ANNALES 15, 19 -
32
|
Jaarboeken 15, 19 -
32 De weerslag in Rome; binnenlandse gebeurtenissen Nieuwe confrontatie met de Parthen |
Caput XIX | Hoofdstuk 19 |
15.19.1. Percrebuerat et
tempestate pravus mos, cum propinquis
comitiis aut sorte provinciarum plerique orbi
fictis adoptionibus adsciscerent filios, praeturasque
et provincias inter patres sortiti statim emitterent
manu, quos adoptaverant. |
15.19.1. Ook
in die tijd was een kwalijke gewoonte op grote schaal in
gebruik gekomen namelijk dat, wanneer de
magistraatsverkiezingen ophanden waren of bij het loten om
de provincies, zeer veel kinderlozen
zich zonen toeëigenden door scherts-adopties, en
dat zij degenen die zij geadopteerd hadden terstond weer
wegstuurden als zij eenmaal, over één kam geschoren met de
vaders, de praeturen en provincies verworven hadden. [kinderlozen: op grond van de lex Papia Poppaea stonden de kinderlozen [orbi] bij het solliciteren naar ambten achter bij hen die kinderen hadden. Om deze wet te omzeilen adopteerde men dus tijdelijk kinderen.] |
15.19.2. Magna cum invidia senatum adeunt,
ius naturae, labores educandi adversus fraudem et artes et
brevitatem adoptionis enumerant. Satis pretii esse
orbis, quod multa securitate, nullis oneribus
gratiam honores, cuncta prompta et obvia haberent.
Sibi promissa legum diu exspectata in
ludibrium verti, quando quis sine
sollicitudine parens, sine luctu orbus
longa patrum vota repente adaequaret. |
15.19.2. Met groot misnoegen wendden de echte vaders zich tot de senaat en zetten het recht van de natuur, de inspanningen van hun opvoeden tegenover het bedrog, de kunstgrepen en de kortlopende adoptie. Het was al voldoende beloning voor de kinderlozen dat zij in grote zorgeloosheid en zonder verplichtingen invloed, eerbewijzen, ja alles gemakkelijk en voor het grijpen hadden. Voor hen werden echter de beloften van de wetten waarnaar zij lang hadden uitgekeken op de tocht gezet wanneer iemand, vader zonder zorgen en weer kinderloos zonder rouw, nu plotseling gelijk gesteld werden aan de vaders met langgekoesterde wensen. |
15.19.3. Factum ex eo senatus consultum, ne simulata adoptio in ulla parte muneris publici iuvaret ac ne usurpandis quidem hereditatibus prodesset. | 15.19.3. Als
gevolg hiervan is een senaatsbesluit uitgevaardigd dat
geen voorgewende adoptie tot voordeel mocht strekken bij
welk segment van overheidsdienst ook en zelfs niet bij het
verwerven van erfenissen. |
Caput XX | Hoofdstuk 20 |
15.20.1. Exim Claudius Timarchus Cretensis reus agitur, ceteris criminibus, ut solent praevalidi provincialium et opibus nimiis ad iniurias minorum elati: una vox eius usque ad contumeliam senatus penetraverat, quod dictitasset in sua potestate situm, an proconsulibus, qui Cretam obtinuissent, grates agerentur. | 15.20.1. Hierop werd Claudius Timarchus uit Kreta aangeklaagd; afgezien van andere beschuldigingen zoals die gewoonlijk voorkomen bij lieden uit de provincies die zich door te grote rijkdommen tot onrecht jegens eenvoudigen hebben laten verleiden, was één uitlating van hem uitgegroeid tot smaad jegens de senaat, namelijk dat hij meer dan eens gezegd zou hebben dat het in zijn macht lag of er dank gebracht werd aan de stadhouders die Kreta in hun bezit gekregen hadden. |
15.20.2. Quam occasionem Paetus
Thrasea ad bonum publicum vertens, postquam
de reo censuerat provincia Creta depellendum, haec
addidit: |
15.20.2. Deze gelegenheid greep Paetus Thrasea aan om haar tot een openbare genoegdoening om te buigen door, nadat hij over de aangeklaagde als zijn mening gegeven had dat hij uit de provincie Kreta verbannen moest worden, er het volgende aan toe te voegen: |
15.20.3. "Usu probatum est,patres
conscripti, leges egregias, exempla honesta apud
bonos ex delictis aliorum gigni. Sic
oratorum licentia Cinciam rogationem, candidatorum
ambitus Iulias leges, magistratuum avaritia
Calpurnia scita pepererunt; nam culpa quam
poena tempore prior, emendari quam peccare
posterius est. |
15.20.3. Door
de gewoonte is aangetoond, senatoren van de rol, dat
uitstekende wetten, hoogstaande voorbeelden bij mensen van
het goede slag voortkomen uit de fouten van anderen. Zo
