Annales 2, 41,2 - 46                         

                                                        
Jaarboeken 2, 41,2 - 46 

Germanicus' missie naar het Oosten, Drusus naar Germanië

Caput XLI,ii

Hoofdstuk 41,2

2.41.2. C. Caelio L. Pomponio consulibus Germanicus Caesar a. d. VII. Kal. Iunias triumphavit de Cheruscis Chattisque et Angrivariis quaeque aliae nationes usque ad Albim colunt. Vecta spolia, captivi, simulacra montium, fluminum, proeliorum; bellumque, quia conficere prohibitus erat, pro confecto accipiebatur.

2.41.2. Tijdens het consulaat van Gaius Caelius en Lucius Pomponius heeft Germanicus Caesar op 26 mei zijn triomftocht gehouden om zijn overwinning te vieren op de Cherusken, de Chatten en de Angrivariërs en alle andere volken die tot aan de Elbe wonen. Er is buit meegevoerd, krijgsgevangenen, maquettes van bergen, rivieren, veldslagen; en omdat Germanicus belet was de oorlog te beslechten werd hij als beslecht beschouwd.
[krijgsgevangenen: o.a. Thusnelda, de vrouw van Arminius.]

2.41.3. Augebat intuentium visus eximia ipsius species currusque quinque liberis onustus. Sed suberat occulta formido, reputantibus haud prosperum in Druso patre eius favorem vulgi, avunculum eiusdem Marcellum flagrantibus plebis studiis intra iuventam ereptum, breves et infaustos populi Romani amores.


2.41.3. De buitengewone aanblik van hemzelf en zijn wagen, beladen met zijn vijf kinderen, imponeerde de blikken van de toeschouwers nog meer. Maar een heimelijke vrees waarde rond bij hen die overwogen dat de populariteit bij het volk voor zijn vader Drusus niet voorspoedig was geweest en dat zijn oom Marcellus nog in zijn jeugd ontrukt was aan het laaiend enthousiasme van het volk, dat de liefde van het Romeinse volk maar kort duurde en onheilszwanger was.
[vijf kinderen: Nero, Drusus, Gaius (Caligula), Agrippina en Drusilla. Het zesde kind, Iulia, werd een jaar later geboren.]

Caput XLII

Hoofdstuk 42

2.42.1. Ceterum Tiberius nomine Germanici trecenos plebi sestertios viritim dedit seque collegam consulatui eius destinavit. Nec ideo sincerae caritatis fidem adsecutus amoliri iuvenem specie honoris statuit struxitque causas aut forte oblatas arripuit.

2.42.1. Overigens heeft Tiberius uit naam van Germanicus driehonderd sestertiën per man aan het volk laten uitreiken en zichzelf aangewezen als collega in zijn consulaat. Maar omdat hij ook daarmee niet het vertrouwen in een oprechte genegenheid wist te verkrijgen, besloot hij de jongeman uit de weg te laten ruimen onder de schijn van een promotie en hij verzon daartoe redenenen of greep de redenen die zich bij toeval aandienden daartoe aan.
2.42.2. Rex Archelaus quinquagesimum annum Cappadocia potiebatur, invisus Tiberio quod eum Rhodi agentem nullo officio coluisset. Nec id Archelaus per superbiam omiserat, sed ab intimis Augusti monitus, quia florente Gaio Caesare missoque ad res Orientis intuta Tiberii amicitia credebatur. 2.42.2. Koning Archelaus had al vijftig jaar de macht over Cappadocië, gehaat bij Tiberius omdat hij hem bij zijn verblijf op Rhodos niet het verschuldigde eerbetoon had gebracht. En dit had Archelaus niet uit trots nagelaten, maar gewaarschuwd door nauwe vrienden van Augustus, omdat, toen Gaius Caesar nog machtig was en hij er op uitgestuurd was om orde op zaken te stellen in het Oosten, een vriendschap met Tiberius gevaarlijk geacht werd.
2.42.3. Ut versa Caesarum subole imperium adeptus est, elicit Archelaum matris litteris, quae non dissimulatis filii offensionibus clementiam offerebat, si ad precandum veniret. Ille ignarus doli vel, si intellegere crederetur, vim metuens in urbem properat; exceptusque immiti a principe et mox accusatus in senatu, non ob crimina quae fingebantur sed angore, simul fessus senio et quia regibus aequa, nedum infima insolita sunt, finem vitae sponte an fato implevit.


