Annales 4, 39 -
45 |
Jaarboeken 4, 39 -
45 Seianus wil een huwelijk met Livia. Het verdere verloop van 25. |
Caput XXXIX | Hoofdstuk 39 |
4.39.1. At Seianus nimia
fortuna socors et muliebri insuper
cupidine incensus, promissum matrimonium flagitante
Livia, componit ad Caesarem
codicillos: moris quippe tum erat quamquam
praesentem scripto adire. |
4.39.1. Maar
Seianus, zorgeloos geworden door zijn al te grote
voorspoed en bovendien aangezet door de begeerte van een
vrouw, omdat Livia het haar
beloofde huwelijk opeiste, stelde een
verzoekschrift op aan de keizer: het was toen immers
gebruikelijk dat men zich schriftelijk tot hem wendde ook
al verkeerde hij in de omgeving. [het haar beloofde huwelijk: zie Annalen 4.3.3.] |
4.39.2. Eius talis forma fuit:
benevolentia patris Augusti et mox plurimis Tiberii
iudiciis ita insuevisse ut spes votaque sua non
prius ad deos quam ad principum auris conferret. Neque
fulgorem honorum umquam precatum: excubias
ac labores ut unum e militibus pro incolumitate
imperatoris malle. Ac tamen quod
pulcherrimum adeptum, ut coninuctione
Caesaris dignus crederetur. |
4.39.2. Deze
brief luidde als volgt: hij had zich er door de
welwillendheid van zijn vader Augustus en daarna door de
zeer vele complimenten van Tiberius aan gewend om zijn
gevoelens van hoop en zijn wensen niet eerder aan de goden
toe te vertrouwen dan aan de oren van de princeps. En
nooit had hij om de schittering van ereambten gevraagd:
hij gaf de voorkeur aan inspannend wachthouden als een
gewone soldaat in het belang van de veiligheid van de
keizer. En toch had hij verworven wat hij als het mooiste
beschouwde, namelijk dat hij een
verbintenis met het keizerlijk huis waardig geacht
werd. [een verbintenis met het keizerlijk huis waardig geacht: zie Ann. 3.29.3 en 4.7.2.] |
4.39.3. Hinc initium spei: et
quoniam audiverit Augustum in conlocanda
filia non nihil etiam de equitibus Romanis consultavisse,
ita, si maritus Liviae quaereretur,
haberet in animo amicum sola necessitudinis
gloria usurum. |
4.39.3. Hieruit
kwam het begin van zijn hoop voort: en, aangezien hem ter
ore gekomen was dat Augustus bij het uithuwelijken van zijn dochter ook wel degelijk
zijn gedachten had laten gaan over Romeinen uit de
ridderstand, zo zou hij, als er naar een echtgenoot voor
Livia gezocht werd, zijn vriend in gedachten kunnen
houden, die alleen al met de roem van verwantschap
tevreden zou zijn. [zijn dochter: namelijk Julia, die toen weduwe was van Agrippa.] |
4.39.4. Non enim exuere
imposita munia: satis aestimare firmari domum
adversum iniquas Agrippinae offensiones, idque liberorum
causa; nam sibi multum superque vitae fore,
quod tali cum principe explevisset. |
4.39.4. Hij
onttrok zich immers niet aan de hem
opgedragen taken: hij achtte het genoeg dat zijn
huis verdedigd werd tegen de onbillijke aanvallen van
Agrippina, en dit ter wille van zijn kinderen; want voor
hemzelf zou het leven meer dan genoeg betekenen zolang hij
dat onder een dergelijke vorst geleid had. [de hem opgedragen taken: hij was prefect van de keizerlijke lijfwacht. Als hij nu verheven zou worden tot de rang van senator, dan zou hij dit ambt moeten opgeven omdat het aan een ridder was voorbehouden.] |
Caput XL | Hoofdstuk 40 |
4.40.1. Ad ea Tiberius laudata pietate Seiani suisque in eum beneficiis modice percursis, cum tempus tamquam ad integram consultationem petivisset, adiunxit: ceteris mortalibus in eo stare consilia quid sibi conducere putent; principum diversam esse sortem quibus praecipua rerum ad famam derigenda. | 4.40.1. In antwoord hierop prees Tiberius eerst de toewijding van Seianus en stipte terloops zijn eigen weldaden jegens hem aan en voegde er, toen hij tijd gevraagd had als voor een grondig beraad, aan toe: dat het maken van keuzes voor andere stervelingen hierop neerkwam te bepalen wat zij meenden dat voor henzelf gunstig was; maar dat het lot van vorsten anders was omdat door hen de belangrijkste aangelegenheden afgestemd moesten worden op de openbare mening. |
