Annales 4, 52 - 59 |
Jaarboeken 4, 52 - 59 Nieuwe intriges van Seianus. Tiberius vertrekt uit Rome. |
Caput
LII
|
Hoofdstuk 52 |
4.52.1. At Romae commota principis
domo, ut series futuri in Agrippinam exitii inciperet
Claudia Pulchra sobrina eius postulatur accusante
Domitio Afro. Is recens praetura, modicus dignationis et
quoquo facinore properus clarescere, crimen
impudicitiae, adulterum Furnium, veneficia in principem
et devotiones obiectabat. |
4.52.1. Maar te
Rome - waar het keizerlijk huis in opschudding gebracht
is zodat het verloop van de gebeurtenissen die tot de
toekomstige ondergang van Agrippina zou leiden een
aanvang zou nemen - werd haar achternicht
Claudia Pulchra voor het gerecht gedaagd op
beschuldiging door Domitius Afer.
Deze, nog kort tevoren praetor maar matig van aanzien en
gretig om zich door welke daad dan ook in de
belangstelling te werken, beschuldigde haar van
bandeloosheid, overspel met Furnius, gifmengerij en
zwarte kunst tegen de vorst. [achternicht Claudia Pulchra: Claudia Pulchra was de dochter van Marcella Minor of Maior en van Marcus Valerius Messala Barbatus Appianus, dus de kleindochter of achterkleindochter van Augustus' zuster Octavia, terwijl Agrippina de kleindochter was van Augustus.] [Domitius Afer: Quintilianus zegt van hem dat hij de beste redenaar geweest is die hij, Quintilianus, ooit heeft gehoord. Zijn dood staat vermeld in Ann. 14,19.] |
4.52.2. Agrippina semper atrox,
tum et periculo propinquae accensa, pergit ad Tiberium
ac forte sacrificantem patri repperit. Quo initio
invidiae non eiusdem ait mactare divo Augusto victimas
et posteros eius insectari. Non in effigies mutas
divinum spiritum transfusum: se imaginem veram, caelesti
sanguine ortam, intellegere discrimen, suscipere sordis.
Frustra Pulchram praescribi cui sola exitii causa sit
quod Agrippinam stulte prorsus ad cultum delegerit
oblita Sosiae ob eadem adflictae. |
4.52.2.
Agrippina ging, altijd al grimmig en toen helemaal over
haar toeren door de hachelijke positie van haar
bloedverwante, op hoge poten naar Tiberius en trof hem
aan terwijl hij net bezig was met een offerplechtigheid
aan zijn vader. Bij deze situatie aanknopend voegde ze
hem toe dat het toch niet aanging dat hij met de ene
hand offerdieren slachtte voor de vergoddelijkte
Augustus en met de andere hand zijn nakomelingen
vervolgde. Niet in die stomme beelden was toch zijn
goddelijke geest overgegaan: zijzelf, zijn waarachtig
evenbeeld, geboren uit zijn hemels bloed, begreep maar
al te goed het gevaar waarin zijzelf kwam te verkeren en
hulde zich in het morsige kleed van een aangeklaagde.
Vergeefs werd Pulchra als bliksemafleider naar voren
geschoven. Haar enige reden voor ondergang was immers
dat zij, dom genoeg, haar, Agrippina had uitgekozen als
voorwerp van aanhankelijkheid zonder te denken aan Sosia die om dezelfde reden in
het ongeluk was gestort. [Sosia: de vrouw van Silius, zie Ann. 4,19.] |
4.52.3. Audita haec raram occulti
pectoris vocem elicuere, correptamque Graeco versu
admonuit non ideo laedi quia non regnaret. |
4.52.3. Het
aanhoren van deze verwijten ontlokte aan Tiberius'
gesloten aard een direct antwoord, iets wat zeldzaam was
en hij berispte haar en vermaande haar met een Grieks vers dat zij
niet hierom tekort gedaan werd, omdat zij niet regeerde.