2.42.3. Zodra Tiberius, na het uitsterven van de nazaten der Caesaren de heerschappij verkregen had, lijmde hij Archelaus door middel van een brief van zijn moeder, die, zonder te verhelen dat haar zoon zich beledigd voelde, genade aanbood als hij er zelf om kwam smeken. Hij haastte zich, doordat hij de list niet doorhad of, als men aannam dat hij het wel doorhad uit vrees voor geweld, naar Rome. Maar daar is hij door een norse vorst ontvangen en daarna in de senaat in staat van beschuldiging gesteld. Niet wegens deze beschuldigingen die immers maar verzonnen werden maar uit angst, tegelijk ook levensmoe en omdat het voor koningen ongewoon is om op voet van gelijkheid met anderen behandeld te worden, laat staan met uitschot, heeft hij uit vrije wil of door toedoen van het noodlot een einde gemaakt aan zijn leven.
2.42.4. Regnum in provinciam redactum est, fructibusque eius levari posse centesimae vectigal professus Caesar ducentesimam in posterum statuit. Per idem tempus Antiocho Commagenorum, Philopatore Cilicum regibus defunctis turbabantur nationes, plerisque Romanum, aliis regium imperium cupientibus; et provinciae Syria atque Iudaea, fessae oneribus, deminutionem tributi orabant.




2.42.4. Zijn koninkrijk is tot provincie gedegradeerd, en Caesar heeft verklaard dat door de opbrengst ervan de BTW van 1% verlicht en voor de toekomst op een half procent bepaald kon worden. Rond dezelfde tijd overleden Antiochus, koning van de Commagenen, en Philopator, koning van de Ciliciërs, en raakten deze volken in oproer omdat de meesten de Romeinen wilden houden, anderen naar het koningschap terugverlangden. Daar kwam nog bij dat de provincies Syrië en Iudaea, hun belasting moe, smeekten om verlichting van hun lasten.
[Antiochus: namelijk Antiochus III, de zoon van Mithridates, de vader van de Antiochus van wie sprake is in Ann.XII,55,2.]
[Philopator: Philopator II was slechts koning over een deel van Cilicië. De rest stond deels onder onafhankelijke vorsten, deels onder de Romeinen. Zie ook Ann.II,78/80; III,48; XIII,33.]

Caput XLIII

Hoofdstuk 43

2.43.1. Igitur haec et de Armenia quae supra memoravi apud patres disseruit, nec posse motum Orientem nisi Germanici sapientia conponi: nam suam aetatem vergere, Drusi nondum satis adolevisse. Tunc decreto patrum permissae Germanico provinciae quae mari dividuntur, maiusque imperium, quoquo adisset, quam iis qui sorte aut missu principis obtinerent.

2.43.1. Derhalve zette Tiberius deze zaken alsook wat ik eerder over Armenië vermeld heb, uiteen in de senaat en gaf hij te kennen dat het op drift geraakte Oosten slechts door de wijsheid van Germanicus tot rust gebracht kon worden: zijn eigen levenslijn boog immers al naar beneden, Drusus was nog niet voldoende gerijpt. Toen werden bij senaatsbesluit de provincies die overzee lagen aan Germanicus toevertrouwd met inbegrip van een groter gezag, waarheen hij maar zou gaan, dan aan diegenen gegeven werd die bij loting of in opdracht van de vorst zo'n opdracht kregen.
2.43.2. Sed Tiberius demoverat Syria Creticum Silanum, per adfinitatem conexum Germanico, quia Silani filia Neroni vetustissimo liberorum eius pacta erat, praefeceratque Cn. Pisonem, ingenio violentum et obsequii ignarum, insita ferocia a patre Pisone qui civili bello resurgentes in Africa partes acerrimo ministerio adversus Caesarem iuvit, mox Brutum et Cassium secutus concesso reditu petitione honorum abstinuit, donec ultro ambiretur delatum ab Augusto consulatum accipere.










