Annales 2, 19 - 26                              

                                                               
Jaarboeken 2, 19 - 26

Na nieuwe operaties wordt Germanicus teruggeroepen naar Rome.

Caput XIX

Hoofdstuk 19

2.19.1 Haud perinde Germanos vulnera, luctus, excidia quam ea species dolore et ira adfecit. Qui modo abire sedibus, trans Albim concedere parabant, pugnam volunt, arma rapiunt; plebes primores, inventus senes agmen Romanum repente incursant, turbant. 2.19.1. Niet zozeer hebben hun verwondingen, rouwgevoelens en gesneuvelden de Germanen met pijn en woede vervuld als wel de aanblik hiervan. Zij die zojuist nog zich opmaakten om van hun woonplaatsen weg te trekken en over de Elbe uit te wijken wilden nu de strijd, grepen de wapens; volk en adel, jeugd en bejaarden renden plotseling in op het Romeinse leger, brachten het in verwarring.
2.19.2 Postremo deligunt locum flumine et silvis clausum, arta intus planitie et umida: silvas quoque profunda palus ambibat nisi quod latus unum Angrivarii lato aggere extulerant quo a Cheruscis dirimerentur. Hic pedes adstitit: equitem propinquis lucis texere ut ingressis silvam legionibus a tergo foret. 2.19.2. Tenslotte kozen ze een plaats uit die omsloten werd door de rivier en bossen, met een nauwe en vochtige vlakte in het midden: ook de bossen werden omgeven door een diep moeras behalve dan dat de Angrivariërs één kant met een brede dam verhoogd hadden om daarmee van de Cherusken afgescheiden te zijn. Hier stelde het voetvolk zich op: de ruiterij hebben zij tussen de nabijgelegen boomgroepen verborgen zodat de legioenen als zij het bos ingetrokken waren die in de rug zouden hebben.

Caput XX

Hoofdstuk 20

2.20.1 Nihil ex his Caesari incognitum: consilia locos, prompta occulta noverat astusque hostium in perniciem ipsis vertebat. Seio Tuberoni legato tradit equitem campumque; peditum aciem ita instruxit ut pars aequo in silvam aditu incederet, pars obiectum aggerem eniteretur; quod arduum sibi, cetera legatis permisit. 2.20.1. Niets hiervan was Caesar onbekend: de strategie, terreingesteldheid, de openlijke manoevres maar ook de krijgslisten van de vijanden kende hij en boog hij om tot hun eigen ondergang. Aan de onderbevelhebber Seius Tubero droeg hij de ruiterij over en de zorg voor de vlakte; de slaglinie van de voetknechten stelde hij zo op dat een gedeelte via een vlakke toegang het bos binnen kon trekken en een ander gedeelte de opgeworpen dam zou bestoken; het moeilijkste nam hij zelf voor zijn rekening, de rest liet hij over aan zijn onderbevelhebbers.
2.20.2 Quibus plana evenerant, facile inrupere: quis inpugnandus agger, ut si murum succederent, gravibus superne ictibus conflictabantur. Sensit dux inparem comminus pugnam remotisque paulum legionibus funditores libritoresque excutere tela et proturbare hostem iubet. Missae e tormentis hastae, quantoque conspicui magis propugnatores, tanto pluribus vulneribus deiecti. 2.20.2. Diegenen die de operaties in de vlakte toebedeeld gekregen hadden zijn makkelijk binnengedrongen: maar wie de dam moesten bestormen kampten met zware treffers van boven af. De aanvoerder merkte dat een gevecht van dichtbij nadelig zou uitpakken en, nadat hij de legioenen een eindje uit de buurt gecommandeerd had, gaf hij de slingeraars en projectielwerpers opdracht hun werpwapens af te schieten en de vijand in paniek te brengen. Uit de katapulten zijn toen grote lansen afgeschoten en naarmate de verdedigers duidelijker zichtbaar waren zijn ze met des te meer verwondingen naar beneden geschoten.
2.20.3 Primus Caesar cum praetoriis cohortibus capto vallo dedit impetum in silvas; conlato illic gradu certatum. Hostem a tergo palus, Romanos flumen aut montes claudebant: utrisque necessitas in loco, spes in virtute, salus ex victoria. 2.20.3. Als eerste heeft Caesar met de cohorten van de lijfwacht na het nemen van de vlakte een aanval gedaan op de bossen; daar is man tegen man gevochten. De vijand had het moeras in zijn rug, de rivier en de bergen sloten de Romeinen in: beide partijen waren aangewezen op die plaats, hun hoop lag in dapperheid, hun behoud in de overwinning.

