatque simul rapiatque iuuentus.' |
340 |
en met je toorn
dynastieën te gronde richten, paleizen slopen en doodsfakkels aanbrengen, jij bezit duizend namen, duizend listen om te schaden. Zet daarom je vindingrijke aard aan en verstoor de reeds gesloten vrede, zaai oorlogsgeweld: laat de mannen wapens wensen, eisen, ja, ernaar grijpen". |
Exim Gorgoneis Allecto
infecta uenenis principio Latium et Laurentis tecta tyranni celsa petit, tacitumque obsedit limen Amatae, quam super aduentu Teucrum Turnique hymenaeis femineae ardentem curaeque iraeque coquebant. |
345 |
Hierop vertrok Allecto,
bezet met Gorgoons gif eerst naar Latium en het hoge paleis van de Laurentische vorst en nam stiekem plaats in het vertrek van Amata, die broedde in vrouwenzorg en onrust over de komst van de Teucriërs en het huwelijk met Turnus. |
huic dea caeruleis unum
de crinibus anguem conicit, inque sinum praecordia ad intima subdit, quo furibunda domum monstro permisceat omnem. ille inter uestis et leuia pectora lapsus uoluitur attactu nullo, fallitque furentem |
350 |
Haar wierp de godin één
slang uit haar donkere haardos toe en liet die kruipen in haar kleed tot diep in haar borst, zodat zij, gek van het monster, heel het huis daarmee zou vullen. Die gleed tussen haar kleed en haar gladde borsten en wentelde zich zonder aanraking, ongemerkt voor de verontruste, |
uipeream inspirans
animam; fit tortile collo aurum ingens coluber, fit longae taenia uittae innectitque comas et membris lubricus errat. ac dum prima lues udo sublapsa ueneno pertemptat sensus atque ossibus implicat ignem |
355 |
boezemde ze die
adderwoede in; de geweldige slang werd nu een gouden collier, werd nu een diadeem dat zich nestelde in haar lokken en glibberig gleed hij langs haar leden. En terwijl de beginnende besmetting, toegebracht door het giftig kwijl, haar zinnen aantastte en binnendrong |
necdum animus toto
percepit pectore flammam, mollius et solito matrum de more locuta est, multa super natae lacrimans Phrygiisque hymenaeis: 'exsulibusne datur ducenda Lauinia Teucris, o genitor, nec te miseret nataeque tuique? |
360 |
in haar gebeente, raakte
haar geest nog niet helemaal in vlam en sprak zij minzaam en naar een moeders aard, in tranen over de Phrygische bruiloft van haar dochter: "Wordt dus aan Teucrische ballingen Lavinia uitgehuwelijkt, vader, en doet jou dat geen pijn om je dochter en jezelf? |
nec matris miseret, quam
primo Aquilone relinquet perfidus alta petens abducta uirgine praedo? at non sic Phrygius penetrat Lacedaemona pastor, Ledaeamque Helenam Troianas uexit ad urbes? quid tua sancta fides? quid cura antiqua tuorum |
365 |
Ook niet om haar moeder,
die bij het opsteken van de Noord-Ooster achterblijft, als de onbetrouwbare piraat het meisje wegvoert over zee? Drong zo niet die Phrygische herder binnen in Sparta en voerde Leda's dochter Helena weg naar het Trojaanse? Hoe duurzaam is jouw belofte? Welke traditionele zorg om de jouwen |
et consanguineo totiens
data dextera Turno? si gener externa petitur de gente Latinis, idque sedet, Faunique premunt te iussa parentis, omnem equidem sceptris terram quae libera nostris dissidet externam reor et sic dicere diuos. |
370 |
en de zo vaak met
handdruk bezegelde belofte aan neef Turnus? Als je voor de Latijnen een schoonzoon zoekt bij vreemdelingen, en dat vaststaat omdat de opdracht van vader Faunus je onder druk zet, dan meen ik dat heel de aarde waar men buiten bereik is van onze scepter 'vreemd' heet, ook in de ogen der goden: |
et Turno, si prima domus
repetatur origo, Inachus Acrisiusque patres mediaeque Mycenae.' His ubi nequiquam dictis experta Latinum contra stare uidet, penitusque in uiscera lapsum serpentis furiale malum totamque pererrat, |
375 |
ook Turnus, als je dan
toch naar de bron van het huis teruggaat, heeft als voorouders Inachus en Acrisius en het hart van Mycene'. Toen zij met deze woorden vergeefs Latinus getest had, zag zij dat hij dwars lag, en tot diep in haar binnenste kronkelde grimmig het kwaad van de slang door heel haar lijf, |
tum uero infelix
ingentibus excita monstris immensam sine more furit lymphata per urbem. ceu quondam torto uolitans sub uerbere turbo, quem pueri magno in gyro uacua atria circum intenti ludo exercent - ille actus habena |
380 |
toen pas echt opgehitst
door het geweldige ondier raasde de ongelukkige buiten zichzelf door de grote stad. Zoals wel door een zweep een tol ronddraait, die jongetjes in een grote kring door lege binnenplaatsen zwiepen, gespitst op hun spel - die tol raast, gedreven door het touw, |
curuatis fertur spatiis;
stupet inscia supra impubesque manus mirata uolubile buxum; dant animos plagae: non cursu segnior illo per medias urbes agitur populosque ferocis. quin etiam in siluas simulato numine Bacchi |
385 |
voort in gebogen
kringen; een verwonderde groep knapen hangt daarboven in bewondering voor het vliegend stuk buxushout; de slagen geven steeds drive: niet trager dan die tolling draaft zij midden door de stad en de onwetende meute. Zelfs een grotere wandaad durfde ze aan door de macht van |
maius adorta nefas
maioremque orsa furorem euolat et natam frondosis montibus abdit, quo thalamum eripiat Teucris taedasque moretur, euhoe Bacche fremens, solum te uirgine dignum uociferans: etenim mollis tibi sumere thyrsos, |
390 |
Bacchus voor te wenden
en de bossen binnengegaan zette ze een nog grotere razernij in en verborg haar dochter in een bergwoud, om haar bruiloft aan de Teucriërs te ontstelen en de fakkels de kop in te drukken "Heil Bacchus", uitroepend, "Gij alleen zijt het meisje waard, voor u pakt zij de tere klimop, |
te lustrare choro,
sacrum tibi pascere crinem. fama uolat, furiisque accensas pectore matres idem omnis simul ardor agit noua quaerere tecta. deseruere domos, uentis dant colla comasque; ast aliae tremulis ululatibus aethera complent |
395 |
rond u leidt zij een
reidans, aan u wijdt zij een haarlok". De mare ging rond en eenzelfde begeestering drijft alle vrouwen, door razernij geraakt in het hart, ertoe nieuwe heul te zoeken. Zij verlieten hun huizen en gaven hals en haren prijs aan de wind; anderen weer vulden de lucht met de trillers van hun liederen |
pampineasque gerunt
incinctae pellibus hastas. ipsa inter medias flagrantem feruida pinum sustinet ac natae Turnique canit hymenaeos sanguineam torquens aciem, toruumque repente clamat: 'io matres, audite, ubi quaeque, Latinae: |
400 |
en met huiden omhuld
droegen zij staven met wingerd. Zelf heft zij, razend in hun midden, de brandende fakkel van pijnhout en zingt een bruiloftslied voor haar dochter en Turnus met bloedbelopen blik en schreeuwt plotseling: "Io, moeders van Latium, luister, waar jullie maar zijn, |
si qua piis animis manet
infelicis Amatae gratia, si iuris materni cura remordet, solvite crinalis vittas, capite orgia mecum.' talem inter silvas, inter deserta ferarum reginam Allecto stimulis agit undique Bacchi. |
405 |
zo ooit nog een
plichtsgetrouw hart de ongelukkige Amata welgezind is, als zorg om het recht van de moeder je raakt, maak dan je haarbanden los en vier met mij de orgieën". - Allecto voerde de koningin in zo'n toestand mee door de bossen, langs de schuilplaatsen van wild, met de prikkel van Bacchus. |
Allecto en Turnus. (406 - 474) |
|
|
- Postquam uisa satis
primos acuisse furores consiliumque omnemque domum uertisse Latini, protinus hinc fuscis tristis dea tollitur alis audacis Rutuli ad muros, quam dicitur urbem Acrisioneis Danae fundasse colonis |
410 |
- Nadat de gruwe godin
had gezien dat ze de eerste verblinding voldoende had verhevigd en plan en huis van Latinus had verpest, verhief zij zich direct op grauwe vleugels en zette koers naar de stad van de vermetele Rutuliër, die, naar men zegt, Danaë, met de Zuidenwind daarheen gevoerd, had gesticht |
praecipiti delata Noto.
