Ὀδύσσεια φ












1 - 97: Penelope besluit tot de boogtest


Boek 21 van de Odyssee van Homeros

1 - 97: Penelope besluit tot de boogtest.
98 - 187: Vrijers kunnen de boog niet spannen.
188 - 244: Odysseus betrekt Eumaios en Filoitios in het complot.
245 - 272: De vrijers wanhopig.
273 - 379: Odysseus vraagt om de boog.
380 - 434: Odysseus schiet.







τῇ δ᾽ ἄρ᾽ ἐπὶ φρεσὶ θῆκε θεὰ γλαυκῶπις Ἀθήνη,
κούρῃ Ἰκαρίοιο, περίφρονι Πηνελοπείῃ,
τόξον μνηστήρεσσι θέμεν πολιόν τε σίδηρον
ἐν μεγάροις Ὀδυσῆος, ἀέθλια καὶ φόνου ἀρχήν.
κλίμακα δ᾽ ὑψηλὴν προσεβήσετο οἷο δόμοιο,




5
- De felogige godin Athene gaf haar, Ikarios' dochter,
de wijze Penelope, het volgende plan in: in Odysseus' paleis
een boog neer te zetten voor de vrijers en grauw ijzer,
nodig voor een wedkamp en het begin van een bloedbad.
Zij ging dus naar de hoge trap van haar vertrek,
εἵλετο δὲ κληῖδ᾽ εὐκαμπέα χειρὶ παχείῃ
καλὴν χαλκείην· κώπη δ᾽ ἐλέφαντος ἐπῆεν.
βῆ δ᾽ ἴμεναι θάλαμόνδε σὺν ἀμφιπόλοισι γυναιξὶν
ἔσχατον· ἔνθα δέ οἱ κειμήλια κεῖτο ἄνακτος,
χαλκός τε χρυσός τε πολύκμητός τε σίδηρος.




10
en pakte in haar stevige hand de goedgesmede sleutel,
een mooie van brons met een handvat van ivoor;
en zij ging met haar dienaressen naar de achterste kamer:
daar lagen de schatten bewaard van de vorst,
brons en goud en goedbewerkt ijzer.
ἔνθα δὲ τόξον κεῖτο παλίντονον ἠδὲ φαρέτρη
ἰοδόκος, πολλοὶ δ᾽ ἔνεσαν στονόεντες ὀϊστοί,
δῶρα τά οἱ ξεῖνος Λακεδαίμονι δῶκε τυχήσας
Ἴφιτος Εὐρυτίδης, ἐπιείκελος ἀθανάτοισι.
τὼ δ᾽ ἐν Μεσσήνῃ ξυμβλήτην ἀλλήλοιϊν




15
Daar hing de veerkrachtige boog en de koker,
houder van pijlen, en er zaten veel smartwekkende schachten in;
ten geschenke gegeven door de godgelijke Ifthitos,
Eurytos' zoon, bij hun ontmoeting in Sparta.
Zij beiden ontmoetten elkaar in Messenië,
οἴκῳ ἐν Ὀρτιλόχοιο δαΐφρονος. ἦ τοι Ὀδυσσεὺς
ἦλθε μετὰ χρεῖος, τό ῥά οἱ πᾶς δῆμος ὄφελλε·
μῆλα γὰρ ἐξ Ἰθάκης Μεσσήνιοι ἄνδρες ἄειραν
νηυσὶ πολυκλήϊσι τριηκόσι᾽ ἠδὲ νομῆας.
τῶν ἕνεκ᾽ ἐξεσίην πολλὴν ὁδὸν ἦλθεν Ὀδυσσεὺς




20
in het huis van de schrandere Ortilochos. Daarheen kwam Odysseus
om schadevergoeding, die het volk als geheel hem verschuldigd was;
want uit Ithaka hadden Messeniërs op schepen met veel roeiriemen
driehonderd schapen geroofd met de herders erbij.
Daarom had Odysseus die lange reis gemaakt als gezant
παιδνὸς ἐών· πρὸ γὰρ ἧκε πατὴρ ἄλλοι τε γέροντες.
Ἴφιτος αὖθ᾽ ἵππους διζήμενος, αἵ οἱ ὄλοντο
δώδεκα θήλειαι, ὑπὸ δ᾽ ἡμίονοι ταλαεργοί·
αἳ δή οἱ καὶ ἔπειτα φόνος καὶ μοῖρα γένοντο,
ἐπεὶ δὴ Διὸς υἱὸν ἀφίκετο καρτερόθυμον,




25
op jeugdige leeftijd: gestuurd door zijn vader en de andere oudsten.
Ifthitos was dan weer op zoek naar paarden die hij verloren had
twaalf merries met stoere muilezels daarbij:
die werden later zijn dood en zijn levenseind,
hij kwam namelijk bij Zeus' krachtige zoon,
φῶθ᾽ Ἡρακλῆα, μεγάλων ἐπιίστορα ἔργων,
ὅς μιν ξεῖνον ἐόντα κατέκτανεν ᾧ ἐνὶ οἴκῳ,
σχέτλιος, οὐδὲ θεῶν ὄπιν ᾐδέσατ᾽ οὐδὲ τράπεζαν,
τὴν ἥν οἱ παρέθηκεν· ἔπειτα δὲ πέφνε καὶ αὐτόν,
ἵππους δ᾽ αὐτὸς ἔχε κρατερώνυχας ἐν μεγάροισι.




30
de halfgod Herakles, medeplichtig aan grootse daden;
maar die doodde hem, zijn gast, in zijn woning,
roekeloos, zonder ontzag voor de straf van de goden
noch de tafel die hij hem voorgezet had; nee, hij bracht hem om
en de paarden met krachtige hoefslag hield hij in zijn paleis.
τὰς ἐρέων Ὀδυσῆϊ συνήντετο, δῶκε δὲ τόξον,
τὸ πρὶν μέν ῥ᾽ ἐφόρει μέγας Εὔρυτος, αὐτὰρ ὁ παιδὶ
κάλλιπ᾽ ἀποθνῄσκων ἐν δώμασιν ὑψηλοῖσι.
τῷ δ᾽ Ὀδυσεὺς ξίφος ὀξὺ καὶ ἄλκιμον ἔγχος ἔδωκεν,
ἀρχὴν ξεινοσύνης προσκηδέος· οὐδὲ τραπέζῃ




35
Op zoek dus naar die merries ontmoette hij Odysseus
en schonk hem de boog, die voorheen de machtige Erytos droeg,
maar bij diens dood geërfd was door zijn zoon in zijn hoge paleis.
Aan hem gaf Odysseus een zwaard en een stevige lans,
het begin van een hartelijke vriendschap, maar vóór ze die
γνώτην ἀλλήλων· πρὶν γὰρ Διὸς υἱὸς ἔπεφνεν
Ἴφιτον Εὐρυτίδην, ἐπιείκελον ἀθανάτοισιν,
ὅς οἱ τόξον ἔδωκε. τὸ δ᾽ οὔ ποτε δῖος Ὀδυσσεὺς
ἐρχόμενος πόλεμόνδε μελαινάων ἐπὶ νηῶν
ᾑρεῖτ᾽, ἀλλ᾽ αὐτοῦ μνῆμα ξείνοιο φίλοιο




40
konden bezegelen aan tafel had Zeus' zoon
Ifitos, de heldhaftige zoon van Eurytos, gedood:
hij had hem de boog geschonken. Nooit nam vorst Odysseus
die mee als hij optrok ten oorlog op de donkere schepen,
nee, hij lag als aandenken aan hun dierbare vriendschap
κέσκετ᾽ ἐνὶ μεγάροισι, φόρει δέ μιν ἧς ἐπὶ γαίης.
ἡ δ᾽ ὅτε δὴ θάλαμον τὸν ἀφίκετο δῖα γυναικῶν
οὐδόν τε δρύϊνον προσεβήσετο, τόν ποτε τέκτων
ξέσσεν ἐπισταμένως καὶ ἐπὶ στάθμην ἴθυνεν,
ἐν δὲ σταθμοὺς ἄρσε, θύρας δ᾽ ἐπέθηκε φαεινάς,




45
altijd in het paleis, hij droeg hem alleen in zijn eigen land.
- Toen de stralende vrouw dus die kamer bereikt had,
stapte zij op de eiken drempel, die ooit een timmerman
kundig geschaafd had en naar zijn schietlood gericht,
daarop had hij posten geplaatst en schitterende deuren afgehangen.
αὐτίκ᾽ ἄρ᾽ ἥ γ᾽ ἱμάντα θοῶς ἀπέλυσε κορώνης,
ἐν δὲ κληῖδ᾽ ἧκε, θυρέων δ᾽ ἀνέκοπτεν ὀχῆας
ἄντα τιτυσκομένη· τὰ δ᾽ ἀνέβραχεν ἠΰτε ταῦρος
βοσκόμενος λειμῶνι· τόσ᾽ ἔβραχε καλὰ θύρετρα
πληγέντα κληΐδι, πετάσθησαν δέ οἱ ὦκα.




50
Vlug maakte zij het riempje los van de haak
stak de sleutel erin en tikte de grendels van de deuren omhoog,
door er tegen te slaan: zij kreunden als een stier
die graast in de weide: zo kreunden de mooie deuren,
gepakt door de sleutel, en vlug weken zij voor haar open.
ἡ δ᾽ ἄρ᾽ ἐφ᾽ ὑψηλῆς σανίδος βῆ· ἔνθα δὲ χηλοὶ
ἕστασαν, ἐν δ᾽ ἄρα τῇσι θυώδεα εἵματ᾽ ἔκειτο.
ἔνθεν ὀρεξαμένη ἀπὸ πασσάλου αἴνυτο τόξον
αὐτῷ γωρυτῷ, ὅς οἱ περίκειτο φαεινός.
ἑζομένη δὲ κατ᾽ αὖθι, φίλοις ἐπὶ γούνασι θεῖσα,




55
Zij klom op een hoge optree: daar stonden de kisten,
waarin zich de geurende kleren bevonden.
Vandaar omhoogreikend nam ze de boog van de pin,
gehuld in foudraal, dat hem glanzend omhulde.
En ter plekke ging zij zitten, de boog op haar schoot,
κλαῖε μάλα λιγέως, ἐκ δ᾽ ᾕρεε τόξον ἄνακτος.
ἡ δ᾽ ἐπεὶ οὖν τάρφθη πολυδακρύτοιο γόοιο,
βῆ ῥ᾽ ἴμεναι μέγαρόνδε μετὰ μνηστῆρας ἀγαυοὺς
τόξον ἔχουσ᾽ ἐν χειρὶ παλίντονον ἠδὲ φαρέτρην
ἰοδόκον· πολλοὶ δ᾽ ἔνεσαν στονόεντες ὀϊστοί.




