ANNALES 14, 40 - 50
|
Jaarboeken 14, 40 -
50
In Rome A.D. 60-61 |
Caput XL | Hoofdstuk 40 |
14.40.1. Eodem anno Romae insignia
scelera, alterum senatoris, servili alterum
audacia, admissa sunt. Domitius Balbus erat
praetorius, simul longa senecta, simul
orbitate et pecunia insidiis obnoxius. |
14.40.1. In hetzelfde jaar zijn in Rome twee opzienbarende wandaden gepleegd, één door de overmoed van een senator, de ander door die van een slaaf. Domitius Balbus was een oud-praetor die enerzijds door zijn hoge leeftijd, anderzijds door zijn kinderloosheid in combinatie met zijn rijkdom een prooi was van gekonkel. |
14.40.2. Ei propinquus Valerius
Fabianus, capessendis honoribus destinatus,
subdidit testamentum ascitis Vinicio Rufino
et Terentio Lentino equitibus Romanis. Illi
Antonium Primum et Asinium Marcellum sociaverant.
Antonius audacia promptus, Marcellus
Asinio Pollione proavo clarus neque morum
spernendus habebatur, nisi quod paupertatem
praecipuum malorum credebat. |
14.40.2. Een
verwante, Valerius Fabianus, voorbestemd voor het bekleden
van ereambten, stelde stiekem een testament in zijn naam
op waarbij de Romeinse ridders Vinicius Rufinus en
Terentius Lentinus betrokken waren. Die hadden weer Antonius Primus en Asinius Marcellus
tot medeplichtigen gemaakt. Antonius was door zijn
vermetelheid tot alles in staat, Marcellus stond in hoog
aanzien doordat Asinius Pollio zijn
overgrootvader was en hij werd geacht als iemand die het
fatsoen niet met voeten trad, behalve dan dat hij armoede
als het toppunt van ellende beschouwde. [Antonius Primus en Asinius Marcellus: Antonius Primus werd later onderbevelhebber bij het 7e legioen waarmee hij naar Vespasianus overliep. Asinius Marcellus was in 54 consul geweest.] [Asinius Pollio: deze was ten tijde van Cicero een beroemd redenaar.] |
14.40.3. Igitur Fabianus
tabulas ascitis, quos memoravi
et aliis minus inlustribus obsignat. Quod
apud patres convictum, et Fabianus
Antoniusque cum Rufino et Terentio lege Cornelia damnantur.
Marcellum memoria maiorum et preces
Caesaris poenae magis quam infamiae exemere. |
14.40.3.
Fabianus verzegelde het document dus met opneming van
degenen die ik genoemd heb en anderen met mindere
maatschappelijke status. Dit werd bewezen voor de senaat
en Fabianus en Antonius werden samen met Rufinus en
Terentius veroordeeld volgens de Lex
Cornelia. De nagedachtenis van zijn voorouders en
de voorspraak van de keizer behoedden Marcellus voor de
straf maar niet voor de schande. [Lex Cornelia: de 'Lex Cornelia de Falsis', uitgevaardigd door de dictator Sulla, bestrafte vervalsing in geschrifte met deportatie en verbeurdverklaring van het vermogen.] |
Caput XLI | Hoofdstuk 41 |
14.41.Perculit is dies
Pompeium quoque Aelianum, iuvenem quaestorium, tamquam
flagitiorum Fabiani gnarum, eique Italia et Hispania,
in qua ortus erat, interdictum est.
