Annales 6, 25 - 30
|
Annalen 6, 25 -
30
De dood van Agrippina; verdere verloedering van het politieke klimaat. |
In
het voorgaande is verteld hoe Tiberius openlijk uitkwam
voor het laten doodmartelen van zijn kleinzoon Drusus. |
Caput XXV | Hoofdstuk 25 |
6.25.1. Nondum is dolor exoleverat, cum de Agrippina auditum, quam interfecto Seiano spe sustentatam provixisse reor, et postquam nihil de saevitia remittebatur, voluntate extinctam, nisi si negatis alimentis adsimulatus est finis qui videretur sponte sumptus. | 6.25.1. Het verdriet hierover was nog niet weggeëbd toen de dood van Agrippina vernomen is. Ik ben van mening dat zij na de moord op Seianus voortgeleefd heeft, op de been gehouden door hoopvolle verwachtingen, en dat zij, toen er geen enkele toegeeflijkheid in de tirannie optrad, vrijwillig gestorven is, tenzij dan dat men door het weigeren van voedsel de indruk heeft willen vestigen dat hij vrijwillig is geweest. |
6.25.2 Enimvero Tiberius foedissimis criminationibus exarsit, impudicitiam arguens et Asinium Gallum adulterum, eiusque morte ad taedium vitae compulsam. Sed Agrippina aequi impatiens, dominandi avida, virilibus curis feminarum vitia exuerat. | 6.25.2. In ieder geval is Tiberius losgebarsten in de meest schandelijke beschuldigingen, waarbij hij haar van zedeloosheid beschuldigde met Asinius Gallus als minnaar, en haar aanwreef dat zij door zijn dood tot levensmoeheid gedreven is. Maar Agrippina, die geen nivellering kon verdragen en er naar verlangde te heersen, had door haar mannelijke ambities haar vrouwelijke zwakheden afgelegd. |
6.25.3 Eodem die defunctam, quo biennio ante Seianus poenas luisset, memoriaeque id prodendum addidit Caesar iactavitque quod non laqueo strangulata neque in Gemonias proiecta foret. Actae ob id grates decretumque ut quintum decimum kal. Novembris, utriusque necis die, per omnis annos donum Iovi sacraretur. | 6.25.3. De
keizer heeft hieraan toegevoegd dat zij op dezelfde dag
was overleden als waarop Seianus twee jaar tevoren
terecht gesteld was, een heugelijk feit, en hij ging er
prat op dat zij niet gewurgd was of van de Gemonische
trappen geworpen was. Hierom heeft men dank betuigd en
men heeft besloten dat op de achttiende oktober, de
sterfdag van beiden, een offer aan Juppiter gebracht
moest worden. |
Caput XXVI | Hoofdstuk 26 |
6.26.1. Haud multo post Cocceius
Nerva, continuus principi, omnis divini
humanique iuris sciens, integro statu,
corpore inlaeso, moriendi consilium cepit.
