Annales 2, 59 - 68 | Jaarboeken 2, 59 - 68
Onrust in het Oosten. |
Caput LIX |
Hoofdstuk 59 |
2.59.1. M.Silano
L.Norbano consulibus Germanicus Aegyptum proficiscitur
cognoscendae antiquitatis. Sed cura provinciae
praetendebatur, levavitque apertis horreis pretia frugum
multaque in vulgus grata usurpavit: sine milite incedere,
pedibus intectis et pari cum Graecis amictu, Publii
Scipionis aemulatione, quem eadem factitavisse aput
Siciliam, quamvis flagrante adhuc Poenorum bello,
accepimus. |
2.59.1. Onder het
consulaat van Marcus Silanus en Lucius Norbanus vertrok
Germanicus naar Egypte om de Oudheid te leren kennen. Maar
bezorgdheid om de provincie
werd als dekmantel gebruikt en hij heeft door het
openstellen van de staatsmagazijnen de prijs van de
gewassen verlicht en veel bereikt wat het volk aangenaam
was: zonder militair escorte rondlopen, op sandalen en in
dezelfde kleding als de Grieken, in navolging van Publius
Scipio, over wie wij vernomen hebben dat hij datzelfde
gedrag in acht nam op Sicilië ofschoon de Punische oorlog
nog hevig woedde. [bezorgdheid: er heerste daar hongersnood [Suet. Tib.52].] |
2.59.2. Tiberius, cultu
habituque eius lenibus verbis perstricto, acerrime
increpuit, quod contra instituta Augusti non sponte
principis Alexandriam introisset. Nam Augustus inter alia
dominationis arcana, vetitis nisi permissu ingredi
senatoribus aut equitibus Romanis inlustribus, seposuit
Aegyptum ne fame urgeret Italiam quisquis eam provinciam
claustraque terrae ac maris quamvis levi praesidio
adversum ingentis exercitus insedisset. |
2.59.2. Tiberius is, na
hem over zijn kleding en optreden in mildere bewoordingen
terechtgewezen te hebben, zeer fel tegen hem uitgevaren
omdat hij, tegen de verordeningen van Augustus in, zonder
toestemming van de princeps Alexandrië was
binnengetrokken. Augustus had namelijk als één van de
geheimzinnige maatregelen van zijn bewind, aan senatoren
en Romeinse topridders verboden
om zonder toestemming deze provincie binnen te trekken en
heeft het bestuur over Egypte aan zichzelf voorbehouden om
te verhinderen dat een willekeurig iemand Italië met hongersnood in de tang kon nemen
als hij deze provincie, die een sleutelpositie innam te
land en ter zee, met een slechts lichte bezetting tegen
geweldige legers bezet had. [topridders: 'equitibus Romanis illustribus': die ridders die senatoriale belasting betaalden en die derhalve senator konden worden.] [hongersnood: enorme hoeveelheden koren werden jaarlijks vanuit Egypte naar Italië getransporteerd.] |
Caput LX |
Hoofdstuk 60 |
2.60.1. Sed Germanicus
nondum comperto profectionem eam incusari Nilo
subvehebatur, orsus oppido a Canopo. Condidere id Spartani
ob sepultum illic rectorem navis Canopum, qua tempestate
Menelaus Graeciam repetens diversum ad mare terramque
Libyam deiectus. |
2.60.1. Maar omdat
Germanicus er nog niet van op de hoogte was dat deze reis
hem kwalijk genomen werd, voer hij de Nijl op met als
vertrekpunt de vestingstad Canopus.