Caput XXI

Hoofdstuk 21

2.21.1. Nec minor Germanis animus, sed genere pugnae et armorum superabantur, cum ingens multitudo artis locis praelongas hastas non protenderet, non colligeret, neque adsultibus et velocitate corporum uteretur, coacta stabile ad proelium; contra miles, cui scutum pectori adpressum et insidens capulo manus, latos barbarorum artus, nuda ora foderet viamque strage hostium aperiret, inprompto iam Arminio ob continua pericula, sive illum recens acceptum vulnus tardaverat. Quin et Inguiomerum, tota volitantem acie, fortuna magis quam virtus deserebat.

2.21.1. En de krijgshaftigheid was bij de Germanen niet minder maar zij werden overtroefd door de aard van het gevecht en de wapens omdat hun reusachtige menigte de buitengewoon lange lansen op de nauwe ruimte niet kon vellen, niet kon uithalen en zij ook niets hadden aan hun gebruikelijke manier van toespringen en hun bewegelijkheid en zodoende gedwongen waren tot een statisch gevecht, terwijl onze soldaten - hun lange schild tegen de borst gedrukt en de hand om het gevest geklemd - instaken op de brede ledematen van de barbaren, hun onbeschermde gezichten en zich door een slachting onder de vijanden een weg baanden terwijl Arminius al niet meer zo krijgslustig was wegens de aanhoudende gevechten of omdat zijn pas opgelopen verwonding hem moeizaam in het bewegen gemaakt had. Ja, ook Inguiomerus, die door de hele slaglinie op en neer snelde, werd meer door zijn geluk dan zijn moed in de steek gelaten.
2.21.2. Et Germanicus quo magis adgnosceretur detraxerat tegimen capitii orabatque insisterent caedibus: nil opus captivis, solam internicionem gentis finem bello fore. Iamque sero diei subducit ex acie legionem faciendis castris: ceterae ad noctem cruore hostium satiatae sunt. Equites ambigue certavere. 2.21.2. En Germanicus had zijn hoofdbedekking afgerukt om des te beter herkend te worden en eiste met aandrang doden: 'aan krijgsgevangenen hadden zij geen behoefte, alleen de afslachting van het volk zou het einde van de oorlog betekenen'. En het was al laat op de dag toen hij een legioen van het slagveld liet wegvoeren om een legerkamp op te slaan: de andere hebben zich tot het invallen van de nacht verzadigd aan het bloed van de vijanden. De ruitergevechten zijn onbeslist gebleven.

Caput XXII

Hoofdstuk 22

2.22.1. Laudatis pro contione victoribus Caesar congeriem armorum struxit, superbo cum titulo: debellatis inter Rhenum Albimque nationibus exercitum Tiberii Caesaris ea monimenta Marti et Iovi et Augusto sacravisse. De se nihil addidit, metu invidiae an ratus conscientiam facti satis esse. 2.22.1. Nadat hij de overwinnaars in een toespraak tot het leger geprezen had heeft Caesar een stapel wapens laten bouwen met het trotse opschrift: na de volkeren tussen de Rijn en de Elbe volledig onderworpen te hebben heeft het leger van Tiberius Caesar deze gedenktekens aan Mars en Iuppiter en Augustus gewijd. Over zichzelf heeft hij niets toegevoegd, uit vrees voor afgunst of in de mening dat het bewustzijn van de de daad voldoende was.
2.22.2. Mox bellum in Angrivarios Stertinio mandat, ni deditionem properavissent. Atque illi supplices nihil abnuendo veniam omnium accepere. 2.22.2. Daarop droeg hij de oorlog tegen de Angrivariërs op aan Stertinius maar die onderwierpen zich haastig. En omdat zij daarom smeekten zonder iets af te wijzen hebben zij vergiffenis voor alles gekregen.

