Annales 3, 40 - 47 
Jaarboeken 3, 40 - 47

Opstand in Gallië onderdrukt.

Caput IL

Hoofdstuk 40

3.40.1. Eodem anno Galliarum civitates ob magnitudinem aeris alieni rebellionem coeptavere, cuius extimulator acerrimus inter Treviros Iulius Florus, apud Aeduos Iulius Sacrovir. Nobilitas ambobus et maiorum bona facta eoque Romana civitas olim data, cum id rarum nec nisi virtuti pretium esset.





3.40.1. In datzelfde jaar zijn er Gallische staten een opstand begonnen wegens de grootte van hun schuld. De zeer driftige aanhitser hiervan was bij de Treveren Iulius Florus, bij de Aeduers Iulius Sacrovir. Beiden waren van adel en hun voorouders hadden zich uitstekend gedragen en daarom was hen in het verleden het Romeinse burgerrecht geschonken, toen dit nog zelden gebeurde en dan nog alleen als beloning voor correct gedrag.
[Treveren: dezen woonden langs de Moezel; hun hoofdstad was het huidige Trier.]
[Aeduers: de [H]aeduers woonden tussen de Arar [= Saône] en de Liger [=Loire].]

3.40.2. Ii secretis conloquiis, ferocissimo quoque adsumpto aut quibus ob egestatem ac metum ex flagitiis maxima peccandi necessitudo, componunt Florus Belgas, Sacrovir propiores Gallos concire.


3.40.2. Dezen bedisselden in geheime bijeenkomsten, waar ze de grootste woestelingen bij betrokken hadden of het soort lieden dat uit armoede en vrees als gevolg van hun crimineel verleden de grootste noodzaak ondervonden om over de schreef te gaan, dat Florus de Belgen en Sacrovir de dichterbij wonende Galliërs zou opruien.
[dichterbij: n.l. ten opzichte van Rome.]
3.40.3. Igitur per conciliabula et coetus seditiosa disserebant de continuatione tributorum, gravitate faenoris, saevitia ac superbia praesidentium, et discordare militem audito Germanici exitio. Egregium resumendae libertati tempus, si ipsi florentes quam inops Italia, quam inbellis urbana plebes, nihil validum in exercitibus nisi quod externum, cogitarent.

3.40.3. Derhalve hielden zij in openbare vergaderingen en bijeenkomsten opstandige toespraken over die onafgebroken reeks schattingen, de zwaarte van de woekerrente, de wreedheid en arrogantie van de landvoogden en lieten het voorkomen dat de soldaten zinden op muiterij sedert zij de dood van Germanicus vernomen hadden. Dit was een uitstekend tijdstip om de onafhankelijkheid weer terug te krijgen, als ze zich realiseerden dat het henzelf goed ging maar dat Italia arm was, het volk in de stad oorlogsmoe en de legers futloos, tenzij wat niet-Romeins was.

Caput ILI

Hoofdstuk 41

3.41.1. Haud ferme ulla civitas intacta seminibus eius motus fuit: sed erupere primi Andecavi ac Turoni. Quorum Andecavos Acilius Aviola legatus excita cohorte quae Lugduni praesidium agitabat coercuit.






3.41.1. Bijna geen enkele stam bleef onberoerd door de vonken van deze opstand: maar het eerst kwam het tot een uitbarsting bij de Andecaven en de Turonen. Van deze heeft de stadhouder Acilius Aviola, na het ontbieden van het cohort dat gelegerd was te Lyon, de Andecaven onder de duim gekregen.
[de Andecaven en de Turonen: de Andecaven (=Andes) woonden aan de benedenloop van de Loire, in de omgeving van het huidige Angers, dat in de Oudheid Iuliomagus heette. - De Turonen woonden in Touraine. Hun hoofdstad heette Caesarodunum (=Tours).]
[Acilius Aviola: deze was legatus pro praetore van Gallia Lugdunensis.]

