ANNALES 15, 33 - 41 | Jaarboeken 15, 33 -
41 Rome in 64; de brand |
Caput XXXIII | Hoofdstuk 33 |
15.33.1. C.Laecanio M.
Licinio consulibus acriore in
dies cupidine adigebatur Nero
promiscas scaenas frequentandi. Nam adhuc per domum aut
hortos cecinerat Iuvenalibus ludis, quos
ut parum celebres et tantae voci angustos spernebat.
|
15.33.1. Onder
het consulaat van Gaius Laecanius
en Marcus Licinius werd bij Nero de begeerte van
dag tot dag sterker om zich te vertonen op podia met een
overvloed aan publiek. Want tot dan toe had hij slechts in
het paleis of de parken gezongen bij gelegenheid van de Iuvenalia, maar daarvoor trok hij
nu zijn neus op omdat ze te weinig publiek trokken en ze
te pover waren voor zijn zo geweldige stem. [Gaius Laecanius en Marcus Licinius: dit is het jaar 64 na Chr. - G. Laecanius Bassus stierf in de dagen van Vespasianus aan steenpuisten. - M. Licinius Crassus Frugi is de zoon van de gelijknamige consul van het jaar 27.] [Iuvenalia: de Iuvenalia zijn door Nero zelf ingesteld in 59. Hij vierde ze niet in het openbaar maar in zijn park aan de overzijde van de Tiber.] |
15.33.2. Non tamen Romae
incipere ausus Neapolim quasi Graecam urbem delegit;
inde initium fore, ut transgressus in Achaiam
insignesque et antiquitus sacras coronas adeptus
maiore fama studia civium eliceret. |
15.33.2. Omdat hij echter niet in Rome durfde beginnen heeft hij Napels uitgekozen onder het voorwendsel dat het eigenlijk een Griekse stad was. Daar zou hij de basis leggen om vervolgens over te steken naar Griekenland en na het verwerven van schitterende kransen, die door hun lange traditie respect afdwongen, met des te grotere roem populariteit aan de Romeinse burgers ontlokken. |
15.33.3. Ergo contractum
oppidanorum vulgus, et quos e
proximis coloniis et municipiis eius rei fama civerat,
quique Caesarem per honorem aut varios usus sectantur,
etiam militum manipuli, theatrum
Neapolitanorum complent. |
15.33.3.
Derhalve vulde een drom Napolitanen en alwie het nieuws
hierover uit de nabijgelegen kolonies en stadjes
nieuwsgierig gemaakt had en degenen die de keizer plachten
te vergezellen uit hoofde van het protocol of allerlei
verplichtingen, ook afdelingen soldaten, het theater van
Napels. |
Caput XXXIV | Hoofdstuk 34 |
15.34.1. Illic, plerique ut
arbitrabantur, triste, ut ipse, providum
potius et secundis numinibus evenit: nam egresso
qui adfuerat populo vacuum
et sine ullius noxa theatrum collapsum est. Ergo
per compositos cantus grates dis atque ipsam recentis
casus fortunam celebrans petiturusque maris
Hadriae traiectus apud Beneventum interim consedit,
ubi gladiatorium munus a Vatinio celebre
edebatur. |
15.34.1. Daar
vond, naar de mening van de meesten, iets naargeestigs
plaats maar naar zijn eigen mening eerder een teken van de
Voorzienigheid en welgezindheid der goden: want toen het
volk, dat de voorstelling had bijgewoond, het theater
verlaten had, is dat leeg en zonder schade voor iemand
ingestort. Derhalve bracht hij met zelfgemaakte liederen
dank aan de goden en verheerlijkte juist de meevaller in
dit voorval. En, terwijl hij van plan was de oversteek van
de Adriatische Zee te maken, onderbrak hij zijn reis te Beneventum waar door Vatinius
een druk bezocht gladiatorenspel werd gegeven. [Beneventum: Beneventum lag in Samnium aan de weg naar Brindisium. Het was de geboorteplaats van Vatinius.] |
15.34.2. Vatinius inter
foedissima eius aulae ostenta fuit, sutrinae
tabernae alumnus, corpore detorto, facetiis
scurrilibus; primo in contumelias adsumptus,
dehinc optimi cuiusque criminatione eo usque
valuit, ut gratia pecunia vi nocendi etiam
malos praemineret. |
15.34.2.