Quod ut Tiberio cognitum, adsidere,
causas requirere, addere preces, fateri
postremo grave conscientiae, grave famae
suae, si proximus amicorum nullis
moriendi rationibus vitam fugeret. |
6.26.1. Niet veel later heeft Cocceius Nerva, een trouw metgezel van de vorst, doorkneed in alle goddelijk en menselijk recht, besloten een eind te maken aan zijn leven nu hij nog een onbesproken maatschappelijke positie had en nog gezond was. Zodra Tiberius dit bekend geworden was, zocht hij hem op, deed navraag naar zijn beweegredenen, voegde er nog smeekbeden aan toe, bekende tenslotte openlijk dat het een belasting voor zijn geweten zou zijn en een belasting voor zijn reputatie, als zijn naaste vriend, zonder reden tot sterven, het leven zou ontvluchten. |
6.26.2. Aversatus sermonem Nerva abstinentiam cibi coniunxit. Ferebant gnari cogitationum eius, quanto propius mala rei publicae viseret, ira et metu, dum integer, dum intemptatus, honestum finem voluisse. | 6.26.2. Maar Nerva keerde zich af van zijn praatjes en zette zijn hongerstaking voort. Mensen die zijn overwegingen kenden wisten te vertellen dat hij, naarmate hij de ellende van de staat van dichterbij zag, uit woede en vrees een waardig einde gewild had zolang hij nog gezond en zolang hij nog aangevallen was. |
6.26.3. Ceterum Agrippinae
pernicies, quod vix credibile, Plancinam
traxit. Nupta olim Cn. Pisoni et
palam laeta morte Germanici, cum Piso caderet,
precibus Augustae nec minus inimicitiis Agrippinae defensa
erat. Ut odium et gratia desiere, ius
valuit; petitaque criminibus haud ignotis
sua manu sera magis quam immerita supplicia persolvit. |
6.26.3. Overigens heeft de ondergang van Agrippina die van Plancina meegebracht, iets wat nauwelijks te begrijpen is. Ooit gehuwd geweest met Gnaius Piso en openlijk verheugd over de dood van Germanicus was zij, toen Piso omkwam, beschermd door de gunst van Augusta en niet minder door de vijandelijkheden van Agrippina. Zodra echter haat en gunst haar ontvielen, heeft het recht zijn loop genomen; bestookt met maar al te bekende beschuldigingen heeft zij eigenhandig de doodstraf aan zichzelf voltrokken, eerder te laat dan onverdiend. |
Caput XXVII | Hoofdstuk 27 |
6.27.1. Tot luctibus funesta
civitate pars maeroris fuit quod Iulia
Drusi filia, quondam Neronis uxor, denupsit
in domum Rubellii Blandi, cuius avum Tiburtem
equitem Romanum plerique meminerant. |
6.27.1.
Terwijl de burgerij in zoveel rouw gedompeld was vormde
een deel van de smart het feit dat Drusus' dochter
Iulia, eens de echtgenote van Nero, een huwelijk beneden
haar stand sloot met Rubellius
Blandus, van wie de meesten zich zijn
grootvader nog als Romeins ridder
uit Tibur herinnerden. [Rubellius Blandus: van diens grootvader vertelt Seneca dat hij de eerste Romeinse ridder is geweest, die retorica onderwees in Rome. Zijn vader, Gaius Rubellius Blandus, was 'triumvir monetalis' onder Augustus geweest. Rubellius Blandus zelf moet consul zijn geweest, maar het staat niet precies vast wanneer (zie Ann. III,23). Uit dit huwelijk zijn 2 zonen en 1 dochter bekend: Rubellius Plautus (zie Ann. III,19), Rubellius Drusus en Rubellia.] [ridder: om deze 'geringe' afkomst wordt dit huwelijk als een huwelijk beneden haar stand beschouwd; dit is de 'pars maeroris'.] |
6.27.2. Extremo anni mors
Aelii Lamiae funere censorio celebrata, qui
administrandae Syriae imagine tandem exolutus
urbi praefuerat. Genus illi decorum,
vivida senectus; et non permissa
provincia dignationem addiderat. |
6.27.2. Aan
het einde van dit jaar gaf de dood van Aelius Lamia aanleiding tot een
staatsbegrafenis. Toen deze eindelijk van het zogenaamde
bestuur over Syrië ontheven was, was hij stadsprefect
geworden. Hij was van aanzienlijk geslacht en op hoge
leeftijd nog kras; en dat hem niet de feitelijke
uitoefening van zijn gezag over zijn provincie was
toegestaan had zijn aanzien juist vergroot. [Aelius Lamia: zie Ann. IV,13. Hij kreeg het beheer over Syrië waarschijnlijk in het jaar 20 na Chr. als opvolger van Cn. Sentius (zie Ann. II,74), maar werd in Rome gehouden terwijl Syrië bestuurd werd door zijn onderbevelhebber Pacuvius (zie Ann. II,79). In 32 werd hij 'praefectus urbis' als opvolger van L.Piso (zie Ann. VI,10). Hij heeft dit ambt dus maar 1 jaar bekleed.] |
6.27.3. Exim Flacco
Pomponio Syriae pro praetore defuncto
recitantur Caesaris litterae, quis
incusabat egregium quemque et regendis
exercitibus idoneum abnuere id munus seque
ea necessitudine ad preces cogi per quas
consularium aliqui capessere provincias
adigerentur, oblitus Arruntium ne
in Hispaniam pergeret decimum iam annum attineri. |
6.27.3.
