ANNALES 15, 60 - 65


Jaarboeken 15, 60 - 65           

De dood van Seneca                  

Caput LX Hoofdstuk 60
15.60.1. Proximam necem Plautii Laterani consulis designati Nero adiungit, adeo propere, ut non complecti liberos, non illud breve mortis arbitrium permitteret. Raptus in locum servilibus poenis sepositum manu Statii tribuni trucidatur, plenus constantis silentii nec tribuno obiciens eandem conscientiam.

15.60.1. Als volgende executie heeft Nero die van Plautius Lateranus, de consul voor het volgende ambtsjaar, hierop laten volgen en wel zo gejaagd dat hij hem niet toestond nog zijn kinderen te omhelzen of dat korte uitstel van keuze van zijn dood. Naar de plaats gesleept die voor bestraffing van slaven gereserveerd was, werd hij door de hand van de tribuun Statius gedood, waarbij hij zich in een verbeten zwijgen hulde en de tribuun niet eens zijn gelijke medeplichtigheid voorhield.
15.60.2. Sequitur caedes Annaei Senecae, laetissima principi, non quia coniurationis manifestum compererat, sed ut ferro grassaretur, quando venenum non processerat. 15.60.2. Hierop volgde de gewelddadige dood van Anneus Seneca, zeer tot vreugde voor de keizer, niet zozeer omdat hij hem evident als medeplichtige ontmaskerd had als wel om met het zwaard te werk te kunnen gaan nu vergif geen resultaat had opgeleverd.
15.60.3. Solus quippe Natalis et hactenus prompsit, missum se ad aegrotum Senecam, uti viseret conquerereturque, cur Pisonem aditu arceret: melius fore, si amicitiam familiari congressu exercuissent. Et respondisse Senecam sermones mutuos et crebra conloquia neutri conducere; ceterum salutem suam incolumitate Pisonis inniti.

15.60.3. Alleen Natalis immers had hem genoemd en dan nog slechts in zoverre dat hij naar Seneca gestuurd was die ziek was om hem op te zoeken en te klagen waarom hij Piso van zijn deur weghield: het zou toch beter zijn als zij hun vriendschap vorm gaven in vertrouwelijke omgang. En dat Seneca geantwoord had dat wederzijdse contacten en intensieve gedachtenwisselingen voor geen van hen beiden gunstig waren; maar dat zijn heil steunde op het behoud van Piso.
15.60.4. Haec ferre Gavius Silvanus tribunus praetoriae cohortis, et an dicta Natalis suaque responsa nosceret percunctari Senecam iubetur. Is forte an prudens ad eum diem ex Campania remeaverat quartumque apud lapidem suburbano rure substiterat. Illo propinqua vespera tribunus venit et villam globis militum saepsit; tum ipsi cum Pompeia Paulina uxore et amicis duobus epulanti mandata imperatoris edidit.