[met een Grieks vers: bij Suetonius, Tiberius 53, staat:... Graecoque versu 'Si non dominaris' inquit 'filiola, iniuriam te accipere existimas?'] |
4.52.4. Pulchra et Furnius
damnantur. Afer primoribus oratorum additus, divulgato
ingenio et secuta adseveratione Caesaris qua suo iure
disertum eum appellavit. Mox capessendis accusationibus
aut reos tutando prosperiore eloquentiae quam morum fama
fuit, nisi quod aetas extrema multum etiam eloquentiae
dempsit, dum fessa mente retinet silentii impatientiam.
|
4.52.4. Pulchra en Furnius werden veroordeeld. Afer werkte zich op tot onder de meest vooraanstaande redenaars, daar zijn talent algemeen bekend was geworden en daar er een nadrukkelijke verklaring van de keizer op gevolgd was waarin hij hem een uitzonderlijk redenaar noemde. Daarna verwierf hij zich door het ondernemen van beschuldigingen of door het verdedigen van aangeklaagden een grotere reputatie in de welsprekendheid dan in karakter, afgezien dan van het feit dat zijn hoge leeftijd ook veel afbreuk gedaan heeft aan zijn welsprekendheid aangezien hij het niet kon opbrengen het spreken te laten hoewel zijn geestesvermogens aftakelden. |
Caput
LIII
|
Hoofdstuk 53 |
4.53.1. At Agrippina pervicax irae et morbo corporis implicata, cum viseret eam Caesar, profusis diu ac per silentium lacrimis, mox invidiam et preces orditur: subveniret solitudini, daret maritum; habilem adhuc inventam sibi neque aliud probis quam ex matrimonio solacium; esse in civitate, * * * Germanici coniugem ac liberos eius recipere dignarentur. | 4.53.1. Maar
toen de keizer Agrippina, die volhardde in haar toorn en
bovendien ziek geworden was, op kwam zoeken, huilde ze
lang en in stilte; vervolgens gaf ze uiting aan haar
verwijten en smeekte haar in haar eenzaamheid te hulp te
komen en een echtgenoot te gunnen; er waren toch
waarachtig wel mannen in het rijk die zich zouden
verwaardigen zich te ontfermen over de echtgenote van
Germanicus en zijn kinderen. |
4.53.2. Sed Caesar non ignarus quantum ex re publica peteretur, ne tamen offensionis aut metus manifestus foret sine responso quamquam instantem reliquit. Id ego, a scriptoribus annalium non traditum, repperi in commentariis Agrippinae filiae quae Neronis principis mater vitam suam et casus suorum posteris memoravit. | 4.53.2. Maar de keizer, die maar al te goed doorzag van welk groot staatsbelang haar verzoek was maar toch niet blijk wilde geven van gekwetstheid of vrees verliet haar zonder antwoord, hoezeer zij ook aandrong. Dit voorval, dat niet is overgeleverd door de kroniekschrijvers, heb ik aangetroffen in de memoires van haar dochter Agrippina, die als moeder van keizer Nero haar eigen leven en de lotgevallen van de haren te boek heeft gesteld. |
Caput LIV | Hoofdstuk 54 |
4.54.1. Ceterum Seianus
maerentem et improvidam altius perculit, immissis
qui per speciem amicitiae monerent paratum
ei venenum, vitandas soceri epulas.
Atque illa simulationum nescia, cum
propter discumberet, non vultu aut sermone flecti,
nullos attingere cibos, donec advertit
Tiberius, forte an quia audiverat; idque
quo acrius experiretur, poma, ut erant
adposita, laudans nurui sua manu tradidit.
Aucta ex eo suspicio Agrippinae et
intacta ore servis tramisit. |
4.54.1. Maar Seianus heeft haar in haar smart en zonder dat zij daarop verdacht was, nog dieper getroffen door lieden op haar af te sturen die haar onder de schijn van vriendschap moesten waarschuwen dat er vergif voor haar klaargemaakt was, dat ze niet moest gaan eten bij haar schoonvader. En toen zij, onbeholpen in geveins, in zijn buurt aanlag, kwam zij niet uit de plooi in gezichtsuitdrukking of conversatie, raakte geen voedsel aan, totdat Tiberius het merkte, bij toeval of omdat hij het gehoord had; en, om haar scherper op de proef te stellen, prees hij de vruchten zoals die daar gerangschikt lagen en bood er eigenhandig een aan zijn schoondochter aan. Als gevolg hiervan nam de argwaan bij Agrippina toe en zonder die met haar mond aangeraakt te hebben gaf ze hem door aan haar dienaren. |
4.54.2. Nec tamen Tiberii
vox coram secuta, sed obversus ad
matrem non mirum ait si quid
severius in eam statuisset a qua
veneficii insimularetur. Inde rumor parari
exitium neque id imperatorem palam
audere, secretum ad perpetrandum quaeri. |
4.54.2. Toch volgde hierop geen woord van Tiberius tot haar ten overstaan van het gezelschap, maar hij wendde zich tot zijn moeder en zei dat het geen wonder was als hij wat streng opgetreden was tegen haar door wie hij van gifmengerij werd beschuldigd. Vandaar het gerucht dat haar ondergang werd voorbereid en dat de keizer dit niet openlijk aandurfde en dat er gezocht werd naar een heimelijke kans om het te regelen. |
Caput
LV
|
Hoofdstuk 55 |
4.55.1. Sed Caesar quo famam
averteret adesse frequens senatui legatosque Asiae
ambigentes quanam in civitate templum statueretur pluris
per dies audivit. Undecim urbes certabant, pari
ambitione, viribus diversae. Neque multum distantia
inter se memorabant de vetustate generis, studio in
populum Romanum per bella Persi et Aristonici aliorumque
regum. |
4.55.1. Maar
de keizer woonde, om daarmee de geruchten de kop in te
drukken, vaak de senaatsvergaderingen bij en verleende
meerdere dagen audiëntie aan gezanten uit Asia die
kibbelden over de vraag in welke stad de tempel gebouwd mocht worden.
