Annales 3, 20 - 28               

                                        

Jaarboeken 3, 20 - 28

Oorlog tegen Tacfarinas; Processen in Rome;
Rechtsgeschiedenis.

3.20.1. Eodem anno Tacfarinas, quem priore aestate pulsum a Camillo memoravi, bellum in Africa renovat, vagis primum populationibus et ob pernicitatem inultis, dein vicos excindere, trahere gravis praedas; postremo haud procul Pagyda flumine cohortem Romanam circumsedit. Praeerat castello Decrius impiger manu, exercitus militia et illam obsidionem flagitii ratus.



3.20.1. In datzelfde jaar hernieuwde Tacfarinas, van wie ik al vermeld heb dat hij in het voorgaande jaar door Camillus verslagen was, de oorlog in Africa, eerst door plunderingen te hooi en te gras en, als gevolg van de snelle uitvoering, ongewroken, daarna verwoestte hij hele dorpen en sleepte grote hoeveelheden buit weg; tenslotte omsingelde hij niet ver van de rivier de Pagydas een Romeins cohort. Aan het hoofd van de versterking stond Decrius, een 'Draufgänger', doorkneed in het krijgsbedrijf en van mening dat die belegering een schandaal was.
[het voorgaande jaar: Tacitus beschrijft in dit deel van het derde boek gebeurtenissen uit het jaar 20. De overwinning van Camillus op Tacfarinas had echter plaats in 17 en niet in 19 na Chr. (Zie Ann.2.52.2)]
3.20.2. Is cohortatus milites, ut copiam pugnae in aperto faceret aciem pro castris instruit. Primoque impetu pulsa cohorte promptus inter tela occursat fugientibus, increpat signiferos quod inconditis aut desertoribus miles Romanus terga daret; simul exceptat vulnera et quamquam transfosso oculo adversum os in hostem intendit neque proelium omisit donec desertus suis caderet. 3.20.2. Deze sprak zijn soldaten moed in en stelde ze in slaglinie op vóór het legerkamp om gelegenheid te bieden voor een strijd in het open veld. En nadat het cohort bij de eerste aanval teruggeslagen was, rende hij ijlings, tussen de werpwapens door, de vluchtenden tegemoet en voer tegen de vaandeldragers uit dat Romeinse soldaten vluchtten voor ongedisciplineerde manschappen of deserteurs. Prompt liep hij verwondingen op maar, hoewel zijn oog doorboord was richtte hij zijn gezicht naar de vijand en liet de strijd niet varen totdat hij, door de zijnen in de steek gelaten, sneuvelde.

Caput XXI

Hoofdstuk 21

3.21.1. Quae postquam L. Apronio (nam Camillo successerat) comperta, magis dedecore suorum quam gloria hostis anxius, raro ea tempestate et e vetere memoria facinore decumum quemque ignominiosae cohortis sorte ductos fusti necat. 3.21.1. Nadat dit Lucius Apronius (die was namelijk Camillus opgevolgd) ter ore gekomen was, liet hij, meer bezorgd om de schande van de zijnen dan om de triomf van de vijand, elke tiende van het eerloze cohort, bij loting aangewezen, met de knuppel doden, een zeldzame daad in die tijd en één die de herinnering aan oude tijden opriep.

3.21.2. Tantumque severitate profectum ut vexillum veteranorum, non amplius quingenti numero, easdem Tacfarinatis copias praesidium cui Thala nomen adgressas fuderint. 3.21.2. En zoveel is er door dit strenge optreden bereikt dat één corps veteranen, niet meer dan 500 in getal, dezelfde troepen van Tacfarinas bij een aanval op een versterking met de naam Thala op de vlucht gedreven heeft.

