Annales 5, 1 -
5 |
Jaarboeken 5, 1 - 5 De dood van Iulia Augusta. [A.D. 29] |
Caput I |
Hoofdstuk 1 |
5.1.1. Rubellio et Fufio consulibus,
quorum utrique Geminus cognomentum erat, Iulia
Augusta mortem obiit, aetate extrema,
nobilitatis per Claudiam familiam et adoptione Liviorum
Iuliorumque clarissimae. Primum ei matrimonium
et liberi fuere cum Tiberio Nerone, qui
bello Perusino profugus pace inter Sex. Pompeium
ac triumviros pacta in urbem rediit. |
5.1.1. Onder
het consulaat van Rubellius en Fufius, die beiden de
toenaam Geminus hadden is Iulia Augusta gestorven, op hoge leeftijd, van zeer hoge adel door haar
Claudische familiebanden en door de adoptie door de Livii
en de Iulii. Eerst is ze getrouwd geweest met en had kinderen bij Tiberius Nero,
die, verslagen in de Perusinische
oorlog, naar Rome is teruggekeerd nadat er vrede
gesloten was tussen Sextus Pompeius en de triumviri. [op hoge leeftijd: [zeer hoge adel: [had kinderen: [Tiberius Nero: [de Perusinische oorlog: [triumviri: |
5.1.2. Exim Caesar
cupidine formae aufert marito, incertum an
invitam, adeo properus ut ne spatio
quidem ad enitendum dato penatibus suis
gravidam induxerit. Nullam posthac subolem edidit
sed sanguini Augusti per coniunctionem Agrippinae
et Germanici adnexa communes pronepotes habuit. |
5.1.2. Daarna
nam Augustus haar, gevallen voor haar schoonheid, weg bij
haar man, waarbij het onzeker is of dat tegen haar zin
was, en hij deed dit zo overhaast dat ze zelfs niet de
gelegenheid kreeg om te bevallen maar hij haar, terwijl ze
nog zwanger was, in zijn huis haalde. Daarna heeft ze geen
nakomeling meer gekregen maar verwant geraakt met het
bloed van Augustus door het huwelijk van Agrippina en
Germanicus heeft ze wel gemeenschappelijke
achterkleinkinderen met hem gehad. [gemeenschappelijke achterkleinkinderen: |
5.1.3. Sanctitate domus priscum ad
morem, comis ultra quam antiquis feminis probatum,
mater impotens, uxor facilis et cum artibus
mariti, simulatione filii bene composita. Funus
eius modicum, testamentum diu inritum
fuit. Laudata est pro rostris a G. Caesare
pronepote qui mox rerum potitus est. |
5.1.3.
Onberispelijk voerde ze de huishouding met oude
degelijkheid, maar toegeeflijker dan onder vrouwen in het
verleden toegestaan was, een heerszuchtig moeder, flexibel
als echtgenote en goed aangepast aan de grillen van haar
man en de huichelachtigheid van haar zoon. Haar begrafenis
was eenvoudig, haar testament is lange tijd onuitgevoerd
gebleven. De lofrede op haar vond plaats voor de rostra
door haar achterkleinzoon Gaius Caesar die later het
keizerschap bekleed heeft. |
Caput II | Hoofdstuk 2 |
5.2.1. At Tiberius, quod
supremis in matrem officiis defuisset, nihil mutata
amoenitate vitae, magnitudinem negotiorum per
litteras excusavit honoresquememoriae eius
ab senatu large decretos quasi per modestiam imminuit,
paucis admodum receptis et
addito ne caelestis religio
decerneretur: sic ipsam maluisse. |
5.2.1. Maar
Tiberius heeft voor het feit dat hij bij de laatste
eerbewijzen aan zijn moeder verstek had laten gaan, zonder
aan zijn luxe leventje iets te veranderen, schriftelijk
als verontschuldiging de geweldige druk van zijn
bezigheden aangevoerd en de eerbewijzen die kwistig door
de senaat aan haar gedachtenis waren toegekend heeft hij
als uit bescheidenheid verminderd, zeer weinigen heeft hij
goedgekeurd en er aan toegevoegd dat er niet tot een goddelijke verering besloten
mocht worden: zo had zij het zelf graag gewild. [een goddelijke verering: |
5.2.2. Quin et parte eiusdem epistulae increpuit amicitias muliebris, Fufium consulem oblique perstringens. Is gratia Augustae floruerat, aptus adliciendis feminarum animis, dicax idem et Tiberium acerbis facetiis inridere solitus quarum apud praepotentes in longum memoria est. | 5.2.2. Ja zelfs
is hij in een deel van dezelfde brief uitgevaren tegen
vriendschappen van vrouwen, waarbij hij zijdelings consul
Fufius een veeg uit de pan gaf. Deze was door de gunst van
