Annales 2, 79 -
88
|
Jaarboeken 2, 79 - 88 De onmiddellijke gevolgen van dit overlijden. |
Caput
LXXIX
2.79.1. Igitur oram Lyciae ac Pamphyliae praelegentes, obviis navibus quae Agrippinam vehebant, utrimque infensi arma primo expediere: dein mutua formidine non ultra iurgium processum est, Marsusque Vibius nuntiavit Pisoni Romam ad dicendam causam veniret. Ille eludens respondit adfuturum ubi praetor qui de veneficiis quaereret reo atque accusatoribus diem prodixisset. |
Hoofdstuk
79 2.79.1. Derhalve voeren zij voor de kust van Lycië en Pamphylië langs en toen ontmoetten hen de schepen die Agrippina vervoerden en aan weerszijden brachten zij in hun vijandschap aanvankelijk hun wapens in stelling: vervolgens is men door wederzijdse vrees niet verder gegaan dan scheldpartijen en Marsus Vibius commandeerde Piso naar Rome te komen om zich te verantwoorden. Die antwoordde ontwijkend dat hij zou verschijnen zodra de praetor die vergiftigingszaken onderzocht een dagvaarding had afgekondigd voor aangeklaagde en aanklagers. [dagvaarding: Als de aanklager bij de voorzitter van de rechtbank had verklaard dat hij iemand wilde aanklagen, mocht de aanklacht nog niet direct worden uitgebracht, maar werd een datum bepaald ['prodicere diem'] waarop aangeklaagde én aanklager moesten verschijnen. Na verhoor, verweer en pleidooi werd dan recht gedaan. In het algemeen sprak in criminele zaken de senaat recht over de senatoren of over mensen uit de senatorenstand. Uit deze tekst en uit andere [vgl. Ann.3,12 en Ann.4,22] blijkt dat in bijzondere gevallen [sluipmoord, gifmengerij] onder Augustus en Tiberius niet de voltallige senaat, maar een uit haar midden [misschien bij loting] aangewezen commissie van rechters onder voorzitterschap van de praetor de 'quaestio' behandelde, in het openbaar op het Forum onder voorzitterschap van de praetor onder wie de aanklacht, naar haar aard ressorteerde. Later, onder Nero, diende een dergelijke zaak voor de senaat [bijv. de in Ann.13,44 beschreven, noodlottige liefdesaffaire tussen Octavius Sagitta en Pontia; maar hier betrof het meer een 'crime passionnel' tegen een zwaar romantische achtergrond]. De hoon van Piso is hierin gelegen, dat hij de uitdaging van Marcus Vibius afwijst, ongeveer alsof hij wilde zeggen: 'beste vriend, ik heb met jou niets te schaften; ik zal wel komen als de praetor me oproept'; verder hierin, dat Piso erop rekende dat hij in Rome wel zoveel invloed had [Tiberius, Augusta], dat geen enkele praetor het zou aandurven hem ter veranwoording te roepen. Piso achtte het als iets vanzelfsprekends dat een eventuele aanklacht wegens vergiftiging van Germanicus op precies dezelfde wijze behandeld zou worden alsof hij niet een lid van de keizerlijke familie maar een willekeurig persoon naar het leven had gestaan. Germanicus dacht er bij leven anders over en ook zijn vrienden na zijn dood. In zijn stervensuur [Ann.2,71] bindt Germanicus zijn vrienden op het hart: "Jullie zullen gelegenheid hebben te klagen bij de senaat en de wetten te hulp te roepen" en dit is dan ook inderdaad gebeurd.] |
2.79.2. Interim Domitius Laodiciam urbem Syriae adpulsus, cum hiberna sextae legionis peteret, quod eam maxime novis consiliis idoneam rebatur, a Pacuvio legato praevenitur. Id Sentius Pisoni per litteras aperit monetque ne castra corruptoribus, ne provinciam bello temptet. Quosque Germanici memores aut inimicis eius adversos cognoverat, contrahit, magnitudinem imperatoris identidem ingerens et rem publicam armis peti; ducitque validam manum et proelio paratam. | 2.79.2. Intussen was
Domitius aangeland in de stad Laodicië in Syrië en toen
hij op weg ging naar de winterkwartieren van het zesde