Die hebben de Spartanen gesticht als aandenken aan de
scheepsstuurman Canopus, die daar begraven was in de tijd
dat Menelaus op zijn terugtocht naar Griekenland naar deze
afgelegen zee en het Libysche land uit de koers was
geslagen. [Canopus: Canopus ligt iets ten Westen van Abukir. Niet ver oostelijk van Canopus lagen de twee westelijkste armen van de Nijldelta, eerst de Herakleotische monding, dan de Canopische, die tegenwoordig zijn opgenomen in de kustmeren van Maadieh en dat van Edko.] |
2.60.2. Inde proximum amnis os dicatum Herculi, quem indigenae ortum apud se et antiquissimum perhibent eosque, qui postea pari virtute fuerint, in cognomentum eius adscitos; mox visit veterum Thebarum magna vestigia. | 2.60.2. Vandaar bezocht hij de dichtstbijzijnde riviermonding, gewijd aan Hercules, van wie de autochtonen beweren dat hij bij hen geboren is en dat hij de oudste held is en dat diegenen die later een gelijke dapperheid aan de dag legden zijn bijnaam verworven hebben; daarna bezocht hij de grootse resten van het oude Thebe. |
2.60.3. Et manebant
structis molibus litterae Aegyptiae, priorem opulentiam
complexae: iussusque e senioribus sacerdotum patrium
sermonem interpretari, referebat habitasse quondam
septingenta milia aetate militari, atque eo cum exercitu
regem Rhamsen Libya Aethiopia Medisque et Persis et
Bactriano ac Scytha potitum quasque terras Suri Armeniique
et contigui Cappadoces colunt, inde Bithynum, hinc Lycium
ad mare imperio tenuisse. |
2.60.3. En er waren in
de kolossale bouwwerken nog Egyptische lettertekens over,
die getuigden van vroegere macht: en een van de oudste
priesters die de opdracht gekregen had om die taal van
zijn voorvaders te vertalen meldde dat er ooit 70.000
mannen van weerbare leeftijd hadden gewoond en dat met dit
leger de farao Rhamses Libië, Ethiopië, Medië, Perzië,
Bactrië en Scythië veroverd had en dat hij de landen die
de Syriërs, Armeniërs en de naburige Cappadociërs bewonen
onder zijn heerschappij had gehad, aan gindse zijde tot
aan de Bithynische Zee, aan
deze zijde tot aan de Lycische Zee.
[de Bithynische Zee: dwz de Pontus.] [de Lycische Zee: het Noordoostelijke bekken van de Middellandse Zee.] |
2.60.4. Legebantur et indicta gentibus tributa, pondus argenti et auri, numerus armorum equorumque et dona templis ebur atque odores, quasque copias frumenti et omnium utensilium quaeque natio penderet, haud minus magnifica quam nunc vi Parthorum aut potentia Romana iubentur. | 2.60.4. Ook stonden daar te lezen de schattingen die aan de verschillende volken waren opgelegd, het gewicht aan zilver en goud, het aantal wapens en paarden en de geschenken voor de tempels: ivoor en reukwerken, en welke hoeveelheden koren en allerlei levensmiddelen elk volk moest leveren, niet minder aanzienlijk dan nu opgelegd worden door het geweld van de Parthen of de macht der Romeinen. |
Caput LXI |
Hoofdstuk 61 |
2.61.1. Ceterum
Germanicus aliis quoque miraculis intendit animum, quorum
praecipua fuere Memnonis saxea effigies, ubi radiis solis
icta est, vocalem sonum reddens, disiectasque inter et vix
pervias arenas instar montium eductae pyramides certamine
et opibus regum, lacusque effossa humo, superfluentis Nili
receptacula; atque alibi angustiae et profunda altitudo,
nullis inquirentium spatiis penetrabilis. |
2.61.1. Overigens
besteedde Germanicus ook aandacht aan andere wonderlijke
zaken, waarvan de belangrijkste waren: het beeld van
Memnon dat een stemgeluid laat horen zodra het door de
zonnestralen getroffen wordt en de pyramiden,
als bergen zo hoog opgericht in een wedijver van
rijkdommen der farao's, verspreid gelegen tussen