3.41.2. Turoni legionario milite quem Visellius Varro inferioris Germaniae legatus miserat oppressi eodem Aviola duce et quibusdam Galliarum primoribus, qui tulere auxilium quo dissimularent defectionem magisque in tempore efferrent. 3.41.2. De Turonen zijn onderdrukt door de legioensoldaten die Visellius Varro, onderbevelhebber over Beneden-Germanië, gestuurd had onder leiding van dezelfde Aviola en een aantal vooraanstaanden van Gallië die hulp geboden hebben om hun ontrouw te camoufleren en op een geschikter tijdstip hun slag te slaan.
3.41.3. Spectatus et Sacrovir intecto capite pugnam pro Romanis ciens ostentandae, ut ferebat, virtutis: sed captivi ne incesseretur telis adgnoscendum se praebuisse arguebant. Consultus super eo Tiberius aspernatus est indicium aluitque dubitatione bellum.


3.41.3. Ook heeft men Sacrovir met onbedekt hoofd de strijd voor de ogen van de Romeinen zien aanjagen, naar hij zei, om zijn dapperheid te tonen: maar krijgsgevangenen smaalden dat hij zich zo ter herkenning geprofileerd had om te verhinderen dat hij met wapens bestookt zou worden. Toen Tiberius over deze zaak geraadpleegd werd, heeft hij minachting aan de dag gelegd en door zijn aarzeling de oorlog voedsel gegeven.

Caput ILII

Hoofdstuk 42

3.42.1. Interim Florus insistere destinatis, pellicere alam equitum, quae conscripta e Treviris militia disciplinaque nostra habebatur, ut caesis negotiatoribus Romanis bellum inciperet; paucique equitum corrupti, plures in officio mansere.

3.42.1. Intussen streefde Florus zijn plannen na en probeerde een eskadron ruiters dat uit de Treveri gelicht was en onder onze krijgsdienst en krijgstucht gehouden werd, ertoe over te halen om door het vermoorden van Romeinse kooplieden de oorlog te beginnen; een handjevol ruiters hebben zich laten overhalen, de meesten bleven trouw aan de uitvoering van hun taak.
3.42.2. Aliud vulgus obaeratorum aut clientium arma cepit petebantque saltus quibus nomen Arduenna, cum legiones utroque ab exercitu, quas Visellius et C. Silius adversis itineribus obiecerant, arcuerunt.

3.42.2. De rest van de bevolking, voorzover die bestond uit schuldenaren of cliënten, nam de wapens op en wilden naar het woudgebergte, dat de naam Arduenna draagt, trekken, toen legioenen uit beide legers, die Visellius en Gaius Silius via verschillende routes in de weg gesteld hadden, hen afweerden.
3.42.3. Praemissusque cum delecta manu Iulius Indus e civitate eadem, discors Floro et ob id navandae operae avidior, inconditam multitudinem adhuc disiecit. Florus incertis latebris victores frustratus, postremo visis militibus, qui effugia insederant, sua manu cecidit. Isque Trevirici tumultus finis.



3.42.3. En, vooruitgestuurd met een uitgelezen groep, heeft Iulius Indus, uit dezelfde stam maar op gespannen voet verkerend met Florus en daarom des te gretiger om zich voor ons in te zetten, deze troep, die nog steeds even ongedisciplineerd was, uiteengeslagen. Florus leidde de overwinnaars een tijdlang om de tuin door zijn schuilplaatsen geheim te houden en toen hij tenslotte gemerkt had dat de soldaten zijn uitvalswegen afgezet hadden, heeft hij de hand aan zichzelf geslagen. Dit betekende het einde van de opstand bij de Treveri.

Caput ILIII

Hoofdstuk 43

3.43.1. Apud Aeduos maior moles exorta quanto civitas opulentior et comprimendi procul praesidium. Augustodunum caput gentis armatis cohortibus Sacrovir occupaverat ut nobilissimam Galliarum subolem, liberalibus studiis ibi operatam, et eo pignore parentes propinquosque eorum adiungeret; simul arma occulte fabricata iuventuti dispertit.









3.43.1. Bij de Aeduers is een grotere opstand gerezen naarmate de staat rijker was en het garnizoen dat het onder de duim moest houden verder verwijderd. Augustodunum, de hoofdstad van dat volk, had Sacrovir met gewapende cohorten bezet, om zodoende een claim te leggen op de meest vooraanstaande telgen van Gallië, die daar studeerden en met hen als onderpand ook op de ouders en naaste verwanten van hen. Tegelijk deelde hij onder de jeugd heimelijk vervaardigde wapens uit.
[verder verwijderd: dat garnizoen lag namelijk aan de Rijn, want de troepen die de opstand van de Andecaven en Turonen hadden neergeslagen kwamen niet in aanmerking om tegen de Aedui te worden ingezet.]
[Augustodunum: dit is het huidige Autun. Augustus had daar een school gesticht voor de liberalia studia, een soort universiteit. In de boerenopstand van 285 na Chr. werd Autun, inclusief haar school, door brand verwoest. Op het einde van de derde eeuw na Chr. hield de beroemde redenaar Eumenius te Autun een redevoering waarin hij aandrong op een spoedige wederopbouw van deze eens zo vermaarde school.]

