Annales 3, 13 - 19
|
Jaarboeken 3, 13 - 19 Verder verloop en dood van Piso. |
Caput XIII |
Hoofdstuk 13 |
3.13.1. Exim biduum
criminibus obiciendis statuitur utque sex dierum spatio
interiecto reus per triduum defenderetur. Tum Fulcinius
vetera et inania orditur, ambitiose avareque habitam
Hispaniam; quod neque convictum noxae reo si recentia
purgaret, neque defensum absolutioni erat si teneretur
maioribus flagitiis. |
3.13.1. Vervolgens is een tweetal dagen vastgesteld voor het uitbrengen van de aanklachten en dat na een tussentijd van zes dagen de aangeklaagde gedurende drie dagen verdedigd zou worden. Toen het zover was begon Fulcinius oude koeien uit de sloot te halen: dat hij Spanje met intriges en inhalig bestuurd had; dit zou de aangeklaagde niet tot schade strekken als het bewezen zou worden maar hij zich van nieuwe misdaden zou weten te zuiveren, maar als hij er tegen verdedigd zou worden zou het ook niet bijdragen tot zijn vrijspraak als hij gepakt zou worden op grotere misdaden. |
3.13.2. Post quem
Servaeus et Veranius et Vitellius consimili studio, et
multa eloquentia Vitellius, obiecere odio Germanici et
rerum novarum studio Pisonem vulgus militum per licentiam
et sociorum iniurias eo usque conrupisse ut parens
legionum a deterrimis appellaretur; contra in optimum
quemque, maxime in comites et amicos Germanici saevisse;
postremo ipsum devotionibus et veneno peremisse; sacra
hinc et immolationes nefandas ipsius atque Plancinae,
peritam armis rem publicam, utque reus agi posset, acie
victum. |
3.13.2. Hierna hebben Servaeus en Veranus en Vitellius met gelijke inzet, Vitellius ook met grote welsprekendheid, de beschuldiging geuit dat Piso door zijn haat jegens Germanicus en zijn hang naar revolutie de doorsnee-soldaten door losbandigheid en onrecht tegenover de bondgenoten zozeer bedorven had dat hij door de laagste sujetten 'vader van de legioenen' genoemd werd; dat hij anderzijds tekeer gegaan was tegen juist de goede elementen, en nog het meest tegen de vertrouwelingen en vrienden van Germanicus. Dat hij tenslotte hemzelf door zwarte kunst en vergif om het leven had gebracht; vandaar die offers en goddeloze dankfeesten van hemzelf en Plancina, vandaar dat de staatsveiligheid door wapengeweld in gevaar was gebracht en dat hij in een slag overwonnen moest worden om als aangeklaagde voor het gerecht gedaagd te worden. |
Caput XIV |
Hoofdstuk 14 |
3.14.1. Defensio in
ceteris trepidavit; nam neque ambitionem militarem neque
provinciam pessimo cuique obnoxiam, ne contumelias quidem
adversum imperatorem infitiari poterat: solum veneni
crimen visus est diluisse, quod ne accusatores quidem
satis firmabant, in convivio Germanici, cum super eum Piso
discumberet, infectos manibus eius cibos arguentes. |
3.14.1. De verdediging werd schichtig op alle overige beschuldigingen; want noch zijn corrupte lobby onder de soldaten, noch het blootstellen van de provincie aan de meest abjecte sujetten, zelfs niet de smadelijke bejegeningen aan het adres van de opperbevelhebber kon hij loochenen: alleen de misdaad van de vergiftiging scheen hij te hebben gepareerd, iets wat zelfs zijn aanklagers niet afdoende konden bewijzen omdat zij moesten volstaan met de aantijging dat tijdens een diner van Germanicus, toen Piso aan zijn hoofdeinde aanlag, zijn voedsel door diens handen was bezoedeld. |
3.14.2. Quippe
absurdum videbatur inter aliena servitia et tot adstantium
visu, ipso Germanico coram, id ausum; offerebatque
familiam reus et ministros in tormenta flagitabat. |
3.14.2. Het scheen immers ongerijmd dat hij dit had durven ondernemen terwijl hen zoveel personeel omringde en dan onder de ogen van zoveel aanwezigen, in de onmiddellijke nabijheid van Germanicus zelf. De beklaagde bood bovendien aan dat zijn personeel gehoord zou worden en eiste dat zíjn dienaren op de pijnbank verhoord zouden worden. |
3.14.3. Sed iudices
per diversa implacabiles erant, Caesar ob bellum
provinciae inlatum, senatus numquam satis credito sine
fraude Germanicum interisse. * * scripsissent
expostulantes, quod haud minus Tiberius quam Piso abnuere.
