Boek 5 van de Metamorfosen van Ovidius

Perseus aangevallen door Phineus en zijn aanhang (1 - 176)
Het hoofd van Medusa als wapen (177 - 235)
De terugkeer van Perseus naar Argos (236 - 249)
Minerva bij de Muzen; hun klacht over Pyreneus (250 - 293)
De Piëriden (294 - 336)
Ceres en Proserpina; Hades en Venus (337 - 384)
Hades schaakt Proserpina (385 - 437)
Ceres zoekt haar dochter (438 - 508)
Ceres vraagt hulp bij Juppiter, de vader van Proserpina (509 - 550
Proserpina's vriendinnen veranderd in Sirenen en Het besluit van Juppiter (551 - 571)
Arethusa vertelt haar verhaal (572 - 641)
Triptolemus; de Piëriden gestraft (642 - 678)


Perseus in gevecht met Andromeda's verloofde Phineus en diens aanhang (1 - 148)

Dumque ea Cephenum medio Danaeius heros
agmine commemorat, fremida regalia turba
atria conplentur, nec coniugialia festa
qui canat est clamor, sed qui fera nuntiet arma;
inque repentinos convivia versa tumultus




5
Terwijl nu de heldenzoon van Danaë dit alles aan het gezelschap Ethiopen
vertelt, wordt de bruiloftszaal plots gevuld met een opgewonden horde
en van bruiloftsliederen is geenszins meer sprake
nee, nu weerklinkt de woeste oproep tot strijd;
de feestdis verandert plotseling in een chaos:
adsimilare freto possis, quod saeva quietum
ventorum rabies motis exasperat undis.
primus in his Phineus, belli temerarius auctor,
fraxineam quatiens aeratae cuspidis hastam
'en' ait, 'en adsum praereptae coniugis ultor;




10
je zou het met de zee kunnen vergelijken die, juist nog in rust,
door de razernij van een storm kolkt met opgezwiepte golven.
Voor de zijnen uit komt Phineus er aan, drieste oorlogsaanhitser
en zijn essen lans met bronzen punt schuddend schreeuwt hij
'Kijk eens, hier ben ik om de roof van mijn bruid te wreken,
nec mihi te pennae nec falsum versus in aurum
Iuppiter eripiet!' conanti mittere Cepheus
'quid facis?' exclamat, 'quae te, germane, furentem
mens agit in facinus? meritisne haec gratia tantis
redditur? hac vitam servatae dote rependis?




15
en jou zal geen vleugel, geen Juppiter onder camouflage van goud
mij nog afhandig maken!' Maar als hij zijn lans drilt roept zijn broer Cepheus
hem toe:'Wat nu, broer, wat waanzin drijft jou nu tot moordlust?
Breng jij zo dank voor zo grote verdiensten?
Is dit jouw cadeau bij het redden van het leven van haar
quam tibi non Perseus, verum si quaeris, ademit,
sed grave Nereidum numen, sed corniger Ammon,
sed quae visceribus veniebat belua ponti
exsaturanda meis; illo tibi tempore rapta est,
quo peritura fuit, nisi si, crudelis, id ipsum




20
die niet Perseus, als je het mij vraagt, jou heeft ontnomen
maar de Nereïdenmacht, of Ammon met zijn ramshorens,
of uiteindelijk het zeemonster dat mijn bloedeigen nichtje
verslinden moest; op dat tijdstip is zij je ontroofd
toen zij op het punt stond om te komen; of ga jij, hoe wreed,
exigis, ut pereat, luctuque levabere nostro.
scilicet haud satis est, quod te spectante revincta est
et nullam quod opem patruus sponsusve tulisti;
insuper, a quoquam quod sit servata, dolebis
praemiaque eripies? quae si tibi magna videntur,




25
juist dit bewerken: haar ombrengen en je verlustigen in onze rouw?
Is dit dan niet voldoende dat jij werkeloos toekeek bij haar bevrijding
zonder enige hulp te bieden noch als oom noch als verloofde;
zul jij nu ook nog eens jaloers zijn op haar redder
en hem zijn loon ontfutselen? Als je daar een heldendaad in ziet
ex illis scopulis, ubi erant adfixa, petisses.
nunc sine, qui petiit, per quem haec non orba senectus,
ferre, quod et meritis et voce est pactus, eumque
non tibi, sed certae praelatum intellege morti.'
Ille nihil contra, sed et hunc et Persea vultu




30
had je haar beter van die rotsen kunnen halen waar zij aan gekluisterd stond.
Sta nu maar toe dat hij haar wint die dat volbracht heeft en door wiens daad
zij niet een toekomst mist die hij haar schonk door daad en woord
en snap dat hij, niet jij, de voorkeur heeft boven een wisse dood."
Daar had hij niet van terug maar afwisselend zijn blik richtend
alterno spectans petat hunc ignorat an illum:
cunctatusque brevi contortam viribus hastam,
quantas ira dabat, nequiquam in Persea misit.
ut stetit illa toro, stratis tum denique Perseus
exsiluit teloque ferox inimica remisso




35
op hem en Perseus, wist hij even niet of hij op hem of de ander mikken zou:
maar na een korte aarzeling slingerde hij zijn lans met al de kracht
die zijn woede hem vergunde op Perseus af: vergeefs.
Toen zij in zijn sofa bleef steken, toen pas sprong Perseus op
en woest wierp hij het wapen terug en had zijn vijands borst
pectora rupisset, nisi post altaria Phineus
isset: et (indignum) scelerato profuit ara.
fronte tamen Rhoeti non inrita cuspis adhaesit,
qui postquam cecidit ferrumque ex osse revulsum est
calcitrat et positas adspergit sanguine mensas.




40
verbrijzeld als Phineus niet achter het altaar weggedoken was:
dat altaar bood (schandalig!) die schurk dekking.
Toch trof de lanspunt doel en priemde in Rhoetus' hoofd,
hij zakte ineen en toen het ijzer uit zijn schedel werd gerukt
trapte hij nog en bespoot met bloed de klaargezette tafels.
tum vero indomitas ardescit vulgus in iras,
telaque coniciunt, et sunt, qui Cephea dicunt
cum genero debere mori; sed limine tecti
exierat Cepheus testatus iusque fidemque
hospitiique deos, ea se prohibente moveri.




45
Dan ontsteken de gasten pas echt in tomeloze woede
en slingeren hun speren; sommigen schreeuwen dat Cepheus
eraan moet net als zijn schoonzoon; maar Cepheus is het huis uit
bezwerend bij Recht en bij Trouw, bij de goden
van de gastvrijheid dat dit alles ontketend werd tegen zijn wil.
bellica Pallas adest et protegit aegide fratrem
datque animos. Erat Indus Athis, quem flumine Gange
edita Limnaee vitreis peperisse sub undis
creditur, egregius forma, quam divite cultu
augebat, bis adhuc octonis integer annis,




50
Athene, krijgsgodin, helpt haar broer,beschermt hem met haar aegis
en moedigt hem aan. Er was ook Athis, een Indiër van wie men aanneemt
dat de nimf Limnaea hem gebaard heeft in het heldere water van zijn vader
Ganges, een prachtige knaap van amper zestien jaar,
zijn uiterlijk nog verfraaid door rijke kleding:
indutus chlamydem Tyriam, quam limbus obibat
aureus; ornabant aurata monilia collum
et madidos murra curvum crinale capillos;
ille quidem iaculo quamvis distantia misso
figere doctus erat, sed tendere doctior arcus.




55
hij droeg een purperen mantel, omzoomd met gouddraad;
gouden hangers droeg hij om zijn hals
en een hoofdband om zijn van myrrhe glanzende haren;
deze, getraind in trefzeker speerwerpen op afstand,
was toch nog meer bedreven in het schot met de boog.
tum quoque lenta manu flectentem cornua Perseus
stipite, qui media positus fumabat in ara,
perculit et fractis confudit in ossibus ora.
Hunc ubi laudatos iactantem in sanguine vultus
Assyrius vidit Lycabas, iunctissimus illi




60
Toen echter sloeg Perseus hem, terwijl hij de taaie boog spande,
met een tak die op het altaar gelegen al rookte
en door het breken van de schedel sloeg hij zijn gezicht in.
Als de Assyriër Lycabas hem ziet spartelen
met zijn gezicht onder het bloed, barst hij,
et comes et veri non dissimulator amoris,
postquam exhalantem sub acerbo vulnere vitam
deploravit Athin, quos ille tetenderat arcus
arripit et 'mecum tibi sint certamina!' dixit;
'nec longum pueri fato laetabere, quo plus




65
z'n intiemste vriend en oprechte vertrouweling, uit in een rouwklacht
om Athis, terwijl hij hem sterven ziet door zijn gruwelijke verminking
maar grijpt dan de boog die deze gespannen had
en roept uit: 'Nou krijg je ook met mij te doen,
en lang zul je niet trots zijn op het lot van mijn makker,
invidiae quam laudis habes.' haec omnia nondum
dixerat: emicuit nervo penetrabile telum
vitatumque tamen sinuosa veste pependit.
vertit in hunc harpen spectatam caede Medusae
Acrisioniades adigitque in pectus; at ille




70
haat is je deel meer dan lof'. Nog was hij niet uitgesproken
of daar flitste al een hongerige pijl van de pees
een misser die toch hangen bleef in een plooi van zijn kleding.
Toen richtte Danaë's zoon op hem het zwaard waardoor Medusa al stierf
en stak het hem in het hart; al stervend zocht die rondomom zich
iam moriens oculis sub nocte natantibus atra
circumspexit Athin seque adclinavit ad illum
et tulit ad manes iunctae solacia mortis.
Ecce Syenites, genitus Metione, Phorbas
et Libys Amphimedon, avidi committere pugman,




75
naar Athis met ogen die al dolen in het duister,
kruipt in zijn richting en brengt hem troost
in diens dood door zijn sterven te delen.
Daar gaan Phorbas uit Syene, Metioons zoon,
en de Libyër Amphimedoon, hoe krijsgzuchtig beiden ook zijn
sanguine, quo late tellus madefacta tepebat,
conciderant lapsi; surgentibus obstitit ensis,
alterius costis, iugulo Phorbantis adactus.
At non Actoriden Erytum, cui lata bipennis
telum erat, hamato Perseus petit ense, sed altis