legioen omdat hij dat het meest toegankelijk achtte voor
zijn revolutionnaire plannen, was de onderbevelhebber
Pacuvius hem net voor. Dit deed Sentius schriftelijk uit
de doeken aan Piso en hij benadrukte niet bij de legers
met omkopers, niet bij de provincie met oorlogshandelingen
zijn geluk te beproeven. En allen van wie hij wist dat zij
Germanicus indachtig waren of tegenstanders waren van zijn
vijanden verzamelde hij om zich heen, steeds weer de
grootheid van de keizer benadrukkend en dat de staat
gewapenderhand werd aangevallen; en zo voerde hij een
krachtige en voor de strijd toegeruste troep aan. |
Caput LXXX2.80.1. Nec Piso, quamquam coepta secus cadebant, omisit tutissima e praesentibus, sed castellum Ciliciae munitum admodum, cui nomen Celenderis, occupat; nam admixtis desertoribus et tirone nuper intercepto suisque et Plancinae servitiis auxilia Cilicum quae reguli miserant in numerum legionis composuerat. |
Hoofdstuk 802.80.1. Maar niet liet Piso, hoewel zijn onderneming anders uitpakte, de belangrijkste veiligheidmaatregelen gezien zijn omstandigheden na, maar hij bezette een stevig beschermd bolwerk in Cilicië dat Celenderis heet. Want door aan de deserteurs en de recruten die hij onlangs onderschept had alsmede zijn eigen slaven en die van Plancina ook nog de hulptroepen van de Ciliciërs die de stamhoofden hem gestuurd hadden, toe te voegen had hij hun aantal tot dat van een legioen opgevoerd. |
2.80.2. Caesarisque se legatum testabatur provincia quam is dedisset arceri, non a legionibus (earum quippe accitu venire), sed a Sentio privatum odium falsis criminibus tegente. Consisterent in acie, non pugnaturis militibus ubi Pisonem ab ipsis parentem quondam appellatum, si iure ageretur, potiorem, si armis, non invalidum vidissent. | 2.80.2. En hij verzekerde dat hij, de stadhouder van de keizer, geweerd werd uit de provincie die deze hem toegekend had, niet door de legioenen (want op hun verzoek kwam hij), maar door Sentius die zijn persoonlijke haat onder valse beschuldigingen probeerde te bedekken. Ze hoefden zich slechts in slagorde op te stellen, dan zouden de soldaten wel weigeren te vechten zodra ze Piso gezien hadden, ooit door hen 'vader' genoemd, rechtens al de meerdere maar, als het op wapengeweld aankwam, ook niet voor de poes. |
2.80.3. Tum pro munimentis castelli manipulos explicat colle arduo et derupto; nam cetera mari cinguntur. Contra veterani ordinibus ac subsidiis instructi: hinc militum, inde locorum asperitas, sed non animus, non spes, ne tela quidem nisi agrestia aut subitum in usum properata. | 2.80.3. Toen stelde hij, voor de versterkingen van de vesting, zijn manipels op in een wijde formatie op een steile heuvel en bij een ravijn; want verder was het terrein door de zee omgeven. Tegenover hem stonden de veteranen, opgesteld in ordelijke formatie en in de rug gedekt: aan de ene kant de grimmigheid van de soldaten, aan de andere kant die van de terreingesteldheid - maar het ontbrak aan moed, aan hoop, ja zelfs aan wapens, behalve dan landwerktuigen of voor de gelegenheid in allerijl in elkaar geflanst spul. |
2.80.4. Ut venere in manus, non ultra dubitatum quam dum Romanae cohortes in aequum eniterentur: vertunt terga Cilices seque castello claudunt. | 2.80.4. Zodra ze handgemeen geraakt waren bleef de strijd slechts onbeslist zolang de Romeinse cohorten zich nog naar hetzelfde niveau moesten opwerken: de Ciliciërs maakten rechtsomkeert en sloten zich in de versterking op. |
Caput LXXXI2.81.1. Interim Piso classem haud procul opperientem adpugnare frustra temptavit; regressusque et pro muris, modo semet adflictando, modo singulos nomine ciens, praemiis vocans, seditionem coeptabat, adeoque commoverat ut signifer legionis sextae signum ad eum transtulerit. |