|
3.14.3. Maar de rechters
waren om uiteenlopende redenen onverzoenlijk, de keizer
omdat Piso de provincie een oorlog had aangedaan, de
senaat omdat ze er eigenlijk nooit geloof aan gehecht had
dat Germanicus zonder malversaties omgekomen was. *hiaat* met de eis dat
geopenbaard zou worden wat zij geschreven hadden, iets wat
Tiberius evenzeer als Piso afwees. [*hiaat*: mogelijk heeft in dit hiaat gestaan dat de aanklagers eisten dat de correspondentie tussen Piso en Plancina enerzijds en Tiberius en Livia anderzijds openbaar gemaakt zou worden.] |
3.14.4. Simul populi
ante curiam voces audiebantur: non temperaturos manibus si
patrum sententias evasisset. Effigiesque Pisonis traxerant
in Gemonias ac divellebant, ni iussu principis protectae
repositaeque forent. Igitur inditus lecticae et a tribuno
praetoriae cohortis deductus est vario rumore custos
saluti an mortis exactor sequeretur. |
3.14.4. Tegelijkertijd
werden er kreten van het volk voor het senaatsgebouw
gehoord: ze zouden hun handen niet thuis houden als hij
aan het vonnis van de senatoren zou ontsnappen. En men had
de beelden van Piso al naar de Gemonische
trappen gesleept en zou ze al kort en klein
geslagen hebben, als zij niet op bevel van de vorst
beschermd waren en op hun plaats teruggezet. Derhalve werd
Piso in een draagstoel gezet en door een tribuun van de
keizerlijke lijfwacht begeleid waarbij het gerucht over
deze varieerde tussen lijfwacht en beul. [Gemonische trappen: 'Gemonias [scalas]', een naar de Tiber leidende trap, uitgehakt in de rots, aan de N.W.helling van de Capitolijnse heuvel, waarlangs men in de keizertijd de lijken der misdadigers sleepte om ze vervolgens in de Tiber te werpen.] |
Caput XV |
Hoofdstuk 15 |
3.15.1. Eadem Plancinae invidia, maior gratia; eoque ambiguum habebatur quantum Caesari in eam liceret. Atque ipsa, donec mediae Pisoni spes, sociam se cuiuscumque fortunae et si ita ferret comitem exitii promittebat: ut secretis Augustae precibus veniam obtinuit, paulatim segregari a marito, dividere defensionem coepit. | 3.15.1. Eenzelfde haat trof Plancina, maar zij genoot een grotere bescherming; en des te onzekerder achtte men het hoever de keizer tegen haar kon gaan. En wat haarzelf betrof: zolang Piso's positie nog onduidelijk was, voorspelde ze dat zij zijn deelgenote zou zijn in alle omstandigheden en hem zelfs, mocht het hiertoe komen, zou vergezellen in de dood: maar zodra zij op heimelijke smeekbeden van Augusta vergiffenis verkregen had, begon zij zich allengs los te maken van haar echtgenoot en hun verdediging te scheiden. |
3.15.2. Quod reus postquam sibi exitiabile intellegit, an adhuc experiretur dubitans, hortantibus filiis durat mentem senatumque rursum ingreditur; redintegratamque accusationem, infensas patrum voces, adversa et saeva cuncta perpessus, nullo magis exterritus est quam quod Tiberium sine miseratione, sine ira, obstinatum clausumque vidit, ne quo adfectu perrumperetur. | 3.15.2. Nadat Piso begrepen had dat dit voor hem onheilspellend was of omdat hij twijfelde of hij het nog verder zou proberen, vermande hij zich toch op aandringen van zijn zonen en ging de senaat weer binnen. En toen hij daar de hernieuwde beschuldiging, de vijandige uitspraken van de senatoren en al die vijandige en grimmige uitingen doorstaan had, is hem door niets zoveel angst aangejaagd als wel doordat hij Tiberius zonder mededogen, zonder woede, koppig en in zichzelf gekeerd zag om aan geen enkele aandoening ten prooi te vallen. |