4.40.2. Ideo se non illuc
decurrere, quod promptum rescriptu, posse
ipsam Liviam statuere, nubendum post Drusum
an in penatibus isdem tolerandum haberet; esse
illi matrem et aviam, propiora consilia. |
4.40.2. Dat hij
daarom niet tot datgene zijn toevlucht nam wat het meest
voor de hand lag om terug te schrijven: dat Livia zelf kon
bepalen of er na Drusus sprake moest zijn van een nieuw
huwelijk of dat zij het er op hield dat zij maar in
hetzelfde huis moest blijven wonen; en dat zij een moeder en een grootmoeder
had, meer geëigende adviseurs. [een moeder en een grootmoeder: resp. Antonia, de dochter van Octavia, en Augusta [Livia].] |
4.40.3. Simplicius acturum, de inimicitiis primum Agrippinae, quas longe acrius arsuras si matrimonium Liviae velut in partis domum Caesarum distraxisset. Sic quoque erumpere aemulationem feminarum, eaque discordia nepotes suos convelli: quid si intendatur certamen tali coniugio? | 4.40.3. Dat hij juist openhartiger te werk wilde gaan, allereerst over de vijandige gedragingen van Agrippina, die veel heviger los zouden branden als een huwelijk van Livia het huis der Caesaren als het ware in twee kampen uiteengetrokken zou hebben. Dat nu ook al de jaloezie van de vrouwen tot uitbarsting kwam en dat door dat geruzie zijn kleinkinderen tegen elkaar opgezet werden: waarop moest het niet uitlopen als deze animositeit verergerde door een dergelijk huwelijk? |
4.40.4. 'Falleris enim,
Seiane, si te mansurum in eodem ordine putas,
et Liviam, quae G. Caesari, mox Druso nupta
fuerit, ea mente acturam ut cum equite
Romano senescat. Ego ut sinam, credisne
passuros qui fratrem eius, qui
patrem maioresque nostros in summis imperiis videre? |
4.40.4.Je
vergist je immers, Seianus, als je meent dat jij in
dezelfde stand zult blijven en dat Livia, die met Gaius Caesar, daarna met Drusus
gehuwd geweest is zich zo zal gedragen alsof ze met een
Romeins ridder oud wordt. Ook al zou ik het toestaan,
geloof je dat diegenen dat zullen dulden die haar broer, haar vader en onze
voorouders met de hoogste macht bekleed hebben gezien? [Gaius Caesar: dit huwelijk moet hebben plaats gehad voordat Gaius Julius Caesar naar het Oosten werd gestuurd, dus vóór 1 v. Chr. Livia kan toen niet veel ouder zijn geweest dan 12 jaar!] [haar broer, haar vader: resp. Germanicus en Drusus, de broer van Tiberius.] |
4.40.5. Vis tu quidem istum intra locum sistere: sed illi magistratus et primores, qui te invitum perrumpunt omnibusque de rebus consulunt, excessisse iam pridem equestre fastigium longeque antisse patris mei amicitias non occulti ferunt perque invidiam tui me quoque incusant. | 4.40.5. Jij wilt je zeker wel houden aan je huidige positie : maar die magistraten en aanzienlijken die, zonder dat jij dat wilt, zich toegang tot jou verschaffen en je advies vragen over van alles, kunnen slecht verdragen dat je al lang boven de hoogste ridderrang bent uitgestegen en dat je de vriendschappen van mijn vader al ver te boven bent gegaan en door hun afgunst jegens jou beschuldigen ze ook mij. |
4.40.6. At enim Augustus filiam suam equiti Romano tradere meditatus est. Mirum hercule, si cum in omnis curas distraheretur immensumque attolli provideret quem coniunctione tali super alios extulisset, C. Proculeium et quosdam in sermonibus habuit insigni tranquillitate vitae, nullis rei publicae negotiis permixtos. Sed si dubitatione Augusti movemur, quanto validius est quod Marco Agrippae, mox mihi conlocavit? | 4.40.6. "Maar
Augustus heeft toch overwogen zijn dochter aan een Romeins
ridder uit te huwelijken?" Het is waarachtig geen wonder