80
allebei onderuit in het bloed dat in lauwe plassen de vloer spiegelglad maakt
over elkaar gaan ze tegen de grond; als ze opkrabbelen staat dat zwaard
voor hen klaar; bij de een wordt het in de ribben gestoten, bij Phorbas in de keel.
Maar niet met zijn sikkelzwaard ging Perseus Erytus, zoon van Actor, te lijf
die een grote tweesnijdende bijl droeg,
exstantem signis multaeque in pondere massae
ingentem manibus tollit cratera duabus
infligitque viro; rutilum vomit ille cruorem
et resupinus humum moribundo vertice pulsat.
inde Semiramio Polydegmona sanguine cretum




85
nee, hij greep met twee handen een kolossaal mengvat, uniek door
zwaar drijfwerk en het gewicht van een loodzware massa
en slingerde het naar die man: die braakte een golf bloed uit en
achterover sloeg hij stervend met zijn kruin tegen de grond.
Dan vloert hij ook de kleinzoon van Semiramis, Polydegmon,
Caucasiumque Abarin Sperchionidenque Lycetum
intonsumque comas Helicen Phlegyanque Clytumque
sternit et exstructos morientum calcat acervos.
Nec Phineus ausus concurrere comminus hosti
intorquet iaculum, quod detulit error in Idan,




90
en de Caucasiër Abaris en Lycetus, Sperchions zoon,
en de langharige Helix, Phlegyas en Clytus
en zet zegevierend zijn voet op de stapel stervenden.
Phineus durft niet zijn tegenstander te naderen
en slingert slordig zijn lans die afzwaait naar Idas
expertem frustra belli et neutra arma secutum.
ille tuens oculis inmitem Phinea torvis
'quandoquidem in partes' ait 'abstrahor, accipe, Phineu,
quem fecisti, hostem pensaque hoc vulnere vulnus!'
iamque remissurus tractum de corpore telum




95
die zich vergeefs buiten de strijd en neutraal hield.
Als die de harteloze Phineus met grimmige ogen ziet
roept hij nog: 'Aangezien je me dwingt partij te kiezen, Phineus, zie hier dan
de vijand die jij je gemaakt heb en krijg jouw verwonding in ruil voor de mijne!'
maar op het punt de uit zijn lichaam getrokken speer terug te werpen
sanguine defectos cecidit conlapsus in artus.
Tum quoque Cephenum post regem primus Hodites
ense iacet Clymeni, Prothoenora percutit Hypseus,
Hypsea Lyncides. fuit et grandaevus in illis
Emathion, aequi cultor timidusque deorum,




100
zakt hij door bloedverlies in elkaar.
Dan sneuvelt ook Hodites, voornaamste na koning Cepheus
door het zwaard van Clymenus, Hypseus steekt Prothoënor dood,
Lyncides Hypseus. Onder hen bevond zich ook de hoogbejaarde
Emathion, rechtschapen en godvrezend,
qui, quoniam prohibent anni bellare, loquendo
pugnat et incessit scelerataque devovet arma;
huic Chromis amplexo tremulis altaria palmis
decutit ense caput, quod protinus incidit arae
atque ibi semianimi verba exsecrantia lingua




105
aangezien zijn ouderdom hem verhindert te vechten, voert hij
onafgebroken strijd met woorden en verwenst dit goddeloos gevecht;
als hij met bevende handen het altaar omhelst slaat Chromis met zijn zwaard
zijn hoofd af, dat juist op het altaar terecht komt en daar
met de tong van de half dode nog vervloekende taal uitslaat
edidit et medios animam exspiravit in ignes.
Hinc gemini fratres Broteasque et caestibus Ammon
invicti, vinci si possent caestibus enses,
Phinea cecidere manu Cererisque sacerdos
Ampycus albenti velatus tempora vitta,




110
en dan zijn laatste adem recht in de vlammen blaast.
Dan sneuvelen twee broers: Broteas en Ammon,
in boksen onoverwinlijk, ware boksen tegen zwaarden bestand,
en wel in handen van Phineus, en ook de priester van Ceres,
Ampycus, de slapen gehuld in een witte hoofdband;
tu quoque, Lampetide, non hos adhibendus ad usus,
sed qui, pacis opus, citharam cum voce moveres;
iussus eras celebrare dapes festumque canendo.
quem procul adstantem plectrumque inbelle tenentem
Pedasus inridens 'Stygiis cane cetera' dixit




115
ook jij, Lampetidus, niet voor dit optreden uitgenodigd
maar om in vrede de cither te bespelen onder zang,
was je gevraagd om de maaltijd op te luisteren door het zingen van feestliederen.
Pedasus stond wat verderop en lachte hem met zijn vredige plectrum uit
en riep hem toe: 'Zing de rest maar voor de schimmen bij de Styx' en
'manibus!' et laevo mucronem tempore fixit;
concidit et digitis morientibus ille retemptat
fila lyrae, casuque ferit miserabile carmen.
nec sinit hunc inpune ferox cecidisse Lycormas
raptaque de dextro robusta repagula posti




120
hij plantte zijn zwaardpunt in zijn linkerslaap;
Lampetidus zakte ineen en nog beroerde hij met stervende vingers
de snaren van zijn lier, maar in zijn val tokkelde hij droef gejammer
Maar Lycormas, woedend, liet hem niet straffeloos sterven,
nee, hij rukte een stevige plank van de rechterdeurpost
ossibus inlisit mediae cervicis, at ille
procubuit terrae mactati more iuvenci.
demere temptabat laevi quoque robora postis
Cinyphius Pelates; temptanti dextera fixa est
cuspide Marmaridae Corythi lignoque cohaesit;




125
en sloeg ermee midden op het bot van zijn nek en
hij stortte als een geslacht kalf voorover ter aarde.
De Lybiër Pelates probeerde ook een stuk hout van de linkerdeurpost
te rukken, maar toen hij stond te trekken is zijn hand doorboord door
de lanspunt van Corythus uit Marmara en vastgenageld aan het hout;
haerenti latus hausit Abas, nec corruit ille,
sed retinente manum moriens e poste pependit.
sternitur et Melaneus, Perseia castra secutus,
et Nasamoniaci Dorylas ditissimus agri,
dives agri Dorylas, quo non possederat alter




130
terwijl hij zo vastzat doorstak Abas zijn zij en nu zakte hij niet ineen
maar bleef stervend hangen aan de deurpost die zijn hand vasthield.
Ook Melaneus kwam om, een krijgsmakker van Perseus,
en Dorylas, grootgrondbezitter in Cyrenaica,
Dorylas, zo rijk aan grond als geen ander ooit had bezeten
latius aut totidem tollebat turis acervos.
huius in obliquo missum stetit inguine ferrum:
letifer ille locus. quem postquam vulneris auctor
singultantem animam et versantem lumina vidit
Bactrius Halcyoneus, 'hoc, quod premis,' inquit 'habeto




135
of evenveel wierook wist te oogsten.
Een speer van opzij geworpen bleef in zijn buik staan,
een dodelijke plek. Toen de veroorzaker van deze verwonding,
Halcyoneus uit Bactrië, hem zo zag snikken en met zijn ogen draaien,
snauwde hij hem toe: 'Dit stukje grond waarop je staat mag je nog houden
de tot agris terrae!' corpusque exsangue reliquit.
torquet in hunc hastam calido de vulnere raptam
ultor Abantiades; media quae nare recepta
cervice exacta est in partesque eminet ambas;
dumque manum Fortuna iuvat, Clytiumque Claninque,




140
van al je landerijen!' en daarmee liet hij het leeggebloede lichaam achter.
Uit wraak werpt Perseus de speer op hem af die hij uit de wond heeft getrokken
die is midden op zijn neus binnen gedrongen en via zijn nek
weer naar buiten gekomen en steekt nu aan beide kanten naar buiten.
Doordat Fortuna zijn hand stuurt heeft hij Clytius en Clanis gedood
matre satos una, diverso vulnere fudit:
nam Clytii per utrumque gravi librata lacerto
fraxinus acta femur, iaculum Clanis ore momordit.
occidit et Celadon Mendesius, occidit Astreus
matre Palaestina dubio genitore creatus,




145
twee zonen van één moeder: bij Clitius heeft hij zijn lans, gedrild door
zijn stevige arm, door beide dijbenen gedreven,
Clanis heeft de lans met zijn tanden gebeten.
Ook Celadon uit Mendes liet het leven en Astreus kwam om
zijn Palestijnse moeder bracht hem voort zonder dat zijn vader bekend is.
Aethionque sagax quondam ventura videre,
tunc ave deceptus falsa, regisque Thoactes
armiger et caeso genitore infamis Agyrtes.


Ook de wijze Aethion, ooit ziener van de toekomst,
maar toen door een valse vogelvlucht misleid en Thoactes,
de wapenbroeder van de koning en de beruchte vadermoordenaar Agyrtes.

Perseus vecht praktisch alleen verder (149 - 176)




Plus tamen exhausto superest; namque omnibus unum
opprimere est animus, coniurata undique pugnant

150
Toch rest voor de vermoeide Perseus nog meer want allen verlangen vurig
deze eenling te overwinnen en van alle kanten strijden de samenzweerders
agmina pro causa meritum inpugnante fidemque;
hac pro parte socer frustra pius et nova coniunx
cum genetrice favent ululatuque atria conplent,
sed sonus armorum superat gemitusque cadentum,
pollutosque simul multo Bellona penates




155
voor een zaak die strijdig is met verdienste en belofte;
aan zijn kant staan Cepheus die zijn erewoord vergeefs gaf
en zijn nieuwe gade met haar moeder en zij vullen het vertrek met gejammer,
maar dat wordt overstemd door het wapengekletter en gekreun van hen die vallen,
en Bellona, de oorlogsgodin, besmeurt de huisgoden met bloed
sanguine perfundit renovataque proelia miscet.
Circueunt unum Phineus et mille secuti
Phinea: tela volant hiberna grandine plura
praeter utrumque latus praeterque et lumen et aures.
adplicat hic umeros ad magnae saxa columnae




160
en jaagt tegelijk de strijd steeds opnieuw aan.
Phineus en zijn grote meute volgelingen omsingelen de eenzame Perseus:
projectielen vliegen talrijker dan een winterse hagelbui links en rechts
langs hem, zijn ogen en oren, maar
hij verbergt zijn schouders achter de stenen van een grote zuil
tutaque terga gerens adversaque in agmina versus
sustinet instantes: instabat parte sinistra
Chaonius Molpeus, dextra Nabataeus Ethemon.
tigris ut auditis diversa valle duorum
exstimulata fame mugitibus armentorum




165
en terwijl hij zijn rug zo afdekt vangt hij, gekeerd naar de horde,
de aanvallers op: van links viel Molpeus uit Chaon aan,
van rechts Ethemon de Arabier.
Zoals een tijgerin, gedreven door honger, bij het horen van geloei
van twee kudden uit twee verschillende dalen, wat haar honger vergert,
nescit, utro potius ruat, et ruere ardet utroque,
sic dubius Perseus, dextra laevane feratur,
Molpea traiecti submovit vulnere cruris
contentusque fuga est; neque enim dat tempus Ethemon,
sed furit et cupiens alto dare vulnera collo




170
niet goed weet welke kant hij liever op rent en eigenlijk beide kanten,
zo twijfelt Perseus nu of hij naar rechts of links een uitval zal doen
Molpeus verdrijft hij met een verwonding aan zijn doorboorde been
en stelt zich tevreden met diens vlucht want Ethemongunt hem geen tijd:
die gaat te keer en in zijn begeerte zijn nek bovenaan te raken
non circumspectis exactum viribus ensem
fregit, in extrema percussae parte columnae:
lamina dissiluit dominique in gutture fixa est.
non tamen ad letum causas satis illa valentes
plaga dedit; trepidum Perseus et inermia frustra
bracchia tendentem Cyllenide confodit harpe.