3.15.3. Relatus domum, tamquam defensionem in posterum meditaretur, pauca conscribit obsignatque et liberto tradit; tum solita curando corpori exequitur. Dein multam post noctem, egressa cubiculo uxore, operiri foris iussit; et coepta luce perfosso iugulo, iacente humi gladio, repertus est. | 3.15.3. Toen hij teruggebracht was naar huis zette hij, alsof hij zijn verdediging voor de volgende dag overdacht, een paar woorden op schrift en overhandigde die aan een vrijgelatene; daarna volbracht hij zijn gebruikelijke lichaamsverzorging. Vervolgens beval hij in het holst van de nacht, toen zijn vrouw het slaapvertrek had verlaten, de deuren te sluiten en bij het aanbreken van de dag trof men hem aan met een doorstoken keel, terwijl zijn zwaard naast hem op de grond lag. |
Caput XVI |
Hoofdstuk 16 |
3.16.1. Audire me
memini ex senioribus visum saepius inter manus Pisonis
libellum quem ipse non vulgaverit; sed amicos eius
dictitavisse, litteras Tiberii et mandata in Germanicum
contineri, ac destinatum promere apud patres principemque
arguere, ni elusus a Seiano per vana promissa foret; nec
illum sponte extinctum verum immisso percussore. Quorum
neutrum adseveraverim: neque tamen occulere debui narratum
ab iis qui nostram ad iuventam duraverunt. |
3.16.1. Ik weet uit persoonlijke mededelingen van ouderen dat er meer dan eens in de handen van Piso een geschriftje gesignaleerd is dat hijzelf niet heeft gepubliceerd, maar waarvan zijn vrienden vaak hebben beweerd dat het brieven van Tiberius waren en dat zij diens opdrachten tegen Germanicus bevatten, en dat Piso ook vast besloten was ze tegenover de senatoren te tonen en zo het bewijs tegen de keizer te leveren, als hij niet door Seianus met valse beloften aan het lijntje was gehouden; en dat hij ook geen zelfmoord gepleegd heeft maar dat hij gedood is door een op hem af gestuurde huurmoordenaar. Noch de ene, noch de andere visie zou ik durven bevestigen: maar toch heb ik het niet voor me willen houden aangezien het verteld werd door mensen die nog leefden toen ik nog jong was. |
3.16.2. Caesar flexo in maestitiam ore suam invidiam tali morte quaesitam apud senatum conquestus (M.Pisonem vocari iubet) crebrisque interrogationibus exquirit qualem Piso diem supremum noctemque exegisset. Atque illo pleraque sapienter quaedam inconsultius respondente, recitat codicillos a Pisone in hunc ferme modum compositos: | 3.16.2. Nadat Tiberius zijn gezicht op treurnis had gezet heeft hij zich in de senaat beklaagd dat hij door een dergelijke dood in een kwaad daglicht werd gesteld en hij gaf opdracht Marcus Piso te ontbieden en hij heeft in talrijke ondervragingen onderzocht hoe Piso zijn laatste dag en nacht had doorgebracht. En toen deze zijn meeste antwoorden goed overdacht maar sommige ook wat ondoordacht gaf, liet hij de laatste woorden van Piso voorlezen die ongeveer als volgt luidden: |
3.16.3. 'Conspiratione inimicorum et invidia falsi criminis oppressus, quatenus veritati et innocentiae meae nusquam locus est, deos inmortales testor vixisse me, Caesar, cum fide adversum te neque alia in matrem tuam pietate; vosque oro liberis meis consulatis, ex quibus Cn. Piso qualicumque fortunae meae non est adiunctus, cum omne hoc tempus in urbe egerit, M. Piso repetere Syriam dehortatus est. Atque utinam ego potius filio iuveni quam ille patri seni cessisset. | 3.16.3. 'Door de
samenzwering van mijn vijanden en de haat van een valse
beschuldiging in het nauw gebracht, zweer ik, waar nergens