locus Ardea quondam dictus auis, et nunc magnum manet Ardea nomen, sed fortuna fuit. tectis hic Turnus in altis iam mediam nigra carpebat nocte quietem. Allecto toruam faciem et furialia membra |
415 |
met Acrisische
kolonisten. Ooit was de plaats 'Ardea' gedoopt door de stichters, ook nu nog is de reputatie van Ardea groot, maar haar voorspoed verleden. Hier lag Turnus in zijn grote paleis diep te slapen in het holst van de nacht. Allecto legde haar grimmige aanblik af en haar furie-leden, |
exuit, in uultus sese
transformat anilis et frontem obscenam rugis arat, induit albos cum uitta crinis, tum ramum innectit oliuae; fit Calybe Iunonis anus templique sacerdos, et iuueni ante oculos his se cum uocibus offert: |
420 |
zij nam de trekken aan
van een oude vrouw, doorploegde haar lelijk gezicht met groeven en zette een band op haar witte haren en vlocht er een olijftwijg doorheen: zij veranderde in Calybe, de oude priesteres in Juno's tempel, en verscheen zo voor de ogen van de jongeling met deze woorden: |
'Turne, tot incassum
fusos patiere labores, et tua Dardaniis transcribi sceptra colonis? rex tibi coniugium et quaesitas sanguine dotes abnegat, externusque in regnum quaeritur heres. i nunc, ingratis offer te, inrise, periclis; |
425 |
"Turnus, laat je het
resultaat van zo veel moeite verkwijnen en je macht overdragen aan Dardaanse kolonisten? De vorst ontzegt jou het huwelijk en de bruidschat, bevochten met bloed, en een vreemdeling zoekt hij als erfgenaam voor zijn troon. Vooruit, bespotte, biedt de onaangename gevaren het hoofd, |
Tyrrhenas, i, sterne
acies, tege pace Latinos. haec adeo tibi me, placida cum nocte iaceres, ipsa palam fari omnipotens Saturnia iussit. quare age et armari pubem portisque moueri laetus in arua para, et Phrygios qui flumine pulchro |
430 |
versla de Tyrrheense
linies en bescherm de Latijnen met vrede. Dit beval mij met klem de almachtige Saturnische openlijk jou te verkonden, terwijl jij in een ongestoorde nacht rust. Vooruit dus, bereid je manschappen voor en voer ze naar buiten te velde, en brandschat de Phrygische leiders die zich nestelden |
consedere duces
pictasque exure carinas. caelestum uis magna iubet. rex ipse Latinus, ni dare coniugium et dicto parere fatetur, sentiat et tandem Turnum experiatur in armis.' - Hic iuuenis uatem inridens sic orsa uicissim |
435 |
langs de mooie rivier en
steek de brand in hun beschilderde schepen. De oppermacht van de goden beveelt dit. Laat koning Latinus zelf voelen en nu met Turnus kennis maken in de oorlog, tenzij hij instemt met jouw huwelijk en zijn belofte houdt". - Hierop lachte de jongeman de zieneres uit en antwoordde: |
ore refert: 'classis
inuectas Thybridis undam non, ut rere, meas effugit nuntius auris; ne tantos mihi finge metus. nec regia Iuno immemor est nostri. sed te uicta situ uerique effeta senectus, |
440 |
"Dat een vloot het water
van de Tiber op is gevaren, die melding is mijn oren niet ontsnapt, zoals jij meent; denk dus niet dat je mij in paniek brengt; ook koningin Juno bekomert zich om ons. Maar de ouderdom, zwak en vervallen, los van de werkelijkheid, |
o mater, curis nequiquam
exercet, et arma regum inter falsa uatem formidine ludit. cura tibi diuum effigies et templa tueri; bella uiri pacemque gerent quis bella gerenda.' - Talibus Allecto dictis exarsit in iras. |
445 |
kwelt jou, moedertje,
onnodig met zorgen en bij wapengeweld van vorsten bedriegt die een zieneres met valse vrees. Jij hebt tot taak de beelden en tempels van de goden te hoeden: laat de mannen oorlog en vrede regelen: oorlogvoering is hún taak". - Door dergelijke woorden ontbrandde Allecto in woede. |
at iuueni oranti subitus
tremor occupat artus, deriguere oculi: tot Erinys sibilat hydris tantaque se facies aperit; tum flammea torquens lumina cunctantem et quaerentem dicere plura reppulit, et geminos erexit crinibus anguis, |
450 |
Terwijl hij nog sprak
greep een plotselinge siddering hem bij de leden, zijn ogen sperden zich open: de Furie siste met zovele slangen, zo groot openbaarde zich haar gestalte. Toen stootte ze met vlammende ogen hem die nog verder spreken wilde weg en richtte twee slangen op in haar haren, |
uerberaque insonuit
rabidoque haec addidit ore: 'en ego uicta situ, quam ueri effeta senectus arma inter regum falsa formidine ludit. respice ad haec: adsum dirarum ab sede sororum, bella manu letumque gero.' |
455 |
zij liet een zweepslag
klinken en voegde er woedend aan toe: "Kijk eens hoe zwak en vervallen en los van de werkelijkheid mijn ouderdom speelt met krijgshaftige vorsten en hun valse vrees. Hier kom ik, kijk, uit de verblijfplaats van mijn zusters met in mijn hand oorlogen en dood". |
sic effata facem iuueni
coniecit et atro lumine fumantis fixit sub pectore taedas. olli somnum ingens rumpit pauor, ossaque et artus perfundit toto proruptus corpore sudor. arma amens fremit, arma toro tectisque requirit; |
460 |
Met deze woorden wierp
zij de jongeling een fakkel toe en prikte die toorts met zwarte rookgloed in zijn borst. Hem sloeg een doodschrik wakker en zweet gutste tevoorschijn uit heel zijn lijf en overstroomde zijn botten en leden. Amechtig kermde hij om wapens, hij zocht ze onder bed en in huis; |
saeuit amor ferri et
scelerata insania belli, ira super: magno ueluti cum flamma sonore uirgea suggeritur costis undantis aeni exsultantque aestu latices, furit intus aquai fumidus atque alte spumis exuberat amnis, |
465 |
begeerte naar wapens,
misdadige hang naar strijd, toorn ook raasden in hem: zoals wanneer een vlam met hevig geloei oplaait uit rijshout langs de zijden van een waterketel en het water ziedend opborrelt, daarin raast van het vocht een dampende vloed en stroomt schuimend over, |
nec iam se capit unda,
uolat uapor ater ad auras. ergo iter ad regem polluta pace Latinum indicit primis iuuenum et iubet arma parari, tutari Italiam, detrudere finibus hostem; se satis ambobus Teucrisque uenire Latinisque. |
470 |
en de golf breekt zich
baan, een donkere damp stijgt te hemel. Nu dus de vrede was verstoord kondigt hij een mars aan tegen Latinus tot de leiders der jeugd en draagt hen op zich te wapenen Italia te verdedigen, de vijand het land uit te drijven: hij was in staat tegen Teucriërs en Latijnen allebei op te trekken! |