Vatinius was een van de meest schandelijke sujetten aan
dat hof, een leerjongen uit een schoenmakerszaak, mismaakt
en vol schunnige grappen. Aanvankelijk was hij aangenomen
als mikpunt voor
spotternijen, daarna had hij het door beschuldigingen van
juist de besten zo ver gebracht dat hij door gunst, geld
en vermogen tot kwetsen zelfs het gespuis de loef afstak.
[mikpunt: hij werd als een soort hofnar of als 'de man die de klappen krijgt' (letterlijk en figuurlijk) aangesteld.] |
Caput XXXV | Hoofdstuk 35 |
15.35.1. Eius munus frequentanti
Neroni ne inter voluptates quidem a sceleribus cessabatur.
Isdem quippe illis diebus Torquatus Silanus mori
adigitur, quia super Iuniae familiae
claritudinem divum Augustum abavum ferebat. |
15.35.1.
Terwijl Nero het spel van die man bezocht hield hij zelfs
onder die genietingen niet op met zijn misdaden. Want in
diezelfde dagen werd Torquatus
Silanus gedwongen te sterven omdat hij, afgezien
van de roem van de Iunische familie ook de goddelijke
Augustus zijn betovergrootvader
mocht noemen. [Torquatus Silanus: deze, in 53 consul, was een broer van Lucius en Marcus Silanus die tijdens de regering van Claudius door het geïntrigeer van Agrippina zijn omgekomen. (zie Annalen XIII,1)] [betovergrootvader: Julia, de dochter van Augustus, was de overgrootmoeder van Silanus.] |
15.35.2. Iussi accusatores
obicere prodigum largitionibus, neque aliam spem
quam in rebus novis esse; quin habere,
quos ab epistulis et libellis et rationibus appellet,
nomina summae curae et meditamenta. |
15.35.2. Op bevel beschuldigden zijn aanklagers hem van verkwisting aan schenkingen en dat hij geen andere hoop had dan een revolutie; ja, dat hij lieden in dienst had die hij 'schrijver' en 'procuratiehouder' en 'thesaurier' noemde, aanduidingen voor hoffuncties en dan ook weloverwogen gekozen. |
15.35.3. Tum intimus quisque
libertorum vincti abreptique; et cum
damnatio instaret, brachiorum venas Torquatus
interscidit. Secutaque Neronis oratio
ex more, quamvis sontem et defensioni merito diffisum
victurum tamen fuisse, si clementiam
iudicis exspectasset. |
15.35.3. Toen
zijn z'n meest vertrouwde vrijgelatenen geboeid
weggesleept en, omdat zijn veroordeling voor de deur
stond, sneed Torquatus de aderen van zijn armen door.