175

heeft hij zijn zwaard, met onbesuisde kracht uitgehaald,
gebroken door tegen de rand van de zuil aan te slaan:
de kling springt er af en boort zich in de keel van zijn meester;
toch was die treffer nog niet voldoende om hem te doden;
Perseus steekt hem, doodsbenauwd en vergeefs zijn armen uitstrekkend,
met zijn Hermeszwaard neer.

Het hoofd van Medusa als wapen (177 - 235)




Verum ubi virtutem turbae succumbere vidit,
'auxilium' Perseus, 'quoniam sic cogitis ipsi,'
dixit 'ab hoste petam: vultus avertite vestros,
si quis amicus adest!' et Gorgonis extulit ora.



180
Maar toen Perseus merkte dat zijn kracht tegen die overmacht tekort schoot
riep hij: 'Mijn hulp haal ik bij mijn vijand, jullie zelf immers dwingen mij daartoe:
al wie op mijn hand zijn: wend af je gezicht'
en hij trok het hoofd van de Gorgo tevoorschijn.
'quaere alium, tua quem moveant miracula' dixit
Thescelus; utque manu iaculum fatale parabat
mittere, in hoc haesit signum de marmore gestu.
proximus huic Ampyx animi plenissima magni
pectora Lyncidae gladio petit: inque petendo
185 'Je moet naar een ander op zoek als je iemand met je onzin
wilt imponeren' schreeuwde Thescelus; maar juist zoals hij klaar stond
om een dodelijke worp uit te brengen, zo verhardde hij tot marmeren beeld.
Naast hem poogde Ampyx met z'n zwaard het onverschrokken hart van Perseus
met zijn zwaard te treffen: maar net in die poging
dextera diriguit nec citra mota nec ultra est.
at Nileus, qui se genitum septemplice Nilo
ementitus erat, clipeo quoque flumina septem
argento partim, partim caelaverat auro,
'adspice' ait 'Perseu, nostrae primordia gentis:




190
bevroor zijn arm en heen noch weer was er van bewegen sprake.
Maar Nileus, die met leugens zichzelf had uitgeroepen tot
nakomeling van de zevenmondige Nijl, en die ook op zijn schild
die zeven riviermondingen deels in zilver deels in goud afgebeeld had,
schreeuwde: 'Kijk eens, Perseus, naar de oorsprong van ons geslacht:
magna feres tacitas solacia mortis ad umbras,
a tanto cecidisse viro'; pars ultima vocis
in medio suppressa sono est, adapertaque velle
ora loqui credas, nec sunt ea pervia verbis.
increpat hos 'vitio' que 'animi, non viribus' inquit




195
je gaat een grote troost voor de dood brengen aan de zwijgende schimmen:
door de hand van een zo groot man omgekomen te zijn'; het laatste stuk
van zijn brallen is midden in zijn galm blijven steken, je kon nog geloven
dat zijn geopende mond wilde spreken maar die liet toch geen woord meer passeren.
'Door geestesgegoochel, niet door de kracht van Medusa worden jullie verlamd',
'Gorgoneis torpetis' Eryx. 'incurrite mecum
et prosternite humi iuvenem magica arma moventem!'
incursurus erat: tenuit vestigia tellus,
inmotusque silex armataque mansit imago.
Hi tamen ex merito poenas subiere, sed unus




200
smaalt Eryx op hen, 'Vooruit, met mij ten aanval, sla die knaap met zijn
magische wapens tegen de grond!'
Hij zou al los gaan maar de grond omklemt zijn voetstap
en bewegingloos blijft hij een stenen gewapend beeld van zichzelf
Dezen hebben hun straf terecht ondergaan, maar er was nog
miles erat Persei: pro quo dum pugnat, Aconteus
Gorgone conspecta saxo concrevit oborto;
quem ratus Astyages etiamnum vivere, longo
ense ferit: sonuit tinnitibus ensis acutis.
dum stupet Astyages, naturam traxit eandem,




205
één soldaat van Perseus, Aconteus, die, terwijl hij voor hem in gevecht was,
door de aanblik van de Gorgo tot een ploseling gesteente verwerd;
omdat Astyages dacht dat hij ook nu nog leefde, haalde hij met
zijn lange zwaard naar hem uit: het zwaard rinkinkte met scherp gekletter;
terwijl Astyages stomverbaasd is, sleept dezelfde natuurkracht hem ook mee
marmoreoque manet vultus mirantis in ore.
nomina longa mora est media de plebe virorum
dicere: bis centum restabant corpora pugnae,
Gorgone bis centum riguerunt corpora visa.
Paenitet iniusti tum denique Phinea belli;




210
en blijft hij staan met de verbaasde blik op zijn marmeren gezicht.
Het zou te ver voeren om de namen op te sommen van de gesneuvelden uit
de horde: tweehonderd bleven er strijdvaardig,
tweehonderd lichamen werden versteend door het zien van de Gorgo.
Toen tenslotte kreeg Phineus spijt van die onrechtmatige strijd;
sed quid agat? simulacra videt diversa figuris
adgnoscitque suos et nomine quemque vocatum
poscit opem credensque parum sibi proxima tangit
corpora: marmor erant; avertitur atque ita supplex
confessasque manus obliquaque bracchia tendens




215
maar wat kon hij doen? Hij ziet beelden in allerlei standen
en herkent zijn mannen en eist hun steun terwijl hij ieder
bij naam noemt en hij gelooft zijn ogen niet en raakt de lichamen
in zijn nabijheid aan: marmer waren zij. Dan wendt hij zich af en
smekend strekt hij zijn schuldige handen en opgeheven armen uit en kermt:
'vincis' ait, 'Perseu! remove tua monstra tuaeque
saxificos vultus, quaecumque est, tolle Medusae,
tolle, precor! non nos odium regnique cupido
conpulit ad bellum, pro coniuge movimus arma!
causa fuit meritis melior tua, tempore nostra:




220
'Je bent de winnaar, Perseus!, haal die gruwel van jou weg,
stop dat verstenende gezicht van, wie zij ook is, van Medusa weg,
ja weg ermee, smeek ik! Geen haat of machtshonger zette mij
tot deze oorlog aan, het was voor mijn vrouw dat ik het gevecht aanging!
Jij stond sterker door je verdiensten, ik door de tijd.
non cessisse piget; nihil, o fortissime, praeter
hanc animam concede mihi, tua cetera sunto!'
talia dicenti neque eum, quem voce rogabat,
respicere audenti 'quod' ait, 'timidissime Phineu,
et possum tribuisse et magnum est munus inerti,++




225
Dat ik niet heb toegegeven, spijt me; ach, allerbeste,
gun mij het leven, verder is alles van jou!'
Tegen hem die dit verzoek deed zonder hem tot wie hij dit vroeg
aan te durven kijken zei Perseus:'Dat, vod van een Phineus
kan ik je zeker schenken en is voor jou, lafbek, tegelijk een geschenk
pone metum!++tribuam: nullo violabere ferro.
quin etiam mansura dabo monimenta per aevum,
inque domo soceri semper spectabere nostri,
ut mea se sponsi soletur imagine coniunx.'
dixit et in partem Phorcynida transtulit illam,




230
wees maar niet bang!: je zult door geen ijzer geschonden worden,
nee, zelfs zal ik je een monument voor de eeuwigheid schenken,
en in dit paleis van mijn schoonvader zul je altijd te kijk staan,
zodat mijn vrouw zich kan troosten met het beeld van haar verloofde'.
Na deze woorden bracht hij de Medusa naar die kant
ad quam se trepido Phineus obverterat ore.
tum quoque conanti sua vertere lumina cervix
deriguit, saxoque oculorum induruit umor,
sed tamen os timidum vultusque in marmore supplex
submissaeque manus faciesque obnoxia mansit.




235
waarvan Phineus zich met angstig gezicht afgewend had.
Zelfs toen probeerde hij nog zijn ogen af te wenden
maar zijn nek versteende en zijn tranen bevroren tot steen,
maar nog is zijn laffe gezicht en gelaatstrek in het marmer
behouden en zijn smekende houding en beschamende aanblik.

De terugkeer van Perseus naar Argos (236 - 249)




Victor Abantiades patrios cum coniuge muros
intrat et inmeriti vindex ultorque parentis
adgreditur Proetum; nam fratre per arma fugato                  
Acrisioneas Proetus possederat arces.
sed nec ope armorum nec, quam male ceperat, arce            




240
Als overwinnaar kwam Perseus met Andromeda, nu zijn vrouw,
zijn vaderstad Argos binnen en viel Proteus aan om Acrisius, zijn grootvader
te wreken al had hij dit niet verdiend; want nadat hij zijn broer met wapengeweld
had verdreven, had Proteus de stadsburcht van Acrisius ingepalmd,
maar dit bekwam hem slecht want noch door hulp van wapens
torva colubriferi superavit lumina monstri.
Te tamen, o parvae rector, Polydecta, Seriphi,
nec iuvenis virtus per tot spectata labores
nec mala mollierant, sed inexorabile durus
exerces odium, nec iniqua finis in ira est;




245
noch door die burcht heeft hij de norse blik van de slangenharige Gorgo kunnen weerstaan.
En jou, Polydeuktes, vorst van het mini-rijkje Seriphus,
hebben niet de dapperheid van Perseus in zoveel heldendaden
noch zijn beproevingen mild kunnen stemmen, nee, hard koester je steeds nog
je onverbiddelijke haat, er is geen grens aan je onbillijke woede;
detrectas etiam laudem fictamque Medusae
arguis esse necem. 'dabimus tibi pignora veri.
parcite luminibus!' Perseus ait oraque regis
ore Medusaeo silicem sine sanguine fecit.



je kleineert zelfs zijn roem en beweert dat het doden van de Medusa
een verzinsel is. 'Dan zullen we je het bewijs van de waarheid eens geven.
Pas op je ogen!' roept Perseus uit en maakt het gezicht van de koning
met het Medusagezicht tot een bloedeloze steenklomp.