3.21.3. Quo proelio Rufus Helvius gregarius miles servati civis decus rettulit donatusque est ab Apronio torquibus et hasta. Caesar addidit civicam coronam, quod non eam quoque Apronius iure proconsulis tribuisset questus magis quam offensus. 3.21.3. In deze strijd verwierf Rufus Helvius, een gewoon soldaat, de roem een burger gered te hebben en hij kreeg van Apronius een halsketen en een lans. De keizer voegde er nog een burgerkrans aan toe, meer betreurend dan gekwetst dat Apronius uit hoofde van zijn proconsulaire bevoegdheid deze niet ook gegeven had.
3.21.4. Sed Tacfarinas perculsis Numidis et obsidia aspernantibus spargit bellum, ubi instaretur cedens ac rursum in terga remeans. Et dum ea ratio barbaro fuit, inritum fessumque Romanum impune ludificabatur: postquam deflexit ad maritimos locos, inligatus praeda stativis castris adhaerebat, missu patris Apronius Caesianus cum equite et cohortibus auxiliariis, quis velocissimos legionum addiderat, prosperam adversum Numidas pugnam facit pellitque in deserta. 3.21.4. Maar Tacfarinas spreidde de oorlog, omdat de Numidiërs in paniek geraakt waren en hun bekomst hadden van belegeringen, door te wijken zodra hij op zijn huid gezeten werd en dan weer de vijand in de rug aanvallend. En zolang de barbaar deze taktiek volgde, kon hij straffeloos de gefrustreerde en vermoeide Romeinen voor aap zetten: nadat hij echter naar de zeekust was afgebogen, bleef hij, gebonden door zijn buit, in een vast kamp opgesloten. Apronius Caesianus, gezonden door zijn vader met een ruiterij en cohorten bestaande uit bondgenoten, waaraan hij de snelsten van de legioenen had toegevoegd, leverde een voorspoedig gevecht tegen de Numidiërs en dreef hen de woestijn in.

Caput XXII

Hoofdstuk 22

3.22.1. At Romae Lepida, cui super Aemiliorum decus L. Sulla et Cn. Pompeius proavi erant, defertur simulavisse partum ex P. Quirinio divite atque orbo. Adiciebantur adulteria venena quaesitumque per Chaldaeos in domum Caesaris, defendente ream Manio Lepido fratre. Quirinius post dictum repudium ad huc infensus quamvis infami ac nocenti miserationem addiderat.

3.22.1. Maar te Rome werd Lepida, die afgezien van haar roemrijke afkomst uit de familie der Aemilii ook nog kon bogen op Lucius Sulla en Cnaeus Pompeius als overgrootvaders, ervan beschuldigd voorgewend te hebben een kind gekregen te hebben van de rijke en kinderloze Publius Quirinius. Daar werden nog overspel en gifmengerij aan toegevoegd en de beschuldiging dat zij bij de Chaldaeërs inlichtingen had ingewonnen ten nadele van het keizerhuis. De verdediging van de aangeklaagde nam haar broer Manius Lepidus op zich. Dat Quirinius haar na de echtscheiding nog zozeer met zijn haat vervolgde had haar medelijden opgeleverd, hoe berucht en misdadig zij ook was.
3.22.2. Haud facile quis dispexerit illa in cognitione mentem principis: adeo vertit ac miscuit irae et clementiae signa. Deprecatus primo senatum ne maiestatis crimina tractarentur, mox M. Servilium e consularibus aliosque testis inlexit ad proferenda quae velut reicere voluerat. Idemque servos Lepidae, cum militari custodia haberentur, transtulit ad consules neque per tormenta interrogari passus est de iis quae ad domum suam pertinerent. Exemit etiam Drusum consulem designatum dicendae primo loco sententiae; quod alii civile rebantur, ne ceteris adsentiendi necessitas fieret, quidam ad saevitiam trahebant: neque enim cessurum nisi damnandi officio.