zandverstuivingen en maar amper bereikbaar, en bassins, uitgegraven in de aarde
als spaarbekkens voor de Nijl bij overstroming; en ergens
anders versmallingen en
geweldige dieptes, voor geen enkele meting van
onderzoekers te peilen. [pyramiden: die van Gizeh, westelijk van Memphis.] [bassins: het meer van Moeris dat nu is opgedroogd, ten Zuiden van Memphis.] [versmallingen: 'les gorges du Nil' bij Assuan.] |
2.61.2. Exim ventum
Elephantinen ac Syenen, claustra olim Romani imperii, quod
nunc rubrum ad mare patescit. |
2.61.2. Vervolgens kwam
hij aan bij Elephantine en Syene,
ooit de afsluiting van het Romeinse Rijk dat zich nu
uitstrekt tot aan de Rode Zee. [Elephantine en Syene: Elephantine is een eilandje tegenover Syene - Syene heet tegenwoordig Assuan.] [Rode Zee: sedert de overwinning van Trajanus [114-115 na Chr] strekte het rijk zich uit tot aan het Mare Rubrum, dat zowel de Arabische Golf als de Perzische Golf kan betekenen.Hier wschl. Perzische Golf, zoals ook in Ann.XIV,25.] |
Caput LXII |
Hoofdstuk 62 |
2.62.1. Dum ea aestas Germanico pluris per provincias transigitur, haud leve decus Drusus quaesivit inliciens Germanos ad discordias utque fracto iam Maroboduo usque in exitium insisteretur. | 2.62.1. Terwijl Germanicus deze zomer doorbracht met een bezoek aan meerdere provincies, wist Drusus niet geringe roem te vergaren door de Germanen tegen elkaar op te zetten en ook, terwijl de macht van Maroboduus al gebroken was, door te zetten tot hij uitgeschakeld was. |
2.62.2. Erat inter
Gotones nobilis iuvenis nomine Catualda, profugus olim vi
Marobodui et tunc dubiis rebus eius ultionem ausus. Is
valida manu finis Marcomanorum ingreditur corruptisque
primoribus ad societatem inrumpit regiam castellumque
iuxta situm. |
2.62.2. Er leefde onder
de Gotonen een jongeman van
adel, Catualda genaamd, die ooit gevlucht was voor het
geweld van Maroboduus maar, nu zijn vijand in hachelijke
omstandigheden verkeerde, wel een wraakoefening durfde te
ondernemen. Deze trok met een sterk legertje het gebied
van de Marcomannen binnen en, na de vooraanstaanden
omgekocht te hebben om mee te doen, drong hij het
koninklijk paleis binnen en de burcht die er naast lag. [Gotonen: De Gotonen (Gutones) leefden aan de Beneden-Weichsel. Dit zijn de Gothen.] |
2.62.3. Veteres illic Sueborum praedae et nostris e provinciis lixae ac negotiatores reperti quos ius commercii, dein cupido augendi pecuniam, postremo oblivio patriae suis quemque ab sedibus hostilem in agrum transtulerat. | 2.62.3. Daar troffen zij de vroegere buit van de Sueben aan en uit onze provincies: soldatenhoeren en kooplieden die als gevolg van handelsverdragen, vervolgens door de begeerte hun vermogen te vergroten, tenslotte door het vervagen van de herinnering aan hun vaderland ieder vanaf hun geboortegrond naar vijandelijke bodem waren verhuisd. |
Caput LXIII |
Hoofdstuk 63 |
2.63.1. Maroboduo
undique deserto non aliud subsidium quam misericordia
Caesaris fuit. Transgressus Danuvium, qua Noricam
provinciam praefluit, scripsit Tiberio non ut profugus aut
supplex sed ex memoria prioris fortunae: nam multis
nationibus clarissimum quondam regem ad se vocantibus
Romanam amicitiam praetulisse. |
2.63.1. Toen Maroboduus
aan alle kanten in de steek gelaten werd restte hem geen
andere hoop op hulp dan het medelijden van Caesar. Hij
stak de Donau over waar die langs de provincie Noricum stroomt, en schreef aan
Tiberius niet als voortvluchtige of smekeling maar vanuit
de gedachtenis aan zijn vroegere positie: want hij had
toch als een ooit zeer vermaarde koning de vriendschap met
de Romeinen laten prevaleren toen vele volkeren hem op hun