hebben de omkoopbaarheid van de redenaars geleid tot het
wetsvoorstel van Cincius, de
omkoperij van hen die dingen naar ambten tot de Julische wetten, de inhaligheid
van magistraten tot de Calpurnische
besluiten. Want de misstap gaat in tijd aan de
straf vooraf, en het gecorrigeerd worden volgt op de
misstap. [Cincius: de 'Lex Cincia de donis et muneribus' werd in 204 v. Chr. door de tribuun M. Cincius Alimentus gegeven.] [Julische wetten: de 'Lex Iulia de ambitu' was door Augustus ingesteld (18 v. Chr.).] [Calpurnische besluiten: de 'Lex Calpurnia de repetundis' dateert uit het jaar 149 v. Chr.] |
15.20.4. Ergo adversus novam provincialium superbiam dignum fide constantiaque Romana capiamus consilium, quo tutelae sociorum nihil derogetur, nobis opinio decedat, qualis quisque habeatur, alibi quam in civium iudicio esse. | 15.20.4. Laten wij derhalve tegenover deze nieuwe arrogantie van lieden uit de provincie een besluit nemen dat de Romeinse betrouwbaarheid en standvastigheid waardig is, opdat des te minder afbreuk gedaan wordt aan de bescherming van onze bondgenoten en we de visie verre van ons houden als zou, wat er over wie dan ook gevonden wordt, ergens anders berusten dan bij het oordeel van onze burgers. |
Caput XXI | Hoofdstuk 21 |
15.21.1. Olim quidem non modo praetor aut consul, sed privati etiam mittebantur, qui provincias viserent et quid de cuiusque obsequio videretur referrent, trepidabantque gentes de aestimatione singulorum: at nunc colimus externos et adulamur, et quo modo ad nutum alicuius grates, ita promptius accusatio decernitur. | 15.21.1. Ooit werden er zelfs niet alleen een praetor of consul op uit gestuurd, maar ook ambteloze burgers om de provincies te visiteren en te berichten welke indruk zij hadden van de onderdanigheid van elk wingewest, en de volken maakten zich bezorgd over de beoordeling van enkelingen: maar nu zien we buitenlanders naar de ogen en paaien ze en in naarmate we op een wenk van de een of ander tot dank besluiten, des te toeschietelijker tot een beschuldiging. |
15.21.2. Decernaturque et maneat provincialibus potentiam suam tali modo ostentandi: sed laus falsa et precibus expressa perinde cohibeatur quam malitia, quam crudelitas. | 15.21.2. Laat aan de provinciebewoners de mogelijkheid toegewezen blijven om hun macht op een dergelijke wijze te tonen: maar laat valse lofprijzing, in smeekbeden verhuld uitgedrukt, evenzeer afgewimpeld worden als slechtheid, als wreedheid. |
15.21.3. Plura saepe peccantur,
dum demeremur quam dum offendimus. Quaedam
immo virtutes odio sunt, severitas
obstinata, invictus adversum gratiam animus.
Inde initia magistratuum nostrorum meliora
ferme et finis inclinat, dum in modum
candidatorum suffragia conquirimus: quae si
arceantur, aequalibus atque constantius provinciae regentur.
Nam ut metu repetundarum infracta avaritia est,
ita vetita gratiarum actione
ambitio cohibebitur." |
15.21.3. Dikwijls worden meer fouten begaan terwijl we ons geliefd maken dan terwijl we een confrontatie aangaan. Stellig staan sommige deugden in een kwaad daglicht, onbuigzame strengheid, een onversaagde instelling tegenover gunsten. Daarom zijn de aanvangsperioden van onze ambtsdragers bijna altijd de beste en loopt het naar het einde af wanneer we stemmen proberen te verwerven zoals de deelnemers aan verkiezingen. Als deze misstanden vermeden zouden worden dan zouden de provincies evenwichtiger en gelijkmatiger bestuurd worden. Want zoals de hebzucht een halt is toegeroepen door de vrees voor een proces wegens afpersing, zo zal het lobbyen ingeperkt worden als de poespas van dankbetuigingen eenmaal is afgeschaft. |
Caput XXII | Hoofdstuk 22 |
15.22.1. Magno adsensu celebrata sententia. Non tamen senatus consultum perfici potuit abnuentibus consulibus ea de re relatum. Mox auctore principe sanxere, ne quis ad concilium sociorum referret agendas apud senatum pro praetoribus prove consulibus grates, neu quis ea legatione fungeretur. | 15.22.1. Met
grote instemming zijn deze woorden begroet. Toch kon het
niet als senaatsbesluit afgekondigd worden omdat de
consuls stelden dat deze zaak niet op de agenda stond.