3.22.2. Niet makkelijk zou iemand bij dit onderzoek de stemming van de keizer hebben kunnen doorzien: zozeer sloeg hij om van blijken van toorn naar die van medeleven en liet hij die dooreen lopen. Aanvakelijk verzocht hij de senaat om beschuldigingen van majesteitsschennis maar te laten rusten, daarna weer bracht hij Marcus Servilius, een oud-consul, en andere getuigen ertoe om juist weer in te brengen wat hij zogenaamd had willen verwerpen. Evenzo liet hij de slaven van Lepida, toen die onder militaire hechtenis gehouden werden, onder het gezag van de consuls brengen en hij heeft niet geduld dat zij onder foltering verhoord werden over aangelegenheden die zijn eigen huis zouden betreffen. Ook ontnam hij Drusus, als consul voor de volgende periode gekozen, de verplichting om als eerste zijn mening naar voren te brengen. Dit achtten sommigen een hoffelijk gebaar, om niet de anderen een verplichting op te dringen zich daarbij aan te sluiten, maar sommigen bracht dit tot woede omdat zij dachten dat hij voor geen verplichting uit de weg zou gaan tenzij die van een veroordeling.
[een veroordeling: had Drusus van Tiberius opdracht gekregen mild te stemmen, dan had hij heus wel het eerst zijn mening kenbaar gemaakt om met de eer te gaan strijken. Maar nu liet hij anderen de kastanjes uit het vuur halen bij een veroordeling.]

Caput XXIII

Hoofdstuk 23

3.23.1. Lepida ludorum diebus qui cognitionem intervenerant theatrum cum claris feminis ingressa, lamentatione flebili maiores suos ciens ipsumque Pompeium, cuius ea monimenta et adstantes imagines visebantur, tantum misericordiae permovit ut effusi in lacrimas saeva et detestanda Quirinio clamitarent, cuius senectae atque orbitati et obscurissimae domui destinata quondam uxor L. Caesari ac divo Augusto nurus dederetur.



3.23.1. Lepida bezocht tijdens de dagen van de spelen die samenvielen met het onderzoek, met vooraanstaande vrouwen het theater en wekte met treurige jammerklachten aan het adres van haar voorouders en met name Pompeius zelf, wiens gedenkteken aldaar en aanwezige borstbeelden voor iedereen zichtbaar waren, zoveel medelijden op dat de omstanders, in tranen uitgebarsten, woeste en smadelijke verwensingen aan het adres van Quirinius uitriepen, aan wiens oude en kinderloze leeftijd en onbetekenende huis een vrouw opgeofferd werd die ooit was voorbestemd als schoondochter voor Lucius Caesar en de vergoddelijkte Augustus.
[de spelen: vermoedelijk de Romani Magni van 4 tot 19 september; in die dagen werden alle processen opgeschort.]
[het theater: dit is het theater van Pompeius.]

3.23.2. Dein tormentis servorum patefacta sunt flagitia itumque in sententiam Rubelli Blandi a quo aqua atque igni arcebatur. Huic Drusus adsensit quamquam alii mitius censuissent.Mox Scauro, qui filiam ex ea genuerat, datum ne bona publicarentur. Tum demum aperuit Tiberius compertum sibi etiam ex P. Quirinii servis veneno eum a Lepida petitum.


3.23.2. Daarna zijn door middel van het folteren van slaven haar schanddaden aan het licht gebracht en men schaarde zich achter de mening van Rubellius Blandus die voorstelde haar te verbannen. Hieraan heeft Drusus zijn goedkeuring gehecht hoewel anderen zich voor een milder vonnis hadden uitgesproken. Daarop werd ten gunste van Scaurus, die een dochter bij haar verwekt had, toegestaan dat haar goederen niet verbeurd verklaard werden. Toen pas heeft Tiberius bekend gemaakt dat hij uit de verhoren van de slaven van Publius Quirinius ook te weten was gekomen dat Lepida hem met vergif had trachten om te brengen.
[Scaurus: Scaurus was met Lepida, na haar scheiding, getrouwd.]