hand probeerden te krijgen. [Noricum: dit ligt tussen de Oost-Alpen en ten Noorden daarvan, en de Donau.] |
2.63.2. Responsum a Caesare tutam ei honoratamque sedem in Italia fore, si maneret: sin rebus eius aliud conduceret, abiturum fide qua venisset. | 2.63.2. Door Tiberius is geantwoord dat hem een veilige en eervolle verblijfplaats in Italië wachtte als hij daar wilde blijven: maar als zich iets anders voordeed in zijn belang, dan kon hij weggaan even ongehinderd als hij zou zijn gekomen. |
2.63.3. Ceterum apud senatum disseruit non Philippum Atheniensibus, non Pyrrhum aut Antiochum populo Romano perinde metuendos fuisse. Extat oratio qua magnitudinem viri, violentiam subiectarum ei gentium et quam propinquus Italiae hostis, suaque in destruendo eo consilia extulit. | 2.63.3. Maar in de senaat heeft hij uiteengezet dat noch Philippus even vreeswekkend was geweest voor de Atheners, noch Pyrrhus of Antiochus voor het Romeinse volk. De redevoering bestaat nog waarin hij de grootheid van Maroboduus, zijn gewelddadigheid tegenover aan hem onderworpen volken en hoe dicht bij Italië deze vijand zich bevond en welke maatregelen hij getroffen had om hem te vernietigen. |
2.63.4. Et Maroboduus
quidem Ravennae habitus, si quando insolescerent Suebi
quasi rediturus in regnum ostentabatur: sed non excessit
Italia per duodeviginti annos consenuitque multum imminuta
claritate ob nimiam vivendi cupidinem. |
2.63.4. En hoewel Maroboduus in Ravenna werd vastgehouden, werd hij, voor het geval de Sueben soms al te veel praatjes zouden krijgen, als afschrikking ingezet alsof hij naar zijn koninklijke status zou terugkeren: maar in feite is hij niet buiten Italië gekomen gedurende zijn resterende 18 levensjaren en hij is vergrijsd terwijl zijn roem veel heeft ingeboet wegens zijn te grote hang aan het leven. |
2.63.5. Idem Catualdae
casus neque aliud perfugium. Pulsus haud multo post
Hermundurorum opibus et Vibilio duce receptusque, Forum
Iulium, Narbonensis Galliae coloniam, mittitur. Barbari
utrumque comitati, ne quietas provincias immixti
turbarent, Danuvium ultra inter flumina Marum et Cusum
locantur, dato rege Vannio gentis Quadorum. |
2.63.5. Hetzelfde lot
overkwam Catualda en ook hij had geen andere toevlucht.
Niet veel later is hij verdreven door de krijgsmiddelen
van de Hermunduren onder
leiding van Vibilius en, nadat hij door ons was opgenomen,
werd hij naar Forum Iulium,
een kolonie in Gallië Narbonensis, gestuurd. De barbaren
die beiden begeleidden werden, om te verhinderen dat zij
bij integratie met rustige provincies voor onrust zouden
zorgen, ondergebracht aan de overkant van de Donau tussen
de rivieren de Marus en de Cusus
en als koning werd hen Vannius toegewezen, afkomstig uit
het volk der Quaden. [Hermunduren: ten Noorden van de Donau in Beieren en Thüringen, tussen Marcomannen en Chatten.] [Forum Iulium: dit is het tegenwoordige Fréjus.] [de Marus en de Cusus: Marus = Marosch [March], rivier in Dacië; Cusus = misschien de rivier de Waag; andern zeggen de Gran; Mommsen houdt het op de Gusen.] [Quaden: dezen woonden ten Oosten van de Marcomannen in Moravië en in een deel van Hongarije. In de tijd van Marcus Aurelius waren het geduchte vijanden.] |
Caput LXIV |
Hoofdstuk 64 |