Daarop is volgens het bekende recept een uiteenzetting van
Nero gevolgd, inhoudend dat, hoewel hij natuurlijk wel
schuldig was geweest en dan ook terecht geen vertrouwen
had gehad in zijn verdediging, hij toch het leven had
kunnen behouden als hij het mededogen van zijn rechter had afgewacht. [rechter: nl. Nero zelf.] |
Caput XXXVI | Hoofdstuk 36 |
15.36.1. Nec multo post omissa in praesens Achaia (causae in incerto fuere) urbem revisit, provincias Orientis, maxime Aegyptum, secretis imaginationibus agitans. Dehinc edicto testificatus non longam sui absentiam et cuncta in re publica perinde immota ac prospera fore, super ea profectione adiit Capitolium. | 15.36.1. Nadat hij kort daarop zijn reis naar Griekenland voorlopig weer uit zijn hoofd had gezet (waarom was onzeker) ging hij terug naar Rome en overwoog heimelijk een reis naar de oostelijke provincies, vooral Egypte. Hierna maakte hij bij edict bekend dat zijn afwezigheid niet van lange duur zou zijn en dat alle openbare aangelegenheden even stabiel als voorspoedig zouden verlopen. Toen bezocht hij, met het oog op zijn vertrek, het Kapitool. |
15.36.2. Illic veneratus
deos, cum Vestae quoque templum inisset,
repente cunctos per artus tremens, seu numine
exterrente, seu facinorum recordatione
numquam timore vacuus, deseruit
inceptum, cunctas sibi curas amore patriae leviores dictitans:
|
15.36.2. Nadat hij daar de goden vereerd had en ook de tempel van Vesta binnen gegaan was, begon hij opeens over al zijn ledematen te trillen, ofwel omdat de invloed van de godheid hem schrik aanjoeg ofwel omdat hij door het bewustzijn van zijn misdaden nooit vrij was van vrees en hij liet ook deze onderneming varen, met nadruk verklarend dat al zijn interessen hem minder aan het hart gingen dan zijn liefde voor het vaderland: |
15.36.3. vidisse maestos
civium vultus, audire secretas querimonias, quod
tantum itineris aditurus esset, cuius ne
modicos quidem egressus tolerarent, sueti
adversum fortuita adspectu principis refoveri; ergo
ut in privatis necessitudinibus proxima pignora
praevalerent, ita populum Romanum
vim plurimam habere parendumque retinenti.
|
15.36.3. hij
had de bedroefde gezichten van de burgers gezien, hij
hoorde hun heimelijke klachten over zijn plan een zo grote
reis te ondernemen, hij, van wie ze zelfs geen bescheiden
trips konden verdragen, gewend als ze waren om zich tegen
de slagen van het noodlot te koesteren in de aanblik van
hun vorst; zoals dus in privé-betrekkingen de naaste
relaties het zwaarst wogen, zo had het Romeinse volk op
hem de meeste invloed en waar dat hem tegenhield moest hij
daaraan gehoor geven. |
15.36.4. Haec atque talia
plebi volentia fuere, voluptatum cupidine
et, quae praecipua cura est, rei frumentariae
angustias, si abesset, metuenti. Senatus et
primores in incerto erant, procul an
coram atrocior haberetur; dehinc, quae
natura magnis timoribus, deterius credebant
quod evenerat. |
15.36.4. Deze
en dergelijke praat was kaassie voor het plebs, door hun
hang naar uitspattingen en omdat zij bezorgd waren over
een voedseltekort, hun voornaamste zorg, als hij afwezig
zou zijn. De senaat en de adel waren in het onzekere of
hij op afstand of in de nabijheid angstaanjagender was;
later geloofden ze dat erger was zoals het in feite gegaan
was, iets wat in de aard van angsthazen ligt. |
Caput XXXVII | Hoofdstuk 37 |
15.37.1. Ipse quo fidem
adquireret nihil usquam perinde laetum sibi, publicis
locis struere convivia totaque urbe quasi
domo uti. Et celeberrimae luxu
famaque epulae fuere, quas a
Tigellino paratas ut exemplum referam, ne
saepius eadem prodigentia narranda sit. |
15.37.1. Zelf organiseerde hij, om daarmee het geloof te verwerven dat er nergens iets aantrekkelijkers voor hem bestond, op voor iedereen toegankelijke plaatsen schranspartijen en gebruikte zo de hele stad als zijn huis. En het meest populair door hun verkwisting en de faam die daarvan uitging waren de maaltijden die door Tigellinus op touw gezet werden en die ik als voorbeeld zal schetsen om niet steeds maar dezelfde spilzucht te hoeven navertellen. |
15.37.2. Igitur in stagno
Agrippae fabricatus est ratem, cui
superpositum convivium navium aliarum tractu moveretur.