2.43.2. Maar Tiberius had uit Syrië Creticus Silanus verwijderd, door aanverwantschap familie van Germanicus omdat de dochter van Silanus verloofd was met Nero, diens oudste zoon, en hij had Gnaeus Piso tot landvoogd aangesteld, opvliegend van aard en van geen meegaandheid wetend, met een aangeboren woestheid, geërfd van zijn vader Piso, die in de burgeroorlog de in Africa weer de kop opstekende [republikeinse] partij op de meest verbeten wijze tegen Caesar gesteund had, daarna zich aangesloten had bij Brutus en Cassius en zo toestemming gekregen had om terug te keren naar Rome maar zich ervan weerhouden had om zich candidaat te stellen voor ereambten totdat men er uit eigen beweging bij hem op aandrong om het consulaat dat hem door Augustus aangeboden werd te aanvaarden.
[Creticus Silanus: vgl. Ann.2,4.3. Hij was door adoptie uit de familie der Iunii Silani in die der Caecilii Metelli gekomen. Hij was vroeger praetor urbanus en proconsul van Sardinië, vervolgens consul in 7 na Chr en sedert 11 na Chr stadhouder in Syrië.]
[Piso:Gnaeus Calpurnius Piso; triumvir monetalis onder Augustus, later consul en stadhouder van Hispania Tarraconensis, zie Ann.3,12 en Ann.3,16. Seneca spreekt over hem als proconsul in verband met zijn honds optreden tegen zijn soldaten; en dan moet hij proconsul van Africa zijn geweest omdat alleen die proconsul een leger onder zich had.]

2.43.3. Sed praeter paternos spiritus uxoris quoque Plancinae nobilitate et opibus accendebatur; vix Tiberio concedere, liberos eius ut multum infra despectare.




2.43.3. Maar afgezien van de genen van zijn vader werd hij ook door de adel en rijkdom van Plancina gestimuleerd; hij kon maar amper inbinden tegenover Tiberius, keek neer op diens kinderen als ver beneden zijn waardigheid.
[Plancina: zij was de dochter of de kleindochter van Lucius Munatius Plancus, proconsul in Gallië en de laatste censor, in het jaar 22 v Chr, het jaar dat Piso consul was. Plancus was de man die de titel 'Augustus' voor Octavianus voorstelde in 27 v Chr. Hij had gediend onder Caesar in de Gallische oorlog en in de Burgeroorlog, was in 46 v Chr praefectus urbis. In 42 was hij consul.]
2.43.4. Nec dubium habebat se delectum qui Syriae imponeretur ad spes Germanici coercendas. Credidere quidam data et a Tiberio occulta mandata; et Plancinam haud dubie Augusta monuit aemulatione muliebri Agrippinam insectandi. 2.43.4. En hij twijfelde er niet aan dat hij als stadhouder over Syrië werd aangesteld om de aspiraties van Germanicus af te remmen. Sommigen geloofden dat hem door Tiberius ook heimelijke opdrachten gegeven zijn; ongetwijfeld heeft Augusta ook Plancina uit typisch vrouwelijke jaloezie ertoe aangezet om Agrippina dwars te zitten.
2.43.5. Divisa namque et discors aula erat tacitis in Drusum aut Germanicum studiis. Tiberius ut proprium et sui sanguinis Drusum fovebat: Germanico alienatio patrui amorem apud ceteros auxerat, et quia claritudine materni generis anteibat, avum M. Antonium, avunculum Augustum ferens.