60
en heel schril schreiend nam ze de boog van de vorst eruit.
Maar toen zij zich verzadigd had aan tranenrijk geweeklaag,
ging zij naar de zaal met de overmoedige vrijers
met de veerkrachtige boog in haar hand en de koker
met pijlen en daarin veel smartverwekkende schachten.
τῇ δ᾽ ἄρ᾽ ἅμ᾽ ἀμφίπολοι φέρον ὄγκιον, ἔνθα σίδηρος
κεῖτο πολὺς καὶ χαλκός, ἀέθλια τοῖο ἄνακτος.
ἡ δ᾽ ὅτε δὴ μνηστῆρας ἀφίκετο δῖα γυναικῶν,
στῆ ῥα παρὰ σταθμὸν τέγεος πύκα ποιητοῖο,
ἄντα παρειάων σχομένη λιπαρὰ κρήδεμνα.




65
En voor haar droegen dienaars een hengselkist, waarin
veel ijzer en bronswerk, wedkampgerei van haar vorst.
Toen de stralende vrouw aankwam bij de vrijers,
bleef zij staan bij de deurpost van de stevig gebouwde zaal
en hield haar glanzende sluier voor haar wangen,
ἀμφίπολος δ᾽ ἄρα οἱ κεδνὴ ἑκάτερθε παρέστη.
αὐτίκα δὲ μνηστῆρσι μετηύδα καὶ φάτο μῦθον·
"κέκλυτέ μευ, μνηστῆρες ἀγήνορες, οἳ τόδε δῶμα
ἐχράετ᾽ ἐσθιέμεν καὶ πινέμεν ἐμμενὲς αἰεὶ
ἀνδρὸς ἀποιχομένοιο πολὺν χρόνον· οὐδέ τιν᾽ ἄλλην




70
en aan weerskanten ging een zorgzame dienares staan.
Terstond nam zij het woord en sprak tot de vrijers:
"Luister naar mij, manhaftige vrijers, die deze woning
misbruikt voor voortdurende braspartijen
nu de meester hier zo lang al wegblijft en jullie die
μύθου ποιήσασθαι ἐπισχεσίην ἐδύνασθε,
ἀλλ᾽ ἐμὲ ἱέμενοι γῆμαι θέσθαι τε γυναῖκα.
ἀλλ᾽ ἄγετε, μνηστῆρες, ἐπεὶ τόδε φαίνετ᾽ ἄεθλον
θήσω γὰρ μέγα τόξον Ὀδυσσῆος θείοιο·
ὃς δέ κε ῥηΐτατ᾽ ἐντανύσῃ βιὸν ἐν παλάμῃσι




75
geen ander voorwendsel kunnen verzinnen dan dat je
verlangt door een huwelijk mij als vrouw te verwerven:
treed aan, pretendenten, nu jullie mij hier als kampprijs bestemden,
ga ik hier de grote boog plaatsen van de goddelijke Odysseus;
wie de boog eigenhandig het makkelijkst kan spannen
καὶ διοϊστεύσῃ πελέκεων δυοκαίδεκα πάντων,
τῷ κεν ἅμ᾽ ἑσποίμην, νοσφισσαμένη τόδε δῶμα
κουρίδιον, μάλα καλόν, ἐνίπλειον βιότοιο,
τοῦ ποτὲ μεμνήσεσθαι ὀΐομαι ἔν περ ὀνείρῳ."
ὣς φάτο, καί ῥ᾽ Εὔμαιον ἀνώγει, δῖον ὑφορβόν,




80
en tussen twaalf bijlen in totaal door kan schieten,
met hem zal ik meegaan, en ik zal heengaan uit dit huis
dat ik als bruid ben binnengegaan, dit mooie en rijke paleis,
waaraan ik ooit, denk ik, ook terugdenken zal in mijn droom".
Na deze woorden gaf zij de trouwe Eumaios opdracht
τόξον μνηστήρεσσι θέμεν πολιόν τε σίδηρον.
δακρύσας δ᾽ Εὔμαιος ἐδέξατο καὶ κατέθηκε·
κλαῖε δὲ βουκόλος ἄλλοθ᾽, ἐπεὶ ἴδε τόξον ἄνακτος.
Ἀντίνοος δ᾽ ἐνένιπεν ἔπος τ᾽ ἔφατ᾽ ἔκ τ᾽ ὀνόμαζε·
"νήπιοι ἀγροιῶται, ἐφημέρια φρονέοντες,




85
de boog en de grijze ijzers voor de vrijers op te stellen.
Maar Eumaios nam hem in tranen aan en legde hem neer,
ook de koeherder huilde, toen hij de boog van zijn heer zag.
Maar Antinoös schold en schimpte hen toe:
"Onnozele boeren, kortzichtig van aard,
ἆ δειλώ, τί νυ δάκρυ κατείβετον ἠδὲ γυναικὶ
θυμὸν ἐνὶ στήθεσσιν ὀρίνετον; ᾗ τε καὶ ἄλλως
κεῖται ἐν ἄλγεσι θυμός, ἐπεὶ φίλον ὤλεσ᾽ ἀκοίτην.
ἀλλ᾽ ἀκέων δαίνυσθε καθήμενοι, ἠὲ θύραζε
κλαίετον ἐξελθόντε, κατ᾽ αὐτόθι τόξα λιπόντε,




90
ach sukkels, wat staan jullie twee nu te simmen
en het hart van deze vrouw te verwekelijken! Zij heeft toch al
genoeg aan smarten te stellen, sinds ze haar man heeft verloren.
Bijf stil zitten eten of ga naar buiten om te jammeren,
maar laat die boog nu maar hier voor de vrijers
μνηστήρεσσιν ἄεθλον ἀάατον· οὐ γὰρ ὀΐω
ῥηϊδίως τόδε τόξον ἐΰξοον ἐντανύεσθαι.
οὐ γάρ τις μέτα τοῖος ἀνὴρ ἐν τοίσδεσι πᾶσιν
οἷος Ὀδυσσεὺς ἔσκεν· ἐγὼ δέ μιν αὐτὸς ὄπωπα,
καὶ γὰρ μνήμων εἰμί, πάϊς δ᾽ ἔτι νήπιος ἦα."




95
in hun meedogenloze wedkamp; ik geloof namelijk niet
dat deze goedgeschaafde boog zich makkelijk laat spannen.
Geen van allen onder al dezen hier is zodanig
als Odysseus was: ik heb hem zelf nog gezien,
en herinner me hem nog goed, hoewel ik nog jong was".
ὣς φάτο, τῷ δ᾽ ἄρα θυμὸς ἐνὶ στήθεσσιν ἐώλπει
νευρὴν ἐντανύσειν διοϊστεύσειν τε σιδήρου.

Dat zei hij, maar hij hoopte in stilte de pees
te kunnen spannen en een pijl door de ijzers te schieten.

98 - 187: Vrijers kunnen de boog niet spannen



ἦ τοι ὀϊστοῦ γε πρῶτος γεύσεσθαι ἔμελλεν
ἐκ χειρῶν Ὀδυσῆος ἀμύμονος, ὃν τότ᾽ ἀτίμα
ἥμενος ἐν μεγάροις, ἐπὶ δ᾽ ὤρνυε πάντας ἑταίρους.


100
- Maar werkelijk, hij zou als eerste een pijl proeven
geschoten door de handen van de fiere Odysseus, die hij onrecht
aandeed in zijn woning en tegen wie hij al zijn vrienden opstookte.
τοῖσι δὲ καὶ μετέειφ᾽ ἱερὴ ἲς Τηλεμάχοιο·
"ὢ πόποι, ἦ μάλα με Ζεὺς ἄφρονα θῆκε Κρονίων·
μήτηρ μέν μοί φησι φίλη, πινυτή περ ἐοῦσα,
ἄλλῳ ἅμ᾽ ἕψεσθαι νοσφισσαμένη τόδε δῶμα·
αὐτὰρ ἐγὼ γελόω καὶ τέρπομαι ἄφρονι θυμῷ.