haec ubi dicta dedit
diuosque in uota uocauit, certatim sese Rutuli exhortantur in arma. hunc decus egregium formae mouet atque iuuentae, hunc ataui reges, hunc claris dextera factis. |
474 |
Zodra hij dit had
verkondigd en de goden aangeroepen, zetten de Rutuliërs als om strijd ook elkaar aan tot oorlog. De één prikkelt de pracht van Turnus' jeugdige schoonheid, de ander zijn oude dynastie, weer een ander de kans op heldendaden. |
Allecto ontketent de oorlog. (475 - 571) |
||
Dum Turnus Rutulos
animis audacibus implet, Allecto in Teucros Stygiis se concitat alis, arte noua, speculata locum, quo litore pulcher insidiis cursuque feras agitabat Iulus. hic subitam canibus rabiem Cocytia uirgo obicit et noto naris contingit odore, |
475 480 |
- Terwijl Turnus de
Rutuliërs moed insprak, vloog Allecto met haar helse vleugels naar de Teucriërs, met weer een nieuwe list, na de plaats te hebben verkend, waar op de kust de mooie Iulus met een drijfjacht op wild joeg. Hier steekt de Cocytische maagd de honden aan met een plotse razernij en treft hun neus met een bekende geur, |
ut ceruum ardentes
agerent; quae prima laborum causa fuit belloque animos accendit agrestis. ceruus erat forma praestanti et cornibus ingens, Tyrrhidae pueri quem matris ab ubere raptum nutribant Tyrrhusque pater, cui regia parent |
485 |
zodat zij hijgend een
hert op gaan jagen: dit werd de aanleiding tot beproevingen en ontstak de landlieden in oorlogswoede. Er leefde een prachtig hert met reusachtige horens, dat de zoontjes van Tyrrhus met hun vader zijn zogende moeder ontstalen en grootbrachten; onder Tyrrhus' hoede stonden |
armenta et late custodia
credita campi. adsuetum imperiis soror omni Siluia cura mollibus intexens ornabat cornua sertis, pectebatque ferum puroque in fonte lauabat. ille manum patiens mensaeque adsuetus erili |
490 |
de koninklijke kudden en
het toezicht op de weidse velden. Gedomesticeerd werd hij door hun zusje Silvia vertroeteld en zij tooide zijn horens met fleurige kransen; zij kamde het dier en baadde hem in zuiver water. Hij liet haar koestering toe en, gewend aan de zorg van zijn meesteres, |
errabat siluis rursusque
ad limina nota ipse domum sera quamuis se nocte ferebat. hunc procul errantem rabidae uenantis Iuli commouere canes, fluuio cum forte secundo deflueret ripaque aestus uiridante leuaret. |
495 |
liep hij rond in de
bossen en keerde naar het bekende thuis vanzelf terug, hoe ver de nacht ook al gevorderd was. Dit hert werd, ver rondzwervend, opgejaagd door de hondenmeute van Iulus op zijn jachtpartij, toen het zich eens met de stroom liet meevoeren en zich koesterde in het lommer van de oever. |
ipse etiam eximiae
laudis succensus amore Ascanius curuo derexit spicula cornu; nec dextrae erranti deus afuit, actaque multo perque uterum sonitu perque ilia uenit harundo. saucius at quadripes nota intra tecta refugit |
500 |
Zelf richtte Ascanius,
naar grote roem verlangend, zijn pijlschacht met de gekromde boog, en een godheid hielp zijn rechterhand mikken: afgeschoten onder luid gezoef, boorde de pijl zich in zijn buik en flanken. Toch wist het dier, gewond, binnen het vertrouwde huis te komen |
successitque gemens
stabulis, questuque cruentus atque imploranti similis tectum omne replebat. Siluia prima soror palmis percussa lacertos auxilium uocat et duros conclamat agrestis. olli (pestis enim tacitis latet aspera siluis) |
505 |
en kermend in zijn stal
en, met bloed bevlekt, vulde hij heel het huis met zijn jammerklacht als van een smekeling. Zus Silvia reet als eerste haar armen met haar nagels open, riep om hulp en alarmeerde de geharde landlieden. Die zijn terstond ter plekke (overal waart immers de wrede pest |
improuisi adsunt, hic
torre armatus obusto, stipitis hic grauidi nodis; quod cuique repertum rimanti telum ira facit. uocat agmina Tyrrhus, quadrifidam quercum cuneis ut forte coactis scindebat rapta spirans immane securi. |
510 |
in het stille woud), de
één gewapend met een vuurgeharde paal, de ander met een knots vol knoesten: wat ieder bij het zoeken gevonden had doopt zijn toorn tot wapen. Tot strijd roept Tyrrhus op, hij poogde net een grote eik hijgend met wiggen in vier te splijten met zijn meegegriste bijl. |
At saeua e speculis
tempus dea nacta nocendi ardua tecta petit stabuli et de culmine summo pastorale canit signum cornuque recuruo Tartaream intendit uocem, qua protinus omne contremuit nemus et siluae insonuere profundae; |
515 |
Nu de wrede godin uit
haar kijkpost de kans ziet tot destructie, vliegt zij naar het hoge dak van de stal en geeft vanaf de nok een signaal voor de herders en versterkt met een kromme hoorn haar onderwereldstem, waardoor terstond heel het woud beeft en de diepe bossen weergalmen; |
audiit et Triuiae longe
lacus, audiit amnis sulpurea Nar albus aqua fontesque Velini, et trepidae matres pressere ad pectora natos. tum uero ad uocem celeres, qua bucina signum dira dedit, raptis concurrunt undique telis |
520 |
van verre wordt het
gehoord door het meer Trivia, door de rivier de Nar, wit van zwavelwater, ook door de Velinische wateren, en de moeders klemmen angstig hun kinderen tegen de borst. Toen, waarlijk, kwamen de boeren, ontoombaar, haastig af op de oproep, waarmee de gruwelijke trompet het sein gaf, |
indomiti agricolae, nec
non et Troia pubes Ascanio auxilium castris effundit apertis. derexere acies. non iam certamine agresti stipitibus duris agitur sudibusue praeustis, sed ferro ancipiti decernunt atraque late |
525 |
hun wapens her en der
meegegrist, maar ook de Trojanen stroomden, Ascanius te hulp, hun geopende kamp uit. Ze stellen de linies op. Niet meer gaat het om boerentwist met harde knotsen en vuurgehard paalhout, maar men strijdt met tweesnijdende bijl en een donkere oogst |
horrescit strictis seges
ensibus, aeraque fulgent sole lacessita et lucem sub nubila iactant: fluctus uti primo coepit cum albescere ponto, paulatim sese tollit mare et altius undas erigit, inde imo consurgit ad aethera fundo. |
530 |