plaats is voor de waarheid over mijn onschuld, bij de
onsterfelijke goden, dat ik, Caesar, geleefd heb in trouw
jegens U en met geen andere toewijding jegens uw moeder;
en daarom smeek ik u om zorg te dragen voor mijn zonen,
van wie Gnaeus Piso mijn lot, verdiend of onverdiend, niet
deelt, omdat hij altijd in Rome gebleven is, en Marcus
Piso mij afgeraden heeft naar Syrië terug te keren. En had
ik maar liever geluisterd naar mijn jonge zoon dan hij
naar zijn oude vader. |
3.16.4. Eo impensius
precor ne meae pravitatis poenas innoxius luat. Per
quinque et quadraginta annorum obsequium, per collegium
consulatus quondam divo Augusto parenti tuo probatus et
tibi amicus nec quicquam post haec rogaturus salutem
infelicis filii rogo.' De Plancina nihil addidit. |
3.16.4. Des te dringender smeek ik dat hij niet hoeft te boeten voor mijn dwaling, waaraan hij geen schuld heeft. Omwille van mijn volgzaamheid gedurende 45 jaar, omwille van het ooit gedeelde consulaat, vraag ik, eens door uw vader, de vergoddelijkte Augustus, in hoog aanzien gehouden en voor u een vriend en die u hierna nooit meer iets zal vragen, mijn ongelukkige zoon te sparen.' Over Plancina heeft hij niets gezegd. |
Caput XVII |
Hoofdstuk 17 |
3.17.1. Post quae
Tiberius adulescentem crimine civilis belli purgavit,
patris quippe iussa nec potuisse filium detrectare, simul
nobilitatem domus, etiam ipsius quoquo modo meriti gravem
casum miseratus. Pro Plancina cum pudore et flagitio
disseruit, matris preces obtendens, in quam optimi
cuiusque secreti questus magis ardescebant. |
3.17.1. Hierna heeft Tiberius de jongeman vrijgesproken van de aanklacht van een burgeroorlog, aangezien hij als zoon niet de bevelen van zijn vader in de wind had kunnen slaan, tevens betoonde hij zijn medeleven met deze voorname familie en ook met de zware val van Piso zelf, al dan niet verdiend. Voor Plancina hield hij een pleidooi, zij het beschaamd en zich van zijn schanddaad bewust, zich verschuilend achter de smeekbeden van zijn moeder, tegen wie de heimelijke klachten van juist de meest vooraanstaanden steeds hoger begonnen op te laaien. |
3.17.2. Id ergo fas
aviae interfectricem nepotis adspicere, adloqui, eripere
senatui. Quod pro omnibus civibus leges obtineant uni
Germanico non contigisse. Vitellii et Veranii voce
defletum Caesarem, ab imperatore et Augusta defensam
Plancinam. Proinde venena et artes tam feliciter expertas
verteret in Agrippinam, in liberos eius, egregiamque aviam
ac patruum sanguine miserrimae domus exsatiaret. |
3.17.2. Dit was dus ethisch te rechtvaardigen voor een grootmoeder: de moordenares van haar kleinzoon nog een blik waardig te keuren, met haar te spreken, haar zaak te ontfutselen aan het oordeel van de senaat. Wat voor alle burgers de wetten garandeerden was alleen Germanicus niet ten deel gevallen. Door de woorden van Vitellius en Veranius was nu Germanicus beweend, door de keizer en Augusta was Plancina verdedigd. Dus moest zij haar vergiften en de machinaties die zij zo voorspoedig gepraktiseerd had nu maar richten tegen Agrippina, haar kinderen, en dan konden die pracht van een grootmoeder en die oom zich te goed doen aan het bloed van dit zeer rampzalige huis. |