Naves auro et ebore distinctae; remigesqe
exoleti per aetates et scientiam libidinum componebantur.
Volucres et feras diversis e terris et animalia maris
Oceano abusque petiverat. |
15.37.2.
Welnu, hij liet in de vijver van Agrippa een vlot bouwen
waarop een diner werd aangericht terwijl het door andere
schepen werd voortgetrokken. Die schepen waren versierd
met goud en ivoor; als roeiers werden er kontjongetjes op
uitgekozen op grond van hun leeftijden en hun behendigheid
in soorten ontucht. Gevogelte en wild had hij uit verre
landen laten komen en zeedieren helemaal uit de Oceaan. |
15.37.3. Crepidinibus stagni lupanaria adstabant inlustribus feminis completa, et contra scorta visebantur nudis corporibus. Iam gestus motusque obsceni; et postquam tenebrae incedebant, quantum iuxta nemoris et circumiecta tecta consonare cantu et luminibus clarescere. | 15.37.3. Op de oevers van de vijver stonden bordelen waarin zich vrouwen uit voorname kringen ophielden en daartegenover zag men hoertjes met ontblote lichamen. Eerst was er sprake van obscene gebaren en bewegingen; en toen de duisternis inviel weerklonken alle bosjes in de buurt en de huizen die rondom stonden van gezang en begonnen ze op te lichten door fakkels. |
15.37.4. Ipse per licita
atque inlicita foedatus nihil flagitii reliquerat,
quo corruptior ageret, nisi paucos post
dies uni ex illo contaminatorum grege (nomen
Pythagorae fuit) in modum solemnium coniugiorum denupsisset.
Inditum imperatori flammeum, missi
auspices; dos et genialis torus et faces
nuptiales, cuncta denique spectata, quae
etiam in femina nox operit. |
15.37.4. Nero
zelf, al bezoedeld door alles wat maar geoorloofd of
ongeoorloofd was, had geen enkele schanddaad, waardoor hij
maar verdorvener kon optreden, nagelaten, behalve dan dat
hij enkele dagen later ook nog eens volgens de gebruiken
van een echte huwelijksceremonie getrouwd was met een
sujet uit dat zootje ongeregeld (zijn naam was
Pythagoras). De keizer werd bekleed met een rode
bruidssluier, auspices werden gestuurd; bruidsschat,
bruidsbed en bruidsfakkels waren te zien, kortom alles
wat, zelfs bij een vrouw, de nacht verhult. |
Caput XXXVIII | Hoofdstuk 38 |
15.38.1. Sequitur clades, forte an dolo principis incertum (nam utrumque auctores prodidere), sed omnibus, quae huic urbi per violentiam ignium acciderunt, gravior atque atrocior. | 15.38.1. Er volgde een ramp - het is onzeker of het door toeval kwam of te wijten was aan achterbaks gedrag van de keizer (want voor beide versies zijn bronnen aan te halen) - maar in ieder geval ernstiger en gruwelijker dan alles wat deze stad door het geweld van vuur overkomen is. |
15.38.2. Initium in ea
parte circi ortum, quae Palatino Caelioque
montibus contigua est, ubi per tabernas, quibus
id mercimonium inerat, quo flamma
alitur, simul coeptus ignis et statim validus ac
vento citus longitudinem circi conripuit.Neque
enim domus munimentis saeptae vel templa
muris cincta aut quid aliud morae interiacebat.
|
15.38.2. De
brand is ontstaan in dat deel van het circus dat grenst
aan de heuvels Palatinus en Caelius,
waar hij via de winkeltjes waarin het soort koopwaar lag
waardoor vuur aangewakkerd wordt, meteen bij het
ontbranden zowel hevig oplaaide als aangejaagd werd door
de wind en het circus over de volle lengte in de as legde.