105
Daarop sprak tot hen de respectabele, sterke Telemachos:
"Ach, Kronos'zoon Zeus ontnam me verstand:
mijn bloedeigen moeder zegt, ondanks haar goede verstand,
dat ze mee zal gaan met een ander, weg uit dit huis,
en ik lach daar nog bij en heb in mijn dwaasheid plezier!
ἀλλ᾽ ἄγετε, μνηστῆρες, ἐπεὶ τόδε φαίνετ᾽ ἄεθλον,
οἵη νῦν οὐκ ἔστι γυνὴ κατ᾽ Ἀχαιΐδα γαῖαν,
οὔτε Πύλου ἱερῆς οὔτ᾽ Ἄργεος οὔτε Μυκήνης·
οὔτ᾽ αὐτῆς Ἰθάκης οὔτ᾽ ἠπείροιο μελαίνης·
καὶ δ᾽ αὐτοὶ τόδε γ᾽ ἴστε· τί με χρὴ μητέρος αἴνου;




110
Wel, vooruit, vrijers, hier vertoont zich een kampprijs,
een vrouw zoals er in het Griekse land niet bestaat,
noch in het gewijde Pylos, noch in Argos of Mycene,
noch op Ithaka, noch op het donkere vasteland;
dat weten jullie ook zelf: waarom moet ik mijn moeder aanprijzen!
ἀλλ᾽ ἄγε μὴ μύνῃσι παρέλκετε μηδ᾽ ἔτι τόξου
δηρὸν ἀποτρωπᾶσθε τανυστύος, ὄφρα ἴδωμεν.
καὶ δέ κεν αὐτὸς ἐγὼ τοῦ τόξου πειρησαίμην·
εἰ δέ κεν ἐντανύσω διοϊστεύσω τε σιδήρου,
οὔ κέ μοι ἀχνυμένῳ τάδε δώματα πότνια μήτηρ




115
Dus vooruit, zoek geen uitvluchten en wend u niet langer af
van het spannen van de boog, zodat we iets te zien krijgen.
Ook zelf zal ik de boog wel willen proberen:
of ik hem kan spannen en tussen de ijzers door kan schieten,
dan hoef ik niet te treuren om het heengaan van mijn dierbare moeder
λείποι ἅμ᾽ ἄλλῳ ἰοῦσ᾽, ὅτ᾽ ἐγὼ κατόπισθε λιποίμην
οἷός τ᾽ ἤδη πατρὸς ἀέθλια κάλ᾽ ἀνελέσθαι."
ἦ καὶ ἀπ᾽ ὤμοιϊν χλαῖναν θέτο φοινικόεσσαν
ὀρθὸς ἀναΐξας, ἀπὸ δὲ ξίφος ὀξὺ θέτ᾽ ὤμων.
πρῶτον μὲν πελέκεας στῆσεν, διὰ τάφρον ὀρύξας




120
uit dit huis met een ander, want dan zal ik achterblijven
terwijl ik in staat ben de mooie wapens van vader te hanteren".
Dat zei hij en sprong overeind, legde de purperen mantel af
van zijn schouders en legde ook zijn scherpe zwaard neer.
Hij stelde de bijlen op, na het uitslijpen van een geul,
πᾶσι μίαν μακρήν, καὶ ἐπὶ στάθμην ἴθυνεν,
ἀμφὶ δὲ γαῖαν ἔναξε· τάφος δ᾽ ἕλε πάντας ἰδόντας,
ὡς εὐκόσμως στῆσε· πάρος δ᾽ οὐ πώ ποτ᾽ ὀπώπει.
στῆ δ᾽ ἄρ᾽ ἐπ᾽ οὐδὸν ἰὼν καὶ τόξου πειρήτιζε.
τρὶς μέν μιν πελέμιξεν ἐρύσσεσθαι μενεαίνων,




125
één lange voor alle en richtte ze met een richtsnoer,
de aarde drukte hij aan: bij het zien greep verwondering allen aan,
omdat hij ze zo precies opzette zonder dat hij dit ooit had gezien.
Daarna ging hij naar de drempel en probeerde de boog;
drie maal deed hij hem trillen in zijn verlangen hem baas te worden,
τρὶς δὲ μεθῆκε βίης, ἐπιελπόμενος τό γε θυμῷ,
νευρὴν ἐντανύειν διοϊστεύσειν τε σιδήρου.
καί νύ κε δή ῥ᾽ ἐτάνυσσε βίῃ τὸ τέταρτον ἀνέλκων,
ἀλλ᾽ Ὀδυσεὺς ἀνένευε καὶ ἔσχεθεν ἱέμενόν περ.
τοῖς δ᾽ αὖτις μετέειφ᾽ ἱερὴ ἲς Τηλεμάχοιο·




130
maar driemaal moest hij het opgeven, hoezeer hij ook hoopte
de pees te kunnen spannen en een pijl door het ijzer te schieten.
Voor de vierde keer strak aantrekkend, zou hij hem hebben gespannen
als Odysseus niet "nee" had geschud en zijn verlangen gestuit had.
Toen riep de respectabele, sterke Telemachos uit in hun midden:
"ὢ πόποι, ἦ καὶ ἔπειτα κακός τ᾽ ἔσομαι καὶ ἄκικυς,
ἠὲ νεώτερός εἰμι καὶ οὔ πω χερσὶ πέποιθα
ἄνδρ᾽ ἀπαμύνασθαι, ὅτε τις πρότερος χαλεπήνῃ.
ἀλλ᾽ ἄγεθ᾽, οἵ περ ἐμεῖο βίῃ προφερέστεροί ἐστε,
τόξου πειρήσασθε, καὶ ἐκτελέωμεν ἄεθλον."




135
"Goeie help, ik zal verder ook wel zwak blijven en krachteloos,
of ik ben nog te jong en onvoldoende zeker van mijn handen
om mij te kunnen verweren, wanneer iemand mij aanvalt.
Maar kom, proberen jullie, die in kracht mijn meerderen bent,
nu de boog en laten wij de wedkamp beslissen".
ὣς εἰπὼν τόξον μὲν ἀπὸ ἕο θῆκε χαμᾶζε,
κλίνας κολλητῇσιν ἐϋξέστῃς σανίδεσσιν,
αὐτοῦ δ᾽ ὠκὺ βέλος καλῇ προσέκλινε κορώνῃ,
ἂψ δ᾽ αὖτις κατ᾽ ἄρ᾽ ἕζετ᾽ ἐπὶ θρόνου ἔνθεν ἀνέστη.
τοῖσιν δ᾽ Ἀντίνοος μετέφη, Εὐπείθεος υἱός·




140
Met deze woorden zette hij de boog neer op de grond,
tegen de gladde, stevig sluitende deurpanelen,
en ook de snelle pijl zette hij daar tegen de mooie grendel,
en hij ging weer zitten op de zetel waaruit hij was opgestaan.
In hun midden sprak toen Antinoös, de zoon van Eupeithes:
"ὄρνυσθ᾽ ἑξείης ἐπιδέξια πάντες ἑταῖροι,
ἀρξάμενοι τοῦ χώρου ὅθεν τέ περ οἰνοχοεύει."
ὣς ἔφατ᾽ Ἀντίνοος, τοῖσιν δ᾽ ἐπιήνδανε μῦθος.
Λειώδης δὲ πρῶτος ἀνίστατο, Οἴνοπος υἱός,
ὅ σφι θυοσκόος ἔσκε, παρὰ κρητῆρα δὲ καλὸν




145
"Vrienden, sta nu achtereenvolgens allemaal op vanaf links,
beginnend van de plaats waar de wijnschenker zijn werk doet".
Dat zei Antinoös, en zijn voorstel beviel hen,
dus stond Leiodes het eerste op, de zoon van Oinops,
die als hun offerleider optrad en altijd het verste weg zat
ἷζε μυχοίτατος αἰέν· ἀτασθαλίαι δέ οἱ οἴῳ
ἐχθραὶ ἔσαν, πᾶσιν δὲ νεμέσσα μνηστήρεσσιν·
ὅς ῥα τότε πρῶτος τόξον λάβε καὶ βέλος ὠκύ.
στῆ δ᾽ ἄρ᾽ ἐπ᾽ οὐδὸν ἰὼν καὶ τόξου πειρήτιζεν,
οὐδέ μιν ἐντάνυσε· πρὶν γὰρ κάμε χεῖρας ἀνέλκων




150
vlak bij het mooie mengvat: overmoed was hem alleen
een gruwel en hij was gebeten op alle vrijers:
hij nam dus als eerste de boog op en ook de scherpe pijl,
hij liep naar de drempel, bleef daar staan en beproefde de boog,
maar niet wist hij hem te spannen; hij putte zijn ongeoefende,
ἀτρίπτους ἁπαλάς· μετὰ δὲ μνηστῆρσιν ἔειπεν·
"ὦ φίλοι, οὐ μὲν ἐγὼ τανύω, λαβέτω δὲ καὶ ἄλλος.
πολλοὺς γὰρ τόδε τόξον ἀριστῆας κεκαδήσει
θυμοῦ καὶ ψυχῆς, ἐπεὶ ἦ πολὺ φέρτερόν ἐστι
τεθνάμεν ἢ ζώοντας ἁμαρτεῖν, οὗθ᾽ ἕνεκ᾽ αἰεὶ




155
weke armen uit en riep tegen de vrijers:
"Vrienden, ik kan hem niet spannen, laat een ander het overnemen.
Deze boog zal vele voortreffelijken beroven
van leven en ziel, maar het is ook veel beter
gestorven te zijn dan levend te falen in waarom wij nu steeds
ἐνθάδ᾽ ὁμιλέομεν, ποτιδέγμενοι ἤματα πάντα.
νῦν μέν τις καὶ ἔλπετ᾽ ἐνὶ φρεσὶν ἠδὲ μενοινᾷ
γῆμαι Πηνελόπειαν, Ὀδυσσῆος παράκοιτιν.
αὐτὰρ ἐπὴν τόξου πειρήσεται ἠδὲ ἴδηται,
ἄλλην δή τιν᾽ ἔπειτα Ἀχαιϊάδων εὐπέπλων




160
hier bij elkaar komen, dag in dag uit afwachtend.
Nu hoopt nog menigeen in zijn hart vol verwachting
Penelopeia te huwen, de echtgenote van Odysseus.
Maar wanneer hij de boog eenmaal gezien en getest heeft,
moet hij met zijn geschenken een andere mooigeklede Griekse
μνάσθω ἐέδνοισιν διζήμενος· ἡ δέ κ᾽ ἔπειτα
γήμαιθ᾽ ὅς κε πλεῖστα πόροι καὶ μόρσιμος ἔλθοι."
ὣς ἄρ᾽ ἐφώνησεν καὶ ἀπὸ ἕο τόξον ἔθηκε,
κλίνας κολλητῇσιν ἐϋξέστῃς σανίδεσσιν,
αὐτοῦ δ᾽ ὠκὺ βέλος καλῇ προσέκλινε κορώνῃ,