Caput XXIII

Hoofdstuk 23

2.23.1. Sed aestate iam adulta legionum aliae itinere terrestri in hibernacula remissae; pluris Caesar classi inpositas per flumen Amisiam Oceano invexit. Ac primo placidum aequor mille navium remis strepere aut velis inpelli. 2.23.1. Maar terwijl het nog hoogzomer was zijn enige legioenen via een route over land naar de winterkwartieren teruggestuurd; de meeste echter liet Caesar scheep gaan op de vloot en langs de rivier de Eems de Oceaan op vervoeren. En aanvankelijk ruiste een vredige zee door de riemslag van duizend schepen of klotste bij het zeilen.
2.23.2. Mox atro nubium globo effusa grando, simul variis undique procellis incerti fluctus prospectum adimere, regimen inpedire; milesque pavidus et casuum maris ignarus dum turbat nautas vel intempestive iuvat, officia prudentium corrumpebat. 2.23.2. Maar al gauw gutste uit een donkere stapeling wolken hagel neer, tegelijk benamen vloedgolven, uit onverwachte hoeken door stormen van alle kanten, het uitzicht en hinderden de besturing; de soldaten, angstig en onbekend met de lotgevallen op zee, bemoeilijkten de taken van de vakmensen terwijl ze de scheepslieden in de weg liepen of hulp probeerden te bieden waar niemand iets aan had.
2.23.3. Omne dehinc caelum et mare omne in austrum cessit, qui tumidis Germaniae terris, profundis amnibus, immenso nubium tractu validus et rigore vicini septentrionis horridior rapuit disiecitque naves in aperta Oceani aut insulas saxis abruptis vel per occulta vada infestas. 2.23.3. Hierna kwam heel het zwerk en heel de zee in de greep van de Zuidenwind, die, als gevolg van het drassige land van Germanië, de diepe rivieren en de reusachtige stroom wolken, krachtig en door de kou van het nabijgelegen Noorden des te huiveringwekkender, de schepen meesleurde de volle zee op of naar eilanden met steile rotsen of over onzichtbare maar gevaarlijke ondiepten.

2.23.4. Quibus paulum aegreque vitatis, postquam mutabat aestus eodemque quo ventus ferebat, non adhaerere ancoris, non exhaurire inrumpentis undas poterant: equi, iumenta, sarcinae, etiam arma praecipitantur quo levarentur alvei manantes per latera et fluctu superurgente. 2.23.4. Als ze die rakelings en ternauwernood omzeild hadden konden zij, toen de stroom van richting veranderde en hen dezelfde kant opdreef als de wind, niet voor anker gaan maar ook de binnenstromende golven niet hozen: paarden, lastdieren, lading, zelfs wapens werden ijlings overboord gezet om zo de ruimen te ontlasten die water maakten door de scheepswanden heen en omdat er massa's buiswater overkwamen.

Caput XXIV

Hoofdstuk 24

2.24.1. Quanto violentior cetero mari Oceanus et truculentia caeli praestat Germania, tantum illa clades novitate et magnitudine excessit, hostilibus circum litoribus aut ita vasto et profundo ut credatur novissimum ac sine terris mare. 2.24.1. Naarmate de Oceaan onstuimiger is dan alle andere zeeën en Germanië in grimmigheid van klimaat alles overtreft, in die mate ook heeft die ramp door zijn ongehoorde aard en omvang alle andere overtroffen: vijandelijk waren de kusten rondom of zo uitgestrekt en diep de zee dat men kon geloven dat de zee eindeloos was en aan geen land meer grensde.
2.24.2. Pars navium haustae sunt, plures apud insulas longius sitas eiectae; milesque nullo illic hominum cultu fame absumptus, nisi quos corpora equorum eodem elisa toleraverant. Sola Germanici triremis Chaucorum terram adpulit; quem per omnis illos dies noctesque apud scopulos et prominentis oras, cum se tanti exitii reum clamitaret, vix cohibuere amici quo minus eodem mari oppeteret.

2.24.2. Een deel van de schepen is gezonken, een groter deel is gestrand op eilanden die al te ver uit de koers lagen; omdat er geen enkele vorm van menselijke voorziening was zijn de soldaten daar van honger omgekomen afgezien van hen die het doorstaan hadden door het eten van de kadavers van paarden die op dezelfde plaats aan land geworpen waren. Alleen de drieriemer van Germanicus landde behouden in het land der Chauci; toen hij al die dagen en nachten rondzwierf over rotsen en landtongen terwijl hij steeds uitriep dat hij de schuld was van een zo grote ramp konden zijn vrienden hem er amper van weerhouden dat hij zich in dezelfde zee stortte.
2.24.3. Tandem relabente aestu et secundante vento claudae naves raro remigio aut intentis vestibus, et quaedam a validioribus tractae, revertere; quas raptim refectas misit ut scrutarentur insulas. Collecti ea cura plerique: multos Angrivarii nuper in fidem accepti redemptos ab interioribus reddidere; quidam in Britanniam rapti et remissi a regulis.