2.43.5. Want het hof was verdeeld en in onenigheid wegens een onuitgesproken sympathie tegenover hetzij Drusus hetzij Germanicus. Tiberius begunstigde Drusus als zijn eigen zoon en van zijn eigen bloed: voor Germanicus was juist de populariteit bij de anderen gegroeid door de afkeer van zijn oom en omdat hij door de hoge adel van het geslacht van zijn moeder de meerdere was waar hij Marcus Antonius zijn grootvader mocht noemen en Augustus zijn oudoom.
[hoge adel: de moeder van Germanicus was Antonia minor, de dochter van Marcus Antonius en Octavia. Marcus Antonius was dus zijn grootvader van moederszijde en Augustus zijn oud-oom.]
2.43.6. Contra Druso proavus eques Romanus Pomponius Atticus dedecere Claudiorum imagines videbatur: et coniunx Germanici Agrippina fecunditate ac fama Liviam uxorem Drusi praecellebat. Sed fratres egregie concordes et proximorum certaminibus inconcussi.




2.43.6. Daarentegen vond men dat de overgrootvader van Drusus, Pomponius Atticus, als slechts een Romeins ridder misstond tussen de voorouderbeelden van de Claudii: en Agrippina, de vrouw van Germanicus, overtrof in vruchtbaarheid en goede naam de vrouw van Drusus. Maar de broers konden het uistekend met elkaar vinden en trokken zich niets aan van het gekrakeel van hun omgeving.
[Pomponius Atticus: Tiberius Pomponius Atticus was slechts een eques Romanus. Zijn dochter Pomponia huwde met Agrippa. Uit dit huwelijk werd Vipsania Agrippina geboren, die huwde met Tiberius, uit welk huwelijk Drusus werd geboren.]

Caput XLIV

Hoofdstuk 44

2.44.1. Nec multo post Drusus in Illyricum missus est ut suesceret militiae studiaque exercitus pararet; simul iuvenem urbano luxu lascivientem melius in castris haberi Tiberius seque tutiorem rebatur utroque filio legiones obtinente.

2.44.1. Niet veel later is Drusus naar Illyrië gestuurd om gewend te raken aan het krijgsbedrijf en zich sympathie bij het leger te verwerven; tevens meende Tiberius dat een jongeman, zwelgend in een losbandig leven van stadse overdaad, zich beter kon ophouden in legerkampen en hij hield zichzelf voor dat hij veiliger zou zijn als allebei zijn zoons legioenen beheerden.
2.44.2. Sed Suebi praetendebantur auxilium adversus Cheruscos orantes; nam discessu Romanorum ac vacui externo metu gentis adsuetudine et tum aemulatione gloriae arma in se verterant. Vis nationum, virtus ducum in aequo; set Maroboduum regis nomen invisum apud popularis, Arminium pro libertate bellantem favor habebat.

2.44.2. Maar als dekmantel werden de Sueben gebruikt die om hulp vroegen tegen de Cherusken; want na het vertrek van de Romeinen en bevrijd van vrees voor gevaar van buitenaf hadden de Germanen de wapens tegen elkaar getrokken volgens de gewoonte van dat volk en toen ook door hun wedijver in het behalen van roem. De slagkracht van de stammen en de dapperheid van de aanvoerders hielden elkaar in evenwicht; maar de koningstitel maakte Maroboduus gehaat bij de volkspartij, terwijl Arminius in de gunst stond als strijder voor vrijheid.

Caput XLV

Hoofdstuk 45

2.45.1. Igitur non modo Cherusci sociique eorum, vetus Arminii miles, sumpsere bellum, sed e regno etiam Marobodui Suebae gentes, Semnones ac Langobardi, defecere ad eum. Quibus additis praepollebat, ni Inguiomerus cum manu clientium ad Maroboduum perfugisset, non aliam ob causam quam quia fratris filio iuveni patruus senex parere dedignabatur.