Daarna werd, na het overlijden van Flaccus Pomponius, de
propraetor van Syrië, een brief van de keizer
voorgelezen waarin hij de beschuldiging uitte dat juist
de meest vooraanstaanden en meest capabelen voor het
aanvoeren van legers deze taak afwezen en dat hij
hierdoor gedwongen werd tot smeekbeden om te bereiken
dat nog wat oud-consuls provinciebestuur op zich wilden
nemen, waarbij hij vergat dat Arruntius
al gedurende tien jaren belet werd naar Spanje af
te reizen. [Flaccus Pomponius: zie Ann. II,32 en VI,11. Hij kan pas 'legatus pro praetore' van Syrië zijn geworden toen Lamia tot 'praefectus urbis' was benoemd.] [Arruntius: zie Ann. I,13; hij bestuurde Hispania Citerior sedert de dood van L. Piso in 25 na Chr., vanuit Rome door zijn legaten, evenals Lamia Syrië bestuurde. 'Decimum iam annum' is dus slechts bij benadering juist; het waren er acht.] |
6.27.4. Obiit eodem anno et M. Lepidus de cuius moderatione atque sapientia in prioribus libris satis conlocavi. Neque nobilitas diutius demonstranda est: quippe Aemilium genus fecundum bonorum civium, et qui eadem familia corruptis moribus, inlustri tamen fortuna egere. | 6.27.4. In
hetzelfde jaar is ook Marcus Lepidus gestorven. Over
zijn evenwichtigheid en wijsheid heb ik in de voorgaande
boeken al uitvoerig uitgeweid. En ook zijn adeldom hoeft
geen verder betoog: het geslacht der Aemilii was immers
rijk aan prima burgers en de zwarte schapen uit dezelfde
familie hebben toch onder een schitterend gesternte
geleefd. |
Caput XXVIII | Hoofdstuk 28 |
6.28.1. Paulo Fabio L. Vitellio consulibus post longum saeculorum ambitum avis phoenix in Aegyptum venit praebuitque materiem doctissimis indigenarum et Graecorum multa super eo miraculo disserendi. De quibus congruunt et plura ambigua, sed cognitu non absurda promere libet. | 6.28.1. Onder
het consulaat van Paulus Fabius en Lucius Vitellius is na een
lange cyclus van eeuwen de vogel phoenix weer opgedoken
in Egypte en heeft stof geleverd voor de meest geleerde
inheemsen en Grieken om uitvoerig te discussiëren over
dit wonder. Ik wil vertellen waarover men overeenstemt
en meer nog waarover onduidelijkheid bestaat maar wat
interessant is om te vernemen. [Lucius Vitellius: dit is de vader van de latere keizer.] |
6.28.2. Sacrum Soli id
animal et ore ac distinctu pinnarum a ceteris
avibus diversum consentiunt qui
formam eius effinxere: de numero annorum varia
traduntur. |
6.28.2.