15.60.4. Gavius Silvanus, een tribuun van de keizerlijke lijfwacht, kreeg de opdracht deze woorden over te brengen en Seneca te vragen of hij de woorden van Natalis en zijn eigen antwoorden toegaf. Deze was op die dag toevallig of uit voorzorg vanuit Campanië teruggekeerd en had zijn reis onderbroken bij de vierde mijlsteen op het platteland vlak bij de stad. Daarheen kwam de tribuun tegen het vallen van de avond en hij omsingelde het landgoed met een cordon soldaten; toen heeft hij aan hem zelf, terwijl hij samen met zijn vrouw Pompeia Paulina en twee vrienden dineerde de boodschap van de keizer overgebracht.
[Pompeia Paulina: zij was de dochter of de zuster van Pompeius Paulinus die in Ann.13.53 genoemd wordt als bevelhebber aan de Beneden-Rijn en in Ann.15.18.3 als een van de drie directeuren van de belastingen.]
Caput LXI Hoofdstuk 61
15.61.1. Seneca missum ad se Natalem conquestumque nomine Pisonis, quod a visendo eo prohiberetur, seque rationem valetudinis et amorem quietis excusavisse respondit. Cur salutem privati hominis incolumitati suae anteferret, causam non habuisse; nec sibi promptum in adulationes ingenium. Idque nulli magis gnarum quam Neroni, qui saepius libertatem Senecae quam servitium expertus esset. 15.61.1. Seneca antwoordde dat Natalis naar hem gestuurd was en uit naam van Piso geklaagd had dat deze er van afgehouden werd om hem op te zoeken, en dat hij zich verontschuldigd had met verwijzing naar zijn slechte gezondheid en zijn behoefte aan rust. Hij had geen reden gehad om het welzijn van een ambteloos burger boven zijn eigen gezondheid te stellen en hij had geen aanleg tot vleierij. En dit was niemand beter bekend dan Nero, die vaker de vrijmoedigheid van Seneca had ondervonden dan zijn onderdanigheid.
15.61.2. Ubi haec a tribuno relata sunt Poppaea et Tigellino coram, quod erat saevienti principi intimum consiliorum, interrogat an Seneca voluntariam mortem pararet. Tum tribunus nulla pavoris signa, nihil triste in verbis eius aut vultu deprensum confirmavit. Ergo regredi et indicere mortem iubetur. 15.61.2. Toen dit antwoord door de tribuun verteld was in het bijzijn van Poppaea en Tigellinus omdat die het naaste kabinet van de vorst in diens razernij vormden, vroeg hij of Seneca zich voorbereidde op een vrijwillige dood. Toen verzekerde de tribuun dat geen enkel teken van angst en geen greintje treurigheid in zijn woorden of op zijn gezicht te bespeuren was geweest. Derhalve kreeg hij de opdracht om terug te gaan en hem de dood aan te zeggen.
15.61.3. Tradit Fabius Rusticus non eo quo venerat itinere redisse tribunum, sed flexisse ad Faenium praefectum et expositis Caesaris iussis an obtemperaret interrogavisse, monitumque ab eo ut exsequeretur, fatali omnium ignavia. Nam et Silvanus inter coniuratos erat augebatque scelera, in quorum ultionem consenserat. Voci tamen et adspectui pepercit intromisitque ad Senecam unum ex centurionibus, qui necessitatem ultimam denuntiaret.

15.61.3. Fabius Rusticus vertelt dat de tribuun niet langs de route waarlangs hij gekomen was is teruggekeerd maar een omweg gemaakt heeft naar de commandant Faenius en hem, na het uiteen zetten van de opdrachten van de keizer, gevraagd heeft of hij zou gehoorzamen; en hij heeft van deze - met noodlottige lafhartigheid van allen - de aanmaning gekregen om het bevel uit te voeren (want ook Silvanus was een van de samenzweerders en vermeerderde zo de misdaden, tot wraakneming waarop hij zich had aangesloten). Toch bespaarde hij zich het uitspreken en de aanblik en stuurde een van zijn centurio's bij Seneca naar binnen om zijn doodvonnis aan te kondigen.
Caput LXII Hoofdstuk 62
15.62.1. Ille interritus poscit testamenti tabulas; ac denegante centurione conversus ad amicos, quando meritis eorum referre gratiam prohiberetur, quod unum iam et tamen pulcherrimum habeat, imaginem vitae suae relinquere testatur, cuius si memores essent, bonarum artium famam tam constantis amicitiae pretium laturos.