2.24.3. Toen tenslotte de storm afnam en de wind gunstig werd zijn er gehavende schepen teruggekeerd met anderhalve roeier of voortgedreven door kledingstukken die voor de wind uitgespannen waren, enige ook op sleeptouw bij schepen met wat meer trekkracht; deze heeft hij inderhaast laten oplappen en uitgestuurd om de eilanden af te zoeken. Door die zorg zijn de meesten weer verzameld: de Angrivarii, die nog onlangs in onderwerping waren aangenomen hebben velen van de bewoners van het binnenland vrijgekocht en teruggegeven; ook zijn er naar Britannië verwaaid en teruggestuurd door de stamhoofden daar.
[het binnenland: verder oostelijk aan de Elbemond en in het binnenland van Jutland en Sleeswijk.]
2.24.4. Ut quis ex longinquo revenerat, miracula narrabant, vim turbinum et inauditas volucris, monstra maris, ambiguas hominum et beluarum formas, visa sive ex metu credita. 2.24.4. Naarmate men van ver was teruggekeerd, verhaalde men wonderlijke belevenissen: het geweld van wervelwinden en vogels waarvan men nog nooit had gehoord, zeemonsters, hybride vormen van mens en dier, hetzij men ze gezien had, hetzij men er uit angst in was gaan geloven.

Caput XXV

Hoofdstuk 25

2.25.1 Sed fama classis amissae ut Germanos ad spem belli, ita Caesarem ad coercendum erexit. C. Silio cum triginta peditum, tribus equitum milibus ire in Chattos imperat; ipse maioribus copiis Marsos inrumpit, quorum dux Mallovendus nuper in deditionem acceptus propinquo luco defossam Varianae legionis aquilam modico praesidio servari indicat. 2.25.1. Maar zoals het bericht over het verlies van de vloot de Germanen prikkelde tot hoop in de oorlog, zo zette het Caesar aan om die hoop de kop in te drukken. Aan Gaius Silius droeg hij op met dertigduizend infanteristen en drieduizend ruiters tegen de Chatti op te trekken; zelf viel hij met een grotere troepenmacht het gebied van de Marsi binnen; hun aanvoerder Mallovendus was onlangs in onderwerping aangenomen en meldde dat in een nabijgelegen bos een adelaar van een legioen van Varus begraven lag en slechts door een bescheiden wachtpost werd bewaakt.
2.25.2 Missa extemplo manus quae hostem a fronte eliceret, alii qui terga circumgressi recluderent humum. Et utrisque adfuit fortuna. Eo promptior Caesar pergit introrsus, populatur, excindit non ausum congredi hostem aut, sicubi restiterat, statim pulsum nec umquam magis, ut ex captivis cognitum est, paventem. 2.25.2. Terstond is een detachement uitgestuurd om de vijand van voren weg te lokken, anderen zijn in een omtrekkende beweging in de rug gestuurd om de aarde open te graven. En het lot was beide groepen gunstig gezind. Des te gretiger drong Caesar verder het binnenland in, plunderde het, ruimde de vijand, voorzover die geen gevecht aan durfde te gaan, uit de weg, of, zodra hij wel weerstand had geboden, is die meteen op de vlucht gedreven terwijl hij nooit méér bevreesd was, zoals men van krijgsgevangenen te weten is gekomen.
2.25.3. Quippe invictos et nullis casibus superabiles Romanos praedicabant, qui perdita classe, amissis armis, post constrata equorum virorumque corporibus litora eadem virtute, pari ferocia et velut aucti numero inrupissent.

2.25.3. Zij noemden de Romeinen immers 'onoverwonnen en door geen tegenslagen klein te krijgen, waar zij, na hun vloot verloren te hebben en hun wapens te hebben moeten prijsgeven, nadat de kusten overdekt waren met de stoffelijke resten van hun paarden en mannen, met dezelfde moed, dezelfde verbetenheid en als het ware met een groter aantal waren komen binnenvallen'.