2.64.1. Simul nuntiato regem Artaxian Armeniis a Germanico datum, decrevere patres ut Germanicus atque Drusus ovantes urbem introirent. Structi et arcus circum latera templi Martis Vltoris cum effigie Caesarum, laetiore Tiberio quia pacem sapientia firmaverat quam si bellum per acies confecisset. | 2.64.1. Omdat tegelijkertijd bericht werd dat Germanicus koning Artaxias over de Armeniërs had aangesteld, besloten de senatoren dat Germanicus en Drusus in een kleine triomf hun intocht in de stad mochten houden. Ook zijn er bogen opgericht aan weerszijden van de tempel van Mars de Wreker met de afbeelding der Caesaren, terwijl Tiberius meer tevreden was omdat hij de vrede met wijs beleid stevig gevestigd had meer dan wanneer hij de oorlog in veldslagen beëindigd zou hebben. |
2.64.2. Igitur Rhescuporim quoque, Thraeciae regem, astu adgreditur. Omnem eam nationem Rhoemetalces tenuerat; quo defuncto Augustus partem Thraecum Rhescuporidi fratri eius, partem filio Cotyi permisit. In ea divisione arva et urbes et vicina Graecis Cotyi, quod incultum ferox adnexum hostibus, Rhescuporidi cessit: ipsorumque regum ingenia, illi mite et amoenum, huic atrox avidum et societatis impatiens erat. Sed primo subdola concordia egere: | 2.64.2. Derhalve pakte hij ook Rhescuporis, de koning van Thracië, met een list aan. Rhoemetalces had dit hele volk in zijn bezit gehad; maar toen hij gestorven was heeft Augustus een deel van Thracië aan zijn broer en een deel aan zijn zoon Cotys overgedragen. Bij deze verdeling waren akkers en steden en wat aan Griekenland grensde toegevallen aan Cotys, maar wat onbewerkt en woest was en grenzend aan vijandige volken, aan Rhescuporis. De geaardheid van de koningen zelf beantwoordde daaraan: de eerste was zachtaardig en innemend, de laatste was grimmig en inhalig en een ego-tripper. Maar aanvankelijk leefden zij in bedriegelijke eendracht. |
2.64.3. Mox Rhescuporis egredi finis, vertere in se Cotyi data et resistenti vim facere, cunctanter sub Augusto, quem auctorem utriusque regni, si sperneretur, vindicem metuebat. Enimvero audita mutatione principis immittere latronum globos, excindere castella, causas bello. | 2.64.3. In een volgende fase begon Rhescuporis zijn grenzen te overschrijden, zich toe te eigenen wat aan Cotys gegeven was en geweld te gebruiken bij verzet, nog omzichtig onder Augustus, voor wie hij beducht was als grondlegger van beide koninkrijken en als wreker als hij hem niet respecteerde. Maar waarlijk, zodra hij vernomen had dat er een troonswisseling had plaatsgevonden, stuurde hij benden rovers op hem af, verwoestte diens bolwerken en schiep oorzaken tot oorlog. |
Caput LXV |
Hoofdstuk 65 |
2.65.1. Nihil aeque Tiberium anxium habebat quam ne composita turbarentur. Deligit centurionem qui nuntiaret regibus ne armis disceptarent; | 2.65.1. Niets maakte Tiberius zo angstig als zaken die op orde waren te zien desintegreren. Hij koos een centurio uit om de koningen aan te zeggen hun geschillen niet met wapengeweld te beslechten; |
2.65.2. statimque a Cotye dimissa sunt quae paraverat auxilia. Rhescuporis ficta modestia postulat eundem in locum coiretur: posse de controversiis conloquio transigi. Nec diu dubitatum de tempore, loco, dein condicionibus, cum alter facilitate, alter fraude cuncta inter se concederent acciperentque. | 2.65.2. en meteen dankte
Cotys de troepen af die hij geronseld had. Rhescuporis
vroeg met gehuichelde bescheidenheid om naar een
vergaderplaats bijeen te komen: men kon over de geschillen
in onderhandelingen wel tot een overeenkomst komen. En
niet lang is er gezeurd over tijdstip, plaats en
vervolgens de voorwaarden omdat de één door meegaandheid,
de ander door achterbaksheid alles toegaven en
accepteerden. |