Caput XXIV

Hoofdstuk 24

3.24.1. Inlustrium domuum adversa (etenim haud multum distanti tempore Calpurnii Pisonem, Aemilii Lepidam amiserant) solacio adfecit D. Silanus Iuniae familiae redditus. 3.24.1. Bij de tegenslagen van de vooraanstaande geslachten (want in korte tijd hadden de Calpurnii Piso en de Aemilii Lepida verloren) strekte het tot troost dat Decimus Silanus weer aan het geslacht Iunia werd teruggeschonken.

3.24.2. Casum eius paucis repetam. Ut valida divo Augusto in rem publicam fortuna ita domi improspera fuit ob impudicitiam filiae ac neptis quas urbe depulit, adulterosque earum morte aut fuga punivit. Nam culpam inter viros ac feminas vulgatam gravi nomine laesarum religionum ac violatae maiestatis appellando clementiam maiorum suasque ipse leges egrediebatur.

3.24.2. Zijn lotgevallen zal ik in het kort vertellen. Zo krachtig als het lot de vergoddelijkte Augustus tegen de Republiekeinse staatsvorm steunde, zo zwak was zij in zijn huiselijke omstandigheden wegens de zedeloosheid van zijn dochter en kleindochter, die hij uit de Stad verbannen heeft en wier minnaars hij met de dood of verbanning gestraft heeft. Want door zedeloos gedrag dat tussen mannen en vrouwen hand over hand was toegenomen met de zware aanduiding van 'heiligschennis' en 'majesteitsschennis' te bestempelen ging hij verder dan de inschikkelijkheid van de voorouders en zijn eigen wetgeving.
3.24.3. Sed aliorum exitus simul cetera illius aetatis memorabo si effectis in quae tetendi plures ad curas vitam produxero. D. Silanus in nepti Augusti adulter, quamquam non ultra foret saevitum quam ut amicitia Caesaris prohiberetur, exilium sibi demonstrari intellexit, nec nisi Tiberio imperitante deprecari senatum ac principem ausus est M. Silani fratris potentia, qui per insignem nobilitatem et eloquentiam praecellebat.

3.24.3. Maar de dood van anderen zal ik tegelijk met de overige gebeurtenissen vertellen, als mij, na het volbrengen van wat ik mij tot doel gesteld heb, een langer leven beschoren zal zijn om meer werken aan te vatten. Decimus Silanus dan, de minnaar van Augustus' kleindochter, begreep daaruit - hoewel er niet verder met gestrengheid tegen hem was opgetreden dan dat hij de de vriendschap met de keizer verspeeld had - dat hij tot ballingschap verwezen werd, en hij heeft vóór de heerschappij van Tiberius de senaat en de vorst ook niet om genade durven smeken in verband met het vertrouwen in zijn broer Marcus Silanus, die door zijn buitengewone adelstand en welsprekendheid een belangrijke plaats innam.
3.24.4. Sed Tiberius gratis agenti Silano patribus coram respondit se quoque laetari quod frater eius e peregrinatione longinqua revertisset, idque iure licitum quia non senatus consulto non lege pulsus foret: sibi tamen adversus eum integras parentis sui offensiones neque reditu Silani dissoluta quae Augustus voluisset. Fuit posthac in urbe neque honores adeptus est.
3.24.4. Maar Tiberius antwoordde Silanus, toen die dank betuigde in het bijzijn van de senaat, dat ook hij verheugd was dat zijn broer van zijn lange omzwerving in het buitenland was teruggekeerd en dat dit volkomen rechtmatig was omdat hij noch door een senaatsbesluit, noch door wetgeving verdreven was: maar dat hij tegenover hem dezelfde gekwetste gevoelens als zijn vader zou blijven koesteren en dat door de terugkeer van Silanus niet zou worden opgeheven wat Augustus had gewild. Hierna leefde hij in Rome zonder ereambten te verkrijgen.

Caput XXV

Hoofdstuk 25

3.25.1. Relatum dein de moderanda Papia Poppaea, quam senior Augustus post Iulias rogationes incitandis caelibum poenis et augendo aerario sanxerat. Nec ideo coniugia et educationes liberum frequentabantur praevalida orbitate: ceterum multitudo periclitantium gliscebat, cum omnis domus delatorum interpretationibus subverteretur, utque antehac flagitiis ita tunc legibus laborabatur.


