Er stonden immers geen huizen in de weg, omgeven door
versterkingen, of tempels door muren omringd of iets
anders dat zijn voortrazen kon tegenhouden. [Palatinus en Caelius: dus de noordoostelijke kant van het circus.] |
15.38.3. Impetu pervagatum
incendium plana primum, deinde in
edita adsurgens et rursus inferiora populando anteiit
remedia velocitate mali et obnoxia urbe
artis itineribus hucque et illuc flexis atque enormibus
vicis, qualis vetus Roman fuit. |
15.38.3. Met enorm geweld raasde de brand eerst over de lager gelegen stadsdelen, vervolgens klom het naar de hoger gelegen delen en daalde dan weer verwoestend af naar de lagere, waarbij hij elke bluspoging bij voorbaat kansloos maakte door de snelheid waarmee de ramp zich verspreidde en doordat de stad een makkelijke prooi was door de smalle straatjes die naar her en der kronkelden en de wijken die kris kras neergepoot waren, zoals dat in het vroegere Rome nu eenmaal het geval was. |
15.38.4. Ad hoc lamenta paventium feminarum, fessa aetate aut rudis pueritiae; quique sibi quique aliis consulebat, dum trahunt invalidos aut opperiuntur, pars mora, pars festinans, cuncta impediebant. | 15.38.4.
Hierbij kwam de paniek van angstige vrouwen, bejaarden of
kinderen; en al wie voor zich zelf of anderen probeerde te
zorgen, of ze nu invaliden meesleepten of op hen stonden
te wachten, deels door hun traagheid, deels door hun
haast: alles veroorzaakte oponthoud. |
15.38.5. Et saepe, dum
in tergum respectant, lateribus aut fronte circumveniebantur,
vel si in proxima evaserant, illis
quoque igni correptis, etiam quae
longinqua crediderant in eodem casu reperiebant.
|
15.38.5. En
dikwijls werd men, terwijl men het oog gericht hield op
wat er van achter dreigde, van opzij of van voren
ingesloten, of, als men ontkomen was naar nabijgelegen
plaatsen, trof men die in dezelfde staat aan omdat ook die
door het vuur aangetast waren, zelfs wat men voor
verafgelegen had gehouden. |
15.38.6. Postremo, quid
vitarent quid peterent ambigui, complere
vias, sterni per agros; quidam amissis
omnibus fortunis, diurni quoque victus, alii
caritate suorum, quos eripere nequiverant, quamvis
patente effugio interiere. |
15.38.6. Uiteindelijk, niet wetend wat zij uit de weg moesten gaan en waarheen zij hun toevlucht moesten nemen, zorgden zij voor overvolle wegen en lieten zich op de velden op de grond vallen; sommigen die alles verloren hadden wat zij bezaten, tot zelfs wat proviand om de dag door te komen, anderen uit genegenheid voor de hunnen die zij toch niet hadden kunnen redden, zijn omgekomen hoewel een uitweg nog voorhanden was. |
15.38.7. Nec quisquam defendere audebat, crebris multorum minis restinguere prohibentium, et quia alii palam facies iaciebant atque esse sibi auctorem vociferabantur, sive ut raptus licentius exercerent seu iussu. | 15.38.7. En niemand durfde pogingen tot blussen te ondernemen, omdat overal dreigementen klonken van velen die bluswerzaamheden tegenhielden en omdat anderen openlijk fakkels wierpen en schreeuwden dat zij op bevel handelden, hetzij om zodoende ongeremder te kunnen plunderen hetzij zij werkelijk op bevel handelden. |
Caput XXXIX | Hoofdstuk 39 |
15.39.1. Eo in tempore Nero
Anti agens non ante in urbem regressus
est, quam domui eius, qua Palatium
et Maecenatis hortos continuaverat, ignis
propinquaret. Neque tamen sisti potuit, quin