Hoofdstuk 812.81.1. Intussen deed Piso een vergeefse poging vat te krijgen op de vloot die niet ver vandaar lag te wachten; en toen hij teruggekeerd was probeerde hij ook voor de muren, nu eens door zichzelf op de borst te slaan, dan weer door elke soldaat afzonderlijk op te ruien, ze met beloningen oproepend, een muiterij te ontketenen en zozeer heeft hij op hun gemoed gewerkt dat de vaandeldrager van het zesde zijn veldteken naar hem overbracht. |
2.81.2. Tum Sentius occanere cornua tubasque et peti aggerem, erigi scalas iussit ac promptissimum quemque succedere, alios tormentis hastas saxa et faces ingerere. | 2.81.2. Toen beval Sentius hem te overstemmen met hoorns en trompetten en een wal op te werpen en ladders op te richten en gelastte de meest toeschietelijken die te beklimmen en de anderen met katapulten speren, stenen en fakkels af te schieten. |
2.81.3. Tandem victa pertinacia Piso oravit ut traditis armis maneret in castello, dum Caesar cui Syriam permitteret consulitur. Non receptae condiciones nec aliud quam naves et tutum in urbem iter concessum est. | 2.81.3. Toen zijn
vasthoudendheid gebroken was vroeg Piso tegen uitlevering
van de wapens in het fort te mogen blijven tot de keizer
gevraagd was aan wie hij Syrië toevertrouwde. Deze
voorwaarden zijn niet geaccepteerd en niets anders is hem
vergund dan schepen en een veilige tocht naar Rome. |
Caput LXXXII |
Hoofdstuk 82 |
2.82.1. At Romae, postquam Germanici valetudo percrebuit cunctaque ut ex longinquo aucta in deterius adferebantur, dolor ira, et erumpebant questus. Ideo nimirum in extremas terras relegatum, ideo Pisoni permissam provinciam; hoc egisse secretos Augustae cum Plancina sermones. | 2.82.1. Maar in Rome heerste, nadat de ziekte van Germanicus bekend geworden was en alles nog makaberder was aangezet, zoals dat gaat met berichten van ver, smart en woede, en men barstte uit in jammerklachten: dit was dan natuurlijk de reden dat hij naar een uithoek van de wereld was weggemoffeld, daarom was het stadhouderschap aan Piso opgedragen; dit hadden de heimelijke onderonsjes van Augusta met Plancina dus uitgericht. |
2.82.2. Vera prorsus de
Druso seniores locutos: displicere regnantibus civilia
filiorum ingenia, neque ob aliud interceptos quam quia
populum Romanum aequo iure complecti reddita libertate
agitaverint. |
2.82.2. De ouderen hadden vast en zeker de waarheid over Drusus verteld: bij de heersers viel de democratische inslag van hun kinderen volstrekt niet in de smaak en zij waren om geen andere reden uit de weggeruimd dan omdat zij overwogen hadden het Romeinse volk door het teruggeven van hun vrijheid in een gelijke rechtsorde te omvatten. |
2.82.3. Hos vulgi
sermones audita mors adeo incendit ut ante edictum
magistratuum, ante senatus consultum sumpto iustitio
desererentur fora, clauderentur domus. Passim silentia et
gemitus, nihil compositum in ostentationem; et quamquam
neque insignibus lugentium abstinerent, altius animis
maerebant. |
2.82.3. Deze gesprekken
van het volk heeft het vernemen van Germanicus' dood
zozeer verhevigd dat, vóór enig edict van de magistraten
en vóór een daartoe strekkend senaatsbesluit de
rechtspleging werd geschorst,
de pleinen verlaten en de woningen gesloten. Overal
heerste stilte of geweeklaag zonder dat men het voor
uiterlijk vertoon nog eens aandikte. En hoewel men zich
niet onthield van uiterlijke tekenen van rouw, treurde men
toch vooral van binnen. [geschorst: het betreft hier een soort algemene staking, schorsing van de rechtspraak, staking van de werkzaamheden, het verlaten van de plaatsen waar de rechtszaken en staatszaken behandeld werden (Forum) enz.] |