2.45.1. Dus hebben niet alleen de Cherusken en hun bondgenoten, de veteranen van Arminius, de oorlog verklaard, maar van onder het koningschap van Maroboduus zijn ook Suebische stammen, de Semnonen en Langobarden, naar Arminius overgelopen. Doordat dezen zich aansloten zou Arminius oppermachtig zijn geweest als weer niet Inguiomerus met een groep aanhangers zijn toevlucht tot Maroboduus genomen had om geen andere reden dan omdat hij het beneden zijn waardigheid achtte om als oom op leeftijd te dansen naar het pijpen van de zoon van zijn broer die nog niet droog was achter zijn oren.
[de zoon van zijn broer: Arminius was toen 35 jaar.]
2.45.2. Deriguntur acies, pari utrimque spe, nec, ut olim apud Germanos, vagis incursibus aut disiectas per catervas: quippe longa adversum nos militia insueverant sequi signa, subsidiis firmari, dicta imperatorum accipere.

2.45.2. Zo stelden zij zich in slagorde op met gelijke hoop aan weerszijden en niet, zoals voorheen bij de Germanen, door middel van uitvallen op goed geluk of door op te komen zetten in verspreide bendes: immers door hun lange krijgsdienst tegen ons hadden zij zich eraan gewend vaandels te volgen, zich te dekken met hulptroepen, acht te slaan op bevelen van een aanvoerder.
2.45.3. Ac tunc Arminius equo conlustrans cuncta, ut quosque advectus erat, reciperatam libertatem, trucidatas legiones, spolia adhuc et tela Romanis derepta in manibus multorum ostentabat; contra fugacem Maroboduum appellans, proeliorum expertem, Hercyniae latebris defensum; ac mox per dona et legationes petivisse foedus, proditorem patriae, satellitem Caesaris, haud minus infensis animis exturbandum quam Varum Quintilium interfecerint.






2.45.3. En terwijl Arminius toen te paard alles inspecteerde, hield hij, al naar gelang hij naar ieder toegereden was, hen de afgeslachte legioenen voor, de buit en wapens aan de Romeinen ontroofd die velen nog in hun handen hadden; daarentegen noemde hij Maroboduus een lafaard, gespeend van krijgservaring, die zich in de schuilplaatsen van Hercynië opgesloten had; en die middels geschenken en gezanten om een verdrag had gesoebat, een verrader van zijn eigen vaderland, een trawant van Caesar, die met niet minder verbetenheid verjaagd moest worden als zij Varus Quintilius gedood hadden.
[Hercynië: zie voor het Hercynische woud Caesar, de Bello Gallico VI,25. Caesar verstaat hieronder een woud dat zich uitstrekte vanaf de bovenloop van de Rijn, langs de Donau tot aan de Weichsel, in de breedte negen dagen marcheren, in de lengte minstens 60. De latere schrijvers begrenzen het Hercynische woud nauwer en verstaan er het woudgebied onder ten Noorden van de Donau (Beieren), dat zich voortzet door Thüringen heen.]
[verdrag: namelijk met Rome.]

2.45.4. Meminissent modo tot proeliorum, quorum eventu et ad postremum eiectis Romanis satis probatum, penes utros summa belli fuerit.

2.45.4. Ze moesten nog maar eens denken aan de lange serie oorlogen, door de uitkomst waarvan - en door de verdrijving van de Romeinen tot de laatste man - wel voldoende aangetoond was wie van beide partijen in deze oorlog aan het langste eind zou trekken.

Caput XLVI

Hoofdstuk 46

2.46.1. Neque Maroboduus iactantia sui aut probris in hostem abstinebat, sed Inguiomerum tenens illo in corpore decus omne Cheruscorum, illius consiliis gesta quae prospere ceciderint testabatur: vaecordem Arminium et rerum nescium alienam gloriam in se trahere, quoniam tres vagas legiones et ducem fraudis ignarum perfidia deceperit, magna cum clade Germaniae et ignominia sua, cum coniunx, cum fiius eius servitium adhuc tolerent. 2.46.1. En ook Maroboduus onthield zich niet van gepoch op zichzelf of beschimpingen jegens de vijand, maar terwijl hij Inguiomerus vasthield verklaarde hij dat in dit lichaam alle roem van de Cherusken gelegen was, dat op diens adviezen alles geregeld was wat voorspoedig had uitgepakt. Een dwarsligger was Arminius en terwijl hij van toeten noch blazen wist trok hij andermans roem naar zich toe: hij had immers drie legioenen op een zwerftocht en hun aanvoerder, die op geen bedrog bedacht was door ontrouw om de tuin geleid tot grote schade voor Germanië en schande voor zichzelf omdat immers zijn vrouw en zoon nog steeds in slavernij zuchtten.