Pari ignominia Valerius Ponticus adficitur, quod
reos, ne apud praefectum urbis arguerentur,
ad praetorem detulisset, interim specie legum, mox
praevaricando ultionem elusurus. Additur
senatus consulto, qui talem operam emptitasset
vendidissetve, perinde poena teneretur ac
publico iudicio calumniae condemnatus. |
14.41. Die dag
bracht ook een zware slag toe aan Pompeius Aelianus (een
jonge man die quaestor was geweest) omdat hij, zo luidde
de opninie, op de hoogte was geweest van de schanddaden
van Fabianus en hij werd verbannen uit Italië en Spanje,
waar hij geboren was. Eenzelfde schande trof Valerius
Ponticus, omdat hij de verdachten bij de praetor had
aangeklaagd opdat zij niet voor de
stadsprefect zouden hoeven verschijnen, voorlopig
onder de schijn van rechtmatigheid, maar, naar spoedig
bleek, met de bedoeling een straf te verijdelen door met de
tegenpartij te heulen. Bij senaatsbesluit werd er aan
toegevoegd dat wie een dergelijke dienst gekocht of
verkocht had, op dezelfde wijze gestraft zou worden als
hij die bij openbaar vonnis wegens valse aanklacht was
veroordeeld. [de stadsprefect: de stadsprefectuur was impopulair. Ze was ingesteld door Augustus in het jaar 25 om de orde in Rome en omgeving te bewaren. De stadprefect beschikte over de 'cohortes urbanae' ('stadswacht'). Allengs nam de macht van de stadsprefect zozeer toe, dat hij de hele jurisdictie in criminele zaken in handen kreeg.] [verijdelen: in dit geval bestond de manipulatie hierin, dat de advocaat van de aanklager, door de tegenpartij omgekocht, schijnbaar te goeder trouw de strengere procedure voor de stadsprefect vermeed en de aanklacht aanhangig maakte bij de praetor. Maar de senaat ondersteunde de competentie van de stadsprefect.] |
Caput XLII | Hoofdstuk 42 |
14.42.1. Haud multo post praefectum
urbis Pedanium Secundum servus ipsius interfecit,
seu negata libertate, cui
pretium pepigerat, sive amore exoleti incensus
et dominum aemulum non tolerans. |
14.42.1. Kort daarop is de stadsprefect Pedanius Secundus door een van zijn eigen slaven gedood, hetzij omdat deze de vrijheid onthouden is waarvoor de afkoopsom al goedgekeurd was, hetzij de slaaf woedend geworden was door liefde voor een schandknaap bij wie hij zijn meester niet als medeminnaar kon dulden. |
14.42.2. Ceterum cum vetere ex more familiam omnem, quae sub eodem tecto mansitaverat, ad supplicium agi oporteret, concursu plebis, quae tot innoxios protegebat, usque ad seditionem ventum est senatusque vocatus, in quo ipso erant studia nimiam severitatem aspernantium, pluribus nihil mutandum censentibus. Ex quis C. Cassius sententiae loco in hunc modum disseruit: | 14.42.2. Maar
omdat op grond van een oud gebruik al het slavenpersoneel
dat in hetzelfde huis had gewoond ter dood gebracht moest
worden kwam het door een oploop van het volk dat opkwam
voor zoveel onschuldigen bijna tot een opstand en de
senaat is bijeengeroepen waaronder gevoelens leefden van
afkeuring van al te grote strengheid, terwijl de
meerderheid van oordeel was dat er in niets toegegeven
mocht worden. Als een van dezen voerde Gaius Cassius op de
volgende wijze het woord toen hij zijn mening te kennen
moest geven: |
Caput XLIII | Hoofdstuk 43 |
14.43.1. "Saepenumero, patres
conscripti, in hoc ordine interfui, cum
contra instituta et leges maiorum nova senatus decreta postularentur;
neque sum adversatus, non quia dubitarem,
super omnibus negotiis melius atque rectius olim provisum
et quae converterentur in deterius mutari, sed ne
nimio amore antiqui moris studium meum extollere viderer. |
14.43.1.
"Vaak, geregistreerde senatoren, ben ik in deze
vergadering aanwezig geweest wanneer tegen de instellingen
en de wetten van de voorouders nieuwe besluiten van de
senaat voorgesteld werden; en ik heb mij dan niet verzet,
niet omdat ik er aan twijfelde dat voor alle zaken al
betere en juistere maatregelen in het verleden waren
getroffen, die bij verandering er slechts op achteruit
konden gaan, maar opdat ik niet de indruk zou maken door
een al te grote gehechtheid aan oude gewoonten mijn voorkeur op te hemelen. [mijn voorkeur: hij bedoelt zijn studies van het Oud-Romeinse Recht.] |
14.43.2. Simul quicquid hoc in nobis auctoritatis est, crebris contradictionibus destruendum non existimabam, ut maneret integrum, si quando res publica consiliis eguisset. Quod hodie venit, consulari viro domi suae interfecto per insidias serviles, quas nemo prohibuit aut prodidit quamvis nondum concusso senatus consulto, quod supplicium toti familiae minitabatur. | 14.43.2.