2.82.4. Forte
negotiatores vivente adhuc Germanico Syria egressi
laetiora de valetudine eius attulere. Statim credita,
statim vulgata sunt: ut quisque obvius, quamvis leviter
audita in alios atque illi in plures cumulata gaudio
transferunt. Cursant per urbem, moliuntur templorum fores;
iuvat credulitatem nox et promptior inter tenebras
adfirmatio. |
2.82.4. Toevallig brachten kooplieden die vertrokken waren uit Syrië toen Germanicus nog leefde optimistischer berichten mee over zijn gezondheidstoestand. Meteen geloofde men ze en meteen werden ze algemeen verbreid: al naar gelang men elkaar ontmoette, bracht men de berichten, ook al waren ze maar bij geruchte vernomen, over naar anderen en die weer naar anderen, aangedikt door vreugde. De mensen renden door de stad, forceerden de deuren van de tempels; de omstandigheid dat het nacht was en dat men in het donker gemakkelijker krasse uitspraken doet gaf de goedgelovigheid nog extra kracht. |
2.82.5. Nec obstitit
falsis Tiberius donec tempore ac spatio vanescerent: et
populus quasi rursum ereptum acrius doluit. |
2.82.5. Ook verhinderde Tiberius de loop van valse berichten niet maar wachtte af tot ze door tijd en verloop zouden verdwijnen: maar nu treurde het volk des te heviger, alsof hij hen opnieuw ontrukt was. |
Caput LXXXIII 2.83.1. Honores ut quis amore in Germanicum aut ingenio validus reperti decretique: ut nomen eius Saliari carmine caneretur; sedes curules sacerdotum Augustalium locis superque eas querceae coronae statuerentur; ludos circensis eburna effigies praeiret neve quis flamen aut augur in locum Germanici nisi gentis Iuliae crearetur. |
Hoofdstuk 83 2.83.1. Eerbewijzen werden bedacht en besloten al naar gelang men door genegenheid jegens Germanicus of creativiteit geïnspireerd werd: zijn naam zou in het lied der Saliërs gezongen worden; ter ere van hem zouden er curulische zetels worden opgesteld op de plaatsen voor de Augustale priesters en daarboven kransen van eikenbladeren; zijn beeltenis in ivoor zou bij de circensische spelen vooroplopen in de stoet en geen flamen of augur zou in de plaats van Germanicus worden gekozen, anders dan uit het Iulische geslacht. [Saliërs: dit priestercollege van 12, later 24 leden was door koning Numa ingesteld. In het begin van maart voerden zij ter ere van Mars een wapendans uit in de straten van Rome en zongen daarbij een oeroud lied dat al in de dagen van Cicero niet meer werd verstaan. Zij zongen namen van goden die zij wilden vereren, in het bijzonder in het tweede deel van het lied, dat Axamenta heet [axare = nominare]. In het laatste deel werd de naam van Germanicus gezet. Ook de naam van Augustus kwam in het lied van de Saliërs voor.] [curulische zetels: zetels met een krans erboven op iedere plaats waar de Augustale priesters bij plechtigheden of schouwspelen plaatsen hadden. Germanicus behoorde tot het college van de Augustale priesters [zie Ann.1.54.1].] |
2.83.2. Arcus additi Romae et apud ripam Rheni et in monte Syriae Amano cum inscriptione rerum gestarum ac mortem ob rem publicam obisse. Sepulchrum Antiochiae ubi crematus, tribunal Epidaphnae quo in loco vitam finierat. Statuarum locorumve in quis coleretur haud facile quis numerum inierit. | 2.83.2. Hieraan werden triomfbogen toegevoegd te Rome en aan de oever van de Rijn en op de berg Amanus in Syrië met een inscriptie van zijn heldendaden en de mededeling dat hij voor het vaderland gestorven was. Een cenotaaf werd opgericht in Antiochië waar hij gecremeerd was, een katafalk in Epidaphne op de plaats waar hij zijn levenseinde gevonden had. Het zou iemand niet makkelijk vallen het aantal standbeelden en plaatsen waar hij vereerd werd op te sommen. |
