Annales 2, 27 - 32
|
Jaarboeken 2,
27-32
Het proces tegen Libo |
Caput XXVII 2.27.1. Sub idem tempus e familia Scriboniorum Libo Drusus defertur moliri res novas. Eius negotii initium, ordinem, finem curatius disseram, quia tum primum reperta sunt quae per tot annos rem publicam exedere. |
Hoofdstuk 27 2.27.1. Rond dezelfde tijd werd van de familie der Scribonii Libo Drusus aangeklaagd een opstand voor te bereiden. Het begin van deze zaak, de procedure ervan en de afloop zal ik gedetailleerder uit de doeken doen omdat toen voor het eerst methoden aan de dag traden die gedurende zoveel jaren aan de staat geknaagd hebben. [methoden: deze methoden bestonden hieruit dat op een achterbakse manier argeloze mensen verleid werden tot ongeoorloofde handelingen om hen daarna aan te klagen.] [zoveel jaren: tot de dood van Domitianus.] |
2.27.2. Firmius Catus
senator, ex intima Libonis amicitia, iuvenem inprovidum et
facilem inanibus ad Chaldaeorum promissa, magorum sacra,
somniorum etiam interpretes impulit, dum proavom Pompeium,
amitam Scriboniam, quae quondam Augusti coniunx fuerat,
consobrinos Caesares, plenam imaginibus domum ostentat,
hortaturque ad luxum et aes alienum, socius libidinum et
necessitatum, quo pluribus indiciis inligaret. |
2.27.2. De senator
Firmius Catus, nauw bevriend met Libo, zette de jongeman,
nog argeloos en gretig openstaand voor loze praat, aan tot
geloof in de beloften van de Chaldeërs, de zwarte kunst
van de magiërs en zelfs droomuitleggers. Intussen praalde
hij met zijn overgrootvader Pompeius, zijn oudtante
Scribonia die ooit de vrouw van Augustus was geweest, zijn
neven de Caesaren, zijn huis
vol voorouderbusten en hij zette hem aan tot een luxe
leven en het maken van schulden, zelf een deelnemer aan
zijn liederlijkheid en verwikkeld in het maken van
schulden om hem in des te meer aanklachten te kunnen
verstrikken. [Caesaren: zijn overgrootvader was Cn. Pompeius Magnus. Diens zoon Sextus Pompeius was gehuwd met Scribonia, de dochter van L. Scribonius Libo. Uit dit huwelijk werd Pompeia geboren, die de moeder is geweest van de hier bedoelde M. Scribonius Libo Drusus. Zijn overgrootvader was dus L. Scribonius Libo, wiens zuster Scribonia met Augustus was gehuwd. Deze was dus zijn oud-oudtante. Wat de neven [consobrini] betreft: de Caesaren Nero en Drusus Caesar, zonen van Germanicus en Agrippina, waren achterkleinkinderen van zijn oud-oudtante Scribonia. Maar Gaius en Lucius, de zonen van Agrippa en Iulia en kleinzonen van Scribonia, waren achterneven van M.Scribonius Libo Drusus van de kant van zijn moeder.] |
Caput XXVIII |
Hoofdstuk 28 |
2.28.1. Vt satis testium et qui servi eadem noscerent repperit, aditum ad principem postulat, demonstrato crimine et reo per Flaccum Vescularium equitem Romanum, cui propior cum Tiberio usus erat. | 2.28.1. Zodra hij voldoende getuigenissen had en te weten gekomen was welke slaven hetzelfde wisten vroeg hij een audiëntie aan bij de vorst nadat hij vergrijp en aangeklaagde bekend gemaakt had via de Romeinse ridder Flaccus Vescularius, die zich dichter bij Tiberius placht op te houden. |
2.28.2. Caesar indicium
haud aspernatus congressus abnuit: posse enim eodem Flacco
internuntio sermones commeare. Atque interim Libonem ornat
praetura, convictibus adhibet, non vultu alienatus, non
verbis commotior (adeo iram condiderat); cunctaque eius
dicta factaque, cum prohibere posset, scire malebat, donec
Iunius quidam, temptatus ut infernas umbras carminibus
eliceret, ad Fulcinium Trionem indicium detulit. |
2.28.2. Hoewel de keizer
de aangifte niet negeerde weigerde hij ontmoetingen: ze
konden immers contacten onderhouden via tussenkomst van
dezelfde Flaccus. Bovendien eerde hij intussen Libo met
een praetuur, inviteerde hem bij diners, zonder zijn