165
voor een huwelijk met hem zien te winnen; maar zij hier zal trouwen
met wie haar het meest schenkt en die door het lot is bepaald."
Dat riep hij uit en hij zette de boog terug
tegen de gepolijste panelen van de goedsluitende deur,
en zette daar ook de snelle pijl tegen de mooie grendel aan
ἂψ δ᾽ αὖτις κατ᾽ ἄρ ἕζετ᾽ ἐπὶ θρόνου ἔνθεν ἀνέστη.
Ἀντίνοος δ᾽ ἐνένιπεν ἔπος τ᾽ ἔφατ᾽ ἔκ τ᾽ ὀνόμαζε·
"Λειῶδες, ποῖόν σε ἔπος φύγεν ἕρκος ὀδόντων,
δεινόν τ᾽ ἀργαλέον τε, --νεμεσσῶμαι δέ τ᾽ ἀκούων--
εἰ δὴ τοῦτό γε τόξον ἀριστῆας κεκαδήσει




170
en ging weer zitten op de armstoel waaruit hij was opgestaan.
Maar Antinoös sprak smalend de woorden:
"Leodes, wat een woorden liet je je ontvallen,
schandelijk en bedroevend, - ik erger me ze te horen -
alsof die boog de meest vooraanstaanden beroven zal
θυμοῦ καὶ ψυχῆς, ἐπεὶ οὐ δύνασαι σὺ τανύσσαι.
οὐ γάρ τοί σέ γε τοῖον ἐγείνατο πότνια μήτηρ
οἷόν τε ῥυτῆρα βιοῦ τ᾽ ἔμεναι καὶ ὀϊστῶν·
ἀλλ᾽ ἄλλοι τανύουσι τάχα μνηστῆρες ἀγαυοί."
ὣς φάτο, καί ῥ᾽ ἐκέλευσε Μελάνθιον, αἰπόλον αἰγῶν·




175
van hun leven en ziel omdat jij hem niet spannen kunt!
Je eerbiedwaardige moeder bracht jou nou eenmaal niet voort
als een man die met pijl en boog om kan gaan.
Maar let op, andere, fiere vrijers kunnen hem spannen!"
Dat zei hij en hij droeg de geitenhoeder Melanthios op:
"ἄγρει δή, πῦρ κῆον ἐνὶ μεγάροισι, Μελανθεῦ,
πὰρ δὲ τίθει δίφρον τε μέγαν καὶ κῶας ἐπ᾽ αὐτοῦ,
ἐκ δὲ στέατος ἔνεικε μέγαν τροχὸν ἔνδον ἐόντος,
ὄφρα νέοι θάλποντες, ἐπιχρίοντες ἀλοιφῇ,
τόξου πειρώμεσθα καὶ ἐκτελέωμεν ἄεθλον."




180
"Vooruit, Melantheus, steek een vuur aan in het paleis,
zet er een grote stoel bij en leg daar schapenvachten op,
en haal een grote bol vet uit de voorraad,
opdat wij, jongeren, de boog eerst verwarmen en invetten
en hem daarna beproeven en de wedkamp volvoeren".
ὣς φάθ᾽, ὁ δ᾽ αἶψ᾽ ἀνέκαιε Μελάνθιος ἀκάματον πῦρ,
πὰρ δὲ φέρων δίφρον θῆκεν καὶ κῶας ἐπ᾽ αὐτοῦ,
ἐκ δὲ στέατος ἔνεικε μέγαν τροχὸν ἔνδον ἐόντος·
τῷ ῥα νέοι θάλποντες ἐπειρῶντ᾽· οὐδ᾽ ἐδύναντο
ἐντανύσαι, πολλὸν δὲ βίης ἐπιδευέες ἦσαν.




185
Dat zei hij, en Melanthios ontstak snel een rusteloos vuur,
bracht een stoel aan en zette die neer en legde er vachten op,
en uit de voorraad bracht hij een grote bol vet aan;
daarmee vetten zij hem in en probeerden weer: maar tevergeefs,
hem spannen konden zij niet: zij schoten heel wat te kort in kracht.
Ἀντίνοος δ᾽ ἔτ᾽ ἐπεῖχε καὶ Εὐρύμαχος θεοειδής,
ἀρχοὶ μνηστήρων· ἀρετῇ δ᾽ ἔσαν ἔξοχ᾽ ἄριστοι.

Maar Antinoös bleef nog over en de vorstelijke Eurymachos,
de aanvoerders van de vrijers, verreweg de besten.

188 - 244: Odysseus betrekt Eumaios en Filoitios in het complot



τὼ δ᾽ ἐξ οἴκου βῆσαν ὁμαρτήσαντες ἅμ᾽ ἄμφω
βουκόλος ἠδὲ συφορβὸς Ὀδυσσῆος θείοιο·
ἐκ δ᾽ αὐτὸς μετὰ τοὺς δόμου ἤλυθε δῖος Ὀδυσσεύς.


190
- De runderherder en zwijnhoeder gingen nu samen
het huis uit van hun meester Odysseus,
maar achter hen aan kwam ook de nobele Odysseus naar buiten.
ἀλλ᾽ ὅτε δή ῥ᾽ ἐκτὸς θυρέων ἔσαν ἠδὲ καὶ αὐλῆς,
φθεγξάμενός σφε ἔπεσσι προσηύδα μειλιχίοισι·
"βουκόλε καὶ σύ, συφορβέ, ἔπος τί κε μυθησαίμην,
ἦ αὐτὸς κεύθω; φάσθαι δέ με θυμὸς ἀνώγει.
ποῖοί κ᾽ εἶτ᾽ Ὀδυσῆϊ ἀμυνέμεν, εἴ ποθεν ἔλθοι




195
Toen zij nu buiten de poort waren en buiten de hof,
nam hij het woord en sprak beiden toe met vriendelijke woorden:
"Koeherder en ook jij, zwijnhoeder, jullie wil ik iets zeggen,
of moet ik zwijgen? Nee, mijn hart geeft me in om te spreken.
Hoe zou jullie instelling zijn bij hulp aan Odysseus, als hij opeens
ὧδε μάλ᾽ ἐξαπίνης καί τις θεὸς αὐτὸν ἐνείκαι;
ἤ κε μνηστήρεσσιν ἀμύνοιτ᾽ ἦ Ὀδυσῆϊ;
εἴπαθ᾽ ὅπως ὑμέας κραδίη θυμός τε κελεύει."
τὸν δ᾽ αὖτε προσέειπε βοῶν ἐπιβουκόλος ἀνήρ·
"Ζεῦ πάτερ, αἲ γὰρ τοῦτο τελευτήσειας ἐέλδωρ,




200
op zou duiken, volstrekt onverwacht, en een godheid hem bracht?
Zouden jullie dan de vrijers verdedigen of Odysseus?
Vertel hoe je hart en geest je laat kiezen".
Tot hem sprak nu de hoeder der runderen:
"Ach vader Zeus, mocht u toch die wens eens vervullen,
ὡς ἔλθοι μὲν κεῖνος ἀνήρ, ἀγάγοι δέ ἑ δαίμων·
γνοίης χ᾽ οἵη ἐμὴ δύναμις καὶ χεῖρες ἕπονται."
ὣς δ᾽ αὔτως Εὔμαιος ἐπεύχετο πᾶσι θεοῖσι
νοστῆσαι Ὀδυσῆα πολύφρονα ὅνδε δόμονδε.
αὐτὰρ ἐπεὶ δὴ τῶν γε νόον νημερτέ᾽ ἀνέγνω,




205
dat die man terug zou keren en een god hem hierheen bracht:
dan zou je nog eens zien wat mijn kracht en handen nog kunnen!"
Op dezelfde manier bad Eumaios tot alle goden
om de terugkeer van de de listige Odysseus naar zijn huis.
Toen hij zo dan hun betrouwbare gezindheid onderkend had,
ἐξαῦτίς σφε ἔπεσσιν ἀμειβόμενος προσέειπεν·
"ἔνδον μὲν δὴ ὅδ᾽ αὐτὸς ἐγώ, κακὰ πολλὰ μογήσας
ἤλυθον εἰκοστῷ ἔτεϊ ἐς πατρίδα γαῖαν.
γιγνώσκω δ᾽ ὡς σφῶϊν ἐελδομένοισιν ἱκάνω
οἴοισι δμώων· τῶν δ᾽ ἄλλων οὔ τευ ἄκουσα




210
antwoordde hij hen beiden met deze woorden:
"Wel, hier ben ik dan zelf, ik ben na twintig jaar terug
in mijn vaderland, na veel ellende doorstaan te hebben.
Ik merk wel dat jullie beiden de enigen zijn van de dienaars
die met vreugde op mijn terugkomst hopen; van de anderen
εὐξαμένου ἐμὲ αὖτις ὑπότροπον οἴκαδ᾽ ἱκέσθαι.
σφῶϊν δ᾽, ὡς ἔσεταί περ, ἀληθείην καταλέξω.
εἴ χ᾽ ὑπ᾽ ἐμοί γε θεὸς δαμάσῃ μνηστῆρας ἀγαυούς,
ἄξομαι ἀμφοτέροις ἀλόχους καὶ κτήματ᾽ ὀπάσσω
οἰκία τ᾽ ἐγγὺς ἐμεῖο τετυγμένα· καί μοι ἔπειτα




215
heb ik niemand horen wensen dat ik nog terugkeer naar huis.
Jullie twee dus zal ik de waarheid vertellen, wat mijn plan is.
Als een god de arrogante vrijers door mijn handen zal neerslaan,
zal ik jullie beiden echtgenoten bieden en woningen ten geschenke
vlak naast het mijne gebouwd en ik zal jullie behandelen
Τηλεμάχου ἑτάρω τε κασιγνήτω τε ἔσεσθον.
εἰ δ᾽ ἄγε δή, καὶ σῆμα ἀριφραδὲς ἄλλο τι δείξω,
ὄφρα μ᾽ ἐῢ γνῶτον πιστωθῆτόν τ᾽ ἐνὶ θυμῷ,
οὐλήν, τήν ποτέ με σῦς ἤλασε λευκῷ ὀδόντι
Παρνησόνδ᾽ ἐλθόντα σὺν υἱάσιν Αὐτολύκοιο."