van getrokken zwaarden
steekt breed omhoog en het brons glanst spiegelend in de zon en kaatst het licht tegen de wolken: zoals wanneer eerst het zeevlak begint te schuimen, allengs de zee zich verheft en de golven hoger opstuwt en dan vanuit de diepte oprijst ten hemel. |
hic iuuenis primam ante
aciem stridente sagitta, natorum Tyrrhi fuerat qui maximus, Almo, sternitur; haesit enim sub gutture uulnus et udae uocis iter tenuemque inclusit sanguine uitam. corpora multa uirum circa seniorque Galaesus, |
535 |
Toen werd een jongeman,
Tyrrhus' oudste, Almo, vóór de linies uit, getroffen door een suizende pijl; het wondtuig hechtte zich diep in zijn keel en blokkeerde met bloed de vochtige weg van zijn stem en zijn jonge leven. Vele mannenlijken liggen rondom en ook de oude Galaesus, |
dum paci medium se
offert, iustissimus unus qui fuit Ausoniisque olim ditissimus aruis: quinque greges illi balantum, quina redibant armenta, et terram centum uertebat aratris. Atque ea per campos aequo dum Marte geruntur, |
540 |
gedood terwijl hij zich
aanbood voor vrede, het toonbeeld van rechtmatigheid in het Ausonische land en ooit de rijkste: vijf kudden schapen bezat hij, vijf kudden runderen keerden 's avonds naar stal en met honderd ploegen keerde hij z'n land. - Terwijl nu deze slachting zich met wisselend krijgssucces afspeelde |
promissi dea facta
potens, ubi sanguine bellum imbuit et primae commisit funera pugnae, deserit Hesperiam et caeli conuersa per auras Iunonem uictrix adfatur uoce superba: 'en, perfecta tibi bello discordia tristi; |
545 |
op de velden, verliet de
godin Hesperia, haar belofte vervuld, waar zij de oorlog in bloed heeft gedrenkt en de eerste slachtoffers in het gevecht heeft gemaakt, en zij ging door de lucht aan de hemel terug en sprak triomfantelijk tot Juno trots de woorden: "Zie, de ruzie is voor u in een bittere oorlog verkeerd; |
dic in amicitiam coeant
et foedera iungant. quandoquidem Ausonio respersi sanguine Teucros, hoc etiam his addam, tua si mihi certa uoluntas: finitimas in bella feram rumoribus urbes, accendamque animos insani Martis amore |
550 |
probeer ze nu nog maar
vriendschappelijke verdragen te laten sluiten, nu ik de Trojanen met Ausonisch bloed heb bespat. Dit ook zal ik hieraan nog toevoegen, als uw wil voor mij vaststaat: met kwalijke praatjes zal ik de steden rondom de oorlog invoeren, en in de harten zal ik ontsteken een dwaze hang naar geweld, |
undique ut auxilio
ueniant; spargam arma per agros.' tum contra Iuno: 'terrorum et fraudis abunde est: stant belli causae, pugnatur comminus armis, quae fors prima dedit sanguis nouus imbuit arma. talia coniugia et talis celebrent hymenaeos |
555 |
zodat er van alle kanten
hulp komt: de oorlog zal ik overal verbreiden". Daarop zei Juno: "Voldoende gebied en bedrog: voldoende reden tot oorlog, men vecht al man tegen man, na de eerste aanzet besmeert ongehoord veel bloed al de wapens. Laten zij zo'n huwelijk en bruiloft maar vieren |
egregium Veneris genus
et rex ipse Latinus. te super aetherias errare licentius auras haud pater ille uelit, summi regnator Olympi. cede locis. ego, si qua super fortuna laborum est, ipsa regam.' talis dederat Saturnia uoces; |
560 |
die uitnemende zoon van
Venus en die koning Latinus. Dat jij maar boven in het zwerk al te vrij rondvliegt, dat zal die machtige vader, heerser op de Olympus, niet willen. Weg jij dus! Zelf zal ik regelen wat het lot nog voor me in petto heeft". Nog amper had de Saturnische zo gesproken, |
illa autem attollit
stridentis anguibus alas Cocytique petit sedem supera ardua linquens. est locus Italiae medio sub montibus altis, nobilis et fama multis memoratus in oris, Amsancti ualles; densis hunc frondibus atrum |
565 |
of zij sloeg haar
striemende slangenvleugels uit en verliet de steile hemel op weg naar haar plaats aan de Cocytus. - Er is een plaats in Italia, midden tussen hoge bergen, eerbiedwaardig en langs vele kusten vermaard: het dal Amsanctus; dit omgeeft aan weerszijden de donkere |
urget utrimque latus
nemoris, medioque fragosus dat sonitum saxis et torto vertice torrens. hic specus horrendum et saevi spiracula Ditis monstrantur, ruptoque ingens Acheronte vorago pestiferas aperit fauces, quis condita Erinys invisum numen, terras caelumque levabat. |
571 |
flank van een woud met
dicht lover, door het midden raast donderend een bergstroom met wervelende kolken langs de rotsen. Hier is een ijzingwekkende grot te zien, een luchtgat van de grimmige Dis, en een enorme kloof waar de Acheron doorbreekt opent zijn vernietigende muil: daarin verborg zich de Erinye, de gehate godin en verloste aarde en hemel van haar presentie. |
Juno dwingt Latinus een oorlogsverklaring af. (572 - 640) |
|
|
- Nec minus interea
extremam Saturnia bello imponit regina manum. ruit omnis in urbem pastorum ex acie numerus, caesosque reportant Almonem puerum foedatique ora Galaesi, |
575 |
- Onverwijld legt
intussen de Saturnische vorstin de laatste hand aan de oorlog. De hele groep herders trekt vanaf de plaats van het treffen naar de stad en brengt daar de lijken van de jonge Almo en de toegetakelde van Galaesus; |
implorantque deos
obtestanturque Latinum. Turnus adest medioque in crimine caedis et igni terrorem ingeminat: Teucros in regna uocari, stirpem admisceri Phrygiam, se limine pelli. tum quorum attonitae Baccho nemora auia matres |
580 |
zij roepen de goden aan
en bezweren Latinus. Turnus verschijnt en vergroot bij de beschuldiging van moord nog de verschrikking : Teucriërs worden uitverkoren tot heersers, een Phrygische stam ingelijfd, hij buiten spel gezet! Dan lopen ook zij te hoop, wier door Bacchus getroffen moeders in |
insultant thiasis (neque
enim leue nomen Amatae) undique collecti coeunt Martemque fatigant. ilicet infandum cuncti contra omina bellum, contra fata deum peruerso numine poscunt. certatim regis circumstant tecta Latini; |
585 |
het padloze woud de
thiasis dansen [dwingend is immers de naam van Amata], en dringen onophoudelijk aan op een oorlog. Dadelijk roepen allen, in strijd met de tekens, op tot oorlog, tegen de beschikking der goden, met verdraaiing van hun wens. In wedijver dringen zij op naar het paleis van Latinus, hun koning, |