gezichtsuitdrukking te veranderen en zonder grotere
opwinding in zijn woordgebruik (zozeer had hij zijn woede
verborgen); en hoewel hij een spaak in het wiel had kunnen
steken wilde hij toch liever al zijn woorden en daden
kennen, totdat ene Iunius,
[door Libo] aangezocht om met zwarte kunst schimmen uit de
onderwereld op te roepen, daarvan aangifte deed bij
Fulcinius Trio. [Iunius: één van de magiërs uit 2.27,2.] |
2.28.3. Celebre inter accusatores Trionis ingenium erat avidumque famae malae. Statim corripit reum, adit consules, cognitionem senatus poscit. Et vocantur patres, addito consultandum super re magna et atroci. | 2.28.3. Berucht was de aard van deze Trio onder de aanklagers en niet vies van een slechte reputatie. Direct grijpt hij de beschuldigde aan, gaat op bezoek bij de consuls en vraagt om een senaatsonderzoek. En de senatoren worden bijeengeroepen met de toevoeging dat er beraadslaagd moest worden over een belangrijke en gruwelijke aangelegenheid. |
Caput XXIX |
Hoofdstuk 29 |
2.29.1. Libo interim veste mutata cum primoribus feminis circumire domos, orare adfines, vocem adversum pericula poscere, abnuentibus cunctis, cum diversa praetenderent, eadem formidine. | 2.29.1. Libo trok intussen andere kleren aan en ging met vooraanstaande vrouwen rond langs de huizen, smeekte zijn verwanten, vroeg hun stem te laten horen tegen de gevaarlijke beschuldigingen maar allen lieten hem vallen terwijl ze allerlei voorwendsels lieten horen maar vanuit dezelfde lafhartigheid. |
2.29.2. Die senatus metu
et aegritudine fessus, sive, ut tradidere quidam, simulato
morbo, lectica delatus ad foris curiae innisusque fratri
et manus ac supplices voces ad Tiberium tendens immoto
eius vultu excipitur. Mox libellos et auctores recitat
Caesar ita moderans ne lenire neve asperare crimina
videretur. |
2.29.2. Op de dag van
het senaatsverhoor uitgeput door vrees en ellende, ofwel,
zoals sommigen hebben overgeleverd, een ziekte
voorwendend, is hij op een brancard naar de deuren van het
senaatsgebouw gebracht en steunend op zijn broer, met zijn handen
uitgestrekt naar Tiberius onder het uiten van smeekbeden,
ontvangen met een onbewogen gezicht van hem. Daarop las
Caesar de aanklachten en aanbrengers voor op een zo
neutrale toon dat hij niet de indruk zou maken de misdaden
af te zwakken of te benadrukken. [broer: namelijk Lucius Libo, de consul ordinarius van het jaar 16.] |
>
Caput XXX |
Hoofdstuk 30 |
2.30.1. Accesserant
praeter Trionem et Catum accusatores Fonteius Agrippa et
C. Vibius, certabantque cui ius perorandi in reum daretur,
donec Vibius, quia nec ipsi inter se concederent et Libo
sine patrono introisset, singillatim se crimina obiecturum
professus, protulit libellos vaecordes adeo ut
consultaverit Libo an habiturus foret opes quis viam
Appiam Brundisium usque pecunia operiret. |
2.30.1. Afgezien van
Trio en Catus hadden zich als aanklagers Fonteius Agrippa
en Gaius Vibius aangemeld, en zij ruzieden onderling aan
wie het recht gegund zou worden om de slotrede te houden tegen de
beschuldigde totdat Vibius, aangezien zij het zelf niet
met elkaar konden eens worden en Libo zonder advocaat
verschenen was, verklaarde dat hij de misdaden
afzonderlijk aan de orde zou stellen en daarop bracht hij
onzinnige stukken te voorschijn als zou Libo gevraagd
hebben of hij in de toekomst zoveel geld zou hebben dat
hij daarmee de Via Appia tot aan Brundisi toe zou kunnen
bedekken. [slotrede: het 'ius perorandi', het recht om de hoofdrede van de aanklacht te houden, wat aan het slot van het onderzoek en het getuigenverhoor gebeurde. Het is te vergelijken met wat bij ons het requisitoir van het Openbaar Ministerie is, met dit verschil dat in Rome de hoofdaanklager de slotrede hield.] |
2.30.2. Inerant et alia
huiusce modi stolida vana, si mollius acciperes, misemuda.