et Palatium et domus et cuncta circum haurirentur. |
15.39.1. Nero,
die in die tijd te Antium verbleef is pas naar Rome
teruggekeerd toen het vuur zijn paleis bedreigde, waarmee
hij het Palatium en de
parken van Maecenas verbonden had. Maar toch kon het vuur
niet tot staan gebracht worden voordat het Palatium, het
paleis en de hele omgeving in de as was gelegd. [Palatium: het paleis strekte zich uit van de Palatijnse tot de Esquilijnse heuvel, waarop de tuinen lagen die Maecenas aan het keizerlijk huis had vermaakt.] |
15.39.2. Sed solacium
populo exturbato ac profugo campum Martis ac monumenta
Agrippae, hortos quin etiam suos patefacit et
subitaria aedificia exstruxit, quae
multitudinem inopem acciperent; subvectaque
utensilia ab Ostia et propinquis municipiis, pretiumque
frumenti minutum usque ad ternos nummos. |
15.39.2. Maar
als toevlucht voor het radeloze en gevluchte volk stelde
hij het Marsveld open en de
bouwwerken van Agrippa, ja zelfs zijn eigen
tuinen, en hij liet noodbarakken oprichten om de haveloze
menigte in op te vangen en er zijn noodvoorraden
aangevoerd uit Ostia en nabijgelegen stadjes en de
korenprijs is tot drie sestertiën per gewicht verlaagd. [de bouwwerken van Agrippa: liggen allemaal op het Marsveld. Het zijn 'de Campus Agrippae'; zuidelijk daarvan het Pantheon, de 'Thermae Agrippae', de 'Basilica Neptuni', het 'Diribitorium' en de 'Saepta Iulia'.] |
15.39.3. Quae quamquam popularia in inritum cadebant, quia pervaserat rumor ipso tempore flagrantis urbis inisse eum domesticam scaenam et cecinisse Troianum excidium, praesentia mala vetustis cladibus adsimulantem. | 15.39.3. Deze maatregelen, hoezeer ook gericht op populariteit, misten hun effect omdat het gerucht de ronde was gaan doen dat hij, juist ten tijde van de brand in de stad, zijn huistheater had beklommen en de ondergang van Troje bezongen, daarbij een nederlaag uit het verleden vergelijkend met de huidige ellende. |
Caput XXXX | Hoofdstuk 40 |
15.40.1. Sexto demum die apud imas
Esquilias finis incendio factus, prorutis
per immensum aedificiis, ut
continuae violentiae campus et velut vacuum caelum occurreret.
Necdum positus metus aut redierat plebi spes:
rursum grassatus ignis, patulis magis urbis locis;
eoque strages hominum minor: delubra
deum et porticus amoenitati dicatae latius
procidere. |
15.40.1. Pas op de zesde dag slaagde men er aan de voet van de Esquilinus in het vuur een halt toe te roepen door over een geweldige oppervlakte de gebouwen omver te halen om zodoende het voortrazend geweld open terrein en een als het ware lege hemel voor te houden. Maar de vrees was nog niet afgelegd door het volk en ook was hun hoop nog niet herleefd: opnieuw laaide het vuur op in een ruimer gebouwd gedeelte van de stad en des te minder was de slachting onder de mensen: heilidommen van goden en zuilengaanderijen, bestemd voor genoegens stortten over een grotere oppervlakte in. |
15.40.2. Plusque infamiae id
incendium habuit, quia praediis Tigellini
Aemilianis proruperat videbaturque Nero
condendae urbis novae et cognomento suo appellandae
gloriam quaerere. Quippe in regiones
quattuordecim Roma dividitur, quarum quattuor
integrae manebant, tres solo tenus deiectae,
septem reliquis pauca tectorum vestigia supererant,
lacera et semusta. |
15.40.2. Deze
brand heeft meer schande opgeroepen omdat hij uitgebroken
