ANNALES 15, 42 -
47 |
Jaarboeken 15, 42 -
47 Rome in 64 na de brand; christenvervolging |
Caput XLII | Hoofdstuk 42 |
15.42.1.Ceterum Nero usus est patriae ruinis exstruxitque domum, in qua haud proinde gemmae et aurum miraculo essent, solita pridem et luxu vulgata, quam arva et stagna et in modum solitudinem hinc silvae, inde aperta spatia et prospetus, magistris et machinatoribus Severo et Celere, quibus ingenium et audacia erat etiam, quae natura denegavisset, per artem temptare et viribus principis inludere. |
15.42.1.Overigens heeft Nero de ruïnes van het vaderland
gebruikt om een paleis te laten bouwen waarin niet zozeer
de juwelen en het goud verbazing wekten, omdat die al
gewoon geworden waren en door spilzucht algemeen verbreid.
Nee, eerder het bouwland en de vijvers en de bossen
enerzijds als reservaten en anderzijds de open terreinen
en vergezichten. Ontwerpers en uitvoerders waren Severus
en Celer die het talent en de durf hadden om ook dat wat
de natuur onmogelijk gemaakt had door techniek te tarten
en de middelen van de keizer kwistig te gebruiken. |
15.42.2. Namque ab lacu Averno navigabilem fossam usque ad ostia Tibernia depressuros promiserant squalenti litore aut per montes adversos. Neque enim aliud umidum gignendis aquis occurrit quam Pomptinae paludes: cetera abrupta aut arentia, ac si perrumpi possent, intolerandus labor nec satis causae. Nero tamen, ut erat incredibilium cupitor, effodere proxima Averno iuga conisus est, manentque vestigia inritae spei. | 15.42.2. Want
zij hadden in het vooruitzicht gesteld om een bevaarbaar
kanaal te laten graven vanaf het Avernusmeer
tot aan de mondingen van de Tiber via de zompige
kust of door de tussengelegen bergen. Want voor het
aanvoeren van water is er niets anders aan vocht dan de
Pontijnse moerassen: de verdere bodem is steil en dor en,
als ze al doorgegraven kon worden, was dit een ondraaglijk
en uitzichtloos karwei. Nero echter deed, tuk als hij was
op ongelooflijke daden, zijn uiterste best om de passen,
gelegen nabij het Avernusmeer, uit te laten graven; en er
zijn nog sporen zichtbaar van zijn vergeefse verwachting.
[Avernusmeer: het Avernische Meer lag in Campania dicht bij Cumae.] |
Caput XLIII | Hoofdstuk 43 |
15.43.1. Ceterum urbis quae domui supererant non, ut post Gallica incendia, nulla distinctione nec passim erecta, sed dimensis vicorum ordinibus et latis viarum spatiis cohibitaque aedificiorum altitudine ac patefactis areis additisque porticibus, quae frontem insularum protegerent. | 15.43.1. Overigens werd dat gedeelte van de stad dat voor huizenbouw overschoot niet, zoals na de brandstichting door de Galliërs, zonder beleid en dicht opeen ingericht maar met afgeperkte wijkkavels en royale wegbreedtes en met beperking van de hoogte van de gebouwen en open arealen en toevoeging van zuilengangen om de voorkant van de huurblokken af te schermen. |
15.43.2. Eas porticus Nero sua pecunia exstructurum purgatasque areas dominis traditurum pollicitus est. Addidit praemia pro cuiusque ordine et rei familiaris copiis, finivitque tempus, intra quod effectis domibus aut insulis apiscerentur. | 15.43.2. Nero heeft beloofd dat hij die zuilengangen met eigen geld zou laten bouwen en de grond schoon zou opleveren aan de eigenaars. Hij voegde er nog een premie aan toe in verhouding tot ieders stand en familiekapitaal en hij heeft een periode vastgesteld binnen welke de huizen of flats opgeleverd moesten worden, om die te verkrijgen. |
15.43.3. Ruderi accipiendo
Ostienses paludes destinabat, utique naves,
quae frumentum Tiberi subvectassent, onustae
rudere decurrerent, aedificiaque ipsa
certa sui parte sine trabibus saxo Gabino Albanove solidarentur,
quod is lapis ignibus impervius est; |
15.43.3. Hij
wees de moerassen van Ostia aan als stortplaats voor puin
en decreteerde dat de schepen die koren de Tiber
stroomopwaarts hadden vervoerd, met een lading puin weer
stroomafwaarts moesten varen, en dat de gebouwen zelf
gedeeltelijk verstevigd moesten worden zonder balkwerk
maar met Gabijnse of Albaanse steen
omdat die natuursteen vuurbestendig is; [steen: een soort poreuze, vuurvaste tufsteen (tofus).] |
15.43.4. iam aqua
privatorum licentia intercepta quo
largior et pluribus locis in publicum flueret,
custodes; et subsidia reprimendis ignibus in
propatulo quisque haberet; nec communione
parietum, sed propriis quaeque muris ambirentur.