Caput XXVI

Hoofdstuk 26

2.26.1. Reductus inde in hiberna miles, laetus animi quod adversa maris expeditione prospera pensavisset. Addidit munificentiam Caesar, quantum quis damni professus erat exsolvendo. Nec dubium habebatur labare hostis petendaeque pacis consilia sumere, et si proxima aestas adiceretur, posse bellum patrari. 2.26.1. Daarop zijn de soldaten naar de winterkwartieren teruggevoerd, verheugd dat zij de tegenslagen op zee door een voorspoedige campagne goedgemaakt hadden. Caesar droeg daar nog aan bij door aan ieder uit te betalen zoveel schade als hij bekend maakte geleden te hebben. En ook werd er niet aan getwijfeld dat de vijanden vertwijfeld waren en plannen maakten om vrede te vragen, en dat de oorlog beslecht kon worden als men de volgende zomer er nog aan toe kon voegen.

2.26.2. Sed crebris epistulis Tiberius monebat rediret ad decretum triumphum: satis iam eventuum, satis casuum. Prospera illi et magna proelia: eorum quoque meminisset, quae venti et fluctus, nulla ducis culpa, gravia tamen et saeva damna intulissent. 2.26.2. Maar in tarijke brieven vermaande Tiberius hem om terug te keren voor de triomftocht waartoe besloten was: het was nu welletjes met zijn oorlogswedervaren, en ook met zijn avonturen. Voorspoedige en geweldige gevechten waren zijn deel geworden: maar nu moest hij ook eens denken aan die schade die de winden en zeeën teweeg gebracht hadden, weliswaar buiten de schuld van de bevelhebber, maar toch ernstig en zwaar.
2.26.3. Se novies a divo Augusto in Germaniam missum plura consilio quam vi perfecisse. Sic Sugambros in deditionem acceptos, sic Suebos regemque Maroboduum pace obstrictum. Posse et Cheruscos ceterasque rebellium gentes, quoniam Romanae ultioni consultum esset, internis discordiis relinqui. 2.26.3. Hij, negen maal door de goddelijke Augustus naar Germanië gestuurd, had meer door tact dan door geweld bereikt. Zo waren de Sugambriërs onderworpen, zo waren de Sueben en hun koning Marobuduus door een vredespact ingetoomd. Nu konden ook de Cherusken en de overige opstandige volkstammen aan hun onderlinge twisten overgelaten worden, aangezien er gezorgd was voor Romeinse wraak.
[Sugambriërs: in 8 v. Chr; een deel werd onderworpen, een deel uitgemoord.]


2.26.4. Precante Germanico annum efficiendis coeptis, acrius modestiam eius adgreditur alterum consulatum offerendo cuius munia praesens obiret. Simul adnectebat, si foret adhuc bellandum, relinqueret materiem Drusi fratris gloriae, qui nullo tum alio hoste non nisi apud Germanias adsequi nomen imperatorium et deportare lauream posset.





2.26.4. En toen Germanicus om nog een jaar vroeg om zijn ondernemingen te voltooien, deed Tiberius een nog dringender beroep op zijn loyaliteit door hem een tweede consulaat aan te bieden waarvan hij de verplichtingen in Rome moest nakomen.Tegelijk knoopte Tiberius daaraan vast, dat als er dan toch oorlog gevoerd moest worden, hij de gelegenheid tot roem aan zijn broer Drusus moest gunnen, die - omdat er toen geen andere vijand was - slechts in Germanië de titel 'imperator' kon verwerven en zijn lauwerkrans kon deponeren.
[lauwerkrans: letterlijk bedoeld: 'deportare lauream [of laurum'] was de voornaamste handeling bij een triomftocht. De veldheer legde op het Capitool een laurierkrans die hij in de hand droeg en waarmee de fasces waren versierd, op Juppiters knieën. Dit wordt hier bedoeld met 'deportare lauream' en verwijst dus naar een mogelijke triomftocht.]
2.26.5. Haud cunctatus est ultra Germanicus, quamquam fingi ea seque per invidiam parto iam decori abstrahi intellegeret. 2.26.5. Toen heeft Germanicus niet langer gedraald hoewel hij wel begreep dat dit verzinsels waren en dat hij uit afgunst weggehaald werd bij de roem die hij al verworven had. 


Lees verder





TERUG NAAR INHOUDSOPGAVE