als hij, terwijl hij afgeleid werd door alle mogelijke
aangelegenheden en voorzag dat diegene die hij door een
zodanige verbintenis boven anderen zou verheffen, Gaius Proculeius en nog wat mensen in zijn gesprekken
genoemd heeft die een opvallend rustig leven leidden
zonder in staatsaangelegenheden verwikkeld te zijn. ... [Gaius Proculeius: deze was een broer van Varro Muraena en van Maecenas' vrouw Terentia.] [nog wat mensen: Maecenas, Sallustius e.a.] |
4.40.7. Atque ego haec pro
amicitia non occultavi: ceterum neque tuis
neque Liviae destinatis adversabor. Ipse quid
intra animum volutaverim, quibus adhuc
necessitudinibus immiscere te mihi parem, omittam
ad praesens referre: id tantum aperiam, nihil
esse tam excelsum quod non virtutes
istae tuusque in me animus mereantur, datoque
tempore vel in senatu vel in contione non
reticebo.' |
4.40.7. En ik
heb met het oog op onze vriendschap deze zaken niet voor
me gehouden: niettemin zal ik mij noch tegen jouw, noch
tegen Livia's bestemming verzetten. Laat ik zelf voor het
moment nalaten te vermelden wat ik overwogen heb, door welke verwantschappen ik nog van
plan ben jou aan mij te binden: laat ik dit slechts
openlijk vermelden, dat er niets zo verheven is of jouw
eigenschappen en jouw gezindheid jegens mij kunnen er
aanspraak op maken, en te gelegener tijd zal ik hetzij in
de senaat hetzij in de volksvergadering er niet het
zwijgen toe doen. [welke verwantschappen: het is onduidelijk waarop Tiberius hier doelt. Sommigen denken aan Julia, de dochter van Drusus en Livia, maar deze was de vrouw van Nero. Anderen denken dat Tiberius toch Livia zelf op het oog heeft maar dan voor een later tijdstip. Maar deze visie is onhoudbaar juist door dit antwoord van Tiberius aan Sejanus, wat men moeilijk anders dan als een weigering kan interpreteren.] |
Caput XLI | Hoofdstuk 41 |
4.41.1. Rursum Seianus non iam de matrimonio sed altius metuens tacita suspicionum, vulgi rumorem, ingruentem invidiam deprecatur. Ac ne adsiduos in domum coetus arcendo infringeret potentiam aut receptando facultatem criminantibus praeberet, huc flexit ut Tiberium ad vitam procul Roma amoenis locis degendam impelleret. | 4.41.1. Van zijn kant repte Seianus niet meer over het huwelijk maar, vervuld van dieperliggende vrees, smeekte hij niet de dupe te worden van achterbakse verdachtmakingen, praatjes onder het volk en groeiende afgunst. En, om enerzijds zijn invloed niet te verliezen door de aanhoudende visites aan zijn huis tegen te gaan en anderzijds kwaadsprekers geen vrij spel te geven door ontvangsten te blijven houden, wist hij gedaan te krijgen dat hij Tiberius er toe aanzette zijn leven ver van Rome te leiden op aantrekkelijke locaties. |
4.41.2. Multa quippe providebat:
sua in manu aditus litterarumque magna ex
parte se arbitrum fore, cum per milites commearent;
mox Caesarem vergente iam senecta
secretoque loci mollitum munia imperii
facilius tramissurum: et minui sibi invidiam
adempta salutantum turba sublatisque
inanibus veram potentiam augeri. |
4.41.2. Hij voorzag namelijk een groot aantal ontwikkelingen: dat de toestemming tot een audiëntie in zijn hand zou blijven en dat hij grotendeels de correspondentie kon controleren omdat die door middel van soldaten onderhouden werd: dat de keizer, omdat hij al op leeftijd begon te komen en eenmaal verwekelijkt door de afzondering van plaats, makkelijker de regeringstaken over zou dragen: en dat de afgunst jegens hemzelf zou afnemen als de menigte cliënten verdwenen zou zijn en, als die tierelantijnen ophielden, zijn werkelijke macht zou toenemen. |
4.41.3. Igitur paulatim negotia urbis, populi adcursus, multitudinem adfluentium increpat, extollens laudibus quietem et solitudinem quis abesse taedia et offensiones ac praecipua rerum maxime agitari. | 4.41.3.