3.43.2. Quadraginta milia fuere, quinta sui parte legionariis armis, ceteri cum venabulis et cultris quaeque alia venantibus tela sunt. Adduntur e servitiis gladiaturae destinati quibus more gentico continuum ferri tegimen: cruppellarios vocant, inferendis ictibus inhabilis, accipiendis impenetrabilis.



3.43.2. Zij waren met veertigduizend, waarvan een vijfde deel was uitgerust met de wapens van legioensoldaten, de overigen met jachtspiesen en messen en wat maar verder aan jagers als wapens ten dienste stond. Hieraan werden uit het slavenbestand diegenen toegevoegd die als gladiator voorbestemd waren en die naar de gewoonte van dat volk van boven tot onder afgedekt waren met ijzeren bepantsering. Men noemde hen cruppellarii, en zij waren weliswaar slecht in staat om slagen uit te delen, maar ontoegankelijk voor het oplopen ervan.
3.43.3. Augebantur eae copiae vicinarum civitatum ut nondum aperta consensione, ita viritim promptis studiis, et certamine ducum Romanorum, quos inter ambigebatur utroque bellum sibi poscente. Mox Varro invalidus senecta vigenti Silio concessit.


3.43.3. Deze troepen werden nog verstevigd door de steun van de naburige staten, die dan nog wel niet openlijk tot uiting kwam, maar wel in individueel uitgesproken sympathiebetuiging schuilging. Daarbij kwam nog de rivaliteit tussen de Romeinse aanvoerders tussen wie men twijfelde aan wie het commando op te dragen, terwijl elk van beiden de oorlog voor zich opeiste. Weldra liet Varro, die verzwakt was door ouderdom, het over aan de nog krachtige Silius.

Caput ILIV

Hoofdstuk 44

3.44.1. At Romae non Treviros modo et Aeduos sed quattuor et sexaginta Galliarum civitates descivisse, adsumptos in societatem Germanos, dubias Hispanias, cuncta, ut mos famae, in maius credita.


3.44.1. Maar te Rome ging men er van uit dat niet alleen de Treviri en Aeduers maar vierenzestig stammen van Gallië zich afgescheiden hadden, dat ze het met de Germanen in een bondgenootschap op een akkoordje hadden gegooid, dat de Spaanse provincies onbetrouwbaar waren, en dit alles werd, zoals dat met geruchten gaat, in overdreven mate voor waar versleten.
3.44.2. Optumus quisque rei publicae cura maerebat: multi odio praesentium et cupidine mutationis suis quoque periculis laetabantur increpabantque Tiberium quod in tanto rerum motu libellis accusatorum insumeret operam.

3.44.2. Ieder weldenkend mens was uit zorg om het staatsbelang droevig gestemd: velen echter verheugden zich uit afkeer van de gang van zaken en uit verlangen naar verandering ondanks het gevaar dat zij zelf liepen en voeren uit tegen Tiberius omdat hij in een zo grote chaos nog energie stak in geschriftjes van aanklagers.
3.44.3. An Sacrovirum maiestatis crimine reum in senatu fore? Extitisse tandem viros qui cruentas epistulas armis cohiberent. Miseram pacem vel bello bene mutari.


3.44.3. Of zou Sacrovir soms op beschuldiging van majesteitsschennis aangeklaagd in de senaat verschijnen? Eindelijk waren er dan mannen opgestaan die de bloedbevelen met wapengeweld zouden proberen in te tomen. Deze hopeloze vrede zou zelfs door een oorlog ten goede gekeerd worden.
3.44.4. Tanto impensius in securitatem compositus, neque loco neque vultu mutato, sed ut solitum per illos dies egit, altitudine animi, an compererat modica esse et vulgatis leviora.