Tegelijk scheen het mij niet goed om het beetje gezag dat
ik heb door herhaaldelijke tegenspraak te niet te doen
zodat het in tact zou blijven als het staatsbelang
adviezen nodig zou hebben. Deze situatie doet zich nu voor
omdat een oud-consul in zijn huis vermoord is door een
slavenvalstrik, die niemand verhinderd of verraden heeft
hoewel het senaatsbesluit nog niet was aangevochten dat al
het personeel met de doodstraf bedreigde. |
14.43.3. Decernite hercule impunitatem: at quem dignitas sua defendet, cum praefecto urbis non profuerit? Quem numerus servorum tuebitur, cum Pedanium Secundum quadringenti non protexerint? Cui familia opem feret, quae ne in metu quidem pericula nostra advertit? | 14.43.3. Schaft, bij Hercules, de bestraffing af: maar wiens waardigheid zal iemand dan nog beschermen nu die de stadsprefect niet gebaat heeft? Wie zal nog beschermd worden door het grote aantal van zijn slaven nu vierhonderd Pedanius Secundus niet hebben kunnen beschermen? Wie zal nog gered worden door zijn personeel, dat zelfs als het zelf bedreigd wordt nog niet onze gevaren opmerkt? |
14.43.4. An, ut quidam
fingere non erubescunt, iniurias suas ultus est
interfector, quia de paterna pecunia transegerat
aut avitum mancipium detrahebatur? Pronuntiemus
ultro dominum iure caesum videri. |
14.43.4. Of
heeft de moordenaar, zoals sommigen zich niet generen te verzinnen, onrecht gewroken dat
hem is aangedaan, omdat men zich vergrepen had aan zijn
erfenis of men hem een geërfde slaaf wilde ontnemen? Laten
we dan zelfs maar afkondigen dat hij zijn meester terecht
vermoord heeft. [verzinnen: de hele tirade van Cassius vanaf 'Schaft, bij Hercules, de bestraffing af' is ironisch. Deze ironie bereikt een climax als hij spreekt over 'zijn erfenis' en 'een geërfde slaaf wilde ontnemen' omdat een slaaf geen eigen vermogen of slaven kon bezitten. Alles wat een slaaf kon verwerven verwierf hij voor zijn meester.] |
Caput XLIV | Hoofdstuk 44 |
14.44.1. Libet argumenta conquirere in eo, quod sapientioribus deliberatum est? Sed et si nunc primum statuendum haberemus, creditisne servum interficiendi domini animum sumpsisse, ut non vox minax excideret, nihil per temeritatem proloqueretur? Sane consilium occultavit, telum inter ignaros paravit: num excubias transire, cubiculi fores recludere, lumen inferre, caedem patrare poterat omnibus nesciis? | 14.44.1. Willen wij dan argumenten zoeken in een kwestie die door wijzere voorouders besproken is ? Maar zelfs als wij nu voor het eerst deze knoop zouden hebben door te hakken, geloven jullie dan dat een slaaf het plan opgevat zou hebben om zijn meester te doden zonder zich een bedreiging te laten ontvallen, zonder zich uit overmoed te verspreken ? Ja, zijn plan heeft hij vast wel verborgen kunnen houden, zijn wapen tussen onnozelen kunnen scherpen: maar kon hij de wachtposten passeren, de deuren van de slaapkamer openen, licht binnenbrengen en zijn moord plegen zonder dat iemand daar lucht van had ? |
14.44.2. Multa sceleri indicia praeveniunt: servi si prodant, possumus singuli inter plures, tuti inter anxios, postremo, si pereundum sit, non inulti inter nocentes agere. | 14.44.2. Vele aanwijzingen gaan een misdaad vooraf: als de slaven maar verklikken, dan kunnen wij als individuen leven tussen groepen, rustig onder ongerusten en, last but not least, als we dan toch om moeten komen, hoeven we niet ongewroken te leven onder wie ons te na komen. |