ille uelut pelago rupes
immota resistit, ut pelagi rupes magno ueniente fragore, quae sese multis circum latrantibus undis mole tenet; scopuli nequiquam et spumea circum saxa fremunt laterique inlisa refunditur alga. |
590 |
Die biedt weerstand als
een onwrikbare rots tegen zee zoals in zee een kaap bij het naderen van bulderende golfslag stand houdt door zijn massa in de ziedende branding; het gesteente en de rotsen vol schuim grommen rondom vergeefs en het aangevoerde wier valt weer terug. |
uerum ubi nulla datur
caecum exsuperare potestas consilium, et saeuae nutu Iunonis eunt res, multa deos aurasque pater testatus inanis 'frangimur heu fatis' inquit 'ferimurque procella! ipsi has sacrilego pendetis sanguine poenas, |
595 |
Toen hij echter geen
mogelijkheid had het blinde besluit te kalmeren en de zaken verliepen volgens plan van de razende Juno, riep de vader luid tot de goden en de ijle luchten en sprak: "Het lot doet ons de das aan, het is een orkaan die ons treft! Ongelukkigen, zelf zullen jullie boeten met jullie schennend bloed! |
o miseri. te, Turne,
nefas, te triste manebit supplicium, uotisque deos uenerabere seris. nam mihi parta quies, omnisque in limine portus funere felici spolior.' nec plura locutus saepsit se tectis rerumque reliquit habenas. |
600 |
Jou, Turnus, opstandige,
jou wacht een droevige doodstraf, te laat zul je met beloftes de goden respecteren. Ik heb mijn rust nu bereikt, maar in het zicht van de haven word ik alsnog beroofd van een gelukzalige dood". Zonder verder één woord sloot hij zich in het paleis en liet het gebeuren de teugels. |
- Mos erat Hesperio in
Latio, quem protinus urbes Albanae coluere sacrum, nunc maxima rerum Roma colit, cum prima mouent in proelia Martem, siue Getis inferre manu lacrimabile bellum Hyrcanisue Arabisue parant, seu tendere ad Indos |
605 |
- Er bestond een gebruik
in het Hesperische Latium, dat sedertdien de Albaanse steden in ere hielden en dat het machtigste rijk, Rome, ook in acht neemt: zodra schermutselingen overgaan in oorlog, hetzij we de betreurenswaardige oorlog de Geten aandoen, hetzij we tegen Hyrcanen of Arabieren optrekken, ofwel Oostwaarts |
Auroramque sequi
Parthosque reposcere signa: sunt geminae Belli portae (sic nomine dicunt) religione sacrae et saeui formidine Martis; centum aerei claudunt uectes aeternaque ferri robora, nec custos absistit limine Ianus. |
610 |
tot aan de Indiërs
optrekken of de tekens terugeisen van de Parthen: er zijn twee deuren van Oorlog (zo noemt men die) door de godsdienst gewijd en de vrees voor de grimmige Mars; honderd grendels van brons sluiten hem af en de duurzame kracht van ijzer, en Ianus als wachtpost wijkt niet van de drempel. |
has, ubi certa sedet
patribus sententia pugnae, ipse Quirinali trabea cinctuque Gabino insignis reserat stridentia limina consul, ipse uocat pugnas; sequitur tum cetera pubes, aereaque adsensu conspirant cornua rauco. |
615 |
Zodra in de senaat de
mening over krijgsvoering vaststaat, opent in eigen persoon de consul in Quirinische toga en de offertooi van de Gabii de kermende deuren, roept dan op ten strijde; dan volgt hem de verdere manschap, door rauwe bijval betuigen koperen hoorns hun instemming. |
hoc et tum Aeneadis
indicere bella Latinus more iubebatur tristisque recludere portas. abstinuit tactu pater auersusque refugit foeda ministeria, et caecis se condidit umbris. tum regina deum caelo delapsa morantis |
620 |
Naar dit gebruik werd
ook toen Latinus gedrongen tot oorlogsverklaring aan de Aeneaden door het openen van de naargeestige deuren. Maar de vader onthield zich daarvan en met afschuw ontvluchtte hij zijn gehate taak en verschool zich onzichtbaar. Toen daalde de vorstin van de goden neer uit de hemel |
impulit ipsa manu
portas, et cardine uerso Belli ferratos rumpit Saturnia postis. ardet inexcita Ausonia atque immobilis ante; pars pedes ire parat campis, pars arduus altis puluerulentus equis furit; omnes arma requirunt. |
625 |
en stootte eigenhandig
tegen de dralende deuren, en met het draaien van de deurpen opent de Saturnische de beslagen deuren van Oorlog. In brand staat Ausonia, tevoren nog onbewogen en kalm; deels gordt zij zich aan te voet te velde te trekken, deels raast zij hoog in een stofwolk te paard voort; allen zoeken hun wapens. |
pars leuis clipeos et
spicula lucida tergent aruina pingui subiguntque in cote securis; signaque ferre iuuat sonitusque audire tubarum. quinque adeo magnae positis incudibus urbes tela nouant, Atina potens Tiburque superbum, |
630 |
Deels haalt men lichte
schilden van onder het stof en poetst de glanzende speren en wet het scherp van de bijlen; gretig brengt men de veldtekens en hoort men de klank van bazuinen. Vijf grote steden in totaal renoveren op het aambeeld hun bewapening, het machtige Atina en hoge Tibur, |
Ardea Crustumerique et
turrigerae Antemnae. tegmina tuta cauant capitum flectuntque salignas umbonum cratis; alii thoracas aenos aut leuis ocreas lento ducunt argento; uomeris huc et falcis honos, huc omnis aratri |
635 |
Ardea, Crustumeri en
Antemna met haar torens. Zij beveiligen hun hoofden met helmen en vlechten wilgentenen tot geraamten voor schilden; anderen maken koperen pantsers of lichte scheenplaten uit soepel zilver; hiertoe vervalt ook het aanzien van ploeg en sikkel, hiertoe alle liefde |
cessit amor; recoquunt
patrios fornacibus ensis. classica iamque sonant, it bello tessera signum; hic galeam tectis trepidus rapit, ille trementis ad iuga cogit equos, clipeumque auroque trilicem loricam induitur fidoque accingitur ense. |
640 |
voor landbouw; in het
vuur smelten zij de zwaarden der vaderen om. Daar klinkt reeds de krijgstrompet, het wachwoord gaat rond; deze grijpt gehaast zijn helm uit het foudraal, een ander spant zijn schichtige paarden in, trekt zijn schild aan alsook zijn driedraads pantser en gordt zijn toeverlaat zwaard aan. |
Aanroeping van de Muze en opsomming van de strijders. (641 - 817) |
|
|
- Pandite nunc Helicona,