was op de Aemiliaanse bezittingen
van Tigellinus en Nero de indruk maakte op de roem uit te
zijn van een nieuwe stad te willen stichten en die zijn
naam te willen geven. Immers Rome wordt verdeeld in
veertien wijken, waarvan er vier onaangetast bleven en er
drie met de grond gelijk gemaakt werden en in de zeven
overige waren nog maar weinig resten van huizen over,
beschadigd en half verbrand. [de Aemiliaanse bezittingen: de 'Aemiliana', waar deze landgoederen van Tigellinus lagen, vormden een stadswijk tussen het Capitool en de Quirinalisheuvel.] |
Caput XXXXI | Hoofdstuk 41 |
15.41.1. Domuum et insularum et
templorum, quae amissa sunt, numerum inire
haud promptum fuerit; sed vetustissima
religione, quod Servius Tullius Lunae, et
magna ara fanumque, quae praesenti Herculi Arcas
Euander sacraverat, aedesque Statoris Iovis
vota Romulo Numaeque regia et delubrum
Vestae cum penatibus populi Romani exusta; iam
opes tot victoriis quaesitae et Graecarum
artium decora, exin monumenta ingeniorum antiqua
et incorrupta, ut, quamvis in tanta
resurgentis urbis pulchritudine multa seniores
meminerint, quae reparari nequibant. |
15.41.1. Een
schatting te maken van het aantal huizen en appartementen
en tempels dat verloren gegaan is, zou niet gemakkelijk
zijn; maar de oudste gebouwen met godsdienstige functie,
zoals de tempel die Servius Tullius aan de Maan had toegewijd, en het altaar met bijbehorend
heiligdom dat de Arcadiër Euander had opgericht voor Hercules de Helper, en de tempel
van Juppiter Stator, gewijd door Romulus en het paleis van Numa en het
heiligdom van Vesta, inclusief de penaten van het Romeinse
volk, zijn in de as gelegd. Voorts schatten, vergaard in
zoveel overwinningen en pronkstukken van Griekse kunst,
vervolgens de oude, onbedorven getuigenissen van
geestesgrootheid, zodat de ouderen zich nog veel kunnen
herinneren wat men niet kon herstellen ondanks de zo grote
pracht van de herrijzende stad. [de Maan: de tempel van Luna lag bij de Aventijnse heuvel.] [het altaar: het grote altaar (Magna Ara, of Ara Maxima Herculis) lag op het Forum Boarium.] [Hercules: het heiligdom van Hercules de Helper lag vlak bij het Grote Altaar, aan de Tiber.] [het paleis van Numa: dit lag tussen de tempel van Juppiter Stator en die van Vesta aan de zuidwestelijke kant van het Forum.] |
15.41.2. Fuere qui
adnotarent XIIII Kal. Sextiles principium
incendii huius ortum, quo et Seneones
captam urbem inflammaverint. Alii eo usque
cura progressi sunt, ut totidem annos,
mensesque et dies inter utraque incendia numerent.
|
15.41.2.
Sommigen tekenden hierbij aan dat deze brand op 19 juli begonnen was, op welke
datum ook de Seneonen de stad in brand staken na haar
ingenomen te hebben. Anderen zijn in hun fanatisme zo ver
gegaan dat zij een even groot
aantal jaren, maanden en dagen tussen de twee
branden telden. [19 juli: de datum 19 juli (XIV.Kal.Sext.) is juist als men aanneemt dat de Galliërs Rome in brand hebben gestoken op de dag na de slag bij de Allia, die XV.Kal.Sext. plaats vond. Dit staat echter niet vast.] [een even groot aantal: namelijk 418; sedert de brandstichting door de Galliërs waren er 454 jaren verlopen, dus 418 jaren + 418 maanden + 418 dagen volgens de formule x + x/12 + x/365 = 454. Overigens een inhoudsloos staaltje van getalmystiek!] |
|
Lees verder Terug naar het overzicht van de inhoud van de Annalen |