|
15.43.4. voorts, omdat het water door de brutaliteit van privé-bewoners afgetapt werd, stelde hij toezichters aan om er op toe te zien dat het rijkelijker en op meer tapplaatsen voor het publiek toegankelijk zou toestromen; verder moest iedereen brandbestrijdingsmiddelen in zijn voorhof bij de hand hebben en het werd verboden om huismuren te delen: elk huis moest met eigen muren omgeven worden. |
15.43.5. Ea ex utilitate accepta decorem quoque novae urbi attulere. Erant tamen qui crederent veterem illam formam salubritati magis conduxisse, quoniam angustiae itinerum et altitudo tectorum non perinde solis vapore perrumperentur: at nunc patulam latitudinem et nulla umbra defensam graviore aestu ardescere. | 15.43.5. Die
voorzieningen, geaccepteerd met het oog op het nut ervan,
hebben ook schoonheid toegevoegd aan de nieuwe stad. Toch
geloofden sommigen dat die vroegere vormgeving meer tot de
gezondheid had bijgedragen omdat de smalle wegen en de
hoge gebouwen niet zo doortrokken werden door de
zonnehitte: maar nu lagen die open en weidse en door geen
greintje schaduw beschermde straten te zinderen in een al
te felle hitte. |
Caput XLIV | Hoofdstuk 44 |
15.44.1. Et haec quidem
humanis consiliis providebantur. Mox petita
dis piacula aditique Sibyllae libri, ex
quibus supplicatum Volcano et Cereri
Proserpinaeque, ac propitiata Iuno per matronas, primum
in Capitolio, deinde apud proximum mare, unde
hausta aqua templum et simulacrum deae perspersum est;
et sellisternia ac pervigilia celebravere
feminae, quibus mariti erant. |
15.44.1. En
deze maatregelen werden al getroffen op grond van
rationele overwegingen. Verder zijn er zoenoffers gebracht
aan de goden en zijn de Sibyllijnse boeken geraadpleegd en
op grond hiervan zijn er smeekbeden gericht tot Vulcanus
en Ceres en Proserpina, en de gunst van Iuno werd
afgesmeekt door de huismoeders, eerst in het Kapitool,
daarna aan de kust van de dichtstbijgelegen zee, met het
water waaruit de tempel en het beeld van de godin
besprenkeld is; en de pas gehuwde vrouwen vierden sellisternia en nachtwaken. [sellisternia: Omdat de vrouwen niet aanlagen aan tafel maar aanzaten werden bij lectisternia de beelden der godinnen zittend geplaatst, vandaar 'sellisternia'.] |
15.44.2. Sed non ope humana, non largitionibus principis aut deum placamentis decedebat infamia, quin iussum incendium crederetur. Ergo abolendo rumori Nero subdidit reos et quaesitissimis poenis adfecit, quos per flagitia invisos vulgus Christianos appellabat. | 15.44.2. Maar noch door menselijke middelen, noch door schenkingen van de keizer of verzoeningdiensten voor de goden kon de schande weggenomen worden dat men geloofde dat de brand op bevel was aangestoken. Derhalve heeft Nero, om dit gerucht radicaal uit de weg te ruimen schuldigen verzonnen en met de meest geraffineerde straffen laten boeten; dat waren degenen die, gehaat om hun schanddaden, het volk 'Christenen' noemde. |
15.44.3. Auctor nominis eius Christus Tibero imperitante per procuratorem Pontium Pilatum supplicio adfectus erat; repressaque in praesens exitiablilis superstitio rursum erumpebat, non modo per Iudaeam, originem eius mali, sed per urbem etiam, quo cuncta undique atrocia aut pudenda confluunt celebranturque. | 15.44.3. De
man aan wie deze naam ontleend is, Christus, was onder de
regering van Tiberius door de landvoogd Pontius Pilatus
ter dood gebracht en, hoewel dit verwerpelijke bijgeloof
voor het moment onderdrukt was stak het toch weer de kop
op, niet alleen in Judea, de bakermat van dit kwaad, maar
ook in de stad, waarheen nu eenmaal van alle kanten alle
afschuwelijks of schaamteloosheid bijeenkomt en in ere
gehouden wordt. |
15.44.4. Igitur primum correpti qui fatebantur, deinde indicio eorum multitudo ingens haud proinde in crimine incendii quam odio humani generis convicti sunt. Et pereuntibus addita ludibria, ut ferarum tergis contecti laniatu canum interirent aut crucibus adfixi aut flammandi atque, ubi defecisset dies, in usum nocturni luminis urerentur. | 15.44.4. Zodoende zijn eerst degenen die er voor uit kwamen gevangen genomen, vervolgens op hun aanwijzingen een zeer grote menigte die in staat van beschuldiging gesteld werd, niet zozeer aan het aanstichten van de brand als wel aan haat jegens de mensheid. En men bespotte hen bij hun dood door ze, bekleed met de huiden van wilde dieren, om te laten komen, verscheurd door honden of aan het kruis genageld ofwel moesten ze, voor de vuurdood bestemd, bij het vallen van de avond dienen tot verlichting bij nacht. |