Derhalve begon hij allengs af te geven op de drukte van
het stadsleven, waarbij hij de loftrompet stak op de rust
en afzondering waar geen sprake was van werkdruk en
impertinentie en belangrijke aangelegenheden het best aan
hun trekken kwamen. |
Caput XLII | Hoofdstuk 42 |
4.42.1. Ac forte habita per illos
dies de Votieno Montano, celebris ingenii viro, cognitio
cunctantem iam Tiberium perpulit ut vitandos crederet
patrum coetus vocesque quae plerumque verae et graves
coram ingerebantur. |
4.42.1. En een
juist in die dagen gehouden gerechtelijk onderzoek
aangaande Votienus Montanus,
een man vermaard om zijn talent, heeft de al aarzelende
Tiberius ertoe overgehaald om te accepteren dat hij de
bijeenkomsten van de senatoren uit de weg moest gaan
alsmede de ernstige praatjes die vaak op waarheid
berustten en die in zijn aanwezigheid ingebracht werden. [Votienus Montanus: redenaar en declamator, wordt vaak door Seneca genoemd.] |
4.42.2. Nam postulato Votieno ob
contumelias in Caesarem dictas, testis Aemilius e
militaribus viris, dum studio probandi cuncta refert et
quamquam inter obstrepentis magna adseveratione nititur,
audivit Tiberius probra quis per occultum lacerabatur,
adeoque perculsus est ut se vel statim vel in cognitione
purgaturum clamitaret precibusque proximorum, adulatione
omnium aegre componeret animum. |
4.42.2. Want
toen Votienus gedagvaard was wegens smadelijke uitspraken
aan het adres van de keizer, hoorde Tiberius, toen Aemilius, een soldatengetuige, in
zijn ijver om met bewijzen te komen, alles boven tafel
haalde en ondanks de protesten van de aanwezigen voet bij
stuk hield, de beledigingen waarmee hij in het geheim door
het slijk gehaald werd en hij werd daardoor zo geschokt
dat hij uitriep dat hij zich ofwel terstond ofwel bij het
gerechtelijk onderzoek wilde vrijpleiten en hij slechts
door de smeekbeden van zijn naaste omgeving en de vleierij
van allen met moeite kon kalmeren. [Aemilius: deze wordt al genoemd in Ann. 2.11.1; hij was toen tribuun van de 4e cohorte van de keizerlijke lijfwacht.] |
4.42.3. Et Votienus quidem
maiestatis poenis adfectus est: Caesar obiectam sibi
adversus reos inclementiam eo pervicacius amplexus,
Aquiliam adulterii delatam cum Vario Ligure, quamquam
Lentulus Gaetulicus consul designatus lege Iulia
damnasset, exilio punivit Apidiumque Merulam quod in acta
divi Augusti non iuraverat albo senatorio erasit. |
4.42.3. En
Votienus is gestraft op beschuldiging van
majesteitsschennis: de keizer, die een onverzoenlijke
houding tegen aangeklaagden was verweten, heeft des te
krampachtiger in die houding volhard en Aquilia,
aangebracht wegens overspel met Varius Ligur, met verbanning gestraft, hoewel de
consul voor het volgend jaar Lentulus Gaetulicus haar al
volgens de Lex Iulia veroordeeld had en Apidius Merula
heeft hij uit de naamlijst der
senatoren laten schrappen omdat hij niet de eed had willen
afleggen op de daden van van de vergoddelijkte Augustus. [verbanning: deze verbanning betekende een verzwaring van de straf, want de Lex Iulia eiste slechts 'relegatio', waarbij het vermogen van de gestraften gespaard bleef, terwijl in geval van 'exilium' het vermogen grotendeels geconfiskeerd werd, nog afgezien van het verlies van burgerrecht.] [naamlijst: het 'album senatorium' was een instelling van Augustus uit het jaar 9 v. Chr.] |