15.62.1. Zonder een spier te vertrekken vroeg deze om de schrijftafels van zijn testament; en toen de centurio dit weigerde wendde hij zich tot zijn vrienden en benadrukte dat hij, nu hij belemmerd werd dank te brengen voor hun verdiensten, hij slechts één ding, maar wel het mooiste dat hij had, namelijk het beeld van zijn leven, naliet; als zij dit indachtig zouden zijn dan zouden zij de roem verwerven van een hoogstaand leven als beloning voor hun zo hechte vriendschap.
15.62.2. Simul lacrimas eorum modo sermone, modo intentior in modum coercentis ad firmitudinem revocat, rogitans ubi praecepta sapientiae, ubi tot per annos meditata ratio adversum imminentia? Cui enim ignaram fuisse saevitiam Neronis? Neque aliud superesse post matrem fratremque interfectos, quam ut educatoris praeceptorisque necem adiceret. 15.62.2. Tegelijkertijd riep hij hun tranen, nu eens met gemoedelijke woorden, dan weer serieuzer, alsof hij hen tot de orde riep, op tot flinkheid en vroeg waar nu de voorschriften van de wijsheid gebleven waren, waar de gedurende zoveel jaren overdachte houding tegenover dreigingen? Voor wie was de wreedheid van Nero immers onbekend geweest? En niets anders restte er toch nog na de moord op zijn moeder en broer dan daar de moord op zijn opvoeder en leraar aan toe te voegen!
Caput LXIII Hoofdstuk 63
15.63.1. Ubi haec atque talia velut in commune disseruit, complectitur uxorem, et paululum adversus praesentem fortitudinem mollitus rogat oratque temperaret dolori neu aeternum susciperet, sed in contemplatione vitae per virtutem actae desiderium mariti solaciis honestis toleraret. Illa contra sibi quoque destinatam mortem adseverat manumque percussoris exposcit. 15.63.1. Toen hij deze en dergelijke woorden als het ware voor allen gesproken had omhelsde hij zijn vrouw, en, aangedaan tegen zijn tot dan toe aan de dag gelegde onverstoorbaarheid in, vroeg en bad hij haar om haar verdriet te matigen en die niet voor altijd op zich te nemen maar het gemis van haar man door de overdenking van zijn deugdelijk geleid leven te dragen met hoogstaande troost. Zij daarentegen verzekerde dat ook voor haar de dood bepaald was en zij vroeg met nadruk om hulp bij haar zelfdoding.
15.63.2. Tum Seneca gloriae eius non adversus, simul amore, ne sibi unice dilectam ad iniurias relinqueret, "Vitae" inquit "delenimenta monstraveram tibi, tu mortis decus mavis: non invidebo exemplo. Sit huius tam fortis exitus constantia penes utrosque par, claritudinis plus in tuo fine." Post quae eodem ictu brachia ferro exsolvunt.

15.63.2. Toen zei Seneca, zonder zich te verzetten tegen haar roem en tegelijk uit liefde, namelijk om haar, die hij zo uitzonderlijk had bemind, niet prijs te geven aan onrecht: 'Voor het leven had ik je troost gewezen, maar jij geeft de voorkeur aan de roem van de dood: ik zal je die voorbeeldfunctie niet misgunnen. Moge bij elk van ons beiden een gelijke standvastigheid van een zo moedige dood aanwezig zijn, maar meer roem in jouw levenseinde'. Hierna openden zij met dezelfde snede van een mes de aderen van hun armen.
15.63.3. Seneca, quoniam senile corpus et parco victu tenuatum lenta effugia sanguini praebebat, crurum quoque et poplitum venas abrumpit; saevisque cruciatibus defessus, ne dolore suo animum uxoris infringeret atque ipse visendo eius tormenta ad impatientiam delaberetur, suadet in aliud cubiculum abscedere. Et novissimo quoque momento suppeditante eloquentia advocatis scriptoribus pleraque tradidit, quae in vulgus edita eius verbis invertere supersedeo.

15.63.3. Omdat het lichaam van Seneca oud was en door zijn spaarzame levenswijze verzwakt ontsnapte het bloed maar traag en daarom liet hij ook de aderen van zijn benen en knieholten doorsnijden; uitgeput door de helse pijnen overreedde hij zijn vrouw om naar een ander vertrek te gaan om niet de geesteskracht van zijn vrouw te breken door zijn lijden en ook zelf niet door het zien van haar kwellingen tot moedeloosheid af te zakken. En omdat hij ook in zijn laatste uur nog in het volle bezit van zijn welsprekendheid was liet hij zijn schrijvers roepen en dicteerde hij nog zeer veel, dat ik nu nalaat weer te geven omdat het in zijn eigen bewoordingen uitgegeven is.
Caput LXIV Hoofdstuk 64
15.64.1. At Nero nullo in Paulinam proprio odio, ac ne glisceret invidia crudelitatis, iubet inhiberi mortem. Hortantibus militibus servi libertique obligant brachia, premunt sanguinem, incertum an ignarae.


15.64.1. Maar Nero beval, omdat hij geen specifieke haat koesterde jegens Paulina en opdat de afkeer van zijn wreedheid niet uit de hand zou lopen, haar sterven te stoppen. Op bevel van soldaten verbonden slaven en vrijgelatenen haar armen en remden het wegvloeien van haar bloed af, waarbij het onzeker is of zij zich daarvan bewust was.
15.64.2. Nam, ut est vulgus ad deteriora promptum, non defuere qui crederent, donec implacabilem Neronem timuerit, famam sociatae cum marito mortis petivisse, deinde oblata mitiore spe blandimentis vitae evictam; cui addidit paucos postea annos, laudabili in maritum memoria et ore ac membris in eum pallorem albentibus, ut ostentui esset multum vitalis spiritus egestum.