2.83.3. Cum censeretur clipeus auro et magnitudine insignis inter auctores eloquentiae, adseveravit Tiberius solitum paremque ceteris dicaturum: neque enim eloquentiam fortuna discerni et satis inlustre si veteres inter scriptores haberetur. | 2.83.3. Toen men hem een gouden schild wilde toekennen van buitengewone grootte tussen de kopstukken van de welsprekendheid, verzekerde Tiberius met klem dat hij hem een gewone, gelijk aan de andere zou toewijden: niet werd immers iemands welsprekendheid afgemeten aan zijn maatschappelijke positie en het was voldoende eer als Germanicus tussen de klassieke schrijvers werd geteld. |
2.83.4. Equester ordo
cuneum Germanici appellavit qui iuniorum dicebatur,
instituitque uti turmae idibus Iuliis imaginem eius
sequerentur. Pleraque manent: quaedam statim omissa sunt
aut vetustas oblitteravit. |
2.83.4. De ridderstand
gaf aan de theaterrang der
jongeren de naam van Germanicus en stelde in dat op de Iden van juli de ruitereskadrons
achter zijn beeltenis zouden rijden. Zeer veel van deze
maatregelen zijn tot op de dag van vandaag gebleven:
sommige zijn terstond achterwege gelaten of mettertijd in
vergetelheid geraakt. [theaterrang: [=cuneus] een sector zitplaatsen [gradus, sedilia, subsellia] met de verschillende rijen zitplaatsen, rangsgewijs, tussen een paar trappen [scalae].[vgl. Ann.15.32.1].] [Iden van juli: Op de 15e juli begaven de ridders zich in processie [transvectio] van de tempel van de Eer naar het Capitool ter herinnering aan de overwinning bij het meer van Regillus, waar, naar de sage, de Dioscuren waren verschenen.] |
Caput LXXXIV2.84.1. Ceterum recenti adhuc maestitia soror Germanici Livia, nupta Druso, duos virilis sexus simul enixa est. Quod rarum laetumque etiam modicis penatibus tanto gaudio principem adfecit ut non temperaverit quin iactaret apud patres nulli ante Romanorum eiusdem fastigii viro geminam stirpem editam: nam cuncta, etiam fortuita, ad gloriam vertebat. |
Hoofdstuk 842.84.1. Maar in de dagen van nog verse rouw heeft de zuster van Germanicus Livia, getrouwd met Drusus, een tweeling gebaard van het mannelijk geslacht. Deze ook bij eenvoudige burgers zeldzame en heugelijke gebeurtenis heeft de vorst met zoveel vreugde vervuld dat hij niet kon nalaten om in de senaat op te scheppen dat nooit tevoren een man van dezelfde stand onder de Romeinen een tweeling verwekt had: want alles, ook toevallige gebeurtenissen, boog hij om tot eigen roem. |
2.84.2. Sed populo tali in tempore id quoque dolorem tulit, tamquam auctus liberis Drusus domum Germanici magis urgeret. | 2.84.2. Maar ook dit
heeft het volk onder dergelijke omstandigheden pijn
gedaan, alsof Drusus met zijn verrijking met kinderen de
familie van Germanicus meer terugdrong. |
Caput LXXXV2.85.1. Eodem anno gravibus senatus decretis libido feminarum coercita cautumque ne quaestum corpore faceret cui avus aut pater aut maritus eques Romanus fuisset. |
Hoofdstuk 852.85.1. In hetzelfde jaar is de losbandigheid van vrouwen door scherpe senaatsbesluiten aan banden gelegd en er werd een verbod uitgevaardigd dat niemand van wie de grootvader, vader of echtgenoot Romeins ridder was geweest zich aan prostitutie schuldig mocht maken. |
2.85.2. Nam Vistilia praetoria familia genita licentiam stupri apud aedilis vulgaverat, more inter veteres recepto, qui satis poenarum adversum impudicas in ipsa professione flagitii credebant. | 2.85.2. Want Vistilia, dochter uit een praetoriaanse familie, had haar onzedige losbandigheid aangegeven bij de aedielen, in navolging van het gebruik der voorouders, die geloofden dat er voldoende bestraffing van zedeloze vrouwen gelegen was in de loutere bekentenis van de schanddaad. |