2.65.3. Rhescuporis sanciendo, ut dictitabat, foederi convivium adicit, tractaque in multam noctem laetitia per epulas ac vinolentiam incautum Cotyn postquam dolum intellexerat, sacra regni, eiusdem familiae deos et hospitalis mensas obtestantem catenis onerat. | 2.65.3. Rhescuporis voegde er een maaltijd aan toe om, zoals hij zei, het verdrag te bekrachtigen; en toen het vreugdefeest tot diep in de nacht was voortgezet met eten en drinken sloeg hij Cotys in de boeien, die aanvankelijk niets merkte en toen hij de list doorzien had zich vergeefs beriep op de onschendbaarheid van de koninklijke waardigheid, de huisgoden van beider familie en het gastrecht. |
2.65.4. Thraeciaque omni
potitus scripsit ad Tiberium structas sibi insidias,
praeventum insidiatorem; simul bellum adversus Bastarnas
Scythasque praetendens novis peditum et equitum copiis
sese firmabat. |
2.65.4. En nu hij zich
meester had gemaakt van geheel Thracië schreef hij
Tiberius dat er een samenzwering tegen hem op touw gezet
was maar dat hij zijn belager vóór was geweest;
tegelijkertijd versterkte hij zich met nieuwe troepen
voetvolk en ruiterij met als voorwendsel een oorlog tegen
de Bastarnen en de Scythen. [Bastarnen: dezen woonden langs de Karpathen in Gallicië, Moldavië en Bessarabië. Ovidius had hen in Tomi tot naburen ['proxima Bastarnae Sauromataeque tenent'].] |
2.65.5. Molliter
rescriptum, si fraus abesset, posse eum innocentiae
fidere; ceterum neque se neque senatum nisi cognita causa
ius et iniuriam discreturos: proinde tradito Cotye veniret
transferretque invidiam criminis. |
2.65.5. Op gematigde toon is er antwoord gegeven: als er geen bedrog in het spel was kon hij zich verlaten op zijn onschuld; maar noch hijzelf noch de senaat zou onderscheiden wat recht was en wat onrecht als de zaak niet eerst onderzocht was: daarom moest hij Cotys uitleveren en ook zelf overkomen om de blaam van zijn beschuldiging over te dragen op zijn tegenstander. |
Caput LXVI |
Hoofdstuk 66 |
2.66.1. Eas litteras Latinius Pandusa pro praetore Moesiae cum militibus quis Cotys traderetur in Thraeciam misit. Rhescuporis inter metum et iram cunctatus maluit patrati quam incepti facinoris reus esse: occidi Cotyn iubet mortemque sponte sumptam ementitur. | 2.66.1. Dit schrijven stuurde Latinius Pandusa, de propraetor van Moesië naar Thracië samen met soldaten aan wie Cotys moest worden uitgeleverd. Rhescuporis zweefde eerst tussen vrees en woede maar wilde tenslotte toch liever aangeklaagd worden voor een bedreven misdaad dan voor een voorgenomene: hij beval Cotys te doden en loog dat hij de hand aan zichzelf had geslagen. |
2.66.2. Nec tamen Caesar placitas semel artes mutavit, sed defuncto Pandusa quem sibi infensum Rhescuporis arguebat, Pomponium Flaccum, veterem stipendiis et arta cum rege amicitia eoque accommodatiorem ad fallendum, ob id maxime Moesiae praefecit. | 2.66.2. Maar toch heeft de keizer zijn eenmaal gekozen strategie niet veranderd, maar nadat Pandusa overleden was over wie Rhescuporis klaagde dat hij hem vijandig was, heeft hij Pomponius Flaccus, een oud krijgsman en door nauwe vriendschapsbanden met de koning verbonden en daardoor des te geschikter om hem om de tuin te leiden, vooral daarom landvoogd van Moesië gemaakt. |
Caput LXVII |
Hoofdstuk 67 |
2.67.1. Flaccus in Thraeciam transgressus per ingentia promissa quamvis ambiguum et scelera sua reputantem perpulit ut praesidia Romana intraret. Circumdata hinc regi specie honoris valida manus, tribunique et centuriones monendo, suadendo, et quanto longius abscedebatur, apertiore custodia, postremo gnarum necessitatis in urbem traxere. | 2.67.1. Flaccus stak over naar Thracië en wist Rhescuporis, hoewel die in tweestrijd stond en zich zijn misdaden bewust was, met geweldige beloften ertoe te bewegen om de Romeinse bolwerken binnen te gaan. Daarop omgaf men de koning onder de schijn van eerbewijs met een sterk leger en de tribunen en centurio's adviseerden eerst, praatten vervolgens op hem in en naarmate men verder kwam onder een openlijker bewaking en brachten hem, toen hij zich tenslotte van zijn dwangpositie bewust was, op naar Rome. |