Caput
XLIII
|
Hoofdstuk 43 |
4.43.1. Auditae dehinc
Lacedaemoniorum et Messeniorum legationes de iure templi
Dianae Limnatidis, quod suis a maioribus suaque in terra
dicatum Lacedaemonii firmabant annalium memoria vatumque
carminibus, sed Macedonis Philippi cum quo bellassent
armis ademptum ac post C. Caesaris et M. Antonii sententia
redditum. |
4.43.1. Hierna
zijn gezantschappen gehoord van de Spartanen en Messeniërs
over de status van de tempel van Diana van Limnae, waarvan de Spartanen via
geschiedschrijving en gedichten probeerden te adstrueren
dat hij door hun voorouders en in hun land was gewijd,
maar dat hij door Philippus van Macedonië, met wie zij oorlog gevoerd hadden, met
wapengeweld was afgenomen maar later door een besluit van
C. Caesar en Marcus Antonius
weer was teruggegeven. [Limnae: stadje in het landschap Messenia, westelijk van de Taygetos.] [oorlog: deze oorlog moet na de slag bij Chaeronea, 337 v. Chr, gevoerd zijn.] [C. Caesar: dus de dictator Gaius Iulius Caesar.] |
4.43.2. Contra Messenii veterem
inter Herculis posteros divisionem Peloponnesi protulere,
suoque regi Denthaliatem agrum in quo id delubrum
cessisse; monimentaque eius rei sculpta saxis et aere
prisco manere. |
4.43.2.
Hiertegen hebben de Messeniërs de oude verdeling van de
Peloponnesus onder de nakomelingen van Hercules ingebracht en dat het Denthalische gebied waarin deze
tempel stond aan hun koning toegevallen was; en dat er
officiele teksten over deze gebeurtenis, in de stenen
uitgehakt en in oud brons nog bestonden. [Hercules: Temenus, Kresphontes en de zonen van Aristodemus.] [Denthalische gebied: de streek tussen de Taygetos en de Sinus Messaniacus.] |
4.43.3. Quod si vatum, annalium ad
testimonia vocentur, pluris sibi ac locupletiores esse;
neque Philippum potentia sed ex vero statuisse: idem regis
Antigoni, idem imperatoris Mummii iudicium; sic Milesios
permisso publice arbitrio, postremo Atidium Geminum
praetorem Achaiae decrevisse. Ita secundum Messenios
datum. |
4.43.3. Maar
als dan toch de getuigenissen van dichters en
geschiedschrijvers erbij gesleept mochten worden, dan
hadden zij die in groter aantal en veelzeggender: want
Philippus had zijn beslissing niet genomen op grond van
oorlogssucces maar op grond van de ware stand van zaken:
aan hetzelfde oordeel hield zich koning Antigonus, de opperbevelhebber Mummius. Zo hadden ook de
Milesiërs, toen de officiële beslissing aan hen was
overgelaten, besloten en tenslotte ook Atidius Geminus, de praetor over
Achaia. Zo werd de zaak beslecht volgens de wens van de
Messeniërs. [Antigonus: Antigonus Doson bezette Sparta in 222 v. Chr.] [Mummius: deze maakte na de verwoesting van Korinthe van Griekenland een provincie in 146 v. Chr.] [Atidius Geminus: deze moet stadhouder van Achaia zijn geweest na 29 v. Chr., in de tijd van Augustus.] |
4.43.4. Et Segestani aedem Veneris
montem apud Erycum, vetustate dilapsam, restaurari
postulavere, nota memorantes de origine eius et laeta
Tiberio. Suscepit curam libens ut consanguineus. |
4.43.4. Verder