Elf steden wedijverden hierover met gelijke eerzucht
maar verschillend in middelen. En ook verschilden
onderling de argumenten niet veel die zij aanvoerden
over de ouderdom van hun volk, hun aanhankelijkheid
tegenover het Romeinse volk gedurende de oorlogen tegen
Perses, Aristonicus en andere
koningen. [de tempel: de tempel die de steden in Klein-Azië wilden bouwen voor Tiberius, zijn moeder en de senaat; zie Ann. 4,15,3.] [Perses, Aristonicus en andere koningen: Perses of Perseus: deze oorlog vond plaats van 171-168 v. Chr. - De oorlog met Aristonicus tussen 131-129 v. Chr. - andere koningen: Mithridates, Pharnaces en de Parthen.] |
4.55.2. Verum Hypaepeni
Trallianique Laodicenis ac Magnetibus simul tramissi ut
parum validi; ne Ilienses quidem, cum parentem urbis
Romae Troiam referrent, nisi antiquitatis gloria
pollebant. Paulum addubitatum quod Halicarnasii mille et
ducentos per annos nullo motu terrae nutavisse sedes
suas vivoque in saxo fundamenta templi adseveraverant.
Pergamenos (eo ipso nitebantur) aede Augusto ibi sita
satis adeptos creditum. Ephesii Milesiique, hi
Apollinis, illi Dianae caerimonia occupavisse civitates
visi. Ita Sardianos inter Zmyrnaeosque deliberatum. |
4.55.2. Maar de Hypaepenen en Trallianen zijn met de Laodicenen en Magneten gepasseerd als van te weinig betekenis. Zelfs de bewoners van Ilium konden, hoewel zij vermeldden dat Troje de moederstad van de stad Rome was, zich slechts laten gelden door hun roem in de Oudheid. Enig weifelen veroorzaakten de Halicarnassiërs met hun verzekering dat hun woonplaats gedurende 1200 jaar door geen enkele aardbeving geschokt was en dat de fundamenten van de tempel op natuurlijk rotsgesteente zouden komen rusten. De Pergamenen werden beschouwd als voldoende voorzien omdat een tempel van Augustus daar al stond (en daarop baseerden ze nou net hun aanspraken). De Ephesiërs en Milesiërs werden geacht hun steden al rijkelijk toegerust te hebben, de eersten met de eredienst voor Diana, de laatsten met die voor Apollo. Dus ging de beraadslaging tussen de bewoners van Sardes en Smyrna. |
4.55.3. Sardiani decretum Etruriae recitavere ut consanguinei: nam Tyrrhenum Lydumque Atye rege genitos ob multitudinem divisisse gentem; Lydum patriis in terris resedisse, Tyrrheno datum novas ut conderet sedes; et ducum e nominibus indita vocabula illis per Asiam, his in Italia; auctamque adhuc Lydorum opulentiam missis in Graeciam populis cui mox a Pelope nomen. | 4.55.3. De bewoners van Sardes lazen een decreet voor van de Etruriërs inhoudende dat zij bloedverwanten waren: Tyrrhenus en Lydus, zonen van koning Atys, hadden immers het volk onderling verdeeld omdat het te talrijk was. Lydus was blijven wonen in zijn vaderland, Tyrrhenus was het beschoren dat hij een nieuwe staat zou stichten; en naar de namen van hun leiders waren aan de eersten in Asia namen gegeven, aan de laatsten in Italia. En vergroot was nog de macht der Lydiërs door het zenden van volken naar dat deel van Griekenland dat daarna zijn naam ontleende aan Pelops. |
4.55.4. Simul litteras imperatorum
et icta nobiscum foedera bello Macedonum ubertatemque
fluminum suorum, temperiem caeli ac dites circum terras