3.44.4. Des te nadrukkelijker was Tiberius uit op een vertoon van zorgeloosheid en, zonder van plaats of uitdrukking te veranderen, bracht hij die dagen door zoals hij gewoon was, uit norsheid of omdat hij te weten gekomen was dat het wel losliep en de zaken er luchtiger voorstonden dan er verteld werd.

Caput ILV

Hoofdstuk 45

3.45.1. Interim Silius cum legionibus duabus incedens praemissa auxiliari manu vastat Sequanorum pagos qui finium extremi et Aeduis contermini sociique in armis erant. Mox Augustodunum petit propero agmine, certantibus inter se signiferis, fremente etiam gregario milite, ne suetam requiem, ne spatia noctium opperiretur: viderent modo adversos et aspicerentur; id satis ad victoriam.


3.45.1. Intussen trok Silius met twee legioenen op na een colonne hulptroepen vooruitgestuurd te hebben en verwoestte de dorpen van de Sequanen die het dichtstbij onze grenzen liggen en vlakbij de Aeduers die hun bondgenoten in de wapens waren. Al gauw rukte hij in ijlmarsen op naar Augustodunum, in onderlinge wedloop bij de vaandeldragers en waarbij ook de gemeensoldaten erop aandrongen om niet de gebruikelijke rust of uitvoerige nachtkampementen als vertraging te dulden: als ze de tegenstanders maar eens in het vizier kregen en door hen gezien werden; dit zou al voldoende zijn voor de overwinning.
3.45.2. Duodecimum apud lapidem Sacrovir copiaeque patentibus locis apparuere. In fronte statuerat ferratos, in cornibus cohortes, a tergo semermos. Ipse inter primores equo insigni adire, memorare veteres Gallorum glorias quaeque Romanis adversa intulissent; quam decora victoribus libertas, quanto intolerantior servitus iterum victis.

3.45.2. Bij de twaalfde mijlsteen kwam Sacrovir met zijn troepen in open terrein in zicht. In eerste linie had hij zijn gepantserde mannen opgesteld, op de flanken zijn cohorten, in de achterhoede de halfgewapenden. Zelf kwam hij tussen de voornaamsten op een uitstekend paard aan rijden: hij herinnerde zijn mannen nog eens aan vroegere overwinningen van de Galliërs en wat voor schade zij de Romeinen hadden berokkend; hoe schitterend de vrijheid voor hen zou zijn bij een overwinning, hoe nog onverdragelijker hun onderdrukking zou zijn bij een nieuwe nederlaag.

Caput LVI

Hoofdstuk 46

3.46.1. Non diu haec nec apud laetos: etenim propinquabat legionum acies, inconditique ac militiae nescii oppidani neque oculis neque auribus satis competebant. Contra Silius, etsi praesumpta spes hortandi causas exemerat, clamitabat tamen pudendum ipsis quod Germaniarum victores adversum Gallos tamquam in hostem ducerentur.




3.46.1. Dit duurde niet lang en het enthousiasme erover was ook niet groot: want reeds naderde de slaglinie van de legioenen en de stedelingen die van krijgsdienst geen kaas gegeten hadden verging horen en zien. Daarentegen brulde Silius, hoewel de tevoren gevestigde hoop de reden tot aansporen overbodig had gemaakt, toch luid dat het een schande voor hen was dat zij, de overwinnaars van de Germanen, aangevoerd werden tegen de Galliërs als waren het serieuze vijanden.
[serieuze vijanden: geringschattend bedoeld: 'Deze Aeduers zijn geen partij voor jullie; ze zijn eigenlijk te min voor de Romeinen die al met de Germanen, veel geduchtere tegenstanders, hebben afgerekend'.]
3.46.2. 'Una nuper cohors rebellem Turonum, una ala Treverum, paucae huius ipsius exercitus turmae profligavere Sequanos. Quanto pecunia dites et voluptatibus opulentos tanto magis imbellis Aeduos evincite et fugientibus consulite.' 3.46.2. 'Eén cohort heeft nog onlangs de rebel onder de Turonen, één ruitereskadron die bij de Treveren, een handjevol vendels van precies dit leger hebben de Sequanen verslagen. Hoe rijker aan geld en zwelgend in hun genietingen deze Aeduers zijn, des te groter hun lafheid: hak ze in de pan maar spaar ze bij een vlucht'.
3.46.3. Ingens ad ea clamor et circumfudit eques frontemque pedites invasere, nec cunctatum apud latera. Paulum morae attulere ferrati, restantibus lamminis adversum pila et gladios; set miles correptis securibus et dolabris, ut si murum perrumperet, caedere tegmina et corpora; quidam trudibus aut furcis inertem molem prosternere, iacentesque nullo ad resurgendum nisu quasi exanimes linquebantur. 3.46.3. Daarop brak een geweldig geschreeuw los en de ruiterij maakte een omsingelende beweging en de infanterie ging af op de frontlinie en ook op de flanken aarzelde men niet. Voor een kort oponthoud zorgden de gepantserden omdat hun metalen platen bestand waren tegen lansen en zwaarden; maar de soldaten grepen hun bijlen en houwelen en hakten in op de pantsers en lichamen alsof ze door een muur heen moesten breken. Sommigen sloegen met stangen of gaffels de logge massa's tegen de grond, en als zij eenmaal op de grond lagen werden ze voor dood achtergelaten omdat elke inspanning om nog op te staan kansloos was.
3.46.3. Sacrovir primo Augustodunum, dein metu deditionis in villam propinquam cum fidissimis pergit. Illic sua manu, reliqui mutuis ictibus occidere: incensa super villa omnis cremavit.