Daarop hebben zij bekrachtigd op instigatie van de keizer
dat niemand aan de goedkeuring van bondgenoten een
dankbetuiging aan de senaat voor pro-praetoren of
pro-consuls mocht voorleggen en niemand zich van een
dergelijk gezantschap zou mogen kwijten. |
15.22.2.Isdem consulibus gymnasium
ictu fulminibus conflagravit, effigies in
eo Neronis ad informe aes liquefacta. Et motu
terrae celebre Campaniae oppidum Pompei
magna ex parte proruit; defunctaque virgo
Vestalis Laelia, in cuius locum Cornelia
ex familia Cossorum capta est. |
15.22.2. In
hetzelfde jaar is het gymnasium in brand gevlogen door
blikseminslag en een beeld van Nero daarin is weggesmolten
tot een vormeloze hoop brons. En door een aardbeving is Pompeï, een dichtbevolkte
stad in Campanië grotendeels in een ruïne veranderd; en de
Vestaalse maagd Laelia is overleden, in haar plaats is
Cornelia uit de familie der Cossi gekozen. [aardbeving: Volgens Seneca (Nat.Quaest.VI,1) had deze aardbeving plaats op 5 februari 63. Hierbij werd heel Campania getroffen en ook Herculaneum voor een deel verwoest.] |
Caput XXIII | Hoofdstuk 23 |
15.23.1. Memmio Regulo et
Verginio Rufo consulibus natam sibi ex Poppaea
filiam Nero ultra mortale gaudium accepit
appelavitque Augustam, dato et Poppaea eodem
cognomento. Locus puerperio colonia
Antium fuit, ubi ipse generatus erat. |
15.23.1. Toen
onder het consulaat van Memmius
Regulus en Verginius Rufus hem een dochter
geboren werd uit Poppaea heeft Nero haar met immense
vreugde ontvangen en de titel Augusta gegeven en Poppaea
met dezelfde erenaam onderscheiden. De plaats van de
bevalling is de kolonie Antium geweest, waar hij zelf
geboren was. [Memmius Regulus en Verginius Rufus:C. Memmius Regulus was de zoon van P. Regulus, wiens karakter en dood beschreven worden in Ann.14.47.1. - L. Verginius Rufus was in 68 stadhouder van Boven-Germanië. Zijn leger wilde hem na Nero's dood tot keizer uitroepen maar hij weigerde dit. Zijn eerste consulaat valt dus in 63, zijn tweede onder Vitellius, zijn derde onder Nerva. Hij stierf in 97 en werd als consul opgevolgd door Tacitus.] |
15.23.2. Iam senatus uterum
Poppaeae commendaverat dis votaque publice
susceperat, quae multiplicata exsolutaque.
Et additae supplicationes templumque fecunditatis et
certamen ad exemplar Actiacae religionis decretum,
utque Fortunarum effigies aureae in solio
Capitolini Iovis locarentur, ludicrum circense,
ut Iuliae genti apud Bovillas, ita Claudiae
Domitiaeque apud Antium ederetur. |
15.23.2. De
senaat had de moederschoot van Poppaea al aan de gunst der
goden aanbevolen en geloften van staatswege toegezegd;
deze zijn vermeerderd en ingelost. Ook zijn er dankfeesten
aan toegevoegd en een tempel voor de Vruchtbaarheid en er
is besloten tot een wedstrijdspel naar het voorbeeld van
de gewijde spelen van Actium
en ook dat de gouden beelden van
Fortuna op de troon van de Capitolijnse Juppiter
zouden worden geplaatst en dat er net zo'n circensisch
feest gehouden zou worden voor het Claudische en
Domitische geslacht als dat gehouden werd voor het
Julische geslacht te Bovillae.