3.17.3. Biduum super hac imagine cognitionis absumptum urgente Tiberio liberos Pisonis matrem uti tuerentur. Et cum accusatores ac testes certatim perorarent respondente nullo, miseratio quam invidia augebatur. | 3.17.3. Nog twee dagen zijn besteed aan deze vertoning van gerechtelijk onderzoek, waarbij Tiberius er bij de kinderen van Piso op aandrong om voor hun moeder op te komen. En omdat aanklagers en getuigen hun verhaal afmaakten zonder dat iemand daarop inging, kreeg het medelijden de overhand op de haatgevoelens. |
3.17.4. Primus
sententiam rogatus Aurelius Cotta consul (nam referente
Caesare magistratus eo etiam munere fungebantur) nomen
Pisonis radendum fastis censuit, partem bonorum
publicandam, pars ut Cn. Pisoni filio concederetur isque
praenomen mutaret; M. Piso exuta dignitate et accepto
quinquagies sestertio in decem annos relegaretur, concessa
Plancinae incolumitate ob preces Augustae. |
3.17.4. Als eerste werd
consul Aurelius Cotta naar zijn mening gevraagd [want als
de keizer een voorstel deed gaven ook de ambtsdragers hun
mening] en die vond dat de naam Piso uit de consulslijst
geschrapt moest worden, dat een deel van zijn goederen
verbeurd moest worden verklaard, de rest overgedragen
moest worden aan zijn zoon Gnaeus Piso
en dat die zijn eerste naam moest wijzigen. Marcus Piso
moest met verlies van zijn stand
en een genoegdoening van 5.000.000 sestertiën het land
voor tien jaar verlaten, aan Plancina kon genade
geschonken worden op voorspraak van Augusta. [Gnaeus: hij nam de naam Lucius aan.] [zijn stand: hij was senator.] |
Caput XVIII |
Hoofdstuk 18 |
3.18.1. Multa ex ea
sententia mitigata sunt a principe: ne nomen Pisonis
fastis eximeretur, quando M. Antonii qui bellum patriae
fecisset, Iulli Antonii qui domum Augusti violasset,
manerent. Et M. Pisonem ignominiae exemit concessitque ei
paterna bona, satis firmus, ut saepe memoravi, adversum
pecuniam et tum pudore absolutae Plancinae placabilior. |
3.18.1. Veel onderdelen
van deze eis zijn verzacht door de keizer: dat de naam
Piso niet uit de consulslijst geschrapt zou worden, omdat
die van Marcus Antonius, die toch oorlog
tegen het vaderland gevoerd had, en die van Iulius Antonius, die het huis van
Augustus te schande gemaakt had, er ook op bleven. En
Marcus Piso is van zijn degradatie gevrijwaard en zijn
vaderlijke goederen zijn hem toegekend, omdat Tiberius
nogal stevig in zijn schoenen stond, zoals ik al vaak
vermeld heb, tegen de zucht naar geld en hij toen des te
inschikkelijker was door de gêne over de vrijspraak van
Plancina. [oorlog tegen het vaderland: Marcus Antonius had twee maal oorlog gevoerd tegen zijn vaderland, nl. in 44 en 32 v. Chr.] [Iulius Antonius: zoon van de Triumvir, werd beschuldigd van een verhouding met Iulia en ter dood veroordeeld.] |
3.18.2. Atque idem,
cum Valerius Messalinus signum aureum in aede Martis
Vltoris, Caecina Severus aram ultioni statuendam
censuissent, prohibuit, ob externas ea victorias sacrari
dictitans, domestica mala tristitia operienda. |
3.18.2. En ook heeft hij, toen Valerius Messalinus als zijn mening uitgesproken had dat een gouden beeld in de tempel van Mars de Wreker opgericht zou moeten worden en Caecina Severus hetzelfde wilde voor een altaar voor de wraak, daar een stokje voorgestoken met de uitspraak dat deze tekens gewijd werden in verband met overwinningen op buitenlandse vijanden, maar dat men binnenlandse ellende moest toedekken met de mantel der droefheid. |
3.18.3. Addiderat Messalinus Tiberio et Augustae et Antoniae et Agrippinae Drusoque ob vindictam Germanici grates agendas omiseratque Claudii mentionem. Et Messalinum quidem L. Asprenas senatu coram percontatus est an prudens praeterisset; ac tum demum nomen Claudii adscriptum est. | 3.18.3. Messalinus had