memorabant. |
4.55.4. Tevens maakten zij melding van documenten van bevelhebbers en verdragen die met ons gesloten waren in de Macedonische oorlog en van de grote opbrengst van hun rivieren, de mildheid van hun klimaat en de rijke landen in hun omgeving. |
Caput
LVI
|
Hoofdstuk 56 |
4.56.1. At Zmyrnaei repetita
vetustate, seu Tantalus Iove ortus illos, sive Theseus
divina et ipse stirpe, sive una Amazonum condidisset,
transcendere ad ea, quis maxime fidebant, in populum
Romanum officiis, missa navali copia non modo externa ad
bella sed quae in Italia tolerabantur; seque primos
templum urbis Romae statuisse, M. Porcio consule, magnis
quidem iam populi Romani rebus, nondum tamen ad summum
elatis, stante adhuc Punica urbe et validis per Asiam
regibus. |
4.56.1. Maar de
bewoners van Smyrna haalden hun ouderdom van stal,
hetzij Tantalus, geboren uit Iuppiter, hetzij Theseus, eveneens van
goddelijke afkomst, hetzij één van de Amazonen, hun stad had
gesticht. Daarna gingen zij over op datgene waarop zij
het meest hun vertrouwen stelden, namelijk hun aan het
Romeinse volk bewezen diensten daar zij een zeemacht
gestuurd hadden niet alleen voor het voeren van oorlogen
in het buitenland maar
ook voor die waarmee men in
Italia te kampen had. Ook hadden zij als
eersten een tempel voor de stad Rome gebouwd, onder het
consulaat van Marcus Porcius,
toen weliswaar de macht van het Romeinse volk al groot
was maar toch nog niet op haar hoogtepunt gekomen was
omdat Carthago nog bestond en krachtige koninkrijken in
Asia. [Theseus: Theseus zou volgens één overlevering de zoon zijn van Aegeus, volgens een andere van Poseidon.] [Amazonen: namelijk de amazone Smyrna.] [buitenland: namelijk de oorlog met Antiochus, 191-188 v. Chr.] [in Italia: namelijk de Bondgenotenoorlog, 90-87 v. Chr.] [Marcus Porcius: Marcus Porcius Cato, in 195 v. Chr.] |
4.56.2. Simul L. Sullam testem
adferebant, gravissimo in discrimine exercitus ob
asperitatem hiemis et penuriam vestis, cum id Zmyrnam in
contionem nuntiatum foret, omnes qui adstabant
detraxisse corpori tegmina nostrisque legionibus
misisse. Ita rogati sententiam patres Zmyrnaeos
praetulere. Censuitque Vibius Marsus ut M. Lepido, cui
ea provincia obvenerat, super numerum legaretur qui
templi curam susciperet. Et quia Lepidus ipse deligere
per modestiam abnuebat, Valerius Naso e praetoriis sorte
missus est. |
4.56.2. Tevens
haalden zij Lucius Sulla als getuige aan, hoe, toen
diens troepen in zeer grote behoeftigheid verkeerden
wegens de grimmigheid van de winter en hun gebrek aan
kleding en hoe, toen dit te Smyrna aan de
volkvergadering bericht was, alle aanwezigen hun
lichaamsbedekking uitgetrokken hadden en naar onze
legioenen gestuurd hadden. Zodoende hebben de senatoren,
naar hun mening gevraagd, de voorkeur gegeven aan
Smyrna. En Vibius Marsus deed het voorstel om aan Marcus
Lepidus, onder wiens hoede deze
provincie gekomen was, een buitengewoon gezant
toe te kennen met de opdracht zorg te dragen voor de
tempel. En omdat Lepidus uit bescheidenheid weigerde
zelf iemand te kiezen is bij loting Valerius Naso, een
oud-praetor, met deze missie belast. [deze provincie: namelijk Asia, waaronder Smyrna viel.] |