[spelen van Actium: deze door Augustus ingestelde heilige wedstrijdspelen - ingesteld ter ere van de overwinning bij Actium - werden om de vijf jaren gehouden in Nikopolis.] [beelden van Fortuna: in Antium werden de beelden van Fortunae Antiates vereerd: twee zusters - veridicae sorores -, de Fortuna belli en de Fortuna pacis, die orakels gaven door middel van bepaalde bewegingen bij het ronddragen van de beelden.] [Bovillae: in Bovillae - ong. 20 km van Rome aan de Via Appia - bestond een oude cultus van de gens Iulia.] |
15.23.3. Quae fluxa fuere, quartum intra mensem defuncta infante. Rursusque exortae adulationes censentium honorem divae et pulvinar aedemque et sacerdotem. Atque ipse ut laetitiae, ita maeroris immodicus egit. | 15.23.3. Maar deze vreugde-uitingen waren van slechts korte duur omdat het wicht binnen vier maanden weer overleed. En opnieuw staken de uitingen van vleierij de kop op, namelijk van diegenen die ertoe besloten dat er het eerbetoon van een godin aan toegekend moest worden en een heilig kussen, een tempel en een priester. |
15.23.4. Adnotatum est, omni
senatu Antium sub recentem partum effuso,
Thraseam prohibitum immoto animo praenuntiam
imminentis caedis contumeliam excepisse. Secutam
dehinc vocem Caesaris ferunt, qua
reconciliatum se Thraseae apud Senecam iactaverit,
ac Senecam Caesari gratulatum. Unde gloria
egregiis viris et pericula gliscebant. |
15.23.4. Er is vastgelegd dat Thrasea, toen de hele senaat meteen na de bevalling naar Antium stroomde, de toegang tot de keizer ontzegd is en dat hij deze belediging, voorbode van zijn naderende ondergang, met onverstoord gemoed heeft opgenomen. Men zegt dat hierna weer een uitspraak van de keizer gevolgd is waarin hij zich er tegenover Seneca op beroemde dat hij zich weer met Thrasea verzoend had en dat Seneca de keizer daarmee gelukgewenst heeft. Als gevolg hiervan nam met een omweg de roem toe voor deze voortreffelijke mannen maar ook hun gevaren. |
Caput XXIV | Hoofdstuk 24 |
15.24.1. Inter quae veris principio legati Parthorum mandata regis Vologaesis litterasque in eandem formam attulere: se priora et totiens iactata super obtinenda Armenia nunc omittere, quoniam dii, quamvis potentium populorum arbitri, possessionem Parthis non sine ignominia Romana tradidissent. | 15.24.1.
Intussen hebben in het begin van de lente gezanten van de
Parthen boodschappen van koning Vologaeses en een brief
van dezelfde strekking gebracht: hij liet nu de vroegere
en al zo vaak opgeworpen aanspraak op Armenië rusten,
aangezien de goden, toezichthouders op de volken, hoe
machtig die ook waren, het bezit daarvan aan de Parthen
hadden overgedragen, niet zonder vernedering van de
Romeinen. |
15.24.2. Nuper clausum
Tigranen, post Paetum legionesque, cum opprimere
posset, incolumes dimisisse. Satis adprobatam
vim; datum et lenitatis experimentum.
Nec recusaturum Tiridaten accipiendo diademati in
urbem venire, nisi sacerdotii religione
attineretur: iturum ad signa et effigies
principis, ubi legionibus coram regnum auspicaretur.
|
15.24.2. Kort
geleden had hij Tigranes, toen die opgesloten zat, daarna
Paetus en diens legioenen, ongedeerd laten heengaan hoewel
hij hen een kopje kleiner had kunnen maken. Hij had zijn
kracht voldoende getoond en ook een blijk van zijn
inschikkelijkheid gegeven. En Tiridates zou niet weigeren
naar Rome te komen om de diadeem in ontvangst te nemen,
als hij niet door sacrale verplichtingen van zijn priesterschap weerhouden werd:
hij zou naar de vaandels en beelden van de keizer gaan om
daar ten overstaan van de legioenen plechtig zijn
koningschap te laten inzegenen. [priesterschap: Plinius vertelt dat Tiridates een magiër was en dat een van zijn leerstellingen was de zee niet te verontreinigen door er op te varen. Toen hij later naar Rome ging trok hij slechts over de Hellespont; sommigen beweren dat hij op zijn terugreis het traject Brindisium - Dyrrachium heeft gevaren.] |
Caput XXV | Hoofdstuk 25 |
15.25.1. Talibus Vologaesis litteris, quia Paetus diversa tamquam rebus integris scribebat, interrogatus centurio, qui cum legatis advenerat, quo in statu Armenia esset, omnes inde Romanos excessisse respondit. | 15.25.1. Toen de centurio die met de gezanten was meegekomen op grond van deze brief, omdat Paetus heel andere berichten gestuurd had, nl alsof hij de zaak goed onder controle had, gevraagd werd in welke toestand Armenië verkeerde, antwoordde deze dat alle Romeinen vandaar weggetrokken waren. |
15.25.2. Tum intellecto
barbarorum inrisu, qui peterent quod
eripuerant, consuluit inter primores
civitatis Nero, bellum anceps an pax inhonesta
placeret. Nec dubitatum de bello. Et
Corbulo militum atque hostium tot per annos gnarus
gerendae rei praeficitur, ne cuius
alterius inscitia rursum peccaretur, quia
Paeti piguerat. |
15.25.2. Toen
heeft Nero, omdat de ironie van de barbaren wel doorzien
werd, namelijk dat zij kwamen vragen wat zij allang