3.25.1. Daarna is aan de orde gesteld de vraag of de Lex Papia Poppaea verzacht moest worden, een wet die Augustus op hogere leeftijd uitgevaardigd had na de Iulische wetsvoorstellen om de straffen op ongehuwden op te jagen en de schatkist zo te spekken. Maar noch zijn daardoor de huwelijksaantallen en kinderopvoedingen toegenomen omdat de trend van kinderloosheid nu eenmaal sterk was: maar het aantal van degenen die in gevaar verkeerden nam allengs toe, omdat elk gezin door de verdachtmakingen van aanklagers in gevaar gebracht werd en zoals men vroeger onder misdaden leed, zo ging men toen gebukt onder de wetten.
[Lex Papia Poppaea: deze dateerst uit het jaar 9 na Chr. en is genoemd naar de consules suffecti Papius Murilus en Poppaeus Secundus. Deze wet stond iedere Romeinse burger - senatoren uitgezonderd - toe te huwen met vrijgelatenen; zij verbood huwelijken met te jonge meisjes en regelde en beperkte de echtscheiding. De wet verzekerde de gehuwde man, vooral vaders van kinderen, zekere voordelen: recht van voorrang, gereserveerde plaats in het theater, maar vooral politieke rechten: het recht benoemd te worden tot gouverneur van een provincie, waar de gehuwde man voorkeur genoot boven de vrijgezel [vgl. Ann.15.19.1]. Tegen de vrijgezellen bestond een zekere civiele discriminatie: zij mochten niet erven van een vreemde; gehuwde, maar kinderloze, mannen kregen bij erflating slechts de helft van hun erfenis toegewezen. De rest ging naar die erfgenamen die de staat kinderen hadden geschonken of anders naar de staat zelf. De goederen van vrijgezellen kwamen na hun dood te vervallen aan de staat. Als vrijgezel werd aangemerkt: iedere ongehuwde man van 25, iedere ongehuwde vrouw van 20 jaar; verder nog mannen die trouwden na hun 60e jaar, vrouwen na hun 50e.]
[Iulische wetsvoorstellen: al in 46 v. Chr. had de dictator Iulius Caesar beloningen gesteld op het krijgen van kinderen. Tacitus bedoelt hier echter de 'Lex Iulia de maritandibus ordinibus', die Augustus in 18 v Chr uitvaardigde. Deze wet verbood personen uit de senatorenstand te huwen met libertinae en toneelspeelsters; maar de wet liet huwelijken toe tussen vrije burgers en vrijgelatenen. Ook waren huwelijken tussen tutor en pupilla verboden. Augustus' rigoureuze huwelijkswetgeving gaf aanleiding tot het concubinaat, een verbintenis tussen man en vrouw die leek op het huwelijk maar zonder 'affectio maritalis' en 'honor matrimonii'. Het concubinaat was geoorloofd onder de eerste keizers; later gaf Iustinianus er wettelijke beperkingen voor aan.]
3.25.2. Ea res admonet ut de principiis iuris et quibus modis ad hanc multitudinem infinitam ac varietatem legum perventum sit altius disseram. 3.25.2. Deze aangelegenheid zet mij ertoe aan om dieper in te gaan op de oorsprongen van het recht en de manier waarop het gekomen is tot de huidige onbegrensde en bonte veelheid van wetten.