Caput LVII | Hoofdstuk 57 |
4.57.1. Inter quae diu meditato
prolatoque saepius consilio tandem Caesar in
Campaniam, specie dedicandi templa apud Capuam
Iovi, apud Nolam Augusto, sed certus
procul urbe degere. Causam abscessus quamquam
secutus plurimos auctorum ad Seiani artes rettuli,
quia tamen caede eius patrata sex postea annos
pari secreto coniunxit, plerumque permoveor
num ad ipsum referri verius sit,
saevitiam ac libidinem cum factis promeret,
locis occultantem. |
4.57.1. Intussen is de keizer, na dit plan lang overwogen en meer dan eens uitgesteld te hebben, uiteindelijk toch naar Campanie vertrokken, zogenaamd om een tempel in te wijden voor Juppiter bij Capua, bij Nola voor Augustus, maar in werkelijkheid vastbesloten z'n leven ver van de stad door te brengen. Hoewel ik als oorzaak van zijn vertrek, in navolging van de meeste geschiedschrijvers, verwezen heb naar de intriges van Seianus, vraag ik me toch vaak af of de reden niet eerder bij hemzelf gezocht moet worden omdat hij, toen hij toch de moord op hem [=Seianus] voltrokken had, zes jaren daarna in dezelfde afzondering is blijven wonen, om te proberen door zijn verblijfplaats te verbergen wat hij door zijn daden aan wreedheid en wellust aan de dag bracht. |
4.57.2. Erant qui crederent in senectute corporis quoque habitum pudori fuisse: quippe illi praegracilis et incurva proceritas, nudus capillo vertex, ulcerosa facies ac plerumque medicaminibus interstincta; et Rhodi secreto vitare coetus, recondere voluptates insuerat. | 4.57.2. Sommigen meenden dat hij op hogere leeftijd zich ook voor zijn uiterlijk geschaamd heeft: hij had immers een zeer mager en gebogen, lang lichaam, een kruin zonder een sprietje haar, een gezicht vol zweren en meestal met pleisters overdekt; ook tijdens zijn afzondering op Rhodos had hij zich er aan gewend om bijeenkomsten te mijden en zijn uitspattingen te verbergen. |
4.57.3. Traditur etiam
matris impotentia extrusum quam
dominationis sociam aspernabatur neque
depellere poterat, cum dominationem ipsam
donum eius accepisset. Nam dubitaverat
Augustus Germanicum, sororis nepotem
et cunctis laudatum, rei Romanae imponere,
sed precibus uxoris evictus Tiberio
Germanicum, sibi Tiberium adscivit. Idque
Augusta exprobrabat, reposcebat. |
4.57.3. Er wordt ook overgeleverd dat hij door de heerszucht van zijn moeder verjaagd is, die hij een deelgenootschap in de heerschappij misgunde maar toch ook niet opzij kon schuiven omdat hij de heerschappij zelf als geschenk van haar gekregen had. Want Augustus had nog overwogen om Germanicus, de kleinzoon van zijn zus en door allen geprezen, aan het hoofd van het Romeinse rijk te stellen, maar door de smeekbeden van zijn echtgenote overgehaald heeft hij Tiberius Germanicus laten adopteren en zelf Tiberius geadopteerd. En dit wierp Augusta hem steeds voor de voeten en hiervoor eiste ze genoegdoening. |
Caput LVIII | Hoofdstuk 58 |
4.58.1. Profectio arto
comitatu fuit: unus senator consulatu functus,
Cocceius Nerva, cui legum peritia,
eques Romanus praeter Seianum ex inlustribus Curtius
Atticus, ceteri liberalibus studiis praediti,
ferme Graeci, quorum sermonibus levaretur.