geroofd hadden, overleg gevoerd met de notabelen van de
staat of zij de voorkeur zouden geven aan een hachelijke
oorlog of een smadelijke vrede. En zonder aarzelen besloot
men tot oorlog. En Corbulo, al zo veel jaren goed bekend
met zijn soldaten en deze vijanden werd belast met deze
oorlogvoering om te verhinderen dat men weer de mist in
zou gaan door de onwetendheid van 'n ander, omdat men nu
wel de buik vol had van Paetus. |
15.25.3. Igitur inriti
remittuntur, cum donis tamen unde spes fieret
non frustra eadem oraturum Tiridaten, si
preces ipse attulisset. Syriaeque executio
C.Cestio, copiae militares Corbuloni permissae;
et quinta decima legio ducente Mario Celso e
Pannonia adiecta est. Scribitur tetrarchis
ac regibus praefectisque et procuratoribus et qui
praetorum finitimas provincias regebant, iussis
Corbulonis obsequi, in tantum ferme modum aucta
potestate, quem populus Romanus
Cn. Pompeio bellum piraticum gesturo dederat. |
15.25.3. Derhalve werden de gezanten onverrichter zake teruggestuurd, zij het met geschenken opdat Tiridates de hoop mocht koesteren dat hij niet tevergeefs met eenzelfde verzoek zou mogen aankomen als hij in eigen persoon daarmee op de proppen zou komen. De uitvoerende macht over Syrië is in handen gegeven van Gaius Cestius, de krijgsmacht aan Corbulo; en het vijftiende legioen onder aanvoering van Marius Celsus is vanuit Pannonië hieraan toegevoegd. Aan de tetrarchen, koningen, stadhouders en bestuurders en alle praetoren van de aangrenzende provincies is schriftelijk opgedragen opdrachten van Corbulo uit te voeren. Zodoende is Corbulo's gezag tot ongeveer gelijke mate uitgebreid als het Romeinse volk dat toegestaan had aan Gnaeius Pompeius toen die op het punt stond de oorlog tegen de zeerovers te voeren. |
15.25.4. Regressum Paetum, cum
graviora metueret, facetiis insectari satis
habuit Caesar, his ferme verbis: ignoscere se
statim, ne tam promptus in pavorem
longiore sollicitudine aegresceret. |
15.25.4. Hoewel Paetus bij zijn terugkeer bang was dat er meer zou zwaaien heeft de keizer het voldoende geacht hem met schimpscheuten te overladen met bewoordingen in de trant van 'dat hij hem maar meteen vergiffenis schonk om te voorkomen dat hij, die zo snel in paniek raakte, ziek zou worden door al te lang tobben'. |
Caput XXVI | Hoofdstuk 26 |
15.26.1.At Corbulo, quarta et duodecima legionibus, quae fortissimo quoque amisso et ceteris exterritis parum habiles proelio videbantur, in Syriam translatis, sextam inde ac tertiam legiones, integrum militem et crebris ac prosperis laboribus exercitum in Armeniam ducit. | 15.26.1. Maar
Corbulo bracht het vierde en het twaalfde legioen, waarvan
juist de dappersten gesneuveld waren en de rest de schrik
nog in de benen had en die daarom te weinig geschikt waren
voor strijd, over naar Syrië, en het zesde en derde
legioen, soldaten uit één stuk en door de wol geverfd in
talrijke voorspoedig verlopen expedities, voerde hij naar
Armenië. |
15.26.2. Addiditque
legionem quintam, quae per Pontum agens expers
cladis fuerat, simul quintadecimanos recens
adductos et vexilla delectorum ex Illyrico et Aegypto, quodque
alarum cohortiumque, et auxilia regum in unum
conducta apud Melitenen, qua tramittere Euphraten
parabat. |
15.26.2. En
hij voegde daar het vijfde legioen aan toe, dat, wegens
zijn verbijf in Pontus, geen deel had gehad aan het
fiasco, en ook de legioensoldaten van het vijftiende,
onlangs aangevoerd en vendels uit Illyrië
en Egypte en wat hij maar aan eskadrons en cohorten
tot zijn beschikking had en hulptroepen van de koningen,
op één plaats bijeengebracht bij Melitene
waar hij zich gereed maakte de Euphraat over te
steken. [Illyrië: 'Illyricum' omvatte sedert Augustus behalve Dalmatia ook de veroverde Donaulanden, vanaf Raetia tot en met Moesia.] [Melitene: een door de Romeinen gebouwde grensvesting die in Cappadocia lag op de rechteroever van de Euphraat.] |
15.26.3. Tum lustratum rite
exercitum ad contionem vocat orditurque
magnifica de auspiciis imperatoris rebusque a se gestis,
adversa in inscitiam Paeti declinans, multa
auctoritate, quae viro militari pro facundia erat.
|
15.26.3. Toen
riep hij het leger, nadat offers volgens de voorschriften
gebracht waren, op voor een bijeenkomst en stak in
superlatieven van wal over de auspiciëen van de keizer die op hen rustten en
de door hem geleverde krijgsdaden waarbij hij tegenslagen
afschoof op de onwetendheid van Paetus, met veel
overtuigingskracht, die bij een militair voor
welsprekendheid doorgaat. [de keizer: alle krijgsoperaties vonden plaats onder de auspiciën van de keizer als hoogste bevelhebber.] |
Caput XXVII | Hoofdstuk 27 |
15.27.1. Mox iter L.
Lucullo quondam penetratum, apertis quae
vetustas obsaepserat, pergit. Et
venientes Tiridatis Vologaesisque de pace legatos haud
aspernatus, adiungit iis centuriones cum
mandatis non immitibus: nec enim adhuc eo ventum,
ut certamine extremo opus esset. |
15.27.1.