Caput XXVI

Hoofdstuk 26

3.26.1. Vetustissimi mortalium, nulla adhuc mala libidine, sine probro, scelere eoque sine poena aut coercitionibus agebant. Neque praemiis opus erat cum honesta suopte ingenio peterentur; et ubi nihil contra morem cuperent, nihil per metum vetabantur. 3.26.1. De oudste stervelingen leefden nog zonder kwaadaardige lusten, zonder ontucht en misdadigheid en daardoor ook zonder straf of dwangmaatregelen. Ook was er geen behoefte aan beloningen omdat men uit eigen aanleg nastreefde wat eervol was. En omdat men niets verlangde in strijd met wat goed gebruik was, werden er ook geen verboden opgelegd om angst in te boezemen.
3.26.2. At postquam exui aequalitas et pro modestia ac pudore ambitio et vis incedebat, provenere dominationes multosque apud populos aeternum mansere. 3.26.2. Maar toen de gelijkheid begon te verdwijnen en in plaats van bescheidenheid en gêne eerzucht en geweld toenam, kwamen ook de tyrannieën op die bij vele volken voor altijd zijn gebleven.

3.26.3. Quidam statim aut postquam regum pertaesum leges maluerunt. Hae primo rudibus hominum animis simplices erant; maximeque fama celebravit Cretensium, quas Minos, Spartanorum, quas Lycurgus, ac mox Atheniensibus quaesitiores iam et plures Solo perscripsit. Nobis Romulus ut libitum imperitaverat: dein Numa religionibus et divino iure populum devinxit, repertaque quaedam a Tullo et Anco. Sed praecipuus Servius Tullius sanctor legum fuit quis etiam reges obtemperarent. 3.26.3. Sommigen prefereerden meteen al, of nadat ze van koningen genoeg gekregen hadden, wetgeving. Deze waren aanvankelijk eenvoudig, in overeenstemming met de eenvoudige karakters van de mensen; en het meest heeft de roem die van de Kretensers befaamd gemaakt, die Minos, van de Spartanen die Lycurgus, en daarna de al groter in aantal en meer genuanceerde die Solon voor de Atheners heeft opgeschreven. Bij ons had Romulus naar willekeur de leiding gehad: daarna heeft Numa het volk aan banden gelegd met godsdienstige gebruiken en goddelijk recht, terwijl sommige uitgangspunten door Tullus en Ancus ontwikkeld zijn. Maar de voornaamste wetgever is Servius Tullius geweest, aan wiens wetten zelfs de koningen moesten gehoorzamen.

Caput XXVII

Hoofdstuk 27

3.27.1. Pulso Tarquinio adversum patrum factiones multa populus paravit tuendae libertatis et firmandae concordiae, creatique decemviri et accitis quae usquam egregia compositae duodecim tabulae, finis aequi iuris. Nam secutae leges etsi aliquando in maleficos ex delicto, saepius tamen dissensione ordinum et apiscendi inlicitos honores aut pellendi claros viros aliaque ob prava per vim latae sunt.













3.27.1. Na het verdrijven van Tarquinius heeft het volk, tegen de senatorenstand in, veel bewerkstelligd om de vrijheid te beschermen en de eensgezindheid te versterken, en er werden Tienmannen gekozen en - na alles wat ergens maar aan voortreffelijks was van stal gehaald te hebben - heeft men de Twaalf Tafels opgesteld, het slot van onpartijdig recht. Want hoewel soms opgesteld tegen misdadigers, zijn de volgende wetten meer dan eens met geweld doorgedreven onder druk van de standentwisten en om ongeoorloofde ereambten te verkrijgen of om vermaarde mannen te verdrijven en om andere kwalijke praktijken.
[Tienmannen: 'Decemviri legibus scribundis'. In 451 v. Chr werd de constitutie van Rome buiten werking gesteld en algehele volmacht werd gegeven aan 10 patriciërs om een nieuwe grondwet op te stellen. Zij maakten 10 Tafelen en er werd in 450 v Chr. een nieuw college van Tienmannen gekozen om het werk te completeren. In dit nieuwe college hadden ook plebejers zitting. Een van de voornaamste leden in dit college was Appius Claudius.]
[Twaalf Tafels: deze Twaalf Tafels werden gepubliceerd op het Forum in 449 v. Chr in brons of hout. Het origineel is verloren gegaan toen Rome werd platgebrand door de Galliërs. Hoe de tekst precies is geweest weet men niet meer, want het origineel ontbreekt en we kennen alleen fragmenten uit de juridische en uit de lekenliteratuur. De Twaalf Tafelen bevatten regels uit alle onderdelen van de wetgeving: privaatrecht, strafrecht, procesrecht, sacraal recht en staatsrecht.]

