Annales 3, 1 -
6
|
Jaarboeken 3,
1 - 6 Agrippina brengt Germanicus' as terug naar Rome. Reacties. [A.D. 20] |
|
In het voorafgaande is verteld hoe Germanicus, tijdens een miliaire expeditie in Syrië, aan een onduidelijke ziekte gestorven is. Piso wordt ervan verdacht hem vergiftigd te hebben. Germanicus' vrouw, Agrippina [Maior], reist met twee van hun kinderen en zijn as terug naar Rome. |
Caput I | Hoofdstuk 1 |
3.1.1.Nihil intermissa navigatione hiberni maris Agrippina Corcyram insulam advehitur, litora Calabriae contra sitam. Illic paucos dies componendo animo insumit, violenta luctu et nescia tolerandi. | 3.1.1. Zonder haar vaart over zee in de winter te onderbreken liet Agrippina zich naar het eiland Corcyra varen, gelegen tegenover de kusten van Calabrië. Daar heeft zij een paar dagen gebruikt om op adem te komen, verbitterd door rouw en niet in staat die te verdragen. |
3.1.2. Interim adventu eius audito intimus quisque amicorum et plerique militares, ut quique sub Germanico stipendia fecerant, multique etiam ignoti vicinis e municipiis, pars officium in principem rati, plures illos secuti, ruere ad oppidum Brundisium, quod naviganti celerrimum fidissimumque adpulsu erat. | 3.1.2. Intussen haastten zich, bij het vernemen van haar komst, haar meest vertrouwde vrienden en zeer veel soldaten, voorzover zij gediend hadden onder Germanicus, naar de vestingstad Brundisium wat de makkelijkst bereikbare en meest betrouwbare aanlegplaats voor een zeevaarder was. Ook velen uit de omliggende plaatsjes, die hem niet gekend hadden voegden zich hierbij, deels van mening dat zij dat aan hun vorst verplicht waren, nog meer in navolging van de eerstgenoemden. |
3.1.3.Atque ubi primum ex alto visa classis, complentur non modo portus et proxima mari sed moenia ac tecta, quaque longissime prospectari poterat, maerentium turba et rogitantium inter se silentione an voce aliqua egredientem exciperent. Neque satis constabat quid pro tempore foret, cum classis paulatim successit, non alacri, ut adsolet, remigio sed cunctis ad tristitiam compositis. | 3.1.3. En zodra de vloot aan de kim verschenen is liepen niet alleen de haven en de kust vol maar ook de stadsmuren en daken, en waar maar het zicht het verst reikte wachtte een menigte treurenden, die elkaar steeds vroegen of men haar nu in stilte of met een of ander uiting van medeleven zou ontvangen als zij van boord kwam. En men was het het er niet erg over eens wat nu het best bij de omstandigheden paste toen de vloot langzaam naderde, niet met opgewekte roeibewegingen, zoals gebruikelijk, maar helemaal in rouw gedompeld. |
3.1.4. Postquam
duobus cum liberis, feralem urnam tenens, egressa
navi defixit oculos, idem omnium gemitus;
neque discerneres proximos alienos, virorum
feminarumve planctus, nisi quod comitatum
Agrippinae longo maerore fessum obvii et recentes
in dolore antibant. |
3.1.4. Toen zij met haar twee kinderen van boord kwam met de as-urn in haar armen en zij haar ogen neersloeg, klonk een gejammer op van allen gelijkelijk; en je zou toen vrienden niet hebben kunnen onderscheiden van vreemden, of het rouwmisbaar van mannen van dat van vrouwen, tenzij dan dat degenen die haar tegemoet kwamen en nog pas begonnen waren met hun smartbetuigingen het gezelschap van Agrippina overtrof omdat dat al vermoeid was door langdurig weeklagen. |
Caput II | Hoofdstuk 2 |