15.44.5. Hortos suos ei spectaculo Nero obtulerat, et circense ludicrum edebat, habitu aurigae permixtus plebi vel curriculo insistens. Unde quamquam adversus sontes et novissima exempla meritos miseratio oriebatur, tamquam non utilitate publica, sed in saevitiam unius absumerentur. | 15.44.5. Nero had zijn eigen tuinen voor dit schouwspel aangeboden en bood circusspelen aan terwijl hij zich in de uitdossing van een wagenmenner mengde onder het volk of werkelijk op een wagen plaats nam. Als gevolg hiervan kwam er medelijden op voor hen die dan wel schuldig waren en de meest ongehoorde straffen verdiend hadden maar die, zo vond men, niet aan het belang van de staat geofferd werden maar aan de wreedheid van één man. |
Caput XLV | Hoofdstuk 45 |
15.45.1. Interea conferendis
pecuniis pervastata Italia, provinciae eversae
sociique populi et quae civitatium liberae
vocantur. Inque eam praedam etiam dii cessere,
spoliatis in urbe templis egestoque
auro, quod triumphis, quod
votis omnis populi Romani aetas prospere
aut in metu sacraverat. |
15.45.1.
Intussen werd om het benodigde geld bijeen te brengen
Italia geplunderd en werden de provincies uitgeschud alsook de bondgenoten
en die steden die 'vrij' heetten. En ook tot de goden
strekte deze plundering zich uit omdat de tempels in de
stad beroofd werden en het goud er uit gehaald werd dat
elke generatie van het Romeinse volk bij triomfen en bij
smeekdiensten in voor- en tegenspoed had toegewijd. [uitgeschud: de provincies stonden onder stadhouders en betaalden belasting aan Rome. Het slechtst waren er de 'stipendiarii' (die hier 'provinciae' genoemd worden) aan toe. Zij waren verplicht zware belastingen op te brengen, stonden voor hun rechtspraak onder de stadhouders en hadden te kampen met voortdurend ingrijpen in hun bestuursaangelegenheden. De 'socii' zijn in dit hoofdstuk de volken van de met Rome verbonden koningen. Zij waren onafhankelijk in binnenlandse aangelegenheden, maar in hun buitenlandse politiek moesten zij zich schikken naar Rome. Ook moesten zij troepen, schepen, lastdieren, hout en andere oorlogsbenodigdheden leveren, soms ook belasting betalen. Dat nu ook de 'vrije' steden of staten (de 'civitates liberae') tot belastingen werden gedwongen lijkt onwettig want zij waren de enige rijksonderdelen met privileges waardoor zij autonomie bezaten wat betreft bestuur, wetgeving en rechtspraak. Alleen de 'immunitas', d.w.z. belastingvrijstelling en verplichte leveringen is niet per se verbonden met deze vorm van 'vrijheid'. En ook al vaak ten tijde van de Republiek, maar veel meer in de Keizertijd werden deze civitates liberae met willekeur behandeld.] |
15.45.2. Enimvero per Asiam atque Achaiam non dona tantum, sed simulacra numinum abripiebantur, missis in eas provincias Acrato et Secundo Carrinate. Ille libertus cuicumque flagitio promptus, hic Graeca doctrina ore tenus exercitus animum bonis artibus non imbuerat. | 15.45.2. Ja, in heel Azië en Griekenland werden niet alleen de wijgeschenken maar ook de beelden van de goden geroofd, waarvoor Acratus en Secundus Carrinas naar die gewesten gestuurd werden. De eerste was een vrijgelatene die bereid was tot elke schanddaad, de laatstgenoemde een sinjeur die de mond vol had van Griekse filosofie maar zich niet verdiept had in de ethiek. |