Minerva bij de Muzen;
hun klacht over Pyreneus (250 - 293)




Hactenus aurigenae comitem Tritonia fratri
se dedit; inde cava circumdata nube Seriphon
deserit, a dextra Cythno Gyaroque relictis,
quaque super pontum via visa brevissima, Thebas     
virgineumque Helicona petit. quo monte potita          
constitit et doctas sic est adfata sorores:
250




255
Tot hier heeft Minerva haar broer en zoon van de gouden regen
gezelschap gehouden; hierna verliet zij Seriphus,
gehuld in een nevel,en vertrok langs de kortste weg over zee langs Cynthus
en Gyarus naar Thebe en de aan de Muzen gewijde Heliconberg.
Toen zij die berg had bereikt landde zij en
sprak zo tot de kunstvaardige zusters:






'fama novi fontis nostras pervenit ad aures,
dura Medusaei quem praepetis ungula rupit.
is mihi causa viae; volui mirabile factum
cernere; vidi ipsum materno sanguine nasci.'
excipit Uranie: 'quaecumque est causa videndi




260
'Ik heb gehoord van een nieuwe bron die de harde hoef
van Pegasus heeft geslagen. Die vormt het doel van mijn komst,
ik wilde dat wonderlijk verschijnsel graag bezichtigen;
hem zelf heb ik uit het bloed van zijn moeder geboren zien worden'.
Haar antwoordde Urania: 'Wat ook de reden van je bezoek
has tibi, diva, domos, animo gratissima nostro es.
vera tamen fama est: est Pegasus huius origo
fontis' et ad latices deduxit Pallada sacros.
quae mirata diu factas pedis ictibus undas
silvarum lucos circumspicit antiquarum




265
aan onze woning is, godin,je bent van harte welkom.
Wat je gehoord hebt is waar: Pegasus is de schepper van deze bron'
en ze voerde Pallas mee naar het gewijde water.
Toen zij langdurig het water, veroorzaakt door hoefslag,
bewonderd had, bekeek zij de omgeving van oude wouden
antraque et innumeris distinctas floribus herbas
felicesque vocat pariter studioque locoque
Mnemonidas; quam sic adfata est una sororum:
'o, nisi te virtus opera ad maiora tulisset,
in partem ventura chori Tritonia nostri,




270
met hun grotten en bonte bloemenbegroeiing
en prees de Muzen gelukkig om hun functie en woonplaats.
Eén van de zusters sprak toen als volgt:
'Ach, Minerva zou beslist in ons gezelschap hebben gepast
als jouw aard je niet voor een hogere orde had bestemd;
vera refers meritoque probas artesque locumque,
et gratam sortem, tutae modo simus, habemus.
sed (vetitum est adeo sceleri nihil) omnia terrent
virgineas mentes, dirusque ante ora Pyreneus
vertitur, et nondum tota me mente recepi.




275
je hebt gelijk en prijst terecht onze functie en woonplaats,
we hebben een bevoorrecht lot, zolang we maar veilig zijn.
Maar voor alles zijn wij meisjes op onze hoede, zozeer deinst misdaad
voor niets terug en de bruut Pyreneus komt me daarbij voor ogen
want daarvan ben ik nog niet bekomen.
Daulida Threicio Phoceaque milite rura
ceperat ille ferox iniustaque regna tenebat;
templa petebamus Parnasia: vidit euntes
nostraque fallaci veneratus numina vultu
"Mnemonides" (cognorat enim), "consistite" dixit




280
Die schurk had Daulis en het gebied van Phocis met wapengeweld
ingenomen en bezette wederrechtelijk de koningszetel.
Wij waren onderweg naar het heiligdom van Parnassus:
hij zag ons gaan en met een uitgestreken gezicht prees hij ons
en zei: "Mnemoniden [want hij kende ons] wacht en aarzel alsjeblieft niet
"nec dubitate, precor, tecto grave sidus et imbrem"
(imber erat) "vitare meo; subiere minores
saepe casas superi." dictis et tempore motae
adnuimusque viro primasque intravimus aedes.
desierant imbres, victoque aquilonibus austro




285
voor het noodweer [het stortregende namelijk] onder mijn dak
te schuilen; de goden hebben vaak mindere woningen betreden."
Gemotiveerd door zijn woorden en het weer stemden we
met de man in en gingen het portaal van zijn woning binnen.
Het noodweer hield op en de regenwind werd overwonnen door een droge bries
fusca repurgato fugiebant nubila caelo:
inpetus ire fuit; claudit sua tecta Pyreneus
vimque parat, quam nos sumptis effugimus alis.
ipse secuturo similis stetit arduus arce
"qua" que "via est vobis, erit et mihi" dixit "eadem"




290
en aan een heldere hemel vluchtten de donkere wolken heen:
we wilden gaan maar Pyreneus sloot zijn huis af en werd gewelddadig,
waaraan we ontkwamen door onze vleugels te gebruiken.
Hij ging, als wilde hij ons volgen, boven op de burchttoren staan
en riep: 'Waar voor jullie een weg is, zal die ook voor mij zijn te gaan',
seque iacit vecors e summae culmine turris
et cadit in vultus discussisque ossibus oris
tundit humum moriens scelerato sanguine tinctam.'


hij stortte zich buiten zinnen van de top van de toren,
kwam op zijn gezicht terecht en zijn schedel spatte uiteen
en stervend beukte hij de grond, gekleurd met zijn liederlijk bloed'.

De Piëriden (294 - 336)





Musa loquebatur: pennae sonuere per auras,
voxque salutantum ramis veniebat ab altis.
suspicit et linguae quaerit tam certa loquentes
unde sonent hominemque putat Iove nata locutum;
ales erat. numeroque novem sua fata querentes
institerant ramis imitantes omnia picae.
miranti sic orsa deae dea 'nuper et istae

295




300
De Muze was nog aan het woord toen in de hoogte het klapperen van
vleugels klonk en een begroetingswoord daalde neer uit de hoge takken.
Minerva keek op en zocht waar de woorden zo duidelijk te horen
vandaan kwamen en Juppiters dochter meende een stem te horen van mensen          
maar het waren vogels. Eksters die alles imiteren, negen in getal
waren op de takken gaan zitten, klagend over hun lot.
Tot de verbaasde godin sprak een van de anderen: 'Onlangs hebben zij                          
auxerunt volucrum victae certamine turbam.
Pieros has genuit Pellaeis dives in arvis,
Paeonis Euippe mater fuit; illa potentem
Lucinam noviens, noviens paritura, vocavit.
intumuit numero stolidarum turba sororum




305
het aantal vogels vermeerderd door een wedstrijd te verliezen.
Het zijn dochters van Piëros, een rijk man in de regio Pella,
Euippe, uit Paeonië, was hun moeder; die heeft tot negen maal toe
de machige Lucina aangeroepen en negen maal zou ze baren.
Die stoet van zussen zwol van trots door hun aantal
perque tot Haemonias et per tot Achaidas urbes
huc venit et tali committit proelia voce:
"desinite indoctum vana dulcedine vulgus
fallere; nobiscum, si qua est fiducia vobis,
Thespiades, certate, deae. nec voce, nec arte




310
en via vele steden van Haemonië en van Achaia kwam zij ook hier
en begon te ruziën met dit soort praat:
'Stop toch, Muzen, het onnozele volk te misleiden
met ijdel gebabbel, durf een wedstrijd aan. Noch in stemklank
noch in vaardigheid worden wij overtroffen en wij zijn met even veel:
vincemur totidemque sumus: vel cedite victae
fonte Medusaeo et Hyantea Aganippe,
vel nos Emathiis ad Paeonas usque nivosos
cedemus campis! dirimant certamina nymphae."
'Turpe quidem contendere erat, sed cedere visum




315
ofwel jullie worden overtroffen en wijken van de bron Hippokrene
en de Aganippe, of wij zullen via de Emathische streken
heengaan naar het sneeuwrijke Paeonië!
Laten de nimfen de juryleden zijn'.
Schandelijk, zeker, was zo'n wedstrijd, maar nog schandelijker
turpius; electae iurant per flumina nymphae
factaque de vivo pressere sedilia saxo.
tunc sine sorte prior quae se certare professa est,
bella canit superum falsoque in honore gigantas
ponit et extenuat magnorum facta deorum;




320
vonden wij het hem uit de weg te gaan: de uitverkoren nimfen zwoeren
bij de rivieren en namen plaats op zetels van natuursteen.
Toen, zonder eerst te loten wie het eerst aan de beurt was
zong er één over strijd van hemelingen: eerde valselijk
de giganten en kleineerde de heldendaden der goden;
emissumque ima de sede Typhoea terrae
caelitibus fecisse metum cunctosque dedisse
terga fugae, donec fessos Aegyptia tellus
ceperit et septem discretus in ostia Nilus.
huc quoque terrigenam venisse Typhoea narrat




325
hoe Typhoeus, los van zijn zetel diep in de aarde, de goden
angst aangejaagd had en allen op de vlucht had gejaagd
totdat Egypte met zijn zevenarmige Nijlmonding
hen in hun uitputting had opgenomen;
dat ook daarheen de aardgigant Typhoeus was gekomen, ging zij verder,
et se mentitis superos celasse figuris;
"duxque gregis" dixit "fit Iuppiter: unde recurvis
nunc quoque formatus Libys est cum cornibus Ammon;
Delius in corvo, proles Semeleia capro,
fele soror Phoebi, nivea Saturnia vacca,




330
en dat toen de goden zich hadden vermomd in valse gedaanten;
'Juppiter werd de aanvoerder van een kudde: daarom wordt ook nu nog
de Libische Ammon afgebeeld met weggedraaide horens;
Apollo werd een raaf, Bacchus een bok,
Artemis een kat, Juno een witte koe,
pisce Venus latuit, Cyllenius ibidis alis."
'Hactenus ad citharam vocalia moverat ora:
poscimur Aonides,++sed forsitan otia non sint,
nec nostris praebere vacet tibi cantibus aures.'
'ne dubita vestrumque mihi refer ordine carmen!'
Pallas ait nemorisque levi consedit in umbra;




335

Venus verstopte zich in een vis en Mercurius onder ibis-vleugels'.
'Tot hier ging haar zang begeleid op de cither:
nu was de beurt aan ons maar misschien
hebt u geen tijd om ons gezang te beluisteren'.
'Jawel, ga door en laat me heel jullie lied horen!' protesteert
prompt Minerva en ze gaat er voor zitten onder een schaduwrijke boom.