3.2.1. Miserat duas praetorias cohortes Caesar, addito ut magistratus Calabriae Apulique et Campani suprema erga memoriam filii sui munera fungerentur. | 3.2.1. De keizer had twee cohorten van de keizerlijke lijfwacht gestuurd en er bovendien voor gezorgd dat de magistraten van Calabrië, Apulië en Campanië de laatste eer aan de nagedachtenis van zijn zoon zouden bewijzen. |
3.2.2. Igitur tribunorum centurionumque umeris cineres portabantur; praecedebant incompta signa, versi fasces; atque ubi colonias transgrederentur, atrata plebes, trabeati equites pro opibus loci vestem odores aliaque funerum sollemnia cremabant. Etiam quorum diversa oppida, tamen obvii et victimas atque aras dis Manibus statuentes lacrimis et conclamationibus dolorem testabantur. | 3.2.2. Derhalve werd zijn as op de schouders van tribunen en centurio's gedragen; vooraan gingen de veldtekens zonder enige versiering en de fasces naar beneden gekeerd; en telkens wanneer men nederzettingen passeerde brandde het volk in het zwart gekleed, ridders met purperen mantel, al naar gelang de middelen van de plaats, kleden, geuroffers en andere zaken die gebruikelijk zijn bij een plechtige begrafenis. Ook de inwoners van meer afgelegen plaatsen kwamen toch toelopen, stelden offerdieren en altaren op voor de goden van de onderwereld en getuigden met tranen en gejammer van hun smart. |
3.2.3. Drusus Tarracinam progressus est cum Claudio fratre liberisque Germanici, qui in urbe fuerant. Consules M. Valerius et M. Aurelius (iam enim magistratum occeperant) et senatus ac magna pars populi viam complevere, disiecti et, ut cuique libitum, flentes; aberat quippe adulatio, gnaris omnibus laetam Tiberio Germanici mortem male dissimulari. | 3.2.3. Drusus is naar Tarracina gekomen met Germanicus' broer Claudius en de kinderen van Germanicus die in Rome gebleven waren. De consuls Marcus Valerius en Marcus Aurelius (die waren hun ambtstermijn namelijk al begonnen) en de senaat en een groot deel van het volk zorgden voor overvolle wegen, zonder orde en, al naar gelang ieders behoefte, in tranen; er was immers geen sprake van vleierij omdat allen wel wisten dat door Tiberius met moeite ontveinsd kon worden dat de dood van Germanicus hem goed uit kwam. |
Caput III | Hoofdstuk 3 |
3.3.1.Tiberius atque Augusta publico abstinuere, inferius maiestate sua rati si palam lamentarentur, an ne omnium oculis vultum eorum scrutantibus falsi intellegerentur. | 3.3.1. Tiberius en Augusta vertoonden zich niet in het openbaar, hetzij ze van mening waren dat het beneden hun waardigheid was om in het openbaar te treuren, hetzij zij wilden voorkomen dat zij, wanneer aller ogen hun gezichtsuitdrukking peilden, als huichelaars door de mand zouden vallen. |
3.3.2. Matrem
Antoniam non apud auctores rerum, non
diurna actorum scriptura reperio ullo insigni
officio functam, cum super Agrippinam et
Drusum et Claudium ceteri quoque consanguinei
nominatim perscripti sint, seu valetudine
praepediebatur seu victus luctu animus
magnitudinem mali perferre visu non toleravit. |
3.3.2. Over Germanicus'
moeder kan ik noch bij de geschiedschrijvers noch in het staatsblad
vinden dat zij ook maar enige markante taak heeft
waargenomen, hoewel naast Agrippina en Drusus en Claudius
ook de overige bloedverwanten uitdrukkelijk met vermelding
van hun naam vermeld staan. Misschien werd zij door ziekte
verhinderd of was haar gemoed, overmand door rouw, er niet