3.27.2. Hinc Gracchi et Saturnini turbatores plebis nec minor largitor nomine senatus Drusus; corrupti spe aut inlusi per intercessionem socii. Ac ne bello quidem Italico, mox civili omissum quin multa et diversa sciscerentur, donec L. Sulla dictator abolitis vel conversis prioribus, cum plura addidisset, otium eius rei haud in longum paravit, statim turbidis Lepidi rogationibus neque multo post tribunis reddita licentia quoquo vellent populum agitandi.





















3.27.2. Vandaar de Gracchen en mannen als Saturninus die het volk ophitsten evenals Drusus als weldoener in naam van de senaat; zo werden de bondgenoten door hoop misleid of om de tuin geleid door een spaak in het wiel te steken. Ja, zelfs in de Italische oorlog en daarna in de burgeroorlog liet men niet na veel verschillende verordeningen te maken, totdat dictator Lucius Sulla, na het afschaffen of wijzigen van eerdere wetten en nadat hij er meerdere aan toegevoegd had, een rust op dit gebied bereikte maar niet voor lang, omdat onmiddellijk daarop de hitserige eisen van Lepidus volgden en omdat niet lang daarna aan de tribunen de vrijheid teruggeven werd om het volk te drijven waarheen zij maar wilden.
[de Gracchen en mannen als Saturninus: Tiberius Sempronius Gracchus was tribuun in 133 v. Chr. Hij was de stichter van de Partij der Populares. Hij ijverde voor demokratische gedachten en methoden in de Romeinse politiek. Het meest bekend zijn z'n agrarische wetten: hij onttrok land aan de grootgrondbezitters en verdeelde het aan zetboeren die pacht betaalden aan de schatkist. - Gaius Sempronius Gracchus, broer van de vorige, was tribuun in 123 v. Chr. Hij ondermijnde de autoriteit van de senaat door de klasse van de rijke zakenmensen te verenigen met de lagere burgerklasse. Hij zette het werk van zijn broer op het gebied van de agrarische hervorming krachtig voort en maakte zich sterk voor een wegennet door Italië en voor verbetering van de korentoevoer van Rome. Verder ontwikkelde hij een kolonisatieplan voor Italië en de overzeese gebieden. Ook wilde hij het Romeins burgerrecht verleend zien aan de Latijnen en de bevolking van het verdere Italië; hierin kreeg hij echter niet zijn zin. - Lucius Appuleius Saturninus was tribuun in 103 en in 100 v Chr en een revolutionair demokraat. In 100 v Chr maakte hij plannen om Romeinse kolonies te stichten in Sicilië, Griekenland en Macedonië en om veteranen naar Gallië te laten emigreren. Zijn loopbaan wordt gekenmerkt door zijn streven Griekse extreme principes toe te passen op de Romeinse politiek, naar het voorbeeld en in navolging van de Gracchen.]
[een spaak in het wiel: de wederzijdse oppositie, met gebruikmaking van het recht van veto, van de tribunen.]
3.27.3. Iamque non modo in commune sed in singulos homines latae quaestiones, et corruptissima re publica plurimae leges.

3.27.3. En nu werden al niet meer alleen verordeningen uitgevaardigd voor iedereen maar ook met betrekking tot afzonderlijke personen, en toen de staat het meest corrupt was waren er de meeste wetten.

Caput XXVIII

Hoofdstuk 28

3.28.1. Tum Cn. Pompeius, tertium consul corrigendis moribus delectus et gravior remediis quam delicta erant suarumque legum auctor idem ac subversor, quae armis tuebatur armis amisit. Exim continua per viginti annos discordia, non mos, non ius; deterrima quaeque impune ac multa honesta exitio fuere.
