vroegen de bewoners van Segesta toestemming
om de door ouderdom vervallen tempel van Venus bij de berg
Eryx te laten restaureren,
waarbij zij bekende verhalen
oprakelden over de oorsprong ervan die Tiberius aangenaam
in de oren klonken. De zorg hiervoor nam hij als
bloedverwant graag op zich. [Segesta: in het Noordwesten van Sicilië.] [Eryx: aan de Noordwest-punt van Sicilië.] [verhalen: de stichting van de tempel werd toegeschreven aan Aeneas, de zoon van Venus [vgl. Vergilius, Aeneis 5, 759]. Volgens anderen was Eryx, ook een zoon van Venus, de stichter. Van de zoon van Aeneas, Iulus, wordt de gens Iulia afgeleid. Tiberius was door de adoptie van Augustus in de gens Iulia opgenomen; vandaar zijn gebaar.] |
4.43.5. Tunc tractatae Massiliensium
preces probatumque P. Rutilii exemplum; namque eum legibus
pulsum civem sibi Zmyrnaei addiderant. Quo iure Vulcacius
Moschus exul in Massiliensis receptus bona sua rei
publicae eorum et patriae reliquerat. |
4.43.5. Toen
werd ook het verzoekschrift van Marseille behandeld en het
precedent van Publius Rutilius
gesanctionneerd. Want de bewoners van Smyrna hadden hem,
toen hij bij wet verbannen was, als burger van hun stad
opgenomen. Vulcacius Moschus,
verbannen volgens dezelfde wet en in Marseille opgenomen,
had zijn vermogen aan hun staat als zijn vaderland
nagelaten. [Publius Rutilius: zie Ann. 3.66. Hij was uit Italië verbannen en ontving het burgerrecht van Smyrna in Klein-Azië, dat niet het 'ius exsulandi' had. Vandaar dat zijn recht als burger van Smyrna nader door Rome erkend moest worden. Marseille bezat het ius exsulandi wel.] [Vulcacius Moschus: deze redenaar uit Pergamon was in 20 v. Chr. beschuldigd van moord door vergiftiging.] |
Caput XLIV | Hoofdstuk 44 |
4.44.1. Obiere eo anno viri nobiles
Cn. Lentulus et L. Domitius. Lentulo super consulatum et
triumphalia de Getis gloriae fuerat bene tolerata
paupertas, dein magnae opes innocenter partae et modeste
habitae. |
4.44.1. In dat
jaar zijn twee mannen van aanzien, Gnaeus
Lentulus en Lucius Domitius, gestorven. Lentulus
had, afgezien van zijn consulaat en de eretekens van een
triomf op de Geten, tot roem
gestrekt dat hij zijn armoede waardig gedragen had en
daarna grote rijkdom op een correcte manier verworven en
in matigheid beheerd had. [Gnaeus Lentulus en Lucius Domitius: Gnaeus Lentulus was Consul in 18 v. Chr. Zie ook Ann. 1.27. - Lucius Domitius Ahenobardus: was consul in 16 v. Chr. en proconsul van Africa in 12 v. Chr.] [Geten: een Dacische stam aan de Donau. Hij overwon hen in 10 v. Chr.] |
4.44.2. Domitium decoravit pater
civili bello maris potens, donec Antonii partibus, mox
Caesaris misceretur. Avus Pharsalica acie pro optumatibus
ceciderat. Ipse delectus cui minor Antonia, Octavia
genita, in matrimonium daretur, post exercitu flumen Albim
transcendit, longius penetrata Germania quam quisquam
priorum, easque ob res insignia triumphi adeptus est. |
4.44.2. Voor
Domitius was zijn vader een
prachtige aanbeveling die in de burgeroorlog de macht op
zee had totdat hij zich eerst aansloot bij de partij van
Antonius, daarna die van Caesar. Zijn grootvader was in de slag bij
Pharsalus gesneuveld aan de kant van de optimaten.