Ceres en Proserpina; Hades en Venus (337 - 384)




Musa refert: 'dedimus summam certaminis uni;
surgit et inmissos hedera collecta capillos
Calliope querulas praetemptat pollice chordas
atque haec percussis subiungit carmina nervis:



340
Dan vertelt de Muze: 'Wij droegen de deelname aan de wedstrijd op
aan één: Calliope; die stond op en met een klimopkrans
op haar neergolvend haar stemde zij met haar duim de droefklinkende cither
en zong dit lied bij het snarengetokkel:
"Prima Ceres unco glaebam dimovit aratro,
prima dedit fruges alimentaque mitia terris,
prima dedit leges; Cereris sunt omnia munus;
illa canenda mihi est. utinam modo dicere possim
carmina digna dea! certe dea carmine digna est.




345
"Als eerste spleet Ceres de aarde met de ploegschaar open,
als eerste schonk zij vruchten en voedsel aan de aarde,
als eerste ook legde zij wetten op: dat alles is het werk van Ceres
haar wil ik bezingen! Hopelijk zing ik een lied dat
de godin past! In ieder geval is die godin een lied waardig.
'"Vasta giganteis ingesta est insula membris
Trinacris et magnis subiectum molibus urguet
aetherias ausum sperare Typhoea sedes.
nititur ille quidem pugnatque resurgere saepe,
dextra sed Ausonio manus est subiecta Peloro,




350
Een groot eiland, Sicilië, is gelegen op Typhoeus' gigantenlijf
en die zware massa drukt hem neer die
een hemelse zetel heeft durven ambiëren.
Typhoeus verzet zich wel en probeert vaak op te staan,
maar zijn rechterhand ligt onder de Pelorusberg
laeva, Pachyne, tibi, Lilybaeo crura premuntur,
degravat Aetna caput, sub qua resupinus harenas
eiectat flammamque ferox vomit ore Typhoeus.
saepe remoliri luctatur pondera terrae
oppidaque et magnos devolvere corpore montes:




355
de linker onder jou, Pachynus, zijn benen onder Lilybaeum,
de Etna drukt op zijn hoofd; daaronder ruggelings gelegen hoest Typhoeus
woest grondmassa's omhoog en braakt hij vlammen uit zijn mond.
Vaak doet hij moeite zich aan het gewicht van de aarde te ontworstelen
en steden en hoge bergen van zich af te wentelen:
inde tremit tellus, et rex pavet ipse silentum,
ne pateat latoque solum retegatur hiatu
inmissusque dies trepidantes terreat umbras.
hanc metuens cladem tenebrosa sede tyrannus
exierat curruque atrorum vectus equorum




360
dan siddert het land, zelfs de koning van de doden vreest dan
dat hij open komt te liggen, zijn rijk door een kloof wordt ontbloot
en het binnenvallende daglicht de schuchtere schimmen zal verschrikken.
Uit vrees voor zo'n ramp had de heerser zijn duistere woonplaats verlaten
en op zijn wagen bespannen met zwarte paarden inspecteerde hij
ambibat Siculae cautus fundamina terrae.
postquam exploratum satis est loca nulla labare
depositoque metu, videt hunc Erycina vagantem
monte suo residens natumque amplexa volucrem
'arma manusque meae, mea, nate, potentia' dixit,




365
bezorgd de bodemstabiliteit van Sicilië.
Toen zijn onderzoek voldoende had vastgesteld dat er nergens
gevaar was en hij dus zijn vrees af had gelegd, zag Venus hem zwerven,
gezeten op haar berg omhelsde zij haar gevleugelde zoon met de woorden:
'Wapens en handen van mij, mijn macht, zoon Cupido,
'illa, quibus superas omnes, cape tela, Cupido,
inque dei pectus celeres molire sagittas,
cui triplicis cessit fortuna novissima regni.
tu superos ipsumque Iovem, tu numina ponti
victa domas ipsumque, regit qui numina ponti:




370
neem die wapens op, waarmee jij allen overwint
en schiet je snelle pijlen af op het hart van de god
aan wie het laatste deel van een drievoudig rijk toebedeeld is
Jij bent de goden de baas, zelfs Juppiter, jij zegeviert over
de machten der zee, zelfs hem die die zeemachten stuurt
Tartara quid cessant? cur non matrisque tuumque
imperium profers? agitur pars tertia mundi,
et tamen in caelo, quae iam patientia nostra est,
spernimur, ac mecum vires minuuntur Amoris.
Pallada nonne vides iaculatricemque Dianam




375
wat ontglipt ons de Tartarus dan nog? Waarom vergroot je de macht
van je moeder en jou zelf niet? Het gaat om een derde van de wereld,
In de hemel, die toch aan ons onderhorig is,
mindert ons aanzien en met mij neemt de kracht van de Liefde ook af.
Ontgaat jou dat Minerva en ook de boogschietster Diana
abscessisse mihi? Cereris quoque filia virgo,
si patiemur, erit; nam spes adfectat easdem.
at tu pro socio, si qua est ea gratia, regno
iunge deam patruo.' dixit Venus; ille pharetram
solvit et arbitrio matris de mille sagittis




380
zich van mij afgekeerd hebben? Ook Ceres' dochter zal,
als wij dat dulden, maagd blijven, want zij gaat dezelfde kant op.
Bind jij nu toch, als onze macht jou ter harte gaat,
de godin aan haar oom', bad Venus. Cupido opende zijn koker
en volgens advies van zijn moeder legde hij uit zijn
unam seposuit, sed qua nec acutior ulla
nec minus incerta est nec quae magis audiat arcus,
oppositoque genu curvavit flexile cornum
inque cor hamata percussit harundine Ditem.



enorme pijlenbestand er één apart, de scherpste van alle,
de meest trefzekere ook en het nauwst afgestemd op de boog.
Tegen zijn steunende knie boog hij het buigzame hout en
doorboorde het hart van Dis met de geweerhaakte schacht.

Hades schaakt Proserpina (385 - 437)




Haud procul Hennaeis lacus est a moenibus altae,
nomine Pergus, aquae: non illo plura Caystros
carmina cycnorum labentibus audit in undis.
silva coronat aquas cingens latus omne suisque
frondibus ut velo Phoebeos submovet ictus;
frigora dant rami, Tyrios humus umida flores:





390
Vlak bij de stad Enna ligt een diep meer, het Pergusmeer,
daar hoor je, meer nog dan in de Caystrus, de zang van zwanen
klinken over over de waterstromen.
Bos omzoomt het water aan alle zijden en weert met zijn lover
als een scherm de zonnestralen af; de takken scheppen koelte,
de vochtige grond levert een purperen bloementapijt:
perpetuum ver est. quo dum Proserpina luco
ludit et aut violas aut candida lilia carpit,
dumque puellari studio calathosque sinumque
inplet et aequales certat superare legendo,
paene simul visa est dilectaque raptaque Diti:




395
Eeuwig duurt daar de lente. Terwijl op die plek Proserpina zich,
vermaakt met het plukken van viooltjes of sneeuwwitte lelies
en zij met kinderlijke ijver haar mandjes en plooien vol maakt
en met haar vriendinnen wedijvert, wie de meeste weet te plukken,
heeft Dis op het eerste gezicht haar begeerd en beroofd
usque adeo est properatus amor. dea territa maesto
et matrem et comites, sed matrem saepius, ore
clamat, et ut summa vestem laniarat ab ora,
collecti flores tunicis cecidere remissis,
tantaque simplicitas puerilibus adfuit annis,




400
zo gejaagd gaat begeerte te werk. De prille godin, roept doodsbenauwd
huilend haar moeder, haar vriendinnen ook, maar het vaakst toch haar moeder,
en daar hij haar kleed van boven af had gescheurd,
vielen de verzamelde bloemen uit haar opengevallen plooien,
en zo naief zijn de kinderjaren:
haec quoque virgineum movit iactura dolorem.
raptor agit currus et nomine quemque vocando
exhortatur equos, quorum per colla iubasque
excutit obscura tinctas ferrugine habenas,
perque lacus altos et olentia sulphure fertur




405
ook dit verlies wekt het verdriet van het meisje.
De bruut ment zijn wagenspan en hitst zijn paarden op
door elk bij name te noemen; hun nekken en manen
zweept hij op met de roestdonkere leidsels.
Hij vliegt over meren en de naar zwavel stinkende poel
stagna Palicorum rupta ferventia terra
et qua Bacchiadae, bimari gens orta Corintho,
inter inaequales posuerunt moenia portus.
'"Est medium Cyanes et Pisaeae Arethusae,
quod coit angustis inclusum cornibus aequor:




410
die uit een aardspleet opwelt bij Palice's stad en waar Syracuse,
kolonie van Corinthe, dat tussen twee zeeën ligt,
tussen twee havens, ongelijk van grootte, gebouwd is.
'Halverwege tussen de bron Cyane en de Arethusa
ligt een baai ingesloten door twee landtongen:
hic fuit, a cuius stagnum quoque nomine dictum est,
inter Sicelidas Cyane celeberrima nymphas.
gurgite quae medio summa tenus exstitit alvo
adgnovitque deam 'nec longius ibitis!' inquit;
'non potes invitae Cereris gener esse: roganda,




415
hier leefde Cyane, de befaamdste van Sicilië's nimfen,
aan wie ook dit water zijn naam heeft te danken.
Uit deze plas dook zij op tot haar middel
en bij het zien van de godin riep zij 'Stop, ga niet verder;
je kunt niet tegen Ceres' wens haar schoonzoon worden:
non rapienda fuit. quodsi conponere magnis
parva mihi fas est, et me dilexit Anapis;
exorata tamen, nec, ut haec, exterrita nupsi.'
dixit et in partes diversas bracchia tendens
obstitit. haud ultra tenuit Saturnius iram




420
vragen moet je daarom, niet roven. Als ik zo vrij mag zijn iets nietigs
met iets groots te vergelijken: ook ik werd door Anapis begeerd;
maar gehuwd ben ik na een aanzoek, niet geschaakt.'
Zo kreet zij en haar armen naar beide zijden strekkend
versperde zij de weg. Dat maakte voor Dis' toorn niets uit
terribilesque hortatus equos in gurgitis ima
contortum valido sceptrum regale lacerto
condidit; icta viam tellus in Tartara fecit
et pronos currus medio cratere recepit.
'"At Cyane, raptamque deam contemptaque fontis




425
met een snauw naar zijn vreselijke paarden slingerde hij
zijn koningsscepter met een zware armzwaai diep in de plas ten onder;
waar die de aarde raakte baande hij een toegang tot de Tartarus
en de krater middenin verzwolg de kar in nederwaartse gang.
'Maar Cyane, treurend om de roof van de godin en om
iura sui maerens, inconsolabile vulnus
mente gerit tacita lacrimisque absumitur omnis
et, quarum fuerat magnum modo numen, in illas
extenuatur aquas: molliri membra videres,
ossa pati flexus, ungues posuisse rigorem;




430
de loosheid van haar terechtwijzing, liep een ontroostbaar letsel op
in de stilte van haar geest en ging totaal op in haar tranen en
vervloeide in dat water waarvan ze ooit de meesteres was:
haar ledematen had je kunnen zien verwekelijken:
haar botten verkronkelden, haar nagels werden zacht
primaque de tota tenuissima quaeque liquescunt,
caerulei crines digitique et crura pedesque
(nam brevis in gelidas membris exilibus undas
transitus est); post haec umeri tergusque latusque
pectoraque in tenues abeunt evanida rivos;
denique pro vivo vitiatas sanguine venas
lympha subit, restatque nihil, quod prendere possis.