er nog aan toegevoegd dat men Tiberius, Augusta, Antonia,
Agrippina en Drusus dank moest brengen wegens het wreken
van Germanicus maar hij had nagelaten melding te maken van
Claudius. En zelfs heeft Lucius Asprenas Messalinus ten
overstaan van de senaat gevraagd of hij hem bewust
gepasseerd had; en toen pas is de naam van Claudius er aan
toegevoegd. |
3.18.4. Mihi quanto plura recentium seu veterum revolvo tanto magis ludibria rerum mortalium cunctis in negotiis obversantur. Quippe fama spe veneratione potius omnes destinabantur imperio quam quem futurum principem fortuna in occulto tenebat. | 3.18.4. Wat mij betreft, hoe meer ik nadenk over jonge of oude gebeurtenissen, des te meer dringt zich het ongewisse van de menselijke aangelegenheden in hun handelen aan mij op. Immers: wat betreft de openbare mening, de verwachting en de verering werden allen meer voor de troon bestemd dan hij die het lot heimelijk in petto hield als toekomstig vorst. |
Caput XIX |
Hoofdstuk 19 |
3.19.1. Paucis post diebus Caesar auctor senatui fuit Vitellio atque Veranio et Servaeo sacerdotia tribuendi: Fulcinio suffragium ad honores pollicitus monuit ne facundiam violentia praecipitaret. | 3.19.1. Enkele dagen later nam de keizer in de senaat het initiatief om Vitellius en Veranius Servaeus priesterschappen toe te kennen: Fulcinius heeft hij zijn steun toegezegd bij zijn streven naar ereambten maar vermaande hem wel om zijn welsprekendheid niet door emoties op hol te laten slaan. |
3.19.2. Is finis fuit ulciscenda Germanici morte, non modo apud illos homines qui tum agebant etiam secutis temporibus vario rumore iactata. Adeo maxima quaeque ambigua sunt, dum alii quoquo modo audita pro compertis habent, alii vera in contrarium vertunt, et gliscit utrumque posteritate. | 3.19.2. Zo kwam er een einde aan de wraak voor de dood van Germanicus, waarover niet alleen bij de mensen van toen maar ook in volgende tijden met uiteenlopende meningen is geoordeeld. Zo onduidelijk zijn juist de meest cruciale punten daarbij dat, terwijl sommigen wat zij maar op enigerlei wijze opvingen als vaststaand beschouwden, anderen juist de waarheid in zijn tegendeel verdraaiden en zo beide visies bij het nageslacht voortwoekeren. |
3.19.3. At Drusus urbe
egressus repetendis auspiciis mox ovans introiit.
Paucosque post dies Vipsania mater eius excessit, una
omnium Agrippae liberorum miti obitu: nam ceteros
manifestum ferro vel creditum est veneno aut fame
extinctos. |
3.19.3. Maar Drusus is de stad uitgetrokken om nieuwe
auspiciën te halen en is kort daarop onder gejuich weer
binnengetrokken. Een paar dagen later overleed zijn moeder
Vipsania, de enige van alle kinderen van Agrippa met een
natuurlijke dood: want het staat wel vast dat alle anderen
door het zwaard zijn omgekomen of, naar men meent, door
vergif of de hongerdood. [de stad uitgetrokken: generaals of gouverneurs van provincies die met het 'imperium' [d.w.z. met de titel 'imperator'] terugkeerden, verloren dit als zij Rome waren binnengekomen. Toen Drusus, op het ogenblik dat Germanicus' as werd bijgezet, uit Illyricum terugkeerde en Rome binnentrok, zijn 'kleine triomf' uitstellend, verloor hij zijn titel 'imperator'. Om zo weer genoemd te kunnen worden, moest hij eerst Rome verlaten en nieuwe 'auspiciën' halen om op grond daarvan opnieuw het 'imperium' te verwerven zonder welk hij geen triomftocht mocht houden.] |
Lees verder Terug naar inhoudsopgave |