deae, cantusque mouete, qui bello exciti reges, quae quemque secutae complerint campos acies, quibus Itala iam tum floruerit terra alma uiris, quibus arserit armis; et meministis enim, divae, et memorare potestis; ad nos uix tenuis famae perlabitur aura. |
646 |
- 'Open nu, Muzen, de
Helicon en laat mij bezingen welke vorsten tot strijd zijn gewekt, welke troepen hen volgden en de velden vervulden, door welke mannen Itala toen al pronkte op haar gezegende grond en door welke krijgsmacht zij brandde; jullie hebben toch die herinnering, godinnen, en kunt ze vertellen; ons kwam slechts een zucht van vervaagde roem ter ore'. |
Primus init bellum
Tyrrhenis asper ab oris contemptor divum Mezentius agminaque armat. filius huic iuxta Lausus, quo pulchrior alter non fuit excepto Laurentis corpore Turni; |
650 |
- Voorop trekt grimmig
vanaf de Tyrrheense kust met
gewapende
manschap de godenverachter Mezentius ten oorlog. Samen met hem gaat zoon Lausus: de mooiste van lichaamsbouw na de Laurentische Turnus; |
Lausus, equum domitor
debellatorque ferarum, ducit Agyllina nequiquam ex urbe secutos mille viros, dignus patriis qui laetior esset imperiis et cui pater haud Mezentius esset. Post hos insignem palma per gramina currum |
655 |
Lausus, temmer van
paarden en jager op wild, voert vergeefs uit de stad Agyllina duizend volgelingen aan; hij zou een waardiger heerser zijn dan zijn vader en zou beter niet Mezentius tot vader hebben gehad. Na hen pronkt de mooie Aventinus, zoon van de mooie Hercules, |
uictoresque ostentat
equos satus Hercule pulchro pulcher Auentinus, clipeoque insigne paternum centum anguis cinctamque gerit serpentibus Hydram; collis Auentini silua quem Rhea sacerdos furtiuum partu sub luminis edidit oras, |
660 |
met zijn wagen, getooid
met een palm, op de velden en zijn triomferende paarden en draagt op zijn schild het embleem van zijn vader: de honderdvoudige Hydra, door slangen omgeven de priesteres Rhea schonk hem heimelijk het levenslicht in het bos op de Aventijn, een sterveling |
mixta deo mulier,
postquam Laurentia uictor Geryone exstincto Tirynthius attigit arua, Tyrrhenoque boues in flumine lauit Hiberas. pila manu saeuosque gerunt in bella dolones, et tereti pugnant mucrone ueruque Sabello. |
665 |
na gemeenschap met een
god, toen de overwinnaar uit Tiryns het Laurentische land had bereikt na zijn afrekening met Geryones en hij zijn Hiberische runderen baadde in de Tyrrheense rivier. Speren houden ze vast en gruwelijke pieken en vechten doen ze ook met een vlijmscherpe dolk en de Sabijnse spies. |
ipse pedes, tegimen
torquens immane leonis, terribili impexum saeta cum dentibus albis indutus capiti, sic regia tecta subibat, horridus Herculeoque umeros innexus amictu. Tum gemini fratres Tiburtia moenia linquunt, |
670 |
Zelf gaat hij te voet,
om hem zwiert een geweldige leeuwenhuid, bezet met ruw, borstelig haar, zijn hoofd gestoken in de kop met blikkerende tanden, zo ging hij het koninklijk paleis in, afstotend, zijn schouders bedekt met de mantel van Hercules. Dan komen tweelingbroers uit de stad Tibur, |
fratris Tiburti dictam
cognomine gentem, Catillusque acerque Coras, Argiua iuuentus, et primam ante aciem densa inter tela feruntur: ceu duo nubigenae cum uertice montis ab alto descendunt Centauri Homolen Othrymque niualem |
675 |
een volk vernoemd naar
hun broer Tiburtus, Catillus en de felle Coras, jongelingen uit Argos; vóór de eerste linie lopen ze tussen de wapendrom: als wanneer twee wolkengeboren Centauren in snelle draf, afdalen van een hoge bergtop, de Homole en besneeude Othrys |
linquentes cursu rapido;
dat euntibus ingens silua locum et magno cedunt uirgulta fragore. Nec Praenestinae fundator defuit urbis, Volcano genitum pecora inter agrestia regem inuentumque focis omnis quem credidit aetas, |
680 |
achter zich latend: voor
hun komst wijkt het geweldige woud en het kreupelhout duikt krakend ineen. Ook was daar de stichter van de stad Praeneste, Caeculus, naar ieders mening als koning in spe door Vulcanus verwekt tussen de grazende kudden maar gevonden bij de haard. |
Caeculus. hunc legio
late comitatur agrestis: quique altum Praeneste uiri quique arua Gabinae Iunonis gelidumque Anienem et roscida riuis Hernica saxa colunt, quos diues Anagnia pascis, quos Amasene pater. non illis omnibus arma |
685 |
Hem vergezelde een
legioen boeren: alwie het hoge Praeneste en wie de akkers van Juno van Gabii en de Hernische rotsen bewonen, vochtig van de stroom van de koele Anio en alwie gij, rijke Anagnia en vader Amasene, voedt. Zij hebben niet allemaal klinkende wapens en schilden |
nec clipei currusue
sonant; pars maxima glandes liuentis plumbi spargit, pars spicula gestat bina manu, fuluosque lupi de pelle galeros tegmen habent capiti; uestigia nuda sinistri instituere pedis, crudus tegit altera pero. |
690 |
of ratelende wagens; het
grootste deel slingert kogels van lood, een ander deel voert een paar speren in de hand en voor hun hoofd dragen zij als bedekking mutsen van rossige wofsvel; de tred van hun linkervoet is onbedekt, een ruwe laars bedekt de rechter. |
At Messapus, equum
domitor, Neptunia proles, quem neque fas igni cuiquam nec sternere ferro, iam pridem resides populos desuetaque bello agmina in arma uocat subito ferrumque retractat. hi Fescenninas acies Aequosque Faliscos, |
695 |
Messapus, temmer van
paarden, Neptunus' nazaat, die met vuur noch met ijzer door iemand geveld kon worden, roept zijn lang vreedzame volken op en zijn troepen, de oorlog ontwend, plots onder de wapens. Die bewonen de Fescennische heuvels en Aequi Falisci, |
hi Soractis habent arces
Flauiniaque arua et Cimini cum monte lacum lucosque Capenos. ibant aequati numero regemque canebant: ceu quondam niuei liquida inter nubila cycni cum sese e pastu referunt et longa canoros |
700 |
de hoogten van de
Soracte en de Flavinische regio en het meer bij de berg Ciminus en de bossen van Capena. Zij trokken in gelijke afdelingen voort en bezongen hun koning: zoals wel witte zwanen tussen drijvende wolken, wanneer zij van het grazen terugkeren en door hun lange nekken |
dant per colla modos,
sonat amnis et Asia longe pulsa palus. nec quisquam aeratas acies examine tanto misceri putet, aeriam sed gurgite ab alto urgeri uolucrum raucarum ad litora nubem. |