Degenen die er een afbeelding van gemaakt hebben delen
de visie dat dit dier gewijd is aan de Zon en dat hij
zich door zijn kop en opvallende kleur van zijn vleugels
onderscheidt van de overige vogels: over het aantal jaren worden
verschillende lezingen gegeven. [het aantal jaren: namelijk het aantal jaren dat de opeenvolgende verschijning der vogels scheidt, dus de levensduur van de vogel, want als de phoenix gaat sterven stort hij zijn zaad waaruit een volgende phoenix geboren wordt.] |
6.28.3. Maxime vulgatum quingentorum spatium: sunt qui adseverent mille quadringentos sexaginta unum interici, prioresque alites Sesoside primum, post Amaside dominantibus, dein Ptolemaeo, qui ex Macedonibus tertius regnavit, in civitatem cui Heliopolis nomen advolavisse, multo ceterarum volucrum comitatu novam faciem mirantium. | 6.28.3. Het
meest verbreid is de tijdspanne van vijfhonderd jaar:
sommigen verzekeren dat er veertienhonderd één en zestig
jaar tussen ligt en dat eerdere vogels eerst onder de
heerschappij van Sesosis, daarna onder die van Amasis,
dan onder die van Ptolemaeus, die als derde uit de
Macedonische dynastie farao geweest is, naar de stad
Heliopolis zijn komen vliegen onder begeleiding van een
grote zwerm andere vogels die zich verbaasden over hun
uitzonderlijke uiterlijk. |
6.28.4. Sed antiquitas quidem obscura: inter Ptolemaeum ac Tiberium minus ducenti quinquaginta anni fuerunt. Unde non nulli falsum hunc phoenicem neque Arabum e terris credidere, nihilque usurpavisse ex his quae vetus memoria firmavit. | 6.28.4. Maar
het verleden is natuurlijk onzeker: tussen Ptolemaeus en
Tiberius verstreken minder dan tweehonderd vijftig
jaren. Daarom geloven sommigen dat deze phoenix geen
echte was en niet uit Arabische landen kwam en niets
bewerkt heeft van datgene wat de oude overlevering
gestaafd heeft. |
6.28.5. Confecto
quippe annorum numero, ubi mors
propinquet, suis in terris struere nidum
eique vim genitalem adfundere ex qua
fetum oriri; et primam adulto curam
sepeliendi patris, neque id temere sed sublato
murrae pondere temptatoque per longum iter,
ubi par oneri, par meatui sit,
subire patrium corpus inque Solis aram perferre
atque adolere. |
6.28.5. Als
hij namelijk het aantal van zijn jarental heeft geleefd
zou hij, als z'n dood nadert, in zijn land van herkomst
een nest bouwen en daarover zijn zaad uitstorten waaruit
een jong geboren wordt; en de eerste zorg voor het jong
na zijn opgroeien zou bestaan in het begraven van zijn
vader en dit niet zo maar, maar na een gewicht aan mirre
op zich genomen te hebben en over een grote afstand een
oefenvlucht ondernomen te hebben zou hij, zodra hij de
vracht en de afstand aankan, het lichaam van zijn vader
op zich nemen en het naar het
Zonnealtaar vervoeren en als offer verbranden. [het Zonnealtaar: het beroemde altaar van de Zon in Heliopolis.] |
6.28.6. Haec incerta et fabulosis aucta: ceterum aspici aliquando in Aegypto eam volucrem non ambigitur. | 6.28.6. Deze informatie is dubieus en wordt bovendien nog aangevuld met fictie: maar dat soms in Egypte deze vogel gesignaleerd wordt, daarover bestaat geen twijfel. |
Caput XXIX | Hoofdstuk 29 |
6.29.1. At Romae caede continua Pomponius Labeo, quem praefuisse Moesiae rettuli, per abruptas venas sanguinem effudit; aemulataque est coniunx Paxaea. Nam promptas eius modi mortes metus carnificis faciebat, et quia damnati publicatis bonis sepultura prohibebantur, eorum qui de se statuebant humabantur corpora, manebant testamenta, pretium festinandi. | 6.29.1. Maar in Rome ging het doden steeds maar door en Pomponius Labeo, over wie ik al gemeld heb dat hij Moesië heeft bestuurd, heeft zijn bloed vergoten door zich de aderen te openen; en zijn echtgenote Paxaea is hem hierin gevolgd. Want de vrees voor de beul werkte dit soort levenseindes in de hand en bovendien loonde het om zich te haasten omdat aan veroordeelden, van wie de goederen verbeurd verklaard werden, een begrafenis geweigerd werd, maar van degenen die zelf het lot in de hand namen de lichamen begraven en de testamenten gerespecteerd werden. |
6.29.2. Sed Caesar missis
ad senatum litteris disseruit morem
fuisse maioribus, quoties dirimerent
amicitias, interdicere domo eumque finem
gratiae ponere: id se repetivisse in
Labeone, atque illum, quia male
administratae provinciae aliorumque criminum urgebatur,
culpam invidia velavisse, frustra
conterrita uxore, quam etsi
nocentem periculi tamen expertem fuisse.