435


en al wat van haar het teerste was, werd het eerst doorschijnend
het donkere haar, vingers, benen en haar voeten
(want de overgang naar koud water is voor extremiteiten
niet groot); hierna verdwenen schouders, rug en zijden
en ook haar borsten versmolten in het ijle water;
tenslotte drong het water de geschonden aderen binnen,
verving het stromend bloed en niets tastbaars bleef er meer. 

Ceres zoekt haar dochter (438 - 508)




Interea pavidae nequiquam filia matri
omnibus est terris, omni quaesita profundo.
illam non udis veniens Aurora capillis


440
Intussen zocht de bezorgde moeder van het meisje
heel de aarde af en alle wateren.
De Ochtend, oprijzend met natte haren, zag haar niet aflaten
cessantem vidit, non Hesperus; illa duabus
flammiferas pinus manibus succendit ab Aetna
perque pruinosas tulit inrequieta tenebras;
rursus ubi alma dies hebetarat sidera, natam
solis ab occasu solis quaerebat ad ortus.




445
noch ook de Avondster; zij daalde met in beide handen fakkels
ontstoken aan de Etna en droeg ze onvermoeibaar door het vochtig duister;
zodra het weldadig daglicht de sterren weer had verdreven
zette zij de zoektocht naar haar dochter voort
vanaf het Westen tot de Oostelijke contreien.
fessa labore sitim conceperat, oraque nulli
conluerant fontes, cum tectam stramine vidit
forte casam parvasque fores pulsavit; at inde
prodit anus divamque videt lymphamque roganti
dulce dedit, tosta quod texerat ante polenta.




450
Vermoeid van deze zoektocht kreeg zij dorst maar geen bron had nog
haar dorst gelest, toen zij opeens een hutje zag met een strooien dak
en klopte op het deurtje; een grijsje kwam naar buiten en
bij het zien van de godin gaf zij toeschietelijk het water
waar zij om vroeg, bestrooid met geroosterd gerst.
dum bibit illa datum, duri puer oris et audax
constitit ante deam risitque avidamque vocavit.
offensa est neque adhuc epota parte loquentem
cum liquido mixta perfudit diva polenta:
conbibit os maculas et, quae modo bracchia gessit,




455
Terwijl Ceres deze drank genoot, bleef een joch met brutale kop
vóór de godin staan, grijnsde en noemde haar een slok-op.
Zij nam daar aanstoot aan en goot de beker met de half uitgedronken drank
vermengd met gerstekorrels over de schelder uit;
zijn gezicht slurpt ze als vlekken in en waar hij zojuist nog armen had
crura gerit; cauda est mutatis addita membris,
inque brevem formam, ne sit vis magna nocendi,
contrahitur, parvaque minor mensura lacerta est.
mirantem flentemque et tangere monstra parantem
fugit anum latebramque petit aptumque pudori




460
had hij nu pootjes; zijn ledematen kregen andere vormen en een staart
en krompen om geen kwaad te kunnen doen: hij wordt nog kleiner
dan een hagedis. Het grijsje staat perplex, begint te huilen
en wil hem pakken maar hij ontsnapt en
zoekt een schuilplaats op om zich te schamen:
nomen habet variis stellatus corpora guttis.
'"Quas dea per terras et quas erraverit undas,
dicere longa mora est; quaerenti defuit orbis;
Sicaniam repetit, dumque omnia lustrat eundo,
venit et ad Cyanen. ea ni mutata fuisset,




465
zijn lijfje draagt, bezaaid met sterretjes, de naam 'sterhagedis'.
Te ver zou het voeren te vertellen over welke landen en zeeën
de godin al niet zwierf: haar zoektocht kende geen grenzen;
ze zocht Sicilië weer op en bij haar speurtocht daar kwam zij
ook bij de Cyanevijver. Als die niet van gedaante veranderd was
omnia narrasset; sed et os et lingua volenti
dicere non aderant, nec, quo loqueretur, habebat;
signa tamen manifesta dedit notamque parenti,
illo forte loco delapsam in gurgite sacro
Persephones zonam summis ostendit in undis.




470
had zij alles uit de doeken kunnen doen; maar zelfs als zij dat wilde:
het ontbrak haar aan mond en tong om te spreken, ja elk middel daartoe;
toch gaf ze een duidelijk signaal en een spoor, bekend aan de moeder:
zij toonde de gordel van Persephone die haar juist op die eerzame plek
was ontglipt: die dreef daar op de spiegel van het wondere water.
quam simul agnovit, tamquam tum denique raptam
scisset, inornatos laniavit diva capillos
et repetita suis percussit pectora palmis.
nescit adhuc, ubi sit; terras tamen increpat omnes
ingratasque vocat nec frugum munere dignas,




475
Zodra de godin de gordel had herkend scheurde zij,
als begreep ze de schaking, haar haar tot een warboel
en sloeg met haar handen keer op keer op haar borst.
Maar nog wist zij niet waar ze was: toch sprak zij een vloek uit
over heel de aarde en noemde die ondankbaar en geen oogst meer waard,
Trinacriam ante alias, in qua vestigia damni
repperit. ergo illic saeva vertentia glaebas
fregit aratra manu, parilique irata colonos
ruricolasque boves leto dedit arvaque iussit
fallere depositum vitiataque semina fecit.




480
Sicilië bovenal omdat zij daar het spoor van haar verlies had gevonden.
Daarom brak ze daar eigenhandig de woeste ploegen die de aarde
tot kluiten omlegt en in haar woede veroordeelde zij tot een gelijke sterfte
de boeren en de landbewerkende ossen en beval zij de akkers geen gevolg
aan het zaad meer te geven en maakte zij het zaaigoed onvruchtbaar.
fertilitas terrae latum vulgata per orbem
falsa iacet: primis segetes moriuntur in herbis,
et modo sol nimius, nimius modo corripit imber;
sideraque ventique nocent, avidaeque volucres
semina iacta legunt; lolium tribulique fatigant




485
De vruchtbaarheid van de aarde, vermaard over heel de wereld,
wordt beschaamd: het zaaigoed sterft in de kiem;
en nu eens te veel zon, dan weer te veel regen brengt schade
en noodweer en stormen doen de rest, gulzige vogels
pikken de uitgestrooide zaden op; dolik en distels putten
triticeas messes et inexpugnabile gramen.
Tum caput Eleis Alpheias extulit undis
rorantesque comas a fronte removit ad aures
atque ait 'o toto quaesitae virginis orbe
et frugum genetrix, inmensos siste labores




490
het koren uit en het onkruid is niet in te tomen.
Toen stak de nimf Arethusa uit Elis het lief van Alpheius haar hoofd uit de bron,
streek haar druipende haren weg van haar voorhoofd naar haar oren
en smeekte Ceres: 'Ach moeder, niet alleen van een dochter naar welke je
heel de wereld afzoekt, maar ook van de oogst, staak toch uw zoektocht
neve tibi fidae violenta irascere terrae.
terra nihil meruit patuitque invita rapinae,
nec sum pro patria supplex: huc hospita veni.
Pisa mihi patria est et ab Elide ducimus ortus,
Sicaniam peregrina colo, sed gratior omni




495
en toorn toch niet langer zo tomeloos tegen de aarde die je is toevertrouwd,
de aarde treft geen blaam: ongewild heeft zij zich voor de roof geopend;
ik smeek niet in dienst van mijn vaderland, ik ben hier van buiten gekomen:
Pisa is mijn geboorteland en mijn wortels liggen in Elis,
Sicilië bewoon ik als vreemdeling maar dierbaarder dan elke bodem
haec mihi terra solo est: hos nunc Arethusa penates,
hanc habeo sedem. quam tu, mitissima, serva.
mota loco cur sim tantique per aequoris undas
advehar Ortygiam, veniet narratibus hora
tempestiva meis, cum tu curaque levata




500
is mij deze aarde: de Arethusa is nu mijn veste hier,
zij is mijn woonst; gij, allerinschikkelijkste, spaar haar.
Waarom ik verhuisd en van zo vele zeeën ver weg
naar Ortygia gekomen ben zal ik verhalen op een geschikt uur
wanneer gij van uw kommer bevrijd zijt en beter gestemd.
et vultus melioris eris. mihi pervia tellus
praebet iter, subterque imas ablata cavernas
hic caput attollo desuetaque sidera cerno.
ergo dum Stygio sub terris gurgite labor,
visa tua est oculis illic Proserpina nostris:




505
Mij biedt de aarde een onderdoorgang en door diepe holten gestroomd
hef ik hier mijn hoofd weer op en zie ik
de sterren weer die ik ontwend was.
Terwijl ik dan diep onder de aarde de Styx doorploegde
heb ik daar met eigen ogen Proserpina gezien:
illa quidem tristis neque adhuc interrita vultu,
sed regina tamen, sed opaci maxima mundi,
sed tamen inferni pollens matrona tyranni!'


droef was zij nog wel gestemd en de schrik stond nog in haar ogen
maar toch koningin, toch de hoogste vrouw in de wereld hieronder,
toch de machtige heerseres naast de heerser over het dodenrijk!'