220
als lotgenoten en broers van Telemachos.
Wel, ik zal jullie nog iets anders als een zeer duidelijk bewijs laten zien,
opdat jullie mij duidelijk herkennen en van harte vertrouwen:
het litteken dat een zwijn mij ooit toebracht met zijn witte slagtand
toen ik naar Parnassos gegaan was met Autolykos' zonen".
ὣς εἰπὼν ῥάκεα μεγάλης ἀποέργαθεν οὐλῆς.
τὼ δ᾽ ἐπεὶ εἰσιδέτην εὖ τ᾽ ἐφράσσαντο ἕκαστα,
κλαῖον ἄρ᾽ ἀμφ᾽ Ὀδυσῆϊ δαΐφρονι χεῖρε βαλόντε,
καὶ κύνεον ἀγαπαζόμενοι κεφαλήν τε καὶ ὤμους
ὣς δ᾽ αὔτως Ὀδυσεὺς κεφαλὰς καὶ χεῖρας ἔκυσσε.




225
Met deze woorden trok hij de lompen weg van het grote litteken;
en toen zij beiden het gezien hadden en tot in details herkend,
omhelsden zij in tranen de schrandere Odysseus
en kusten vol warmte zijn hoofd en zijn schouders,
en evenzo kuste Odysseus hun hoofden en handen.
καί νύ κ᾽ ὀδυρομένοισιν ἔδυ φάος ἠελίοιο,
εἰ μὴ Ὀδυσσεὺς αὐτὸς ἐρύκακε φώνησέν τε·
"παύεσθον κλαυθμοῖο γόοιό τε, μή τις ἴδηται
ἐξελθὼν μεγάροιο, ἀτὰρ εἴπῃσι καὶ εἴσω.
ἀλλὰ προμνηστῖνοι ἐσέλθετε, μηδ᾽ ἅμα πάντες,




230
Nu zouden zij tot zonsondergang doorgegaan zijn met huilen,
als niet Odysseus het zelf beëindigd had met de woorden:
"Stop nu met klagen en jammeren; laat niet iemand dit zien,
als hij het paleis uit komt, en het dan ook binnen vertelt.
Ga nu één voor één naar binnen, niet tegelijk,
πρῶτος ἐγώ, μετὰ δ᾽ ὔμμες· ἀτὰρ τόδε σῆμα τετύχθω·
ἄλλοι μὲν γὰρ πάντες, ὅσοι μνηστῆρες ἀγαυοί,
οὐκ ἐάσουσιν ἐμοὶ δόμεναι βιὸν ἠδὲ φαρέτρην·
ἀλλὰ σύ, δῖ᾽ Εὔμαιε, φέρων ἀνὰ δώματα τόξον
ἐν χείρεσσιν ἐμοὶ θέμεναι, εἰπεῖν τε γυναιξὶ




235
eerst zal ik gaan, dan jullie: maar denk goed aan dit signaal:
alle anderen, zovelen als er aan arrogante vrijers bijeen zijn,
zij zullen niet toestaan mij de boog en de pijlkoker te geven;
maar jij, trouwe Eumaios, moet de boog door het huis brengen
en in mijn handen geven en de dienaressen zeggen
κληῖσαι μεγάροιο θύρας πυκινῶς ἀραρυίας,
ἢν δέ τις ἢ στοναχῆς ἠὲ κτύπου ἔνδον ἀκούσῃ
ἀνδρῶν ἡμετέροισιν ἐν ἕρκεσι, μή τι θύραζε
προβλώσκειν, ἀλλ᾽ αὐτοῦ ἀκὴν ἔμεναι παρὰ ἔργῳ.
σοὶ δέ, Φιλοίτιε δῖε, θύρας ἐπιτέλλομαι αὐλῆς




240
dat zij de stevigsluitende deuren naar de zaal afsluiten,
en als zij binnen gekreun of lawaai horen
van mannen binnen de omheining, laat dan niemand
tevoorschijn komen, maar zij moeten stil aan het werk blijven.
En jou, trouwe Filoitios, draag ik op, de hofdeuren
κληῖσαι κληῖδι, θοῶς δ᾽ ἐπὶ δεσμὸν ἰῆλαι."
ὣς εἰπὼν εἰσῆλθε δόμους εὖ ναιετάοντας·
ἕζετ᾽ ἔπειτ᾽ ἐπὶ δίφρον ἰών, ἔνθεν περ ἀνέστη·
ἐς δ᾽ ἄρα καὶ τὼ δμῶε ἴτην θείου Ὀδυσῆος.



met de sleutel af te sluiten, en borg hem stevig met een riem".
Na deze instructies ging hij zijn mooie paleis in,
en zette zich neer op de stoel waaruit hij was opgestaan.
Toen kwamen ook de twee dienaars van vorst Odysseus binnen.

245 - 272: De vrijers wanhopig



Εὐρύμαχος δ᾽ ἤδη τόξον μετὰ χερσὶν ἐνώμα,
θάλπων ἔνθα καὶ ἔνθα σέλᾳ πυρός· ἀλλά μιν οὐδ᾽ ὣς
ἐντανύσαι δύνατο, μέγα δ᾽ ἔστενε κυδάλιμον κῆρ·
ὀχθήσας δ᾽ ἄρα εἶρος τ᾽ ἔφατ᾽ ἔκ τ᾽ ὀνόμαζεν·
"ὢ πόποι, ἧ μοι ἄχος περί τ᾽ αὐτοῦ καὶ περὶ πάντων·
οὔ τι γάμου τοσσοῦτον ὀδύρομαι, ἀχνύμενός περ·
245




250
- Eurymachos had de boog al in handen
en draaide hem om en om in de gloed van het vuur:
toch was hij niet in staat hem te spannen en zijn trotse hart
klaagde luid en, woedend, sprak hij de verwensing:
"Vervloekt! Wat een ellende voor mij en voor allen!
Niet zozeer ben ik rouwig om het huwelijk, hoewel ik het betreur -
εἰσὶ καὶ ἄλλαι πολλαὶ Ἀχαιΐδες, αἱ μὲν ἐν αὐτῇ
ἀμφιάλῳ Ἰθάκῃ, αἱ δ᾽ ἄλλῃσιν πολίεσσιν·
ἀλλ᾽ εἰ δὴ τοσσόνδε βίης ἐπιδευέες εἰμὲν
ἀντιθέου Ὀδυσῆος, ὅ τ᾽ οὐ δυνάμεσθα τανύσσαι
τόξον· ἐλεγχείη δὲ καὶ ἐσσομένοισι πυθέσθαι."




255
er zijn ook nog veel andere Griekse vrouwen,
zowel op het eiland Ithaka als elders,
maar als wij zozeer in kracht achterblijven
bij koning Odysseus, dat wij niet in staat zijn de boog
te spannen: wat een schande, ook bij het nageslacht!"
τὸν δ᾽ αὖτ᾽ Ἀντίνοος προσέφη, Εὐπείθεος υἱός·
"Εὐρύμαχ᾽, οὐχ οὕτως ἔσται· νοέεις δὲ καὶ αὐτός.
νῦν μὲν γὰρ κατὰ δῆμον ἑορτὴ τοῖο θεοῖο
ἁγνή· τίς δέ κε τόξα τιταίνοιτ᾽; ἀλλὰ ἕκηλοι
κάτθετ᾽· ἀτὰρ πελέκεάς γε καὶ εἴ κ᾽ εἰῶμεν ἅπαντας




260
Tot hem sprak daarop Antinoös, de zoon van Eupeithes:
"Eurymachos, dat zal niet gebeuren, dat snap je ook zelf wel.
Er is nu in het land een feest aan de gang ter ere van de godheid,
wie zou er dan bogen gaan spannen? Nee, hang hem rustig op;
maar alle bijlen kunnen we laten staan,
ἑστάμεν· οὐ μὲν γάρ τιν᾽ ἀναιρήσεσθαι ὀΐω,
ἐλθόντ᾽ ἐς μέγαρον Λαερτιάδεω Ὀδυσῆος.
ἀλλ᾽ ἄγετ᾽, οἰνοχόος μὲν ἐπαρξάσθω δεπάεσσιν,
ὄφρα σπείσαντες καταθείομεν ἀγκύλα τόξα·
ἠῶθεν δὲ κέλεσθε Μελάνθιον, αἰπόλον αἰγῶν,




265
werkelijk, niemand zal binnendringen in het paleis
van Laërtes' zoon Odysseus en ze stelen.
Kom, laat de wijnschenker de plechtigheid inzetten met de bekers,
dan kunnen wij plengen en de boog met rust laten.
Geef de geitenhoeder Melanthios de opdracht
αἶγας ἄγειν, αἳ πᾶσι μέγ᾽ ἔξοχοι αἰπολίοισιν,
ὄφρ᾽ ἐπὶ μηρία θέντες Ἀπόλλωνι κλυτοτόξῳ
τόξου πειρώμεσθα καὶ ἐκτελέωμεν ἄεθλον."
ὣς ἔφατ᾽ Ἀντίνοος, τοῖσιν δ᾽ ἐπιήνδανε μῦθος.
τοῖσι δὲ κήρυκες μὲν ὕδωρ ἐπὶ χεῖρας ἔχευαν,




270
om morgen vroeg geiten te brengen, de allerbeste uit de kudden,
opdat wij schenkels wijden aan Apolloon, beroemd om zijn boog,
en daarna de boog weer proberen en de test voltooien".
Dat zei Antinoös en zij stemden ermee in;
en dienaren goten bij hen water uit over hun handen
κοῦροι δὲ κρητῆρας ἐπεστέψαντο ποτοῖο,
νώμησαν δ᾽ ἄρα πᾶσιν ἐπαρξάμενοι δεπάεσσιν.

en jongemannen vulden de mengvaten boordevol wijn
en deelden het aan allen uit, het begin van het ritueel met de bekers.