705 |
welluidende klanken
laten horen, die weerklinken uit de stroom en de poel ver weg in Azië als klankbord. Niemand zou denken dat een gepantserd leger in zo dichte drom zich zou samenpakken, nee, een zwevende wolk van schrille vogels die en masse van de diepe zee samendringen naar de kust. |
Ecce Sabinorum prisco de
sanguine magnum agmen agens Clausus magnique ipse agminis instar, Claudia nunc a quo diffunditur et tribus et gens per Latium, postquam in partem data Roma Sabinis. una ingens Amiterna cohors priscique Quirites, |
710 |
Zie, daar is ook
Clausus, uit het oude bloed der Sabijnen, met een grote krijgsmacht, ook zelf al een krijgsmacht gelijk, uit wie nu de Claudische stam en gens zich over Latium verbreidt, sedert Rome met de Sabijnen gedeeld wordt. Tegelijk trekt een cohort op uit Amiternum en oude Quiriten, |
Ereti manus omnis
oliuiferaeque Mutuscae; qui Nomentum urbem, qui Rosea rura Velini, qui Tetricae horrentis rupes montemque Seuerum Casperiamque colunt Forulosque et flumen Himellae, qui Tiberim Fabarimque bibunt, quos frigida misit |
715 |
de hele krijgmacht uit
Eretum en het olijfdragende Mutusca; bewoners van de stad Nomentum, Velini uit het Rosea-gebied, rotsbewoners van huiveringwekkend Tetrica en het Severusgebergte en van Casperia, en Foruli en de oevers van de rivier de Himella, zij die het water drinken van de Tiber en de Fabaris, die de koude |
Nursia, et Ortinae
classes populique Latini, quosque secans infaustum interluit Allia nomen: quam multi Libyco uoluuntur marmore fluctus saeuus ubi Orion hibernis conditur undis, uel cum sole nouo densae torrentur aristae |
720 |
Nursia zendt, ook de
troepen van Orta en de Latijnse volken die de rivier de Allia als onheilspellende grens hebben: zo talrijk zijn zij als golven wentelen in de marmeren Libysche zee wanneer de grimmige Orion zwiept over het winterwater, of zoals wanneer de dichte aren geroosterd worden door een nieuwe zon |
aut Hermi campo aut
Lyciae flauentibus aruis. scuta sonant pulsuque pedum conterrita tellus. Hinc Agamemnonius, Troiani nominis hostis, curru iungit Halaesus equos Turnoque ferocis mille rapit populos, uertunt felicia Baccho |
725 |
op de wijde velden van
de Hermus of Lyciës blonde akkers. De schilden klinken en de aarde dreunt door voetgestamp. - Hierna Halaesus, Agamemnon's wapenbroeder en vijand van wat Troje heet: hij spant paarden voor zijn kar en sleept duizend woeste mannen mee voor Turnus, - met hun hak |
Massica qui rastris, et
quos de collibus altis Aurunci misere patres Sidicinaque iuxta aequora, quique Cales linquunt amnisque uadosi accola Volturni, pariterque Saticulus asper Oscorumque manus. teretes sunt aclydes illis |
730 |
bewerken zij Massica,
vruchtbaar voor wijn - en ook hen die de oudere Aurunci zonden uit de hoge heuvels bij de vlakten der Sidicini; alwie wegtrokken uit Cales en zij die wonen langs de Volturnusstroom met zijn ondiepten, evenzo de ruwe Saticuli en troepen Osci. De gladde, ronde werpspies is hun wapen, |
tela, sed haec lento mos
est aptare flagello. laeuas caetra tegit, falcati comminus enses. Nec tu carminibus nostris indictus abibis, Oebale, quem generasse Telon Sebethide nympha fertur, Teleboum Capreas cum regna teneret, |
735 |
maar zij hebben de
gewoonte die te sturen met een taaie riem; een schild dekt hun linkerzij, voor het gevecht is er het kromzwaard. En ook jij zult niet ongenoemd in onze verzen vertrekken, Oebalus - het heet dat Telon jou heeft verwekt bij de nimf Sebethis, toen hij, al ouder, over Capreae en haar Teleboërs regeerde; |
iam senior; patriis sed
non et filius aruis contentus late iam tum dicione premebat Sarrastis populos et quae rigat aequora Sarnus, quique Rufras Batulumque tenent atque arua Celemnae, et quos maliferae despectant moenia Abellae, |
740 |
maar de zoon was niet
tevreden met zijn vaderlijk erfgoed en heerste reeds toen over het Sarrastische volk en het gebied dat de Sarnus bevloeit; ook alwie Rufrae bewonen en Batulum en de velden van Celemna en op wie de burcht van het vruchtdragende Abella uitziet, |
Teutonico ritu soliti
torquere cateias; tegmina quis capitum raptus de subere cortex aerataeque micant peltae, micat aereus ensis. Et te montosae misere in proelia Nersae, Vfens, insignem fama et felicibus armis, |
745 |
naar Teutoons gebruik
gewend om de boomerang te slingeren, bij wie het hoofd schors bedekt van de kurkeik, hun schilden schitteren, kopergedekt, met koper hun zwaarden. Ook jou heeft het bergachtige Nersae ten strijde gestuurd, Ufens, vermaard om je voorspoedige krijgsdaden, |
horrida praecipue cui
gens adsuetaque multo uenatu nemorum, duris Aequicula glaebis. armati terram exercent semperque recentis conuectare iuuat praedas et uiuere rapto. - Quin et Marruuia uenit de gente sacerdos |
750 |
jouw volk, de Aequi, is
verruwd en gehard door intensief jagen in de wouden, door bewerken van de stugge Aequeïische grond; bewapend bewerken zij de grond en doen niets liever dan buit verzamelen en leven van gestolen goed. - Ja, in opdracht van koning Archippus, treedt ook jij aan, |
fronde super galeam et
felici comptus oliua Archippi regis missu, fortissimus Vmbro, uipereo generi et grauiter spirantibus hydris spargere qui somnos cantuque manuque solebat, mulcebatque iras et morsus arte leuabat. |
755 |
krachtige Umbro,
priester uit het volk der Marsi, met op je helm een welige olijfkrans, jij, die addergebroed en zwaar rochelende hydra's in slaap placht te sussen door te strooien met toverspreuken en manipulaties, hun razernij weg placht te strijken en hun beten kundig te verlichten |
sed non Dardaniae
medicari cuspidis ictum eualuit neque eum iuuere in uulnera cantus somniferi et Marsis quaesitae montibus herbae. te nemus Angitiae, uitrea te Fucinus unda, te liquidi fleuere lacus. |
760 |
die echter toch niet in
staat was de wond van een Trojaanse speer te genezen, noch konden de slaapwekkende zangen je helpen tegen je verwonding, noch de kruiden gezocht in de Marsischde bergen. Jou hebben beweend het woud van Angita, de Fucinus met kritalhelder water en de heldere meren. |