tegen opgewassen de omvang van haar ellende aan te zien. [het staatsblad: 'Diurna actorum scriptura'. In XVI,22 noemt Tacitus de 'diurna populi Romani'; in XIII,31 de 'diurna urbis acta'. Dit was een dagblad onder toezicht van de regering. Iulius Caesar had het initiatief tot het verschijnen genomen. In de tijd van de monarchie bestond de inhoud uit mededelingen over gebeurtenissen in de keizerlijke familie, geboorten, keizerlijke verordeningen, senaatsbesluiten, redevoeringen in de senaat, handelingen van de hogere ambtenaren, processen, familieberichten - dood, geboorte, huwelijk - en allerlei stadsnieuws, waarop Tacitus' opmerking in Ann. XIII,31 slaat.] |
3.3.3. Facilius crediderim Tiberio et Augusta, qui domo non excedebant, cohibitam, ut par maeror et matris exemplo avia quoque et patruus attineri viderentur. | 3.3.3. Ik zou eerder geneigd zijn te geloven dat zij door Tiberius en Augusta, die het paleis niet verlieten, binnen is gehouden met de bedoeling dat haar verdriet even groot zou schijnen als het hunne en ook zijn grootmoeder en zijn oom zouden schijnen geremd te worden door het voorbeeld van zijn moeder. |
Caput IV | Hoofdstuk 4 |
3.4.1. Dies quo
reliquiae tumulo Augusti inferebantur modo
per silentium vastus, modo ploratibus
inquies; plena urbis itinera, conlucentes
per campum Martis faces. Illic miles cum
armis, sine insignibus magistratus, populus
per tribus concidisse rem publicam, nihil spei
reliquum clamitabant, promptius apertiusque
quam ut meminisse imperitantium crederes. |
3.4.1. De dag waarop het
stoffelijk overschot in het graf van Augustus werd
bijgezet verstreek nu eens in dodelijke stilte, dan weer
was hij onrustig door jammerklachten: zwart zagen de
straten van Rome van de mensen, overal op het Marsveld
flakkerden de fakkels. Daar
riepen onophoudelijk de soldaten in volle wapenrusting, de
ambtsdragers zonder onderscheidingstekens, het volk naar
stadswijk te hoop gelopen dat het gedaan was met de staat,
dat er geen greintje hoop meer restte, overtuigder en
openlijker dan dat men had kunnen menen dat zij nog aan
hun keizer dachten. [fakkels: bij begrafenissen werden door de mensen fakkels gedragen.] |
3.4.2. Nihil tamen Tiberium magis penetravit quam studia hominum accensa in Agrippinam, cum decus patriae, solum Augusti sanguinem, unicum antiquitatis specimen appellarent versique ad caelum ac deos integram illi subolem ac superstitem iniquorum precarentur. | 3.4.2. Maar niets heeft
Tiberius meer gestoken dan het oplaaien van de sympathie
voor Agrippina bij de mensen, omdat men haar de roem van
het vaderland, de enige nazaat van Augustus, enig
voorbeeld van de goede oude tijd noemde en men, met de
blik op de hemel en de goden, smeekte dat haar kinderen
haar ongedeerd zouden blijven en hun belagers zouden
overleven. |
Caput V | Hoofdstuk 5 |
3.5.1.Fuere qui
publici funeris pompam requirerent compararentque
quae in Drusum patrem Germanici honora et magnifica
Augustus fecisset. Ipsum quippe asperrimo
hiemis Ticinum usque progressum neque abscedentem
a corpore simul urbem intravisse; circumfusas
lecto Claudiorum Iuliorumque imagines; defletum
in foro, laudatum pro rostris, cuncta a
maioribus reperta aut quae posteri invenerint
cumulata: at Germanico ne solitos
quidem et cuicumque nobili debitos honores
contigisse. |
3.5.1. Er waren er die
het vertoon van een staatsbegrafenis misten en
vergelijkingen trokken met wat Augustus georganiseerd had
aan luisterrijke eerbewijzen jegens Germanicus' vader
Drusus. Die was immers zelf in zeer bar winterweer tot aan
Ticinum getrokken en zonder
van het stoffelijk overschot te wijken tegelijk de stad
weer binnengetrokken; toen was de lijkbaar omgeven met de
vooroudermaskers van de Claudii en Iulii; op het Forum was
een openbare bewening gehouden, er was een lijkrede