273 - 379: Odysseus vraagt om de boog



οἱ δ᾽ ἐπεὶ οὖν σπεῖσάν τ᾽ ἔπιόν θ᾽ ὅσον ἤθελε θυμός,
τοῖς δὲ δολοφρονέων μετέφη πολύμητις Ὀδυσσεύς·
"κέκλυτέ μευ, μνηστῆρες ἀγακλειτῆς βασιλείης·


275
- Toen zij nu geplengd hadden en gedronken zoveel als ze wilden,
sprak de slimme Odysseus, listenzinnend, tot hen:
"Luister eens naar mij, vrijers van de roemruchte koningin,
ὄφρ᾽ εἴπω τά με θυμὸς ἐνὶ στήθεσσι κελεύει·
Εὐρύμαχον δὲ μάλιστα καὶ Ἀντίνοον θεοειδέα
λίσσομ᾽, ἐπεὶ καὶ τοῦτο ἔπος κατὰ μοῖραν ἔειπε,
νῦν μὲν παῦσαι τόξον, ἐπιτρέψαι δὲ θεοῖσιν·
ἠῶθεν δὲ θεὸς δώσει κράτος ᾧ κ᾽ ἐθέλῃσιν.




280
dan kan ik jullie zeggen wat ik graag wil;
met name tot Eurymachos en de hoogstaande Antinoös
richt ik me bij deze, nu hij ook dit advies terecht uitsprak,
nu de boog te laten rusten en de zaak aan de goden over te laten
en morgenochtend zal de godheid kracht schenken aan wie hij wil.
ἀλλ᾽ ἄγ᾽ ἐμοὶ δότε τόξον ἐΰξοον, ὄφρα μεθ᾽ ὑμῖν
χειρῶν καὶ σθένεος πειρήσομαι, ἤ μοι ἔτ᾽ ἐστὶν
ἴς, οἵη πάρος ἔσκεν ἐνὶ γναμπτοῖσι μέλεσσιν,
ἦ ἤδη μοι ὄλεσσεν ἄλη τ᾽ ἀκομιστίη τε."
ὣς ἔφαθ᾽, οἱ δ᾽ ἄρα πάντες ὑπερφιάλως νεμέσησαν,




285
Maar kom, geef mij eens de goedgepolijste boog, opdat ik
bij jullie de kracht van mijn handen beproef, of nog een kracht
in mij huist, zoals die voorheen in mijn lenige leden school,
of dat mijn onverzorgd zwerven mij daarvan beroofde".
Dat zei hij, maar zij allen werden buitengewoon verontwaardigd,
δείσαντες μὴ τόξον ἐΰξοον ἐντανύσειεν.
Ἀντίνοος δ᾽ ἐνένιπεν ἔπος τ᾽ ἔφατ᾽ ἔκ τ᾽ ὀνόμαζεν·
"ἆ δειλὲ ξείνων, ἔνι τοι φρένες οὐδ᾽ ἠβαιαί·
οὐκ ἀγαπᾷς ὃ ἕκηλος ὑπερφιάλοισι μεθ᾽ ἡμῖν
δαίνυσαι, οὐδέ τι δαιτὸς ἀμέρδεαι, αὐτὰρ ἀκούεις




290
bevreesd dat hij de gladde boog zou weten te spannen.
Antinoös sprak snauwend tot hem:
"Armzalige vreemdeling, je bent niet goed bij je hersens;
wees maar tevreden dat je bij ons, grootmoedigen,
rustig mag eten, zonder tekort te komen in aandeel
μύθων ἡμετέρων καὶ ῥήσιος; οὐδέ τις ἄλλος
ἡμετέρων μύθων ξεῖνος καὶ πτωχὸς ἀκούει.
οἶνός σε τρώει μελιηδής, ὅς τε καὶ ἄλλους
βλάπτει, ὃς ἄν μιν χανδὸν ἕλῃ μηδ᾽ αἴσιμα πίνῃ.
οἶνος καὶ Κένταυρον, ἀγακλυτὸν Εὐρυτίωνα,




295
en zelfs onze gesprekken en woorden mag aanhoren!
Geen andere vreemdeling of bedelaar mag naar ons luisteren!
Je bent wazig van de honingzoete wijn, die ook anderen geen
goed doet, wanneer hij er gulzig van neemt en niet drinkt met mate.
Wijn verblindde ook de Kentaur, de vermaarde Eurytion,
ἄασ᾽ ἐνὶ μεγάρῳ μεγαθύμου Πειριθόοιο,
ἐς Λαπίθας ἐλθόνθ᾽· ὁ δ᾽ ἐπεὶ φρένας ἄασεν οἴνῳ,
μαινόμενος κάκ᾽ ἔρεξε δόμον κάτα Πειριθόοιο·
ἥρωας δ᾽ ἄχος εἷλε, διὲκ προθύρου δὲ θύραζε
ἕλκον ἀναΐξαντες, ἀπ᾽ οὔατα νηλέϊ χαλκῷ




300
in het huis van de dappere Peirithoös, gekomen naar
de Lapithen; toen die zijn geest had beneveld met wijn,
ging hij als een razende tekeer in het huis van Peirithoös;
Woede greep de helden aan, zij sprongen op en door het voorportaal
sleepten ze hem naar buiten, na zijn oren en neus afgemaaid
ῥῖνάς τ᾽ ἀμήσαντες· ὁ δὲ φρεσὶν ᾗσιν ἀασθεὶς
ἤϊεν ἣν ἄτην ὀχέων ἀεσίφρονι θυμῷ.
ἐξ οὗ Κενταύροισι καὶ ἀνδράσι νεῖκος ἐτύχθη,
οἷ δ᾽ αὐτῷ πρώτῳ κακὸν εὕρετο οἰνοβαρείων.
ὣς καὶ σοὶ μέγα πῆμα πιφαύσκομαι, αἴ κε τὸ τόξον




305
te hebben met een onstuitbaar mes: hij ging, beneveld, weg,
met de verblinding van zijn onnozelheid bij zich.
Sedertdien is het oorlog tussen Kentauren en mensen,
maar hij vond in dronkenschap het eerst ellende voor zichzelf.
Zo ook voorspel ik jou een ramp, als je deze boog
ἐντανύσῃς· οὐ γάρ τευ ἐπητύος ἀντιβολήσεις
ἡμετέρῳ ἐνὶ δήμῳ, ἄφαρ δέ σε νηῒ μελαίνῃ
εἰς Ἔχετον βασιλῆα, βροτῶν δηλήμονα πάντων,
πέμψομεν· ἔνθεν δ᾽ οὔ τι σαώσεαι· ἀλλὰ ἕκηλος
πῖνέ τε, μηδ᾽ ἐρίδαινε μετ᾽ ἀνδράσι κουροτέροισιν."




310
zou weten te spannen; geen waardering zul je in ons land
van iemand ontvangen, integendeel, op een donker schip
zullen we je naar koning Echetos sturen, onheil voor iedereen;
uit zijn handen zul je je niet meer kunnen redden. Dus drink jij
maar lekker maar bemoei je niet met jongere mannen".
τὸν δ᾽ αὖτε προσέειπε περίφρων Πηνελόπεια·
"Ἀντίνο᾽, οὐ μὲν καλὸν ἀτέμβειν οὐδὲ δίκαιον
ξείνους Τηλεμάχου, ὅς κεν τάδε δώμαθ᾽ ἵκηται·
ἔλπεαι, αἴ χ᾽ ὁ ξεῖνος Ὀδυσσῆος μέγα τόξον
ἐντανύσῃ χερσίν τε βίηφί τε ἧφι πιθήσας,




315
Daarop sprak de wijze Penelope weer tot hem:
"Antinoös, het is werkelijk niet fatsoenlijk en gepast om
de gasten van Telemachos bij hun komst hier te grieven.
Verwacht je soms dat de vreemdeling, vertrouwend op de kracht
van zijn armen, de boog van Odysseus zal kunnen spannen
οἴκαδέ μ᾽ ἄξεσθαι καὶ ἑὴν θήσεσθαι ἄκοιτιν;
οὐδ᾽ αὐτός που τοῦτό γ᾽ ἐνὶ στήθεσσιν ἔολπε·
μηδέ τις ὑμείων τοῦ γ᾽ εἵνεκα θυμὸν ἀχεύων
ἐνθάδε δαινύσθω, ἐπεὶ οὐδὲ μὲν οὐδὲ ἔοικεν."
τὴν δ᾽ αὖτ᾽ Εὐρύμαχος, Πολύβου πάϊς, ἀντίον ηὔδα·




320
om me dan mee te nemen naar huis en tot zijn bedgenote te maken?
Zelfs zelf heeft hij, dunkt me, dat niet in zijn hoofd,
en laat niemand van jullie hierom onder de maaltijd
gaan zitten somberen, want dat is volstrekt ongepast".
Eurymachos, Polybos' zoon, antwoordde haar hierop:
"κούρη Ἰκαρίοιο, περίφρον Πηνελόπεια,
οὔ τί σε τόνδ᾽ ἄξεσθαι ὀϊόμεθ᾽· οὐδὲ ἔοικεν·
ἀλλ᾽ αἰσχυνόμενοι φάτιν ἀνδρῶν ἠδὲ γυναικῶν,
μή ποτέ τις εἴπῃσι κακώτερος ἄλλος Ἀχαιῶν
ἦ πολὺ χείρονες ἄνδρες ἀμύμονος ἀνδρὸς ἄκοιτιν




325
"Dochter van Ikarios, wijze Penelope,
wij denken heus niet dat deze man jou gaat huwen; dat past ook niet;
maar we generen ons voor de praatjes van mannen en vrouwen,
dat ooit een lagerstaand iemand der Grieken zeggen kan:
nou, niet veel zaaks die kerels die dingen naar de hand van
μνῶνται, οὐδέ τι τόξον ἐΰξοον ἐντανύουσιν·
ἀλλ᾽ ἄλλος τις πτωχὸς ἀνὴρ ἀλαλήμενος ἐλθὼν
ῥηϊδίως ἐτάνυσσε βιόν, διὰ δ᾽ ἧκε σιδήρου.
ὣς ἐρέουσ᾽, ἡμῖν δ᾽ ἂν ἐλέγχεα ταῦτα γένοιτο."
τὸν δ᾽ αὖτε προσέειπε περίφρων Πηνελόπεια·




330
een edelmans vrouw: zij konden een boog zelfs niet spannen,
maar 'n bedelaar kwam op zijn zwerftocht en spande hem
met gemak en joeg zijn pijl door de ijzeren gaten.
Dat gaat men zeggen, en voor ons zal dat schande betekenen".
Maar weer sprak tot hem de wijze Penelope:
"Εὐρύμαχ᾽, οὔ πως ἔστιν ἐϋκλεῖας κατὰ δῆμον
ἔμμεναι οἳ δὴ οἶκον ἀτιμάζοντες ἔδουσιν
ἀνδρὸς ἀριστῆος· τί δ᾽ ἐλέγχεα ταῦτα τίθεσθε;
οὗτος δὲ ξεῖνος μάλα μὲν μέγας ἠδ᾽ εὐπηγής,
πατρὸς δ᾽ ἐξ ἀγαθοῦ γένος εὔχεται ἔμμεναι υἱός.