|
6.29.2. Maar
de keizer heeft de senaat een brief gezonden en daarin
uiteengezet dat het bij de voorouders de gewoonte
geweest was om, zo vaak als zij de vriendschap met
iemand wilden beëindigen, hem de toegang tot zijn woning
te ontzeggen en zo een einde te maken aan de
welwilendheid: dat hij dit in het geval van Labeo ook
weer toegepast had en dat die, omdat hij aantijgingen
voelde aankomen van een slecht provinciebestuur en
andere misdaden, zijn schuld had afgedekt met insinuaties, waarbij zijn vrouw
het volkomen overbodig op
haar heupen gekregen had omdat ze, weliswaar schuldig,
toch buiten gevaar was geweest. [insinuaties: hij zou volgens Tiberius de bedoeling gehad hebben om Tiberius in een kwaad daglicht te stellen door het te doen voorkomen alsof hij tot zelfmoord was gedreven omdat Tiberius hem haatte.] [volkomen overbodig: nl. omdat Tiberius van plan was haar te begenadigen.] |
6.29.3. Mamercus dein Scaurus
rursum postulatur, insignis nobilitate
et orandis causis, vita probrosus. Nihil hunc amicitia
Seiani, sed labefecit haud minus validum
ad exitia Macronis odium, qui easdem
artes occultius exercebat detuleratque
argumentum tragoediae a Scauro scriptae, additis
versibus qui in Tiberium flecterentur:
verum ab Servilio et Cornelio accusatoribus adulterium
Liviae, magorum sacra obiectabantur. |
6.29.3. Daarna werd opnieuw een aanklacht ingediend tegen Mamercus Scaurus, hoog in aanzien door zijn edele afkomst en bekwaamheid in de advocatuur, maar verachtelijk door zijn levenswijze. Hem heeft niet zijn vriendschap met Seianus de das aangedaan maar de voor ondergang niet minder effectieve haat van de kant van Macro, die dezelfde doortraptheid gebruikte maar dan stiekemer en die de inhoud van een door Scaurus geschreven tragedie als aanklacht gebruikt had waaraan hij de regels had toegevoegd die met verdraaiing op Tiberius betrekking moesten hebben: maar door zijn aanklagers Servilius en Cornelius werd hem overspel met Livia ten laste gelegd en praktijken van zwarte kunst. |
6.29.4. Scaurus, ut dignum veteribus Aemiliis, damnationem anteiit, hortante Sextia uxore, quae incitamentum mortis et particeps fuit. | 6.29.4.