|
4.58.1. Hij
vertrok met een klein gevolg: één senator, oud-consul Cocceius Nerva, een ervaren
rechtsgeleerde, en, afgezien van Seianus, een Romeins
ridder uit de hoogste rangen: Curtius
Atticus; de overigen waren wetenschappers,
merendeels Grieken, door wier conversatie hij hoopte
opgemonterd te worden. [Cocceius Nerva: M. Cocceius Nerva, de grootvader van de latere keizer. Zijn dood wordt beschreven in Ann. VI,26.] [Curtius Atticus: zie Ann. VI,10.] |
4.58.2. Ferebant periti caelestium iis motibus siderum excessisse Roma Tiberium ut reditus illi negaretur. Unde exitii causa multis fuit properum finem vitae coniectantibus vulgantibusque; neque enim tam incredibilem casum providebant ut undecim per annos libens patria careret. | 4.58.2. Astrologen meldden dat Tiberius uit Rome vertrokken was onder een gesternte dat hem een terugkeer ontzegde. Dat betekende voor velen die overhaaste conclusies trokken en die conclusies aan de grote klok hingen de oorzaak van hun ondergang; zij konden immers niet een zo ongeloofwaardig lot voorzien dat hij gedurende elf jaar vrijwillig zijn vaderstad zou verlaten. |
4.58.3. Mox patuit breve confinium artis et falsi veraque quam obscuris tegerentur. Nam in urbem non regressurum haud forte dictum: ceterorum nescii egere, cum propinquo rure aut litore et saepe moenia urbis adsidens extremam senectam compleverit. | 4.58.3. Spoedig werd de smalle marge duidelijk tussen kunde en charlatanerie en hoe de waarheid door raadsels werd verhuld. Want niet naar willekeur was gezegd dat hij niet naar de stad zou terugkeren; voor de rest handelden zij zonder kennis van zaken, omdat hij op het platteland in de buurt of aan de kust en vaak vlak bij de stadsmuren verblijvend een zeer hoge leeftijd heeft bereikt. |
Caput LIX | Hoofdstuk 59 |
4.59.1. Ac forte illis diebus oblatum Caesari anceps periculum auxit vana rumoris praebuitque ipsi materiem cur amicitiae constantiaeque Seiani magis fideret. Vescebantur in villa cui vocabulum Speluncae, mare Amunclanum inter et Fundanos montes, nativo in specu. Eius os lapsis repente saxis obruit quosdam ministros. | 4.59.1. En
toevallig versterkte een hachelijk gevaar waaraan de
keizer in die dagen blootgesteld werd nog de ijdele
prietpraat en bood hemzelf reden om nog meer te
vertrouwen op de vriendschap en betrouwbaarheid van
Seianus. Men hield een maaltijd op een landgoed dat
Spelunca heette, tussen de Golf van Amunclae en de Fundaanse bergen, in een
natuurlijke grot. Door een plotselinge lawine van
rotsblokken aan de opening daarvan werden enige dienaars
bedolven. [Fundaanse bergen: de montes Fundani zijn een kustgebergte, evenwijdig aan de golf van Amyclae.] |
4.59.2. Hinc metus in omnis et fuga eorum qui convivium celebrabant. Seianus genu voltuque et manibus super Caesarem suspensus opposuit sese incidentibus atque habitu tali repertus est a militibus qui subsidio venerant. Maior ex eo et quamquam exitiosa suaderet ut non sui anxius cum fide audiebatur. | 4.59.2. Als gevolg hiervan raakten allen in paniek en degenen die mee aten sloegen op de vlucht. Maar Seianus boog zich met knie, gezicht en handen over de keizer heen en blokkeerde de weg voor het vallend gesteente en is in die houding aangetroffen door de soldaten die te hulp waren geschoten. Belangrijker werd hij als gevolg hiervan en, hoe verderfelijk zijn adviezen ook waren, hij vond een gewillig oor als iemand die niet voor zijn eigen hachje beducht was. |
4.59.3. Adsimulabatque iudicis partes adversum Germanici stirpem, subditis qui accusatorum nomina sustinerent maximeque insectarentur Neronem proximum successioni et, quamquam modesta iuventa, plerumque tamen quid in praesentiarum conduceret oblitum, dum a libertis et clientibus, apiscendae potentiae properis, extimulatur ut erectum et fidentem animi ostenderet: velle id populum Romanum, cupere exercitus, neque ausurum contra Seianum qui nunc patientiam senis et segnitiam iuvenis iuxta insultet. | 4.59.3. En
hij speelde de rol van rechter tegenover het nageslacht
van Germanicus, na lieden aangezet te hebben om als
aanklagers op te treden en vooral op Nero te azen die
het eerst in aanmerking kwam voor de opvolging en,
hoewel een bescheiden jongeman, toch vaak uit het oog
verloor wat in gegeven omstandigheden gepast was,
terwijl hij door vrijgelatenen en cliënten, belust op het verkrijgen
van macht, ertoe aangezet werd om zich flink en
vastberaden te tonen: dat wilde het Romeinse volk,
wensten de legers en hiertegen zou ook Seianus niet
durven optreden die nu tegelijkertijd solde met het
geduld van een oude en de initiatiefloosheid van een
jonge man. |
Lees verder Terug naar het overzicht van de inhoud van de Annalen |