2.85.3. Exactum et a
Titidio Labeone Vistiliae marito cur in uxore delicti
manifesta ultionem legis omisisset. Atque illo
praetendente sexaginta dies ad consultandum datos necdum
praeterisse, satis visum de Vistilia statuere; eaque in
insulam Seriphon abdita est. |
2.85.3. Ook is de
echtgenoot van Vistilia, Titidius Labeo, ter
verantwoording geroepen waarom hij een wettelijke procedure tegen de
evidente vergrijpen van zijn vrouw had nagelaten. En toen
hij zich verschool achter de regel dat de zestig dagen
bedenktijd die hem vergund waren nog niet verstreken
waren, heeft men besloten dat het voldoende was om
Vistilia te veroordelen en zij is naar het eiland Seriphos verbannen. [wettelijke procedure: namelijk de 'Lex Iulia de adulteriis [zie Ann.2.50]. De echtgenoot van de op echtbreuk betrapte vrouw moest onmiddellijk van deze scheiden, wilde hij niet zelf aangeklaagd worden als koppelaar. Hij had zestig dagen bedenktijd voor zijn aanklacht; na 60 dagen was de termijn verlopen.] [Seriphos: een klein eiland, één van de Cycladen, tegenwoordig Serfanto.] |
2.85.4. Actum et de
sacris Aegyptiis Iudaicisque pellendis factumque patrum
consultum ut quattuor milia libertini generis ea
superstitione infecta quis idonea aetas in insulam
Sardiniam veherentur, coercendis illic latrociniis et, si
ob gravitatem caeli interissent, vile damnum; ceteri
cederent Italia nisi certam ante diem profanos ritus
exuissent. |
2.85.4. Ook is de
uitbanning van de godsdienstige Egyptische en Joodse
praktijken behandeld en er is een senaatsbesluit
uitgevaardigd dat 4.000 man vrijgelatenen
die door dat bijgeloof aangetast waren en de
geschikte leeftijd hadden naar het eiland Sardinië
overgebracht moesten worden om de struikroverij daar te
bestrijden en, als zij wegens het barre klimaat zouden
omkomen, dan kwam men nog goedkoop van ze af. De overigen
moesten Italië verlaten tenzij ze vóór een vastgestelde
termijn met hun goddeloze praktijken gestopt waren. [vrijgelatenen: dit waren Joden. Na de onderwerping van hun land door Pompeius [63 v.Chr] waren veel Joden naar Rome gekomen, waar zij aanvankelijk als slaven leefden; later, toen zij waren vrijgelaten, hadden zij zich gevestigd ten Westen van de Tiber, tegenwoordig 'Trastevere'.] |
Caput LXXXVI2.86.1. Post quae rettulit Caesar capiendam virginem in locum Occiae, quae septem et quinquaginta per annos summa sanctimonia Vestalibus sacris praesederat; egitque grates Fonteio Agrippae et Domitio Pollioni quod offerendo filias de officio in rem publicam certarent. |
Hoofdstuk 862.86.1. Hierna stelde de keizer de aanstelling aan de orde van een meisje in de plaats van Occia, die gedurende 57 jaar met de grootste devotie leiding had gegeven aan de Vestaalse rituelen. En hij heeft zijn dank betuigd aan Fonteius Agrippa en Domitius Pollio dat zij als om strijd hun dochter beschikbaar stelden voor de publieke zaak. |
2.86.2. Praelata est Pollionis filia, non ob aliud quam quod mater eius in eodem coniugio manebat; nam Agrippa discidio domum imminuerat. Et Caesar quamvis posthabitam decies sestertii dote solatus est. | 2.86.2. De voorkeur is gegeven aan de dochter van Pollio om geen andere reden dan dat haar moeder haar huwelijkstrouw in acht genomen had; want Agrippa had door zijn scheiding afbreuk gedaan aan de waardigheid van zijn familie. Maar de keizer heeft haar, ofschoon zij dan achtergesteld werd, getroost met een bruidschat van 1.000.000 sestertiën. |
Caput LXXXVIISaevitiam annonae incusante plebe statuit frumento pretium quod emptor penderet, binosque nummos se additurum negotiatoribus in singulos modios. Neque tamen ob ea parentis patriae delatum et antea vocabulum adsumpsit, acerbeque increpuit eos qui divinas occupationes ipsumque dominum dixerant. Unde angusta et lubrica oratio sub principe qui libertatem metuebat adulationem oderat. |