335
"Eurymachos, het is onmogelijk een fraaie reputatie bij de mensen
te hebben als men het vermogen van een edelman niets ontziend
opeet; wat praten jullie hierover dan in termen van schande?
Deze gast is zeer groot en fors gebouwd en hij verklaart
naar afkomst de zoon te zijn van een nobele vader.
ἀλλ᾽ ἄγε οἱ δότε τόξον ἐΰξοον, ὄφρα ἴδωμεν.
ὧδε γὰρ ἐξερέω, τὸ δὲ καὶ τετελεσμένον ἔσται·
εἴ κέ μιν ἐντανύσῃ, δώῃ δέ οἱ εὖχος Ἀπόλλων,
ἕσσω μιν χλαῖνάν τε χιτῶνά τε, εἵματα καλά,
δώσω δ᾽ ὀξὺν ἄκοντα, κυνῶν ἀλκτῆρα καὶ ἀνδρῶν,




340
Maar kom, geef hem de gladde boog, dan gaan we het zien.
Dit verzeker ik en daaraan zal ik mij houden:
als hij hem spannen kan en Apolloon hem die roem schenkt,
zal ik hem bekleden met een mantel en chitoon, mooie kleren,
en ik zal hem een scherpe lans geven, afweer van honden en mensen
καὶ ξίφος ἄμφηκες· δώσω δ᾽ ὑπὸ ποσσὶ πέδιλα,
πέμψω δ᾽ ὅππη μιν κραδίη θυμός τε κελεύει."
τὴν δ᾽ αὖ Τηλέμαχος πεπνυμένος ἀντίον ηὔδα·
"μῆτερ ἐμή, τόξον μὲν Ἀχαιῶν οὔ τις ἐμεῖο
κρείσσων, ᾧ κ᾽ ἐθέλω, δόμεναί τε καὶ ἀρνήσασθαι,




345
en een tweesnijdend zwaard en sandalen onder zijn voeten,
en een geleide zal ik hem geven naar waar hij dat wenst".
Haar gaf de verstandige Telemachos weer ten antwoord:
"Moedertjelief, van de Grieken heeft niemand meer dan ik
te beslissen aan wie ik de boog wil geven of weigeren,
οὔθ᾽ ὅσσοι κραναὴν Ἰθάκην κάτα κοιρανέουσιν,
οὔθ᾽ ὅσσοι νήσοισι πρὸς Ἤλιδος ἱπποβότοιο·
τῶν οὔ τίς μ᾽ ἀέκοντα βιήσεται, αἴ κ᾽ ἐθέλωμι
καὶ καθάπαξ ξείνῳ δόμεναι τάδε τόξα φέρεσθαι.
ἀλλ᾽ εἰς οἶκον ἰοῦσα τὰ σ᾽ αὐτῆς ἔργα κόμιζε,




350
noch van al wie iets betekenen op het rotsachtige Ithaka,
noch op de eilanden voor de kust van het paardenvoedend Elis;
Niemand zal mij tegen mijn wil tegenhouden, al zou ik zelfs wensen
de pijlen en boog voor eens en altijd te geven aan mijn gast.
Maar ga nu naar uw kamer en ga aan uw eigen werk,
ἱστόν τ᾽ ἠλακάτην τε, καὶ ἀμφιπόλοισι κέλευε
ἔργον ἐποίχεσθαι· τόξον δ᾽ ἄνδρεσσι μελήσει
πᾶσι, μάλιστα δ᾽ ἐμοί· τοῦ γὰρ κράτος ἔστ᾽ ἐνὶ οἴκῳ."
ἡ μὲν θαμβήσασα πάλιν οἶκόνδε βεβήκει·
παιδὸς γὰρ μῦθον πεπνυμένον ἔνθετο θυμῷ.




355
weven en spinnen en geef ook aan de meisjes opdracht
aan het werk te gaan: die boog, dat is werk voor mannen, voor allen
maar voor mij wel het meest, want ik ben de baas hier in huis".
Zij stond verbaasd en repte zich toen weg naar haar kamer,
maar de verstandige woorden van haar zoon nam ze ter harte.
ἐς δ᾽ ὑπερῷ᾽ ἀναβᾶσα σὺν ἀμφιπόλοισι γυναιξὶ
κλαῖεν ἔπειτ᾽ Ὀδυσῆα, φίλον πόσιν, ὄφρα οἱ ὕπνον
ἡδὺν ἐπὶ βλεφάροισι βάλε γλαυκῶπις Ἀθήνη.
αὐτὰρ ὁ τόξα λαβὼν φέρε καμπύλα δῖος ὑφορβός·
μνηστῆρες δ᾽ ἄρα πάντες ὁμόκλεον ἐν μεγάροισιν·




360
Omhoog naar haar bovenvertrek gegaan met haar dienaressen
huilde ze toen om Odysseus, haar man, totdat de grijsogige Athene
een troostrijke slaap op haar oogleden legde.
Maar de trouwe zwijnhoeder nam de gekromde boog mee
terwijl de vrijers, gezamenlijk, schreeuwden in het paleis;
ὧδε δέ τις εἴπεσκε νέων ὑπερηνορεόντων·
"πῆ δὴ καμπύλα τόξα φέρεις, ἀμέγαρτε συβῶτα,
πλαγκτέ; τάχ᾽ αὖ σ᾽ ἐφ᾽ ὕεσσι κύνες ταχέες κατέδονται
οἶον ἀπ᾽ ἀνθρώπων, οὓς ἔτρεφες, εἴ κεν Ἀπόλλων
ἡμῖν ἱλήκῃσι καὶ ἀθάνατοι θεοὶ ἄλλοι."




365
en menigeen van de overmoedige jongelieden riep:
"Waar breng je de gekromde boog heen? ellendige zwijnman, idioot.
Binnenkort zullen jou - van de mensen verlaten - bij de varkens
de snelle honden opvreten, die je zelf grootbracht,
als Apolloon en de andere goden ons ter wille zijn".
ὣς φάσαν, αὐτὰρ, ὁ θῆκε φέρων αὐτῇ ἐνὶ χώρῃ,
δείσας, οὕνεκα πολλοὶ ὁμόκλεον ἐν μεγάροισιν.
Τηλέμαχος δ᾽ ἑτέρωθεν ἀπειλήσας ἐγεγώνει·
"ἄττα, πρόσω φέρε τόξα· τάχ᾽ οὐκ εὖ πᾶσι πιθήσεις
μή σε καὶ ὁπλότερός περ ἐὼν ἀγρόνδε δίωμαι,




370
Dat riepen zij en hij bracht de boog weer terug naar dezelfde plaats,
bang geworden, omdat zij met velen in het paleis tegelijk riepen.
Maar Telemachos riep dreigend van de andere kant:
"Vadertje, vort met de boog of het berouwt je naar iedereen te luisteren,
laat ik, al ben ik dan jonger, je niet naar het land moeten sturen
βάλλων χερμαδίοισι· βίηφι δὲ φέρτερός εἰμι.
αἲ γὰρ πάντων τόσσον, ὅσοι κατὰ δώματ᾽ ἔασι,
μνηστήρων χερσίν τε βίηφί τε φέρτερος εἴην·
τῷ κε τάχα στυγερῶς τιν᾽ ἐγὼ πέμψαιμι νέεσθαι
ἡμετέρου ἐξ οἴκου, ἐπεὶ κακὰ μηχανόωνται."




375
onder een regen van stenen; in kracht ben ik je immers de baas.
Ach, overtrof ik maar met de kracht van mijn handen
alle vrijers die hier in huis zijn. Dan zou ik ze wel
op pijnlijke wijze ons huis weer uit jagen,
want ze maken er een troep van".
ὣς ἔφαθ᾽, οἱ δ᾽ ἄρα πάντες ἐπ᾽ αὐτῷ ἡδὺ γέλασσαν
μνηστῆρες, καὶ δὴ μέθιεν χαλεποῖο χόλοιο
Τηλεμάχῳ· τὰ δὲ τόξα φέρων ἀνὰ δῶμα συβώτης
ἐν χείρεσσ᾽ Ὀδυσῆϊ δαΐφρονι θῆκε παραστάς.



Dat zei hij, maar zij, alle vrijers, lachten hem zonder meer
in zijn gezicht uit en ze lieten hun bittere woede op Telemachos
varen. Maar de zwijnhoeder droeg de pijl en boog door het huis,
hield halt bij de schrandere Odysseus en gaf ze hem in handen.