3.46.3. Sacrovir nam eerst zijn toevlucht tot Augustodunum, daarna trok hij uit vrees voor een uitlevering in een buitenhuis met zijn meest getrouwen. Daar kwam hij om door zelfdoding, de overigen door elkaar neer te steken: de boven hun hoofden in brand gestoken villa werd de brandstapel voor hen allen.

Caput LVII

Hoofdstuk 47

3.47.1. Tum demum Tiberius ortum patratumque bellum senatu scripsit; neque dempsit aut addidit vero, sed fide ac virtute legatos, se consiliis superfuisse.

3.47.1. Toen pas heeft Tiberius de senaat er schriftelijk van op de hoogte gebracht dat er een oorlog ontstaan en beslecht was; en hij heeft de waarheid geen geweld aangedaan maar 'de onderbevelhebbers hadden met trouw en dapperheid, hijzelf met adviezen de zaak tot een goed einde gebracht'.
3.47.2. Simul causas cur non ipse, non Drusus profecti ad id bellum forent, adiunxit, magnitudinem imperii extollens, neque decorum principibus, si una alterave civitas turbet, occurrere, omissa urbe, unde in omnia regimem. Nunc quia non metu ducatur iturum ut praesentia spectaret componeretque.

3.47.2. Tegelijk heeft hij er de redenen aan toegevoegd waarom hij niet zelf en ook Drusus niet naar deze oorlog vertrokken waren, waarbij hij de omvang van het rijk zwaar accentueerde en dat het vorsten niet paste om, als het een of andere volkje in opschudding kwam, daar meteen heen te rennen met achterlating van de stad vanwaaruit toch het beleid over alles uitging. Aangezien er nu geen reden tot vrees was zou hij erheen reizen om de toestand in ogenschouw te nemen en orde op zaken te stellen.
3.47.3. Decrevere patres vota pro reditu eius supplicationesque et alia decora. Solus Dolabella Cornelius dum antire ceteros parat absurdam in adulationem progressus, censuit ut ovans e Campania urbem introiret. Igitur secutae Caesaris litterae quibus se non tam vacuum gloria praedicabat ut post ferocissimas gentes perdomitas, tot receptos in iuventa aut spretos triumphos, iam senior peregrinationis suburbanae inane praemium peteret.

3.47.3. De senatoren hebben geloften afgekondigd voor zijn behouden terugkeer en ook biddagen en ander eerbetoon. Alleen Cornelius Dolabella verviel tot idiote vleierij, terwijl hij de anderen probeerde de loef af te steken, en gaf als zijn mening te kennen dat hij vanuit Campanië in een kleine triomftocht Rome zou moeten binnentrekken. Er volgde dan ook een schrijven van de keizer waarin hij stipuleerde dat hij niet zó gespeend was van roem dat hij, na het bedwingen van de meest woeste volken en het aannemen of afslaan van zoveel triomftochten, nu, al op rijpere leeftijd, nog een loze beloning nodig had voor een tripje naar de buitenwijken van de stad.




Lees verder


Terug naar inhoudsoverzicht