Scaurus is, zoals dat de oude Aemilii paste, zijn
veroordeling vóór geweest op aansporing van zijn vrouw
Sextia, die hem aanzette tot de dood en die met hem
deelde. |
Caput XXX | Hoofdstuk 30 |
6.30.1. Ac tamen accusatores, si facultas incideret, poenis adficiebantur, ut Servilius Corneliusque perdito Scauro famosi, quia pecuniam a Vario Ligure omittendae delationis ceperant, in insulas interdicto igni atque aqua demoti sunt. | 6.30.1. En toch werden de aanklagers, als zich een mogelijkheid voordeed, gestraft, zoals Servilius en Cornelius, berucht geworden door het uit de weg ruimen van Scaurus, buiten de wet geplaatst zijn en naar de eilanden verbannen omdat ze steekpenningen aangenomen hadden van Varius Ligur voor het achterwege laten van een aanklacht. |
6.30.2. Et Abudius Ruso functus aedilitate, dum Lentulo Gaetulico, sub quo legioni praefuerat, periculum facessit quod is Seiani filium generum destinasset, ultro damnatur atque urbe exigitur. Gaetulicus ea tempestate superioris Germaniae legiones curabat mirumque amorem adsecutus erat, effusae clementiae, modicus severitate et proximo quoque exercitui per L. Apronium socerum non ingratus. | 6.30.2. Ook
Abudius Ruso, oud-aediel, werd, terwijl hij Lentulus
Gaetulicus het vuur na aan de schenen legde met de
beschuldiging dat deze de zoon van Seianus tot
schoonzoon had uitverkoren, zelf veroordeeld en uit de
stad verwijderd. Gaetulicus leidde in die tijd de
legioenen van Boven-Germanië en had zich buitengewoon
geliefd gemaakt, uitzonderlijk toegeeflijk als hij was,
gematigd in zijn gestrengheid en ook bij het
aangrenzende leger populair door zijn schoonvader Apronius. [Apronius: Lucius Apronius, zie Ann. IV,73. Deze schijnt in zijn commando over Neder-Germanië gehandhaafd te zijn, ondanks zijn fiasco tegen de Friezen.] |
6.30.3. Unde fama constans
ausum mittere ad Caesarem litteras, adfinitatem
sibi cum Seiano haud sponte sed consilio Tiberii coeptam;
perinde se quam Tiberium falli potuisse, neque
errorem eundem illi sine fraude, aliis exitio habendum.
Sibi fidem integram et, si nullis
insidiis peteretur, mansuram; successorem
non aliter quam indicium mortis accepturum. Firmarent
velut foedus, quo princeps ceterarum
rerum poteretur, ipse provinciam retineret. |
6.30.3. Hieruit kwam het hardnekkig gerucht voort dat hij de keizer een brief heeft durven schrijven, inhoudende dat hij tot de aanverwantschap van hem met Seianus niet uit eigen beweging het initiatief genomen had maar op instigatie van Tiberius; hij had zich even goed kunnen vergissen als Tiberius, en dezelfde vergissing mocht toch niet voor hem onschuldig maar voor anderen verderfelijk beschouwd worden. Hij koesterde een onkreukbare trouw en, als hij niet door listen te na werd gekomen, zou dat zo blijven. Zij moesten maar als het ware een gentlemen's agreement sluiten met de strekking dat hij zijn provincie zou behouden en de vorst al het overige zou besturen. |
6.30.4. Haec, mira
quamquam, fidem ex eo trahebant quod
unus omnium Seiani adfinium incolumis
multaque gratia mansit, reputante
Tiberio publicum sibi odium,
extremam aetatem magisque fama quam vi stare
res suas. |
6.30.4. Deze
zaken, hoe verwonderlijk ook, ontleenden hieraan
geloofwaardigheid, dat hij als
enige van alle verwanten van Seianus het er
zonder kleerscheuren afbracht en sterk in de gunst
gebleven is, omdat Tiberius zich realiseerde hoe gehaat
hij zelf bij het volk was, hoe oud ook, en hoe zijn
macht meer steunde op sleur dan op autoriteit. [als enige: is overdreven, want ook b.v. Lucius Seianus werd niet ter dood gebracht.] |
|
Lees verder Terug naar het overzicht van de inhoud van de Annalen |