Ceres vraagt hulp bij Juppiter (509 - 550)




Mater ad auditas stupuit ceu saxea voces
attonitaeque diu similis fuit, utque dolore

510
Perplex als van steen stond de moeder bij het horen van dit relaas
en lang leek zij als door de bliksem getroffen totdat de zware smart
pulsa gravi gravis est amentia, curribus oras
exit in aetherias: ibi toto nubila vultu
ante Iovem passis stetit invidiosa capillis
'pro' que 'meo veni supplex tibi, Iuppiter,' inquit
'sanguine proque tuo: si nulla est gratia matris,




515
verdreven was door een zware razernij: op haar wagen reed zij naar
hemelse sferen; daar bleef zij vóór Juppiter staan, haar hoofd geheel
omwolkt door haat, het haar een warboel, sprak zij:
'Voor mijn bloed kom ik als smekeling, Juppiter,
maar ook voor het jouwe: als je niets om mij als moeder geeft
nata patrem moveat, neu sit tibi cura, precamur,
vilior illius, quod nostro est edita partu.
en quaesita diu tandem mihi nata reperta est,
si reperire vocas amittere certius, aut si
scire, ubi sit, reperire vocas. quod rapta, feremus,




520
laat dan je dochter jou, vader, bewegen en laat, bid ik, zij je
niet minder tot zorg zijn omdat zij door mij gebaard is.
Weet dat ik mijn zo lang gezochte dochter terug heb gevonden
als je 'terugvinden' tenminste 'nog zekerder kwijtraken' noemt
of als je 'weten waar ze is' 'terugvinden noemen wilt.Haar roof zullen we
dummodo reddat eam! neque enim praedone marito
filia digna tua est, si iam mea filia non est.'
Iuppiter excepit 'commune est pignus onusque
nata mihi tecum; sed si modo nomina rebus
addere vera placet, non hoc iniuria factum,




525
accepteren, als hij haar teruggeeft tenminste! Jouw dochter,
als zij de mijne niet meer is, past toch geen rover als echtgenoot'.
Juppiter gaf haar als antwoord: 'Gelijkelijk een onderpand en zorglast
is de dochter voor jou en voor mij; maar als je de feiten naar waarheid
hun naam wilt geven: hier is geen onrecht begaan, maar hier is
verum amor est; neque erit nobis gener ille pudori,
tu modo, diva, velis. ut desint cetera, quantum est
esse Iovis fratrem! quid, quod nec cetera desunt
nec cedit nisi sorte mihi?++sed tanta cupido
si tibi discidii est, repetet Proserpina caelum,




530
liefde in het spel; en die schoonzoon zal ons niet te schande maken,
Ceres, als jij je schikt. Andere kwaliteiten mogen ontbreken,
wat betekent het niet de broer van Juppiter te zijn! Wat zegt het je
dat geen andere kwaliteiten ontbreken en dat hij slechts in het lot
voor mij onderdoet? Maar als jij zo sterk een scheiding verlangt
lege tamen certa, si nullos contigit illic
ore cibos; nam sic Parcarum foedere cautum est.'
Dixerat, at Cereri certum est educere natam;
non ita fata sinunt, quoniam ieiunia virgo
solverat et, cultis dum simplex errat in hortis,




535
dan zal Proserpina terugkomen naar boven, op één voorwaarde:
dat zij daar niets heeft gegeten; zo is het door de Parcen bepaald'.
Dat waren zijn woorden; Ceres is er nu zeker van haar dochter te ontzetten,
maar het Lot beslist anders, aangezien het meisje haar trek had gestild:
terwijl ze alleen in het park rondwandelde
puniceum curva decerpserat arbore pomum
sumptaque pallenti septem de cortice grana
presserat ore suo, solusque ex omnibus illud
Ascalaphus vidit, quem quondam dicitur Orphne,
inter Avernales haud ignotissima nymphas,




540
had ze van een neerbuigende boomtak een granaatappel geplukt en
en een zevental pitten uit de blanke bolster opgezogen
met haar lippen; als enige wezen zag dat Ascalaphus,
(van wie het heet dat Orphne, niet de minst bekende
onder de nimfen van het meer van Avernus,
ex Acheronte suo silvis peperisse sub atris;
vidit et indicio reditum crudelis ademit.
ingemuit regina Erebi testemque profanam
fecit avem sparsumque caput Phlegethontide lympha
in rostrum et plumas et grandia lumina vertit.




545
bezwangerd door Acheron hem baarde in zijn duistere wouden)
die zag en verried het en ontroofde haar, wreed, de terugtocht.
In haar wanhoop maakte de koningin van de onderwereld van hem
een vogel, bode van onheil, door zijn hoofd met water uit de Phlegeton
te besprenkelen en het van snavel, veren en grote ogen te voorzien.
ille sibi ablatus fulvis amicitur in alis
inque caput crescit longosque reflectitur ungues
vixque movet natas per inertia bracchia pennas
foedaque fit volucris, venturi nuntia luctus,
ignavus bubo, dirum mortalibus omen.




550
Ontdaan van zichzelf wordt hij in rossige veren gehuld,
zijn kop groeit uit en hij kromt lange klauwen,
amper beweegt hij zijn nieuwe vleugels met zijn slome armen
en hij wordt een afzichtelijke vogel, voorbode van rampen
de schichtige oeboe, voor stervelingen een walgelijk teken.

Proserpina's vriendinnen veranderd in Sirenen.
Het besluit van Juppiter (551 - 571)




Hic tamen indicio poenam linguaque videri
commeruisse potest; vobis, Acheloides, unde
pluma pedesque avium, cum virginis ora geratis?
an quia, cum legeret vernos Proserpina flores,
in comitum numero, doctae Sirenes, eratis?




555
Dit kon hij dan nog lijken als een straf verdiend te hebben
voor zijn verraad; maar jullie, dochters van Achelous, vanwaar die
vogelveren en poten terwijl jullie toch je meisjeshoofd hielden?
Is dat soms omdat, toen Proserpina lentebloemen plukte,
jullie, wijze Sirenen, in haar gezelschap verkeerden?
quam postquam toto frustra quaesistis in orbe,
protinus, et vestram sentirent aequora curam,
posse super fluctus alarum insistere remis
optastis facilesque deos habuistis et artus
vidistis vestros subitis flavescere pennis.




560
Nadat jullie haar over heel de wereld vergeefs hadden gezocht,
hebben jullie het verlangen gekoesterd, en de zeeën hebben dat gehoord,
om boven water te kunnen zweven met behulp van vleugels;
dat was jullie wens en jullie hebben een gewillig oor bij de goden
gevonden en jullie ledematen prompt zien veranderen in bleke veren.
ne tamen ille canor mulcendas natus ad aures
tantaque dos oris linguae deperderet usum,
virginei vultus et vox humana remansit.
'"At medius fratrisque sui maestaeque sororis
Iuppiter ex aequo volventem dividit annum:




565
Opdat echter niet jullie zang, zo geschikt om oren te strelen
en die zo grote gave van stemgeluid verloren zou gaan,
is jullie meisjesgezicht en mensenstem behouden gebleven.
Maar klem tussen zijn eigen broer en zijn bedroefde zuster
verdeelt Juppiter de loop van het jaar eerlijk:
nunc dea, regnorum numen commune duorum,
cum matre est totidem, totidem cum coniuge menses.
vertitur extemplo facies et mentis et oris;
nam modo quae poterat Diti quoque maesta videri,
laeta deae frons est, ut sol, qui tectus aquosis
nubibus ante fuit, victis e nubibus exit.




570

nu brengt Proserpina, gedeelde godin van twee rijken, even veel
maanden door bij haar moeder, even veel bij haar echtgenoot.
Terstond verandert dan haar karakter en gezicht; want terwijl het gelaat
van de godin zelfs voor de Onderwereld nog te treurig kon lijken is het
opgetogen zo als de zon, die voorheen schuil ging achter waterige wolken
tevoorschijn komt van achter de wolken die hij opgelost heeft.

Arethusa vertelt haar verhaal (572 - 641)




Exigit alma Ceres nata secura recepta,
quae tibi causa fugae, cur sis, Arethusa, sacer fons.
conticuere undae, quarum dea sustulit alto
fonte caput viridesque manu siccata capillos



575
Nu de godin Ceres gerust was omdat ze haar dochter terug had, vraagt zij
aan jou, Arethusa, waarom je vluchtte en je een heilige bron bent.
Het water viel stil en de godin daarvan hief haar hoofd uit de diepte
en na haar groene haren met haar handen uitgewrongen te hebben
fluminis Elei veteres narravit amores.
'pars ego nympharum, quae sunt in Achaide,' dixit
'una fui, nec me studiosius altera saltus
legit nec posuit studiosius altera casses.
sed quamvis formae numquam mihi fama petita est,




580
verhaalde zij de vroegere liefdes van de rivier de Alpheius in Elis.
'Ik ben één van de nimfen in Griekenland', zei ze,
'en geen ander dan ik kamde enthousiaster de wouden uit
en geen ander stelde toegewijder de jachtnetten op.
Maar hoewel ik nooit om de faam van schoonheid gevraagd had
quamvis fortis eram, formosae nomen habebam,
nec mea me facies nimium laudata iuvabat,
quaque aliae gaudere solent, ego rustica dote
corporis erubui crimenque placere putavi.
lassa revertebar (memini) Stymphalide silva;




585
en hoewel ik struis was, had ik de titel 'mooi', maar ik moest niets
weten van die veelgeprezen schoonheid en waarmee anderen
in hun nopjes zijn, geneerde ik me voor mijn natuurlijke gave en
vond het aanvechtbaar om er de blitz mee te maken.
Ik herinner mij dat ik eens vermoeid onderweg was vanuit een Arcadisch
aestus erat, magnumque labor geminaverat aestum:
invenio sine vertice aquas, sine murmure euntes,
perspicuas ad humum, per quas numerabilis alte
calculus omnis erat, quas tu vix ire putares.
cana salicta dabant nutritaque populus unda




590
woud in de hitte en mijn jagen had de hitte nog drukkender gemaakt:
daar vind ik een spiegelglad water, geruisloos voortvlietend,
helder tot op de bodem waardoorheen elke kiezelsteen in de diepte
zichtbaar was, het leek wel niet te stromen.
Blanke wilgen en een populier gevoed door het water
sponte sua natas ripis declivibus umbras.
accessi primumque pedis vestigia tinxi,
poplite deinde tenus; neque eo contenta, recingor
molliaque inpono salici velamina curvae
nudaque mergor aquis. quas dum ferioque trahoque




595
wierpen van zelf schaduw op de hellende oevers.
Ik ging er naar toe en raakte het eerst aan met mijn voet
daarna tot mijn knie, en daarmee niet tevreden maak ik mijn ceintuur los
en hang mijn zachte kleren een gekromde wilgentak:
naakt dompel ik mij in het water. Terwijl ik het water pets en beroer
mille modis labens excussaque bracchia iacto,
nescio quod medio sensi sub gurgite murmur
territaque insisto propioris margine ripae.
"quo properas, Arethusa?" suis Alpheos ab undis,
"quo properas?" iterum rauco mihi dixerat ore.