Daarna volgde hij de weg die ooit door Lucius Lucullus gebaand was nadat
hij die gedeelten die de de tijd overwoekerd had weer open
had laten leggen. En toen er gezanten van Tiridates en
Vologaeses naar hem toe kwamen om over vrede te
onderhandelen wees hij die niet af maar zond centurio's
naar hen toe met niet afwijzende boodschappen: het was
immers niet zo ver gekomen dat een strijd op leven en dood
al noodzakelijk was. [Lucius Lucullus: in 69 v. Chr. trok Lucius Lucullus in dezelfde richting, versloeg Tigranes aan de Nicephorius, waarna hij Tigranocerta innam.] |
15.27.2. Multa Romanis secunda, quaedam Parthis evenisse, documento adversus superbiam. Proinde et Tiridati conducere intactum vastationibus regnum dono accipere, et Vologaesen melius societate Romana quam damnis mutuis genti Parthorum consulturum. Scire, quantum intus discordiarum, quamque indomitas et praeferoces nationes regeret: contra imperatori suo immotam ubique pacem et unum id bellum esse. | 15.27.2. De
Romeinen hadden veel voorspoed ondervonden, de Parthen
hadden ook wat succes gehad, dat strekte tot wederzijdse
waarschuwing tegen hoogmoed. Voorts was het voor Tiridates
gunstig dat hij een koninkrijk ten geschenke kreeg dat
niet getroffen was door verwoestingen en Vologaeses bewees
het volk der Parthen een grotere dienst met een
bondgenootschap met Rome dan met wederzijdse schade. Hij
wist best hoe groot de innerlijke tweespalt was en over
hoe teugelloze en uiterst woeste volken hij regeerde:
daarentegen kende zijn keizer overal slechts vrede en
slechts één oorlog, namelijk deze. |
15.27.3. Simul consilio terrorem adicere, et megistanas Armenios, qui primi a nobis defecerant, pellit sedibus, castella eorum exscindit, plana edita, validos invalidosque pari metu complet. | 15.27.3. Tegelijk voegde hij schrik toe aan deze vermaningen en verjoeg de megistane Armeniërs die als eersten tegen ons in opstand waren gekomen uit hun woongebieden, maakte hun versterkingen met de grond gelijk en vervulde vlakten en bergen, sterken en zwakken met gelijke vrees. |
Caput XXVIII | Hoofdstuk 28 |
15.28.1. Non infensum nec cum hostili odio Corbulonis nomen etiam barbaris habebatur, eoque consilium eius fidum credebant. Ergo Vologaeses neque atrox in summam, et quibusdam praefecturis indutias petit: Tiridates locum diemque conloquio poscit. | 15.28.1. De
naam Corbulo was niet gehaat noch geladen met een
vijandige klank bij zelfs de barbaren en daarom achtten
zij zijn advies betrouwbaar. Derhalve was Vologaeses in
het geheel niet ongenaakbaar en vroeg hij om een
wapenstilstand voor sommige praefecturen: Tiridates vroeg
met aandrang om een plaats en tijdstip voor een onderhoud.
|
15.28.2. Tempus propinquum,
locus, in quo nuper obsessae cum
Paeto legiones erant, barbaris delectus est
ob memoriam laetioris ibi rei, Corbuloni non vitatus,
ut dissimilitudo fortunae gloriam augeret.
Neque infamia Paeti angebatur, quod
eo maxime patuit, quia filio eius tribuno
ducere manipulos atque operire reliquias malae pugnae imperavit.