afgestoken op het spreekgestoelte, alles wat maar door de
voorouders was uitgedacht of wat latere generaties
uitgevonden hadden was toen ten beste gegeven: maar
Germanicus was niet eens het gebruikelijke of aan iedere
edelman verschuldigde eerbetoon ten deel gevallen. [Ticinum: dit is het tegenwoordige Pavia.] |
3.5.2. Sane corpus ob longinquitatem itinerum externis terris quoquo modo crematum: sed tanto plura decora mox tribui par fuisse quanto prima fors negavisset. Non fratrem nisi unius diei via, non patruum saltem porta tenus obvium. Ubi illa veterum instituta, propositam toro effigiem, meditata ad memoriam virtutis carmina et laudationes et lacrimas vel doloris imitamenta? | 3.5.2. Terecht was het lichaam provisorisch gecremeerd met het oog op de duur van de reis in het buitenland: maar het was toch billijk geweest dat hem des te meer lofprijzingen later toebedeeld werden naarmate het lot hem die aanvankelijk ontzegd had? Zijn broer was hem slechts één dag gaans tegemoet getrokken, zijn oom niet eens tot aan de stadspoort. Waar waren de zeden van de ouderen gebleven, een afbeelding op de baar, liederen, speciaal vervaardigd ter hernnering aan zijn dapperheid alsmede lijkredes en tranen of minstens imitaties van smart? |
Caput VI | Hoofdstuk 6 |
3.6.1. Gnarum id Tiberio fuit; utque premeret vulgi sermones, monuit edicto multos inlustrium Romanorum ob rem publicam obisse, neminem tam flagranti desiderio celebratum. Idque et sibi et cunctis egregium si modus adiceretur. Non enim eadem decora principibus viris et imperatori populo quae modicis domibus aut civitatibus. | 3.6.1. Dit is Tiberius
bekend geweest; en om het gepraat van het volk de kop in
te drukken, herinnerde hij er bij edict aan dat al veel
vooraanstaande Romeinen hun leven gelaten hadden voor de
staat, maar dat geen van hen met een zo laaiende uiting
van gemis betreurd was. En dit was voor hemzelf en allen
het beste als er maat betracht werd. Want voor vorsten en
een leiding gevend volk was niet hetzelfde passend als
voor mindere families of staten. |
3.6.2. Convenisse recenti dolori luctum et ex maerore solacia; sed referendum iam animum ad firmitudinem, ut quondam divus Iulius amissa unica filia, ut divus Augustus ereptis nepotibus abstruserint tristitiam. | 3.6.2. Het was passend geweest te rouwen bij smart zolang die nog nieuw was en troost te putten uit droefheid; maar men moest zich nu weer vermannen, zoals ooit de goddelijke Iulius na het verlies van zijn enige dochter, zoals de goddelijke Augustus toen hem zijn kleinkinderen ontrukt waren hun verdriet van zich af hadden gezet. |
3.6.3. Nil opus
vetustioribus exemplis, quotiens populus Romanus
cladis exercituum, interitum ducum, funditus amissas
nobilis familias constanter tulerit. Principes
mortalis, rem publicam aeternam esse. Proin repeterent
sollemnia, et quia ludorum
Megalesium spectaculum suberat, etiam voluptates
resumerent. |
3.6.3. Het was volkomen
overbodig oudere voorbeelden aan te halen: hoe vaak het
Romeinse volk nederlagen van hun legers, dood van hun
aanvoerders, verlies van complete adellijke families fier
had verdragen. Vorsten waren sterfelijk, de staat eeuwig.
Derhalve moesten ze hun gewone doen maar weer opnemen en,
omdat het schouwspel van de Megalesische
spelen op handen was, ook weer de genoegens van
het leven waarderen. [Megalesische spelen: deze werden gehouden van 4 tot 10 april. Het waren theater- en circusspelen, ingesteld ter ere van Cybele, Magna Mater, Mater Idaea.] |
Lees verder Terug naar inhoudsopgave |