Uni tamen libello manu Libonis nominibus Caesarum aut
senatorum additas atrocis vel occultas notas accusator
arguebat. |
2.30.2. Zij bevatten ook andere loze arrogante 'onthullingen' van deze aard, onnozelheden als je ze welwillender zou willen interpreteren. Aan één van de stukken waren volgens de aanklager in het handschrift van Libo aan de namen van de Caesaren of senatoren grimmige of geheimzinnige opmerkingen toegevoegd. |
2.30.3. Negante reo
adgnoscentis servos per tormenta interrogari placuit. Et
quia vetere senatus consulto quaestio in caput domini
prohibebatur, callidus et novi iuris repertor Tiberius
mancipari singulos actori publico iubet, scilicet ut in
Libonem ex servis salvo senatus consulto quaereretur. |
2.30.3. Omdat de
beklaagde ontkende besloot men die slaven die zijn
handschrift herkenden onder foltering te ondervragen. En
omdat op grond van een oud senaatsbesluit een ondervraging
verboden werd in een zaak van leven en dood van de meester
beval Tiberius, als slim uitvinder van nieuwe procesgang
dat de slaven stuk voor stuk zouden overgaan in handen van
de openbare waarnemer,
uiteraard met de bedoeling dat die slaven verhoord zouden
kunnen worden tegen Libo terwijl toch het senaatsbesluit
recht zou worden gedaan. [openbare waarnemer: wie zijn goederen zelf bestuurde stelde één van zijn vertrouwde slaven tot 'waarnemer' aan als toezichthouder over de andere slaven. Zo'n waarnemer heette 'actor'. Zo had ook de overheid een slaaf die zaken waarnam bij de staatskas en die toezicht hield op de andere slaven; en omdat deze 'actor' bij de 'res publica' was, werd hij 'actor publicus' genoemd.] |
2.30.4. Ob quae posterum diem reus petivit domumque digressus extremas preces P. Quirinio propinquo suo ad principem mandavit. | 2.30.4. Hierom vroeg de beklaagde uitstel tot de volgende dag, en toen hij naar huis was teruggekeerd legde hij zijn laatste smeekbeden aan het adres van de keizer in handen van Publius Quirinus, zijn bloedverwant. |
Caput XXXI |
Hoofdstuk 31 |
2.31.1. Responsum est ut
senatum rogaret. Cingebatur interim milite domus,
strepebant etiam in vestibulo ut audiri, ut aspici
possent, cum Libo ipsis quas in novissimam voluptatem
adhibuerat epulis excruciatus vocare percussorem, prensare
servorum dextras, inserere gladium. |
2.31.1. Als antwoord is gegeven dat hij het maar aan de senaat moest voorleggen. Intussen werd zijn huis omsingeld door soldaten, zij maakten ook al herrie in zijn voorportaal zodat zij gehoord en gezien konden worden, toen Libo, gekweld aan juist dat diner dat hij voor een laatste genoegen had laten aanrichten, begon te roepen om iemand die een eind aan zijn leven zou maken, te grijpen naar de handen van zijn slaven, hen een zwaard in de hand duwde. |
2.31.2. Atque illis, dum
trepidant, dum refugiunt, evertentibus adpositum mensae
lumen, feralibus iam sibi tenebris duos ictus in viscera
derexit. Ad gemitum conlabentis adcurrere liberti, et
caede visa miles abstitit. |
2.31.2. En terwijl zij in hun schrik, bij hun vlucht, het licht omstootten dat op een tafel bij hem gezet was, bracht hij zichzelf twee stoten in zijn ingewanden toe in de duisternis die voor hem al die van de dood was. Op het steunen van hem terwijl hij in elkaar zakte kwamen zijn vrijgelatenen toesnellen en toen de soldaten zijn bloedbad gezien hadden, hebben zij zich afzijdig gehouden. |