|
15.28.2. Een tijdstip in de naaste toekomst en de plaats waar onlangs de legioenen met Paetus ingesloten waren is door de barbaren uitgekozen wegens de herinnering aan de daar voor hen zeer voorspoedig verlopen krijgsoperaties en door Corbulo is die niet afgewezen, opdat de ongelijkheid van het verloop zijn roem zou vermeerderen. En ook trok hij zich niets aan van de schande van Paetus, wat hieruit wel het meest bleek dat hij aan diens zoon, een tribuun, de opdracht gaf om de manipels aan te voeren die de overblijfselen van het slecht verlopen gevecht moesten opruimen. |
15.28.3. Die pacta Tiberius
Alexander inlustris eques Romanus, minister bello datus,
et Vinicianus Annius, gener Corbulonis, nondum
senatoria aetate et pro legato quintae legioni impositus,
in castra Tiridatis venere, honori eius ac ne
metueret insidias tali pignore; viceni
dehinc equites adsumpti. Et viso
Corbulone rex prior equo desiluit;
nec cunctatus Corbulo, et pedes uterque
dexteras miscuere. |
15.28.3. Op de
afgesproken dag zijn Tiberius
Alexander, een gerenommeerd Romeins ridder, als
intendant aan de troepen toegevoegd, en Vinicianus Annius, een schoonzoon
van Corbulo, nog niet op senatoriale leeftijd en als
onderbevelhebber aangesteld over het vijfde legioen, naar
het legerkamp van Tiridates gekomen, tot zijn eer en om te
laten zien dat hij niet bang hoefde te zijn voor een
hinderlaag met zo'n onderpand; hierop hebben zij elk
twintig ruiters genomen. En bij het zien van Corbulo is de
koning als eerste van zijn paard gesprongen; zonder
aarzelen deed ook Corbulo dat en te voet hebben ze elkaar
de rechterhand geschud. [Tiberius Alexander: deze was een tot de Romeinse godsdienst bekeerde Jood, afkomstig uit Egypte, broeder van Philo. Van 67 - 70 was hij prefect van Egypte, van waaruit hij Vespasianus steunde bij diens krijgsverrichtingen tegen de Joden. In 70 benoemde Titus hem tot plaatsvervangend commandant van de strijdkrachten in Judaea.] [Vinicianus Annius: deze schoonzoon van Corbulo was de zoon van Marcus Annius Vinicianus die betrokken was bij het complot tegen Claudius in 42.] |
Caput XXIX | Hoofdstuk 29 |
15.29.1. Exin Romanus laudat iuvenem omissis praecipitibus tuta et salutaria capessentem. Ille de nobilitate generis multum praefatus, cetera temperanter adiungit: iturum quippe Romam laturumque novum Caesari decus, non adversis Parthorum rebus supplicem Arsaciden. Tum placuit Tiridaten ponere apud effigiem Caesaris insigne regium nec nisi manu Neronis resumere; et conloquium osculo finitum. | 15.29.1. Hierop prees de Romein het in de jonge vorst dat hij, met achterlating van zijn muizenissen een veilige en heilzame houding innam. Die sprak eerst uitgebreid over de adeldom van zijn geslacht en voegde er op bescheiden toon aan toe: dat hij zeker naar Rome zou gaan en ongehoorde roem aan de keizer zou bereiden, namelijk dat hij, zonder dat de Parthen een nederlaag geleden hadden als Arsacide een smeekbede zou formuleren. Toen besloot men dat Tiridates zijn koninklijke eretekens zou neerleggen voor het beeld van de keizer en ze slechts uit de hand van Nero terug zou krijgen; en het onderhoud is met een kus afgesloten. |
15.29.2. Dein paucis
diebus interiectis magna utrimque specie inde
eques compositus per turmas et insignibus
patriis, hinc agmina legionum stetere fulgentibus
aquilis signisque et simulacris deum in modum
templi: medio tribunal sedem curulem et sedes
effigiem Neronis sustinebat. Ad quam progressus
Tiridates, caesis ex more victimis,
sublatum capiti diadema imagini subiecit, magnis
apud cunctos animorum motibus, quos
augebat insita adhuc oculis exercituum Romanorum caedes
aut obsidio. At nunc versos casus: iturum
Tiridaten ostentui gentibus, quanto minus quam
captivum? |
15.29.2.