600
en er op allerlei manieren doorheen waad met slagen van mijn arm
hoor ik opeens van onder uit het water een bromstem
en, geschrokken, zoek ik de rand van de dichtstbijgelegen oever;
"Waar vlucht je heen, Arethusa?" klinkt Alpheus uit zijn water,
"Waarheen nou toch?", herhaalde hij met rauw stemgeluid.
sicut eram, fugio sine vestibus (altera vestes
ripa meas habuit): tanto magis instat et ardet,
et quia nuda fui, sum visa paratior illi.
sic ego currebam, sic me ferus ille premebat,
ut fugere accipitrem penna trepidante columbae,




605
ongekleed als ik was vluchtte ik weg (mijn kleren lagen op de
andere oever): des te gretiger komt hij vol vuur achter mij aan
en omdat ik naakt ben lijk ik williger voor hem.
Nu eens weet ik te ontkomen, dan weer zit hij me woest op de hielen,
zoals duiven een havik met klapperende vleugels ontvluchten
ut solet accipiter trepidas urguere columbas.
usque sub Orchomenon Psophidaque Cyllenenque
Maenaliosque sinus gelidumque Erymanthon et Elin
currere sustinui, nec me velocior ille;
sed tolerare diu cursus ego viribus inpar




610
en zoals zo'n havik angstige duiven voortjaagt.
Tot aan Orchomenos en Psophis en Cyllene
en tot de dalen van Maenalus en de koude Erymanthus en Elis
heb ik het volgehouden te rennen en kon hij me niet inhalen:
maar om dit geren nog langer vol te houden schoten mijn krachten te kort,
non poteram, longi patiens erat ille laboris.
per tamen et campos, per opertos arbore montes,
saxa quoque et rupes et, qua via nulla, cucurri.
sol erat a tergo: vidi praecedere longam
ante pedes umbram, nisi si timor illa videbat;




615
ik kon gewoon niet meer, maar hij was zo'n lange inspanning juist gewend.
Toch ben ik nog doorgerend door vlakten, door boombedekte bergen,
over gesteenten en rotsen ook, zelfs als er geen pad was.
In mijn rug stak de zon: ik zag zijn lange schaduw vóór mijn voeten,
als tenminste mijn angst hem niet zag;
sed certe sonitusque pedum terrebat et ingens
crinales vittas adflabat anhelitus oris.
fessa labore fugae "fer opem, deprendimur," inquam
"armigerae, Diana, tuae, cui saepe dedisti
ferre tuos arcus inclusaque tela pharetra!"




620
in ieder geval joeg het geluid van zijn voeten mij angst aan
en een geweldig gehijg blies tegen het lint van mijn haarband.
Uitgeput van het vluchten kermde ik: " Ik word verkracht, help mij
die jouw wapens draagt, Diana, en aan wie je zo vaak hebt vergund
jouw boog te dragen en de pijlen in mijn koker!"
mota dea est spissisque ferens e nubibus unam
me super iniecit: lustrat caligine tectam
amnis et ignarus circum cava nubila quaerit
bisque locum, quo me dea texerat, inscius ambit
et bis "io Arethusa" vocavit, "io Arethusa!"




625
Dat ontroerde de godin en ze nam uit de dichte wolken er één en
wierp die over mij heen: de rivier zocht mij terwijl ik door duisternis
beschermd werd en zonder iets te begrijpen speurde hij rondom de holle nevel
tot twee maal toe de plaats af, waar de godin mij verborgen had, hij liep
er om heen en riep twee maal "Oehoe, Arethusa, ohoe!"
quid mihi tunc animi miserae fuit? anne quod agnae est,
si qua lupos audit circum stabula alta frementes,
aut lepori, qui vepre latens hostilia cernit
ora canum nullosque audet dare corpore motus?
non tamen abscedit; neque enim vestigia cernit




630
Wat restte mij, ongelukkige, toen? Wat een lam rest
als hij rondom zijn hoge schaapskooi wolven hoort grommen,
of een haas, die 's avonds verstopt in zijn leger
het huilen van honden hoort en geen poot durft verzetten?
Toch gaat hij niet weg: hij kan geen voetsporen meer onderscheiden:
longius ulla pedum: servat nubemque locumque.
occupat obsessos sudor mihi frigidus artus,
caeruleaeque cadunt toto de corpore guttae,
quaque pedem movi, manat lacus, eque capillis
ros cadit, et citius, quam nunc tibi facta renarro,




635
toch bewaakt hij de wolk en omgeving.
Het kille zweet bedekt mijn leden en donkere druppels
gutsen van heel mijn lichaam.
waar ik mijn voet heb gezet stroomt een vijver en uit mijn haren
vallen druppels en vlugger dan ik je nu het verloop vertellen kan
in latices mutor. sed enim cognoscit amatas
amnis aquas positoque viri, quod sumpserat, ore
vertitur in proprias, et se mihi misceat, undas.
Delia rupit humum, caecisque ego mersa cavernis
advehor Ortygiam, quae me cognomine divae
grata meae superas eduxit prima sub auras.'





641
verander ik in vocht. Maar omdat de rivier het water herkent
dat hij liefheeft en de verschijning als man afgelegd had
verandert hij weer in zijn eigen water om zich te vermengen met mij.
Diana doorklieft de aarde en ik, ondergedoken in donkere grotten
stroom naar Ortygia, dat mij geliefd is om de bijnaam
van de godin, het eerst tevoorschijn liet komen.'

Triptolemus; de Piëriden gestraft (642 - 678)




Hac Arethusa tenus; geminos dea fertilis angues
curribus admovit frenisque coercuit ora
et medium caeli terraeque per aera vecta est
atque levem currum Tritonida misit in urbem



645
Tot zover Arethusa's verhaal; Ceres, godin van de vruchtbaarheid
spande twee slangen voor haar wagen, legde het toom in hun bek
en vloog tussen hemel en aarde door de lucht en
stuurde haar lichte wagen naar Athene.
Triptolemo partimque rudi data semina iussit
spargere humo, partim post tempora longa recultae.
iam super Europen sublimis et Asida terram
vectus erat iuvenis: Scythicas advertitur oras.
rex ibi Lyncus erat; regis subit ille penates.




650
Daar gaf zij Triptolemus zaad en beval dit in aarde te zaaien
die deels nog onbewerkt was en deels ook na lange tijd weer ontgonnen.
Inmiddels is de jongeling hoog over Europa en Azië getrokken
en bezoekt dan de kusten van Scythië.
Daar heerste koning Lyncus, wiens paleis hij bezocht en op de vraag
qua veniat, causamque viae nomenque rogatus
et patriam, 'patria est clarae mihi' dixit 'Athenae;
Triptolemus nomen; veni nec puppe per undas,
nec pede per terras: patuit mihi pervius aether.
dona fero Cereris, latos quae sparsa per agros




655
vanwaar hij kwam, waartoe en hoe hij heette, antwoordde hij:
'Mijn vaderland is het vermaarde Athene, mijn naam Trioptolemus;
noch per schip ben ik hierheen gekomen over zee,
noch te voet over land: voor mij is er ook een weg door de lucht.
Geschenken van Ceres breng ik, die, gezaaid op de akkers,
frugiferas messes alimentaque mitia reddant.'
barbarus invidit tantique ut muneris auctor
ipse sit, hospitio recipit somnoque gravatum
adgreditur ferro: conantem figere pectus
lynca Ceres fecit rursusque per aera iussit




660
vruchtbare oogst en heerlijk voedsel opleveren'.
De barbaar Lynkus is van afgunst vervuld en om zelf
de schenker van zo'n grote gunst te zijn ontvangt hij Triptolemus
gastvrij, maar gaat hem als hij slaapt met een zwaard te lijf:
als hij hem wil doorsteken verandert Ceres hem in een lynx en
Mopsopium iuvenem sacros agitare iugales."
Finierat doctos e nobis maxima cantus;
at nymphae vicisse deas Helicona colentes
concordi dixere sono: convicia victae
cum iacerent, 'quoniam' dixi 'certamine vobis




665
draagt de jongeling op om weer door het luchtruim verder te reizen".
Zo had Calliope haar leerzame lied voltooid en de nimfen
spraken unaniem uit dat de godinnen van de Helicon hadden gewonnen;
toen de verliezers, de Piëriden, protesteerden, zei ik, Minerva,
'Aangezien de nederlaag een te geringe straf is voor jullie
supplicium meruisse parum est maledictaque culpae
additis et non est patientia libera nobis,
ibimus in poenas et, qua vocat ira, sequemur.'
rident Emathides spernuntque minacia verba,
conantesque loqui et magno clamore protervas




670
en jullie nog praatjes verkopen bovendien en
jullie geen eerlijke nederlaag erkennen, gaan we over tot een boete
en die zal zo groot zijn als onze woede.'
De Piëriden lachen mij uit en verachten mijn dreigende taal
maar als zij proberen te praten en luidkeels hun handen dreigend heffen
intentare manus pennas exire per ungues
adspexere suos, operiri bracchia plumis,
alteraque alterius rigido concrescere rostro
ora videt volucresque novas accedere silvis;
dumque volunt plangi, per bracchia mota levatae




675
zien zij veren tevoorschijn komen aan hun nagels
en hun armen bedekt worden met pluimen,
de een ziet het gezicht van de ander verharden tot snavel
en nieuwe vogels de bossen verrijken; en terwijl zij
geklaag willen uiten, bungelen zij, opgetild door hun armbeweging,
aere pendebant, nemorum convicia, picae.
Nunc quoque in alitibus facundia prisca remansit
raucaque garrulitas studiumque inmane loquendi.'


in de ijlte als eksters, plaag van het woud.
Ook nu nog is onder de vogels hun vroegere spraakzaamheid
gebleven, hun rauwe roddelpraat en mateloos gekwebbel.





Lees verder in Boek 6


Terug naar het overzicht van de inhoud van de Metamorfosen van Ovidius