15.45.3. Ferebatur Seneca, quo invidiam sacrilegii a semet averteret, longinqui ruris secessum oravisse, et postquam non concedebatur, ficta valetudine, quasi aeger nervis, cubiculum non egressus. Tradidere quidam venenum ei per libertum ipsius, cui nomen Cleonicus, paratum iussu Neronis vitatumque a Seneca proditione liberti seu propria formidine, dum per simplicem victum et agrestibus pomis, ac si sitis admoneret, profluente aqua vitam tolerat. | 15.45.3. Men zei over Seneca dat hij, om de reputatie van heiligschennis te ontwijken om afzondering gevraagd had op een ver afgelegen verblijf op het platteland en dat hij, toen hem dit niet werd toegestaan, door het veinzen van gezondheidsproblemen, als zou hij zenuwziek zijn, z'n slaapkamer niet meer is uitgekomen. Sommigen hebben overgeleverd dat aan hem een vergif is aangeboden via zijn eigen vrijgelatene, Cleonicus genaamd, bereid op bevel van Nero en dat Seneca aan de dood ontsnapt is dank zij een waarschuwing van de vrijgelatene ofwel door zijn eigen omzichtigheid, daar hij zich in leven hield met een eenvoudig dieet van wilde vruchten en bronwater als hij dorst had. |
Caput XLVI | Hoofdstuk 46 |
15.46.1. Per idem tempus gladiatores
apud oppidum Praeneste temptata eruptione praesidio
militis, qui custos adesset, coerciti sunt,
iam Spartacum et vetera mala rumoribus ferente
populo, ut est novarum rerum cupiens
pavidusque. |
15.46.1.Terzelfder tijd deden de gladiatoren in de stad Praeneste een poging uit te
breken maar werden in toom gehouden door het garnizoen
soldaten dat ter bewaking aanwezig was, terwijl het volk
al indianenverhalen ophing over Spartacus
en vroegere rampen, belust als het is op ongehoorde
gebeurtenissen waarvoor het tegelijkertijd bang is. [Praeneste: dit lag ongeveer 23 mijl ten oosten van Rome.] [Spartacus: Spartacus was een Thraciër. Hij werd aanvoerder in de oorlog van de gladiatoren en slaven tegen Rome (73 - 71 v. Chr). Crassus overwon hen in Lucania.] |
15.46.2. Nec multo post clades
rei navalis accipitur, non bello (quippe
haud alias tam immota pax), sed certum ad
diem in Campaniam redire classem Nero
iusserat, non exceptis maris casibus.
Ergo gubernatores, quamvis saeviente pelago,
a Formiis movere; et gravi Africo, dum
promunturium Miseni superare contendunt, Cumanis
litoribus impacti triremium plerasque et minora
navigia passim amiserunt. |
15.46.2. Niet
veel later werd het bericht van een scheepsramp vernomen,
niet door oorlogsgeweld ( nooit anders immers was de vrede
zo stabiel), maar Nero had opdracht gegeven dat de vloot
vóór een bepaalde dag naar Campania moest terugkeren,
zonder een uitzondering te maken voor lotgevallen op zee.
Derhalve staken de gezagvoerders vanaf Formiae in zee ofschoon die
geweldig te keer ging; en toen er een hevige Zuidwesterstorm woedde terwijl
ze kaap Misenum probeerden te ronden, zijn ze op de kust
bij Cumae geworpen en hebben ze zeer veel drieriemers en
een menigte kleinere vaartuigen verloren. [Formiae: dit lag in Latium; het is het tegenwoordige Mola di Gaeta.] [Zuidwesterstorm: de zogenaamde 'Africus'; om precies te zijn West-Zuid-Wester.] |
Caput XLVII | Hoofdstuk 47 |
15.47.1. Fine anni vulgantur prodigia imminentium malorum nuntia: vis fulgurum non alias crebrior, et sidus cometes, sanguine inlustri semper Neroni expiatum; bicipites hominum aliorumve animalium partus abiecti in publicum aut in sacrificiis, quibus gravidas hostias immolare mos est, reperti. | 15.47.1. Aan het einde van het jaar deden verhalen de ronde over voortekenen van dreigende rampen: het geweld van bliksems was nooit heviger geweest en er verscheen een komeet, voortekenen die door Nero altijd met bloed van vooraanstaanden bezworen werd; tweekoppige borelingen van mensen of andere levende wezens trof men aan, op straat geworpen of bij offers waarbij het de gewoonte is drachtige offerdieren te slachten. |
15.47.2. Et in agro
Placentino viam propter natus vitulus, cui
caput in crure esset; secutaque
haruspicum interpretatio, parari rerum
humanarum aliud caput, sed non fore validum
neque occultum, quin in utero repressum
aut iter iuxta editum sit. |
15.47.2. Ook
is er in het gebied bij Placentia vlak
bij de weg een kalfje geboren waarbij de kop aan zijn poot
vastzat; en de duiding van de offerschouwers hiervan was
dat er een ander hoofd voor de mensheid op komst was maar
dat het niet krachtig of geheim zou zijn, omdat het in de
moederschoot al onderdrukt was maar anderzijds naast de
weg geboren was. [Placentia: sedert 219 v. Chr. kolonie, ligt aan de rechter oever van de Po (Piacenza).] |
|
Lees verder Terug naar het overzicht van de inhoud van de Annalen |