Daarop kwam na een tijdsverloop van slechts enkele dagen
met groot vertoon van beide zijden: de ruiterij bij de
Parthen, opgesteld naar eskadrons en met traditionele
versierselen, aan onze kant gingen de gelederen der
legioenen in het gelid staan met schitterende adelaars en
veldtekenen en godenbeelden, tot nabootsing van een
godentempel: in het midden bevond zich het verhoog met een
curulische zetel en die zetel
droeg de beeltenis van Nero. Hierheen kwam Tiridates en,
na offerdieren volgens voorschrift geslacht te hebben, nam
hij zijn diadeem van het hoofd en legde die aan de voeten
van het beeld, onder grote beroering bij allen; deze
beroering werd nog vergroot door de nederlaag van de
Romeinse legers of de belegering die hun nog levendig voor
ogen stond . Maar nu was het lot toch compleet gekeerd:
Tiridates zou naar Rome gaan voor het oog van alle volken,
hoeveel minder eigenlijk dan een krijgsgevangene? [curulische zetel: een met ivoor ingelegde zetel van de consul, praetor en van de curulische aedilen.] |
Caput XXX | Hoofdstuk 30 |
15.30.1. Addidit gloriae Corbulo comitatem epulasque; et rogitante rege causas, quotiens novum aliquid adverterat, ut initia vigiliarum per centurionem nuntiari, convivium bucina dimitti et structam ante augurale aram subdita face accendi, cuncta in maius attolens admiratione prisci moris adfecit. | 15.30.1. Corbulo vergrootte zijn roem nog door vriendelijkheid en een diner; en toen de koning vroeg naar de redenen, telkens wanneer hij iets nieuws had opgemerkt, zoals dat het begin van de nachtwaken via een centurio gemeld werd, dat het banket beëindigd werd met hoorngeschal en dat het vóór de veldheerstent opgerichte altaar aangestoken werd met een fakkel die er onder gehouden werd, vervulde hij hem met bewondering voor onze tradities terwijl hij alles overdreef. |
15.30.2. Postero die spatium oravit, quo tantum itineris aditurus fratres ante matremque viseret; obsidem interea filiam tradit litterasque supplices ad Neronem. | 15.30.2. De
volgende dag vroeg hij gelegenheid om, nu hij een zo grote
reis zou gaan ondernemen, zijn broers en moeder te
bezoeken; en voor die tussentijd gaf hij zijn dochter als
onderpand alsmede smeekbrieven, gericht aan Nero. |
Caput XXXI | Hoofdstuk 31 |
15.31.1. Et digressus
Pacorum apud Medos, Vologaesen Ecbatanis repperit,
non incuriosum fratris: quippe et propriis nuntiis
a Corbulone petierat, ne quam imaginem
servitii Tiridates perferret neu ferrum traderet
aut complexu provincias obtinentium arceretur
foribusve eorum adsisteret, tantusque
ei Romae quantus consulibus honor esset. Scilicet
externae superbiae sueto non inerat notitia
nostri, apud quos vis imperii valet,
inania tramittuntur. |
15.31.1. En na
zijn vertrek vond hij Pacorus bij
de Meden en Vologaeses te Ekbatana;
laatstgenoemde was niet zonder bezorgdheid om zijn broer:
zelfs had hij immers aan Corbulo door speciale boden laten
vragen om niet toe te staan dat Tiridates ook maar een
schijn van vernedering zou hoeven ondergaan en dat hij
zijn zwaard niet af zou hoeven geven of dat hem de
omhelzing van de provinciehoofden zou worden onthouden of
dat hij zou moeten antichambreren en dat hij even grote
eerbewijzen te Rome zou ontvangen als de consuls.
Natuurlijk had hij met zijn uitheemse ceremonieel geen
notie van ons, bij wie slechts de werkelijke inhoud van de
macht ter zake doet en ijdel vertoon opzij geschoven
wordt. [Pacorus: deze was koning van Medië (zie Ann.15.2.1.).] [Ekbatana: dit was de zomerresidentie van de Parthische koningen. Het lag in het zuiden van Medië aan de oostelijke helling van het Orontesgebergte.] |
Caput XXXII | Hoofdstuk 32 |
15.32.1. Eodem anno Caesar
nationes Alpium maritimarum in ius Latii transtulit.
Equitum Romanorum locos sedilibus plebis anteposuit
apud circum; namque ad eam diem indiscreti
inibant, quia Lex Roscia nihil nisi de
quattuordecim ordinibus sanxit. Spectacula
gladiatorum idem annus habuit pari magnificentia
ac priora; sed feminarum inlustrium senatorumque plures
per arenam foedati sunt. |
15.32.1. In
hetzelfde jaar heeft de keizer de volken die in de aan zee gelegen Alpen wonen
opgenomen in het Latijnse recht.
Plaatsen voor Romeinse ridders heeft hij in het circus
vóór de zitplaatsen van het volk toegekend; want tot op
die dag ging men voor gelijke rangen naar binnen omdat de
Lex Roscia niets anders
geregeld heeft dan over de eerste veertien theaterrijen.
Hetzelfde jaar bracht weer gladatorenspelen met gelijke
pracht en praal als de vorige; maar meer vrouwen van
adellijke afkomst en meer senatoren hebben zich te grabbel
gegooid in het zand van de arena. [de aan zee gelegen Alpen: de 'Alpes Maritimae' vormden sedert 14 v. Chr. een provincie onder een procurator.] [het Latijnse recht: door hun opname in de Latijnse rechtsgemeenschap ['Ius Latii'] verkregen zij het Ius Commercii, behielden hun eigen wetten en eigen census. Hun ambtenaren verkregen Romeins burgerrecht en waren verkiesbaar voor Romeinse overheidsambten. Eerst onder Iustinianus verkregen alle Latijnen het burgerrecht.] [Lex Roscia: de Lex Roscia dateert uit het jaar 67 v. Chr. Zij draagt de naam van de volkstribuun Lucius Roscius Otho. Bij deze wet verkregen de ridders afzonderlijke zitplaatsen in de schouwburg, en wel de eerste veertien rijen banken. Voor het circus trof deze wet geen voorzieningen.] |
|
Lees verder Terug naar het overzicht van de inhoud van de Annalen |