Ibat et Hippolyti proles
pulcherrima bello, Virbius, insignem quem mater Aricia misit, eductum Egeriae lucis umentia circum litora, pinguis ubi et placabilis ara Dianae. namque ferunt fama Hippolytum, postquam arte nouercae |
765 |
Ook trok ten strijde de
prachtige zoon van Hippolytus, Virbius, die zijn geboorteplaats Aricia als uitnemend strijder meezond, grootgebracht in de wouden van Egeria bij de waterrijke kust, waar ook het rijke altaar is van de goedertieren Diana; de mare gaat dat Hippolytus, door bedrog van zijn stiefmoeder |
occiderit patriasque
explerit sanguine poenas turbatis distractus equis, ad sidera rursus aetheria et superas caeli uenisse sub auras, Paeoniis reuocatum herbis et amore Dianae. tum pater omnipotens aliquem indignatus ab umbris |
770 |
omgekomen en met zijn
bloed de straf van zijn vader geboet, stukgereten door zijn schichtig span paarden, weer naar de bovenwereld en de hemelse luchten terugkwam, herboren door de kruiden van Paeon en de liefde van Diana. Toen heeft de almachtige vader, verbolgen dat een sterveling |
mortalem infernis ad
lumina surgere uitae, ipse repertorem medicinae talis et artis fulmine Phoebigenam Stygias detrusit ad undas. at Triuia Hippolytum secretis alma recondit sedibus et nymphae Egeriae nemorique relegat, |
775 |
uit de donkere
onderwereld kon terugkeren naar het levenslicht, zelf de ontdekker van een dergelijk kruid en kunde met een bliksem de zoon van Phoebus neergestoten in het Stygische water. Maar de verheven Diana verborg Hippolytus op een geheime plaats en huisvestte hem in het woud van de nimf Egeria, |
solus ubi in siluis
Italis ignobilis aeuum exigeret uersoque ubi nomine Virbius esset. unde etiam templo Triuiae lucisque sacratis cornipedes arcentur equi, quod litore currum et iuuenem monstris pauidi effudere marinis. |
780 |
zodat hij eenzaam en
onopvallend in de Italische bossen zijn leven slijten zou met zijn naam gewijzigd in 'Virbius'. Daarom ook werden hoornhoevige paarden geweerd van Diana's tempel en aan haar gewijde wouden, omdat die, op hol door het zeemonster, de jongen weg hebben geslingerd. |
filius ardentis haud
setius aequore campi exercebat equos curruque in bella ruebat. Ipse inter primos praestanti corpore Turnus uertitur arma tenens et toto uertice supra est. cui triplici crinita iuba galea alta Chimaeram |
785 |
Niettemin mende zijn
zoon zijn vurige paarden voort over de wijde vlakte en snelde op zijn wagen ten oorlog. - Zelf ging, uitstekend onder de eersten met zijn lichaamspracht, Turnus voort in zijn wapenrusting en stak uit boven allen. Zijn hoge helm met drievoudige kam droeg de beeltenis |
sustinet Aetnaeos
efflantem faucibus ignis; tam magis illa fremens et tristibus effera flammis quam magis effuso crudescunt sanguine pugnae. at leuem clipeum sublatis cornibus Io auro insignibat, iam saetis obsita, iam bos, |
790 |
van de Chimaera die uit
haar keel het vuur blies van de Etna. Des te meer gromt die, razend met haar vlammen, naarmate de strijd gruwelijker en bloediger wordt. Maar op zijn gladde schild prijkt met geheven horens Io in goud, al bedekt met borstelig haar, al koe, |
argumentum ingens, et
custos uirginis Argus, caelataque amnem fundens pater Inachus urna. insequitur nimbus peditum clipeataque totis agmina densentur campis, Argiuaque pubes Auruncaeque manus, Rutuli ueteresque Sicani, |
795 |
indrukwekkende
voorstelling, ook de bewaker van het meisje, Argus, en vader Inachus die zijn stroom uitgiet uit een urn in drijfwerk. Hem volgt een zwerm infanterie en de linies dringen samen met hun schilden over heel de vlakte, de Argivische jeugd de scharen van Aurunca, Rutuliërs en de oude Sicanen, |
et Sacranae acies et
picti scuta Labici; qui saltus, Tiberine, tuos sacrumque Numici litus arant Rutulosque exercent uomere collis Circaeumque iugum, quis Iuppiter Anxurus aruis praesidet et uiridi gaudens Feronia luco; |
800 |
ook de Sacraanse linies
en de Labici met beschilderde schilden; zij die, Tiber, jouw passen beploegen en de gewijde oever van de Numicus en de Rutulische heuvels bewerken en kaap Circe, waar Iuppiter Anxurus toeziet op de velden en Feronia, stralend met haar groenende bossen, |
qua Saturae iacet atra
palus gelidusque per imas quaerit iter uallis atque in mare conditur Vfens. Hos super aduenit Volsca de gente Camilla agmen agens equitum et florentis aere cateruas, bellatrix, non illa colo calathisue Mineruae |
805 |
waar het donkere moeras
ligt van Satura en de koude Ufens zich een weg zoekt door de lage dalen en in zee uitmondt. - Bij deze mannen voegt zich vol strijdlust Camilla uit de Volsci aan het hoofd van een escadron ruiters en drommen infanterie in glanzend koper gestoken, haar vrouwenhanden niet gewoon |
femineas adsueta manus,
sed proelia virgo dura pati cursuque pedum praevertere ventos. illa vel intactae segetis per summa volaret gramina nec teneras cursu laesisset aristas, vel mare per medium fluctu suspensa tumenti |
810 |
aan spinrokken en
wolmand van Minerva, maar zij - een meisje! - gewend aan harde gevechten, in rennen de wind vóór te blijven. Zij zou zelfs over de toppen van korenhalmen kunnen snellen zonder die te raken of de tere aren onder haar voeten te deren, of midden door zee, verheven boven de woeste golven, |
ferret iter celeris nec
tingeret aequore plantas. illam omnis tectis agrisque effusa iuventus turbaque miratur matrum et prospectat euntem, attonitis inhians animis ut regius ostro velet honos levis umeros, ut fibula crinem |
815 |
haar weg te gaan zonder
haar voeten op het water te zetten. Haar bewonderden alle jongemannen, gestroomd van huizen en velden, en de verzameling moeders zagen haar met ontzag gaan, in bewondering hoe koninklijke tooi haar glanzende schouders bedekte met purper, hoe een gouden spang |
auro internectat, Lyciam
ut gerat ipsa pharetram et pastoralem praefixa cuspide myrtum. |
haar haren bijeenhield,
hoe zij haar pijlkoker droeg en een veldmirte met een ijzeren speerpunt. |
|
|
Lees verder: Boek 8 Terug naar het overzicht van de Aeneis Terug naar het overzicht van de werken van Ben Bijnsdorp |