15.64.2. Want, geneigd als het volk nu eenmaal is tot de laaghartigste uitleg, het ontbrak niet aan lieden die ervan uit gingen dat zij, zolang zij Nero's onverzoenlijkheid moest vrezen, de roem nagestreefd had van een dood die zij met haar man deelde maar dat zij, toen eenmaal de verwachting van inschikkelijkheid zich aandiende, had laten inpalmen door de verlokkingen van het leven; daar voegde zij hierna nog enkele jaren aan toe met een lofwaardige gedachtenis aan haar man, maar met een zodanige bleke kleur op haar gezicht en ledematen dat het wel duidelijk was dat zij veel van haar levenskracht had ingeboet.
15.64.3. Seneca interim, durante tractu et lentitudine mortis, Statium Annaeum, diu sibi amicitiae fide et arte medicinae probatum, orat provisum pridem venenum, quo damnati publico Atheniensium iudicio exstinguerentur, promeret; adlatumque hausit frustra, frigidus iam artus et cluso corpore adversum vim veneni.



15.64.3. Intussen vroeg Seneca, omdat het stervensproces zich maar voortsleepte en de dood geen haast maakte, aan Statius Annaeus, die al lang een trouwe vriend van hem was en gewaardeerd om zijn kennis van de geneeskunst, om het vergif te voorschijn te halen dat hij al lang tevoren had laten bereiden, namelijk datgene waarmee degenen geëxecuteerd werden die voor de rechtbank van Athene veroordeeld waren; maar toen het gebracht was dronk hij het vergeefs omdat zijn ledematen al verkild waren en het lichaam ontoegankelijk voor de kracht van het vergif geworden was.
[veroordeeld: zoals Socrates, namelijk met een afkooksel van bloemen en bladeren van de scheerling.]
15.64.4. Postremo stagnum calidae aquae introiit, respergens proximos servorum addita voce libare se liquorem illum Iovi liberatori. Exim balneo inlatus et vapore eius exanimatus, sine ullo funeris sollemni crematur. Ita codicillis praescripserat, cum etiam tum praedives et praepotens supremis suis consuleret. 15.64.4. Tenslotte dompelde hij zich onder in een warm bad waarbij hij zijn dichtstbij staande slaven bespatte onder toevoeging van de woorden 'dat hij dat vocht plengde aan Iupiter de Bevrijder'. Vervolgens is hij naar een stoombad gedragen en gestorven in de damp daarvan en zonder enig begrafenisritueel werd hij gecremeerd. Zo had hij het in een codicil voorgeschreven, toen hij, nog zeer rijk en zeer machtig, voor zijn sterven zorg droeg.
Caput LXV Hoofdstuk 65
15.65.1. Fama fuit Subrium Flavum cum centurionibus occulto consilio, neque tamen ignorante Seneca, destinavisse, ut post occisum opera Pisonis Neronem Piso quoque interficeretur tradereturque imperium Senecae, quasi insonti et claritudine virtutum ad summum fastigium delecto. Quin et verba Flavi vulgabantur, non referre dedecori, si citharoedus demoveretur et tragoedus succederet (quia ut Nero cithara, ita Piso tragico ornatu canebat).


15.65.1. Het gerucht ging dat Subrius Flavus in een geheim overleg met de centurio's, maar niet zonder medeweten van Seneca, besloten had dat na de moord op Nero met behulp van Piso ook Piso weer gedood moest worden en de heerschappij in handen van Seneca gegeven moest worden, omdat die toch voor het hoogste gezag was uitverkoren als onbesproken en op grond van de roem van zijn voortreffelijkheid. Ja zelfs deden ook de woorden van Flavius de ronde 'dat het voor de schande geen verschil maakte als een citherspeler uit de weg werd geruimd en er een tragediespeler voor in de plaats kwam' (want zoals Nero bij zijn citherspel zong, zo trad Piso op in de uitdossing van een tragediespeler).









Lees verder



Terug naar het overzicht van de inhoud van de Annalen