2.67.2. Accusatus in
senatu ab uxore Cotyis damnatur, ut procul regno
teneretur. Thraecia in Rhoemetalcen filium, quem paternis
consiliis adversatum constabat, inque liberos Cotyis
dividitur; iisque nondum adultis Trebellenus Rufus
praetura functus datur qui regnum interim tractaret,
exemplo quo maiores M. Lepidum Ptolemaei liberis tutorem
in Aegyptum miserant. |
2.67.2. In de senaat
beschuldigd door de vrouw van Cotys, werd hij ertoe
veroordeeld om ver van zijn koninkrijk gevangen gehouden
te worden. Thracië werd verdeeld onder zijn zoon
Rhoemetalces, van wie wel vaststond dat hij zich tegen de
plannen van zijn vader had gekeerd, en de kinderen van
Cotys; en omdat dezen nog niet volwassen waren werd hen
Trebellenus Rufus, een oud-praetor, terzijde gesteld om
het koninkrijk intussen te besturen, volgens het voorbeeld
dat de voorouders Marcus Lepidus
naar de kinderen van Ptolemaeus in Egypte
gestuurd hadden. [Marcus Lepidus naar de kinderen van Ptolemaeus: Marcus Aemilius Lepidus was pontifex maximus en consul in 187 en 175 v Chr. In 181 werd hij door de Romeinse senaat naar Egypte gestuurd om het rijk na de dood van Ptolemaeus Epiphanes te besturen voor de minderjarige zonen van Ptolemaeus: Ptolemaeus Philometor en Ptolemaeus Physcon.] |
2.67.3. Rhescuporis Alexandriam devectus atque illic fugam temptans an ficto crimine interficitur. | 2.67.3. Rhescuporis werd naar Alexandrië gedeporteerd en daar werd hij bij een vluchtpoging of op valse aanklacht gedood. |
Caput LXVIII |
Hoofdstuk 68 |
2.68.1. Per idem tempus
Vonones, quem amotum in Ciliciam memoravi, corruptis
custodibus effugere ad Armenios, inde Albanos Heniochosque
et consanguineum sibi regem Scytharum conatus est. Specie
venandi omissis maritimis locis avia saltuum petiit, mox
pernicitate equi ad amnem Pyramum contendit, cuius pontes
accolae ruperant audita regis fuga, neque vado penetrari
poterat. |
2.68.1. Te zelfder tijd
is Vonones, over wie ik verteld heb dat hij naar Cilicië
was verwijderd door omkoping van zijn bewakers naar
Armenië ontsnapt en vandaar probeerde hij naar de Albanen en Heniochers en de
koning van de Scythen, zijn bloedverwant, te komen. Onder
het voorwendsel van een partijtje jagen verliet hij de
zeekust en zocht de onbegaanbare bergwouden op, en kwam
daarop door de snelheid van zijn paard tot aan de rivier
de Pyramus, waarvan echter
de buurtbewoners de bruggen vernield hadden na het
vernemen van de vluchtpoging van de koning en het was niet
mogelijk er via een doorwaadbare plaats overheen te komen.
[Albanen en Heniochers: de Albani wonen in de Kaukasus aan de Kaspische Zee [Daghestan en Oost-Georgië].] [Pyramus: een rivier in Cilicië, in het Oostelijk deel van deze landstreek.] |
2.68.2. Igitur in ripa
fluminis a Vibio Frontone praefecto equitum vincitur, mox
Remmius evocatus, priori custodiae regis adpositus, quasi
per iram gladio cum transigit. Unde maior fides
conscientia sceleris et metu indicii mortem Vononi
inlatam. |
2.68.2. Zo werd hij dan ook op de oever van de rivier door de commandant van de ruiterij Vibius Fronto overmeesterd; daarop doorboorde Remmius, vrijwilliger van de veteranen, toegevoegd aan de bewaking van de koning, hem onder gespeelde woede met zijn zwaard. Daardoor is het des te aannemelijker dat hij op de hoogte was van het ontsnappingsplan en hij Vonones gedood heeft uit vrees verraden te worden. |
Lees verder |