2.46.2. At se duodecim legionibus petitum duce Tiberio inlibatam Germanorum gloriam servavisse, mox condicionibus aequis discessum; neque paenitere quod ipsorum in manu sit, integrum adversum Romanos bellum an pacem incruentam malint.






2.46.2. Hijzelf echter had, toen hij door twaalf legioenen onder leiding van Tiberius was aangevallen de roem van de Germanen onaangetast weten te bewaren, daarna was men met een billijke overeenkomst uit elkaar gegaan. En hij had er geen spijt van dat het in hun eigen hand lag of zij liever een nieuwe oorlog tegen de Romeinen wilden of een vrede zonder bloedvergieten.
[Tiberius: in het jaar 6 na Chr stond Tiberius op het punt Maroboduus tegelijk vanuit het Zuiden en het Westen aan te vallen. Hij werd echter door de opstand der Pannoniërs en Dalmatiërs gedwongen dit plan op te geven. Hierop slaat het verwijt van Arminius in caput 45, als hij Maroboduus verwijt, dat deze zich van iedere strijd afzijdig heeft gehouden. Overigens zien wij dat Maroboduus de impasse waarin de Romeinen verkeerden handig heeft uitgebuit om hen tot een vergelijk te dwingen.]
2.46.3. His vocibus instinctos exercitus propriae quoque causae stimulabant, cum a Cheruscis Langobardisque pro antiquo decore aut recenti libertate et contra augendae dominationi certaretur. 2.46.3. De legers, door deze woorden opgehitst, werden ook nog door eigen motieven aangezet, omdat door de Cherusken en Langobarden gestreden werd tot behoud van hun oude eer of pas verworven vrijheid en door de tegenpartij voor het vergroten van hun rijk.
2.46.4. Non alias maiore mole concursum neque ambiguo magis eventu, fusis utrimque dextris cornibus; sperabaturque rursum pugna, ni Maroboduus castra in collis subduxisset.

2.46.4. Bij geen andere gelegenheid is men met een grotere toerusting slaags geraakt en met minder twijfelachtige afloop, daar aan weerskanten de rechtervleugels verslagen zijn; en men verwachtte met zekerheid dat er opnieuw een strijd zou oplaaien als Maroboduus zich niet in z'n legerkamp in de heuvels had teruggetrokken.
2.46.5. Id signum perculsi fuit; et transfugiis paulatim nudatus in Marcomannos concessit misitque legatos ad Tiberium oraturos auxilia. Responsum est non iure eum adversus Cheruscos arma Romana invocare, qui pugnantis in eundem hostem Romanos nulla ope iuvisset. Missus tamen Drusus, ut rettulimus, paci firmator.


2.46.5. Dit was een teken van verslagenheid; ook door overloop allengs geïsoleerd geraakt is hij uitgeweken naar de Marcomannen en heeft hij gezanten naar Tiberius gestuurd om om hulptroepen te vragen. Hij heeft als antwoord gekregen dat hij niet terecht om Romeinse wapens tegen de Cherusken vroeg daar hij toch de Romeinen toen die tegen dezelfde vijand vochten geen enkele hulp verleend had. Toch is, zoals we al vermeld hebben, Drusus gestuurd als vredestichter.
[Marcomannen: de Marcomannen woonden langs beide oevers van de Elbe in het tegenwoordige Bohemen.]


Lees verder






TERUG NAAR INHOUDSOPGAVE