Hoofdstuk 872.87.1. Toen het volk klaagde over de duurte van de levensmiddelen stelde hij een prijs voor het koren vast die de koper moest betalen, en beloofde de handelaars dat hij twee sestertiën subsidie per schepel zou bijbetalen. Toch heeft hij hierom de titel 'Vader des Vaderlands', die hem ook tevoren al was aangeboden, niet geaccepteerd en is scherp uitgevallen tegen degenen die zijn bezigheden 'goddelijk' en hemzelf 'Meester' genoemd hadden. En dit was de oorzaak dat de welsprekendheid een smal en glibberig pad moest bewandelen onder een vorst die vrijmoedigheid vreesde en de pest had aan vleierij. |
Caput LXXXVIII2.88.1. Reperio apud scriptores senatoresque eorundem temporum Adgandestrii principis Chattorum lectas in senatu litteras, quibus mortem Arminii promittebat si patrandae neci venenum mitteretur, responsumque esse non fraude neque occultis, sed palam et armatum populum Romanum hostis suos ulcisci. Qua gloria aequabat se Tiberius priscis imperatoribus qui venenum in Pyrrum regem vetuerant prodiderantque. |
Hoofdstuk 882.88.1. Ik vind bij geschiedschrijvers die tevens senator waren in die tijd, dat er een brief is voorgelezen van Adgandestrius, de vorst van de Chatten, waarin deze de dood van Arminius beloofde als men hem het vergif wilde sturen om de moord te plegen, en dat er als antwoord gegeven is dat het Romeinse volk zich niet met bedrog en achterbaksheid op zijn vijanden wreekte maar met openlijk wapengeweld. Met deze snoeverij stelde Tiberius zich op één lijn met de veldheren uit het verleden die een stokje hadden gestoken voor de vergiftiging van koning Pyrrhus en zijn belager hadden aangebracht. |
2.88.2. Ceterum Arminius
abscedentibus Romanis et pulso Maroboduo regnum adfectans
libertatem popularium adversam habuit, petitusque armis
cum varia fortuna certaret, dolo propinquorum cecidit:
liberator haud dubie Germaniae et qui non primordia populi
Romani, sicut alii reges ducesque, sed florentissimum
imperium lacessierit, proeliis ambiguus, bello non victus.
|
2.88.2. Overigens heeft Arminius, toen de Romeinen wegtrokken en Maroboduus verdreven was, bij zijn streven naar het koningschap de vrijheidslievendheid van zijn landgenoten als obstakel ondervonden en toen hij, gewapenderwijs aangevallen, met wisselende krijgskans streed, is hij door een list van zijn naaste omgeving ten val gekomen: een man die ongetwijfeld de bevrijder van Germanië was en die niet het Romeinse volk tartte in zijn ontstaansperiode, zoals andere koningen en krijgsheren, maar toen het rijk zijn grootste bloeitijd doormaakte, en die in gevechten voor- en tegenspoed kende maar in de oorlog ongeslagen bleef. |
2.88.3. Septem et
triginta annos vitae, duodecim potentiae explevit,
caniturque adhuc barbaras apud gentis, Graecorum annalibus
ignotus, qui sua tantum mirantur, Romanis haud perinde
celebris, dum vetera extollimus recentium incuriosi. |
2.88.3. Zeven en dertig
jaar heeft hij geleefd, en twaalf daarvan als machthebber, en nog steeds
wordt hij bezongen bij vreemde volken, onbekend in de
annalen der Grieken die slechts hun eigen daden
bewonderen, en niet naar verdienste beroemd bij de
Romeinen waar wij slechts prijzen wat in het verleden ligt
maar weinig belangstelling hebben voor het jongste
verleden. [als machthebber: Arminius kan pas aan de macht zijn gekomen na de nederlaag van Varus in 9 na Chr. Tacitus beschrijft dus hier gebeurtenissen uit het jaar 21 na Chr., terwijl overigens het tweede boek Annalen gaat over de jaren 16, 17, 18 en 19.] |
Hiermee eindigt Boek 2. Lees verder in Boek 3. |