Hijzelf, uitverkoren om te huwen met Antonia minor, de dochter van
Octavia, is later met een leger de rivier de Elbe
overgestoken en dieper binnengedrongen in Germanië dan wie
ook van zijn voorgangers en heeft op die gronden de
eretekenen van de triomf verworven. [vader: dit is Gnaeus Domitius, consul in 32 v. Chr. Hij had de vloot onder zich. Eerst was hij aanhanger van Brutus en Cassius, daarna (40 v. Chr.) van Marcus Antonius. Naar Octavianus (hier 'Caesar' genoemd) liep hij over in 31 v. Chr. vóór de slag bij Actium.] [grootvader: Lucius Domitius, consul in 54 v. Chr., sneuvelde in 48 v. Chr. bij Pharsalus waar Caesar Pompeius versloeg.] [Antonia minor: zie de noot bij Ann. 12,64. Tacitus verwart de beide Antoniae.] |
4.44.3. Obiit et L. Antonius, multa
claritudine generis sed improspera. Nam patre eius Iullo
Antonio ob adulterium Iuliae morte punito hunc admodum
adulescentulum, sororis nepotem, seposuit Augustus in
civitatem Massiliensem ubi specie studiorum nomen exilii
tegeretur. Habitus tamen supremis honor ossaque tumulo
Octaviorum inlata per decretum senatus. |
4.44.3. Ook is
overleden Lucius Antonius, uit een beroemd maar
onfortuinlijk geslacht. Want toen zijn vader Iullus Antonius wegens overspel
met Iulia ter dood veroordeeld was heeft Augustus hem, nog
maar een puber, de kleinzoon van zijn zus, naar de stad
Marseille weggewerkt, waar hij onder het mom van studies
de aanduiding 'ballingschap' moest verbloemen. Toch is aan
zijn uitvaart de eer bewezen dat zijn gebeente bij
senaatsbesluit bijgezet werd in het familiegraf van de
Octavii. [Iullus Antonius: deze was getrouwd met Marcella, de dochter van Octavia.] |
Caput
XLV
|
Hoofdstuk 45 |
4.45.1. Isdem consulibus facinus
atrox in citeriore Hispania admissum a quodam agresti
nationis Termestinae. Is praetorem provinciae L. Pisonem,
pace incuriosum, ex improviso in itinere adortus uno
vulnere in mortem adfecit; ac pernicitate equi profugus,
postquam saltuosos locos attigerat, dimisso equo per
derupta et avia sequentis frustratus est. |
4.45.1. In
datzelfde jaar is in Hispania Citerior een afschuwelijke
misdaad gepleegd door een of andere boer uit de Termestijnse volksstam. Deze
stortte zich plotseling onderweg op de praetor van de
provincie Lucius Piso, dank zij de vrede zonder speciale
voorzieningen op reis, en verwondde hem met één aanslag
dodelijk. Ontsnapt door de snelheid van zijn paard is hij,
nadat hij bosrijke bergpassen bereikt had en hij zijn
paard had laten weggaan, via steile en onherbergzame
gebieden ontkomen aan zijn achtervolgers. [Termestijnse volksstam: de Termestini zijn de bewoners van Termes [of Termisus]. Men neemt aan dat deze plaats was gelegen even ten Zuiden van de bovenloop van de Duero.] |
4.45.2. Neque diu fefellit: nam
prenso ductoque per proximos pagos equo cuius foret
cognitum. Et repertus cum tormentis edere conscios
adigeretur, voce magna sermone patrio frustra se
interrogari clamitavit: adsisterent socii ac spectarent;
nullam vim tantam doloris fore ut veritatem eliceret.
Idemque cum postero ad quaestionem retraheretur, eo nisu
proripuit se custodibus saxoque caput adflixit ut statim
exanimaretur. |
4.45.2. Maar hij heeft de dans niet lang kunnen ontspringen: want het paard werd gegrepen en rondgeleid door de dichtstbijgelegen dorpen en zo kwam men te weten van wie het was. Zo is hij dan ook gevonden en onder folteringen werd er geprobeerd hem ertoe te brengen om zijn handlangers prijs te geven; maar luidkeels riep hij in zijn eigen patois uit dat hij vergeefs ondervraagd werd: zijn makkers moesten er maar bij komen staan en toezien: geen enkele geweldpleging zou zoveel pijn veroorzaken dat die hem de waarheid zou ontfutselen. En toen hij de volgende dag weer voor een verhoor aangesleept werd wist hij aan zijn bewakers te ontsnappen en met zo'n kracht zijn hoofd tegen een steen te slaan dat hij terstond stierf. |
4.45.3. Sed Piso Termestinorum dolo
caesus habetur; quippe pecunias e publico interceptas
acrius quam ut tolerarent barbari cogebat. |
4.45.3. Maar
van Piso nam men aan dat hij door een aanslag van de
Termestijnen omgebracht is; hij placht namelijk de gelden
die uit hun gemeentefonds verduisterd
waren te hardhandig op te eisen dan dat de barbaren
het konden verdragen. [verduisterd: De magistraten of burgers van Termes pleegden vaak fraude ten nadele van hun eigen gemeentekas. De Romeinse overheid werd dan in dit soort zaken gemoeid.] |
Lees verder Terug naar het overzicht van de inhoud van de Annalen |