Augusta opgeklommen, behendig als hij was in het lijmen
van vrouwenharten en tegelijk praatziek en gewend om
Tiberius met scherpe spotternijen belachelijk te maken,
iets wat de zeer machtigen lang heugt. |
Caput III | Hoofdstuk 3 |
5.3.1. Ceterum ex eo praerupta iam et urgens dominatio: nam incolumi Augusta erat adhuc perfugium, quia Tiberio inveteratum erga matrem obsequium neque Seianus audebat auctoritati parentis antire: tunc velut frenis exoluti proruperunt missaeque in Agrippinam ac Neronem litterae quas pridem adlatas et cohibitas ab Augusta credidit vulgus: haud enim multum post mortem eius recitatae sunt. | 5.3.1. Maar
vanaf dat moment is de tirannie al hard en drukkend
geworden: want zolang Augusta nog leefde was er nog een
toevlucht, omdat Tiberius een aangeboren volgzaamheid
tegenover zijn moeder bezat en ook Seianus niet het
ouderlijk gezag durfde trotseren: maar toen zijn ze, als
bevrijd van hun teugels, losgebarsten en er is tegen
Agrippina en Nero een brief ingediend waarvan men algemeen
aannam dat hij al lang opgesteld was maar door toedoen van
Augusta tegengehouden is: hij is immers kort na haar dood
openbaar geworden. |
5.3.2. Verba inerant quaesita asperitate: sed non arma, non rerum novarum studium, amores iuvenum et impudicitiam nepoti obiectabat. In nurum ne id quidem confingere ausus, adrogantiam oris et contumacem animum incusavit, magno senatus pavore ac silentio, donec pauci quis nulla ex honesto spes (et publica mala singulis in occasionem gratiae trahuntur) ut referretur postulavere, promptissimo Cotta Messalino cum atroci sententia. | 5.3.2 Er
stonden aantijgingen in die buitengewoon scherp waren:
geen wapengeweld, geen zucht tot revolutie wierp hij zijn
kleinzoon voor maar amoureuze escapades met jongens en
schaamteloosheid. Tegen zijn schoondochter durfde hij
zelfs dit niet te verzinnen maar haar beschuldigde hij van
arrogante taal en opgeblazenheid, dit onder grote angst en
stilte van de senaat, totdat een handjevol, dat geen
verwachtingen meer kon koesteren op grond van eervol
gedrag [ook staatsrampen worden door sommigen gehanteerd
om in het gevlei te komen] geëist hebben dat het op de
agenda gezet zou worden, waarbij Cotta Messalino zich het
meest beijverde met een grimmige interventie. |
5.3.3. Sed aliis a
primoribus maximeque a magistratibus trepidabatur:
quippe Tiberius etsi infense invectus cetera
ambigua reliquerat. |
5.3.3. Maar
anderen uit de voornaamsten en vooral de magistraten
deinsden hiervoor terug: Tiberius had immers, ook al was
hij dan verbeten van leer getrokken, al het overige in het onzekere
gelaten. [al het overige: |
Caput IV |
Hoofdstuk 4 |
5.4.1. Fuit in senatu Iunius Rusticus, conponendis patrum actis delectus a Caesare eoque meditationes eius introspicere creditus. Is fatali quodam motu (neque enim ante specimen constantiae dederat) seu prava sollertia, dum imminentium oblitus incerta pavet, inserere se dubitantibus ac monere consules ne relationem inciperent; disserebatque brevibus momentis summa verti: posse quandoque Germanici stirpis exitium paenitentiae esse seni. | 5.4.1. In de senaat bevond zich Iunius Rusticus, die aangewezen was door de keizer als griffier van de senaat en daarom beschouwd werd als zijn innerlijke drijfveren te doorgronden. Door een of andere noodlottige opwelling (hij had immers nooit tevoren een blijk van karaktervastheid gegeven) of als gevolg van verkeerde schranderheid doordat hij, vergetend wat hem boven het hoofd hing, slechts bang was voor onzekerheid, haalde deze het in zijn hoofd om zich te bemoeien met de onzekerheid van de senatoren en de consuls af te raden de zaak in stemming te brengen. Hij hield hen namelijk voor dat de belangrijkste zaken zelfs door onooglijke factoren een heel andere wending konden krijgen: ooit kon ook de ondergang van Germanicus' huis de oude Tiberius wel eens opbreken. |