2.31.3. Accusatio tamen apud patres adseveratione eadem peracta, iuravitque Tiberius petiturum se vitam quamvis nocenti, nisi voluntariam mortem properavisset. | 2.31.3. Toch werd in de
senaat de beschuldiging met dezelfde verbetenheid
behandeld en Tiberius heeft gezworen dat hij voor zijn
leven gepleit zou hebben, ook al was hij schuldig, als hij
niet overijld vrijwillig voor zijn dood gekozen had. |
Caput XXXII |
Hoofdstuk 32 |
2.32.1. Bona inter
accusatores dividuntur, et praeturae extra ordinem datae
iis qui senatorii ordinis erant. Tunc Cotta Messalinus, ne
imago Libonis exequias posterorum comitaretur, censuit,
Cn. Lentulus, ne quis Scribonius cognomentum Drusi
adsumeret. |
2.32.1. Zijn goederen
werden onder zijn aanklagers verdeeld en buitengewone praetor-ambten
toegekend aan diegenen van hen die tot de senatorenstand
behoorden. Toen heeft Cotta Messalinus het voorstel
ingediend dat de beeltenis van Libo niet de uitvaart van
zijn nakomelingen zou mogen vergezellen en Gnaeus Lentulus
dat niemand van de gens Scribonius nog de toenaam Drusus
zou mogen krijgen. [buitengewone: 'Praetor extra ordinem': voordat hij de vereiste leeftijd bereikt had en/of 'curulis aedilis' was geweest. Ook is het denkbaar dat er extra praeturen zijn ingesteld en dat 'extra ordinem' dus betekent 'boven het normale aantal'.] |
2.32.2. Supplicationum
dies Pomponii Flacci sententia constituti, dona Iovi,
Marti, Concordiae, utque iduum Septembrium dies, quo se
Libo interfecerat, dies festus haberetur, L.Piso et Gallus
Asinius et Papius Mutilus et L. Apronius decrevere; quorum
auctoritates adulationesque rettuli ut sciretur vetus id
in re publica malum. |
2.32.2. Gebedsdagen
werden op voorstel van Pomponius Flaccus ingesteld en dat
er offers aan Iuppiter, Mars en Concordia gebracht werden
alsmede dat de dertiende september, waarop Libo zichzelf
gedood had, als feestdag beschouwd zou worden, daarvoor
maakten Lucius Piso en Gallus Asinius en Papius Mutilus en
Lucius Apronius zich sterk. Van hen heb ik hun voorstellen en kruiperijen
vermeld opdat men weet dat dit kwaad in de staat al oud
is. [voorstellen: 'auctoritates', dit zijn de 'auctoritates praescriptae', d.w.z. de namen van de senatoren die vóór een senaatsvoorstel hadden gestemd en die, als het voorstel werd aangenomen, aan het hoofd van het senaatsbesluit werden geschreven. Hier worden meer de voorstellers bedoeld en hun initiatieven.] |
2.32.3. Facta et de
mathematicis magisque Italia pellendis senatus consulta;
quorum e numero L. Pituanius saxo deiectus est, in P.
Marcium consules extra portam Esquilinam, cum classicum
canere iussissent, more prisco advertere. |
2.32.3. Verder zijn er
senaatsbesluiten uitgevaardigd betreffende het verdrijven
van sterrenwichelaars en magiërs uit Italia. Eén van hen,
Lucius Pituanius is van de rots
gestoten; aan Publius Marcius hebben de consuls buiten de
Esquilijnse Poort de doodstraf voltrokken op traditionele wijze, nadat zij
bevolen hadden het hoornsignaal te blazen. [rots: bedoeld wordt de Tarpeïsche rots aan de Westzijde van het Capitool waarvanaf men landverraders placht te werpen.] [op traditionele wijze: 'more prisco' = 'more maiorum': onthoofding met de bijl nadat de veroordeelde met roeden was doodgeranseld.] [hoornsignaal: Men blies op de hoorn bij halsprocessen, vóór het vonnis en na de veroordeling, op de voornaamste punten van de stad en voor het huis van de veroordeelde.] |
Lees verder |