380 - 434: Odysseus schiet



ἐκ δὲ καλεσσάμενος προσέφη τροφὸν Εὐρύκλειαν·
"Τηλέμαχος κέλεταί σε, περίφρων Εὐρύκλεια,
κληῖσαι μεγάροιο θύρας πυκινῶς ἀραρυίας.
ἢν δέ τις ἤ στοναχῆς ἠὲ κτύπου ἔνδον ἀκούσῃ
ἀνδρῶν ἡμετέροισιν ἐν ἕρκεσι, μή τι θύραζε
προβλώσκειν, ἀλλ᾽ αὐτοῦ ἀκὴν ἔμεναι παρὰ ἔργῳ."
380




385
- Daarna riep hij de min Eurykleia te voorschijn en zei haar:
"Telemachos beveelt jou, verstandige Eurykleia,
de stevig sluitende deuren naar de zaal af te sluiten;
en als iemand gekreun of rumoer hoort van mannen
binnen onze omheining, niet naar voren te gaan
maar dan ter plaatse stil aan het werk te blijven".
ὣς ἄρ᾽ ἐφώνησεν, τῇ δ᾽ ἄπτερος ἔπλετο μῦθος,
κλήϊσεν δὲ θύρας μεγάρων εὖ ναιεταόντων.
σιγῇ δ᾽ ἐξ οἴκοιο Φιλοίτιος ἆλτο θύραζε,
κλήϊσεν δ᾽ ἄρ᾽ ἔπειτα θύρας εὐερκέος αὐλῆς.
κεῖτο δ᾽ ὑπ᾽ αἰθούσῃ ὅπλον νεὸς ἀμφιελίσσης




390
Zo sprak hij, en zij sprak haar vermoedens niet uit,
maar sloot de deuren van het mooigelegen paleis af.
En stiekem glipte Filoitios de deur uit van de woning
en daarop sloot hij de poort van de goed omheinde hof.
Er lag onder de zuilengalerij een stuk touw van een schip
βύβλινον, ᾧ ῥ᾽ ἐπέδησε θύρας, ἐς δ᾽ ἤϊεν αὐτός·
ἕζετ᾽ ἔπειτ᾽ ἐπὶ δίφρον ἰών, ἔνθεν περ ἀνέστη,
εἰσορόων Ὀδυσῆα. ὁ δ᾽ ἤδη τόξον ἐνώμα
πάντη ἀναστρωφῶν, πειρώμενος ἔνθα καὶ ἔνθα,
μὴ κέρα ἶπες ἔδοιεν ἀποιχομένοιο ἄνακτος.




395
van papyrusbast: daarmee borgde hij de poort en ging weer naar binnen
en zette zich neer op de stoel waaruit hij was opgestaan,
de blik gericht op Odysseus. Die had de boog al in handen
en draaide hem om en om, overal onderzoekend of niet de wormen
het hoorn hadden aangevreten bij afwezigheid van de vorst.
ὧδε τις εἴπεσκεν ἰδὼν ἐς πλησίον ἄλλον·
"ἦ τις θηητὴρ καὶ ἐπίκλοπος ἔπλετο τόξων·
ἤ ῥά νύ που τοιαῦτα καὶ αὐτῷ οἴκοθι κεῖται
ἢ ὅ γ᾽ ἐφορμᾶται ποιησέμεν, ὡς ἐνὶ χερσὶ
νωμᾷ ἔνθα καὶ ἔνθα κακῶν ἔμπαιος ἀλήτης."




400
Bij het zien hiervan sprak menigeen tot zijn buurman:
"Hé, dat is vast een sluwe kenner van bogen,
die heeft zeker in zijn eigen huis zoiets hangen,
of hij is van plan er zo een te maken, zoals hij hem
om en om draait, dat doortrapt stuk ongeluk van een zwerver".
ἄλλος δ᾽ αὖ εἴπεσκε νέων ὑπερηνορεόντων·
"αἲ γὰρ δὴ τοσσοῦτον ὀνήσιος ἀντιάσειεν
ὡς οὗτός ποτε τοῦτο δυνήσεται ἐντανύσασθαι."
ὣς ἄρ᾽ ἔφαν μνηστῆρες· ἀτὰρ πολύμητις Ὀδυσσεύς,
αὐτίκ᾽ ἐπεὶ μέγα τόξον ἐβάστασε καὶ ἴδε πάντη,




405
Een ander van de arrogante jongelieden zei weer:
"Och, mag hij ooit zoveel geluk tegenkomen
als hij ooit nog eens dat geval zal weten te spannen".
Dat soort praat verkochten de vrijers; maar de slimme Odysseus
had intussen de boog van alle kanten betast en bekeken,
ὡς ὅτ᾽ ἀνὴρ φόρμιγγος ἐπιστάμενος καὶ ἀοιδῆς
ῥηϊδίως ἐτάνυσσε νέῳ περὶ κόλλοπι χορδήν,
ἅψας ἀμφοτέρωθεν ἐϋστρεφὲς ἔντερον οἰός,
ὣς ἄρ᾽ ἄτερ σπουδῆς τάνυσεν μέγα τόξον Ὀδυσσεύς.
δεξιτερῇ ἄρα χειρὶ λαβὼν πειρήσατο νευρῆς·




410
zoals wanneer een man met verstand van een cither en zang
met gemak een snaar aanbrengt om de kruk, - in zijn eentje
maakt hij de goed gedraaide darm aan weerskanten vast -
zo moeiteloos spande Odysseus de grote boog.
Dan pakte hij hem met de rechterhand vast en teste de pees:
ἡ δ᾽ ὑπὸ καλὸν ἄεισε, χελιδόνι εἰκέλη αὐδήν.
μνηστῆρσιν δ᾽ ἄρ᾽ ἄχος γένετο μέγα, πᾶσι δ᾽ ἄρα χρὼς
ἐτράπετο· Ζεὺς δὲ μεγάλ᾽ ἔκτυπε σήματα φαίνων·
γήθησέν τ᾽ ἄρ᾽ ἔπειτα πολύτλας δῖος Ὀδυσσεύς.
ὅττι ῥά οἱ τέρας ἧκε Κρόνου πάϊς ἀγκυλομήτεω·




415
en die begon mooi te zingen, een zwaluw gelijk in geluid.
Maar een panische schrik greep de vrijers aan; zij allen
verschoten van kleur; en Zeus liet luide donder horen als teken:
de onversaagde Odysseus verheugde zich terstond,
omdat de zoon van de listige Kronos hem dit voorteken zond.
εἵλετο δ᾽ ὠκὺν ὀϊστόν, ὅ οἱ παρέκειτο τραπέζῃ
γυμνός· τοὶ δ᾽ ἄλλοι κοίλης ἔντοσθε φαρέτρης
κείατο, τῶν τάχ᾽ ἔμελλον Ἀχαιοὶ πειρήσεσθαι.
τόν ῥ᾽ ἐπὶ πήχει ἑλὼν ἕλκεν νευρὴν γλυφίδας τε,
αὐτόθεν ἐκ δίφροιο καθήμενος, ἧκε δ᾽ ὀϊστὸν




420
En hij pakte de scherpe pijl op, die bij hem lag op de tafel,
schietklaar: de andere zaten nog in de holte van de koker,
daarmee zouden straks de Grieken kennismaken.
Deze legde hij tegen de boogbrug en hij trok de pees en de veren aan,
en vandaar, zittend in zijn stoel, schoot hij de pijl af,
ἄντα τιτυσκόμενος, πελέκεων δ᾽ οὐκ ἤμβροτε πάντων
πρώτης στειλειῆς, διὰ δ᾽ ἀμπερὲς ἦλθε θύραζε
ἰὸς χαλκοβαρής· ὁ δὲ Τηλέμαχον προσέειπε·
"Τηλέμαχ᾽, οὔ σ᾽ ὁ ξεῖνος ἐνὶ μεγάροισιν ἐλέγχει
ἥμενος, οὐδέ τι τοῦ σκοποῦ ἤμβροτον οὐδέ τι τόξον




425
nauwkeurig mikkend, hij miste niet één van de bijlen,
bovenaan het gat voor de steel, de pijl met de bronzen punt
vloog erdoor naar de deur toe; en hij sprak tot Telemachos:
"Telemachos, deze gast die in je paleis troont stelt je niet teleur,
want ik heb het doel niet gemist en ik hoefde me niet te vermoeien
δὴν ἔκαμον τανύων· ἔτι μοι μένος ἔμπεδόν ἐστιν,
οὐχ ὥς με μνηστῆρες ἀτιμάζοντες ὄνονται.
νῦν δ᾽ ὥρη καὶ δόρπον Ἀχαιοῖσιν τετυκέσθαι
ἐν φάει, αὐτὰρ ἔπειτα καὶ ἄλλως ἑψιάασθαι
μολπῇ καὶ φόρμιγγι· τὰ γάρ τ᾽ ἀναθήματα δαιτός."




430
bij het spannen; ik heb nog wel forse kracht,
niet zoals de vrijers mij honend taxeren.
Maar nu is het tijd voor de maaltijd van de Grieken
bij daglicht, dan kunnen zij zich toch nog vermeien
met dans en met zang: dat hoort immers na de maaltijd".
ἦ καὶ ἐπ᾽ ὀφρύσι νεῦσεν· ὁ δ᾽ ἀμφέθετο ξίφος ὀξὺ
Τηλέμαχος, φίλος υἱὸς Ὀδυσσῆος θείοιο,
ἀμφὶ δὲ χεῖρα φίλην βάλεν ἔγχεϊ, ἄγχι δ᾽ ἄρ᾽ αὐτοῦ
πὰρ θρόνον ἑστήκει κεκορυθμένον αἴθοπι χαλκῷ.



Dat zei hij en knikte met zijn wenkbrauwen; en de dierbare zoon
van de nobele Odysseus, Telemachos, deed zijn scherpe zwaard om,
en legde zijn hand om een lans; die stond al dichtbij hem
naast zijn stoel, van flonkerend brons voorzien. 





Lees verder in Boek 22


Terug naar het overzicht van de inhoud van de Odyssee