3.28.1. Daarna heeft Cnaeus Pompeius, voor de derde maal consul gekozen voor het verbeteren van de regels maar met zijn verbeteringen slechter uit de bus gekomen dan de kwalen waarvoor hij te hulp geroepen was en tegelijk uitvaardiger en vernietiger van zijn eigen wetten, door wapengeweld verloren wat hij door wapens probeerde te beschermen. Daarna heerste er gedurende twintig jaren twist, geen gewoonterecht, geen geschreven wet. Juist het slechtste bleef straffeloos en veel eerzaams leidde juist tot de ondergang.
[vernietiger: hij had verordend dat de magistraten pas vijf jaar na hun ambtsvervulling in de provincie naar ambten mochten streven. Ook had hij vastgesteld dat niemand naar een overheidsambt in Rome mocht dingen tijdens zijn afwezigheid. Maar zelf liet hij zijn gouverneurschap over Spanje, dat uit zijn 2e consulaat dateerde - 55 v. Chr - en dat vijf jaar zou duren, nog verlengen. Ook stemde hij er in toe dat Caesar door middel van een volksbesluit toestemming zou krijgen naar het consulaat te streven hoewel hij afwezig was. Zijn schoonvader Scipio had zich aan 'ambitus' [omkoping] schuldig gemaakt. Pompeius wist hem door zijn directe inmenging te behoeden voor veroordeling.]
[door wapengeweld verloren: namelijk in 48 v. Chr bij Pharsalus.] 
[door wapens probeerde te beschermen: tijdens zijn consulaat had hij troepen in Rome gelegerd.]
[gedurende twintig jaren: van 48 tot 28, toen Augustus voor de 6e maal consul werd.]
3.28.2. Sexto demum consulatu Caesar Augustus, potentiae securus, quae triumviratu iusserat abolevit deditque iura quis pace et principe uteremur. 3.28.2. Tijdens zijn zesde consulaat, toen Caesar Augustus zich zeker wist van de macht, heeft hij afgeschaft wat hij onder het triumviraat ingesteld had en heeft ons wetten opgelegd waaraan we ons in vredestijd en onder een princeps hadden te houden.
3.28.3. Acriora ex eo vincla, inditi custodes et lege Papia Poppaea praemiis inducti ut, si a privilegiis parentum cessaretur, velut parens omnium populus vacantia teneret. Sed altius penetrabnat urbemque et Italiam et quod usquam civium corripuerant, multorumque excisi status.






3.28.3. Sedertdien zijn de teugels strakker aangehaald, toezichthouders zijn er aangesteld die door de beloningen op grond van de Lex Papia Poppaea ertoe verleid werden om, als men zich onthield van de voorrechten als ouder, het volk als vader over allen in het bezit zou komen van wat van niemand was.
[toezichthouders: 'Custodes legum', mensen die hun medeburgers bespionneerden of ze wel braaf volgens de wet leefden, geheime agenten, weldra gevaarlijke verklikkers. Dit was niet de opzet van Augustus geweest maar daartoe was het systeem ontaard. Augustus had bedoeld dat iedere burger een aanklacht zou indienen wanneer hij een medeburger een vergrijp tegen de wetten zag plegen.]
[wat van niemand was: de 'custodes' kregen een groot deel van dergelijke 'vacantia'.]

3.28.4. Et terror omnibus intentabatur ni Tiberius statuendo remedio quinque consularium, quinque e praetoriis, totidem e cetero senatu sorte duxisset apud quos exsoluti plerique legis nexus modicum in praesens levamentum fuere. 3.28.4. En er zou een dreiging boven allen zijn komen hangen als Tiberius, om het kwaad te verhelpen, niet 5 oud-consuls, 5 praetoren en eenzelfde aantal uit de senaat, bij loting had aangewezen door wie in zeer veel gevallen de mazen van het net verruimd werden, wat voor dat ogenblik verlichting bracht.





Lees verder


Terug naar inhoudsoverzicht