5.4.2. Simul populus effigies Agrippinae ac Neronis gerens circumsistit curiam faustisque in Caesarem ominibus falsas litteras et principe invito exitium domui eius intendi clamitat. | 5.4.2. Tegelijkertijd stelde het volk zich, met de beeltenissen van Agrippina en Nero bij zich, op rondom het senaatsgebouw en onder heilgeroep aan het adres van de keizer schreeuwde het dat de brief een vervalsing was en dat tegen de wil van de keizer zijn dynastie met de ondergang bedreigd werd. |
5.4.3. Ita nihil triste illo die patratum. Ferebantur etiam sub nominibus consularium fictae in Seianum sententiae, exercitentibus plerisque per occultum atque eo procacius libidinem ingeniorum. | 5.4.3. Zo is
er die dag niets naargeestigs gebeurd. Ook deden verzonnen
uitspraken tegen Seianus de ronde, toegeschreven aan
oud-consuls, waarin zeer velen in het geniep en daardoor
des te brutaler hun fantasie de vrije loop lieten. |
5.4.4. Unde illi ira violentior et materies criminandi: spretum dolorem principis ab senatu, descivisse populum; audiri iam et legi novas contiones, nova patrum consulta; quid reliquum nisi ut caperent ferrum et, quorum imagines pro vexillis secuti forent, duces imperatoresque deligerent? | 5.4.4. Hierdoor werd bij hem de woede nog groter en had hij tevens aanleiding tot beschuldigingen : de senaat had de smart van de vorst verwaarloosd, het volk had zich van hem afgewend; reeds beluisterde men al ongehoorde redevoeringen en las men ongehoorde senaatsbesluiten; wat restte er nog dan dat men naar de wapens greep en tot aanvoerders en opperbevelhebbers koos degenen van wie zij bij wijze van vaandels de afbeeldingen achternagelopen waren? |
Caput V | Hoofdstuk 5 |
5.5.1. Igitur Caesar repetitis adversum nepotem et nurum probris increpitaque per edictum plebe, questus aput patres, quod fraude unius senatoris imperatoria maiestas elusa publice foret, integra tamen sibi cuncta postulavit. Nec ultra deliberatum, quo minus non quidem extrema decernerent (id enim vetitum), sed paratos ad ultionem vi principis impediri testarentur.*** | 5.5.1. Dus
heeft de keizer, na het herhalen van zijn verwijten
tegenover zijn kleinzoon en schoondochter en het uithalen
naar het volk middels een edict, zijn beklag gemaakt bij
de senatoren dat kennelijk door het verraad van één
senator zijn keizerlijke majesteit openlijk tot een
aanfluiting was gemaakt. Toch eiste hij dat hem in alles
de vrije hand werd gelaten. En toen is er niet langer
gediscussieerd, weliswaar niet over het uiterste (dit was
immers verboden), maar om te verklaren dat zij, hoewel tot
wraak bereid, hierin door de macht van de vorst
tegengehouden werden. *** |
Hier volgt een
groot hiaat. Het verslag van de gebeurtenissen uit de
jaren 29 [gedeeltelijk], 30 [geheel] en 31 [grotendeels]
is verloren gegaan. De voornaamste feiten zijn geweest:
de verbanning van Agrippina naar het eiland Pandateria;
de verbanning van Nero naar het eiland Pontia; de dood
van Nero; de gevangenzetting van haar andere zoon Drusus
[zie Ann. 4.60.1.] in de onderaardse kerkers van het
Palatium. Vervolgens in 31 na Chr., na de onthulling van
de plannen van Seianus en na diens val op 18 oktober 31
[zie Ann. 6,25], de vervolging van zijn vrienden en de
bestraffing van Livia. Ook Seianus' oudste zoon en zijn
oom Iunius Blaesus kwamen ten val. Livia heeft zelfmoord
gepleegd, toen haar trouweloze gedrag tegenover haar
echtgenoot Drusus aan het licht was gekomen door
verklaringen van Apicata, de ex-vrouw van Seianus. In 30
na Chr. kwam Asinius Gallus ten val. Hij was op bezoek
bij Tiberius op Capri en werd tijdens zijn afwezigheid
in een geheime missive aangeklaagd en door de senaat
veroordeeld. Hij werd niet ter dood veroordeeld, noch
gedwongen zelfmoord te plegen, maar werd in Rome in het
huis van een magistraat gevangen gezet met net genoeg
voedsel om niet van honger om te komen. Zijn vriend, de
redenaar Vallius Syriacus, werd ter dood gebracht om
geen andere reden dan dat hij met Asinius Gallus
bevriend was. Lees verder Terug naar het overzicht van de inhoud van de Annalen |