14.44.3. Suspecta maioribus nostris fuerunt ingenia servorum, etiam cum in agris aut domibus isdem nascerentur caritatemque dominorum statim acciperent. Postquam vero nationes in familiis habemus, quibus diversi ritus, externa sacra aut nulla sunt, conluviem istam non nisi metu coercueris. | 14.44.3. Onze voorouders hebben de karakters van slaven gewantrouwd, zelfs wanneer zij op het grondgebied of in de huizen zelf geboren werden en hen al direct de genegenheid jegens hun meester met de paplepel ingegeven werd. Nu wij echter onder ons personeel volken tellen die verschillen in gewoonten en uitheemse godsdiensten praktiseren of helemaal geen, nu kan men die mengelmoes alleen maar met intimidatie in toom houden. |
14.44.4. At quidam insontes peribunt. Nam et ex fuso exercitu cum decimus quisque fusti feritur, etiam strenui sortiuntur. Habet aliquid ex iniquo omne magnum exemplum, quod contra singulos utilitate publica rependitur." | 14.44.4. 'Maar dan zullen er onschuldig omkomen!' Ja, ook wanner er bij een verslagen leger één op de tien doodgeknuppeld wordt, valt het lot wel ook op flinke kerels. Elke voorbeeldige straf heeft wel iets onbillijks maar dat wordt dan tegenover individuele gevallen weer goedgemaakt door het nut voor allen." |
Caput XLV | Hoofdstuk 45 |
14.45.1. Sententiae Cassii ut
nemo unus contra ire ausus est, ita
dissonae voces respondebant numerum aut aetatem aut
sexum ac plurimorum indubiam innocentiam miserantium: praevaluit
tamen pars, quae supplicium decernebat.
Sed obtemperari non poterat, conglobata
multitudine et saxa ac faces minitante. |
14.45.1. Hoewel niemand individueel tegen de mening van Cassius durfde ingaan antwoordde toch een verward geroezemoes van stemmen hem van lieden die medelijden hadden met het grote aantal of de leeftijd of het geslacht en de onbetwijfelbare onschuld van de meerderheid: toch heeft dat deel dat voor de doodstraf stemde de meerderheid behaald. Maar men kon geen uitvoering geven aan het vonnis omdat er een menigte was samengekomen die dreigde met stenen en fakkels. |
14.45.2. Tum Caesar populum
edicto increpuit atque omne iter, quo damnati
ad poenam ducebantur, militaribus praesidiis saepsit.
Censuerat Cingonius Varro, ut liberti quoque,
qui sub eodem tecto fuissent, Italia deportarentur.
Id a principe prohibitum est, ne mos
antiquus, quem misericordia non minuerat,
per saevitiam intenderetur. |
14.45.2. Toen
voer de keizer in een edict tegen het volk uit en liet de
hele weg waarlangs de veroordeelden naar de plaats van de
terechtstelling gevoerd werden, afzetten met
troepenversterkingen. Cingonius
Varro had als zijn mening te kennen gegeven dat
ook de vrijgelatenen die in hetzelfde huis gewoond hadden,
uit Italië verdreven moesten worden. Dit is door de vorst
verhinderd, opdat niet de traditie, die door medelijden
niet verzacht was, juist verscherpt zou worden door een
wrede toepassing. [Cingonius Varro: deze werd als consul in het jaar 68 aangewezen. Hij werd wegens zijn deelneming aan de mislukte staatsgreep van Nymphidius Sabinus op bevel van Galba terechtgesteld.] |
Caput XLVI | Hoofdstuk 46 |
14.46.1. Damnatus isdem
consulibus Tarquitius Priscus repetundarum Bithynis
interrogantibus, magno patrum gaudio, quia
accusatum ab eo Statilium Taurum pro
consule ipsius meminerant. |
14.46.1. In
hetzelfde jaar is Tarquitius
Priscus veroordeeld op grond van een aanklacht
van de Bithyniërs wegens afpersing, tot grote vreugde van
de senatoren omdat zij zich nog goed herinnerden dat zijn
eigen proconsul Statilius Taurus door hem was aangeklaagd.
[Tarquitius Priscus: deze werd in 53 uit de Senaat gestoten omdat hij Statilius Taurus, die al door Agrippina vervolgd werd, door een aanklacht tot zelfmoord had gedreven.] |
14.46.2. Census per Gallias
a Q. Volusio et Sextio Africano Trebellioque Maximo acti
sunt, aemulis inter se per
nobilitatem Volusio atque Africano:
Trebellium dum uterque dedignatur, supra tulere. |
14.46.2.
Vermogensbelasting in de beide Galliës is geheven door Quintus Volusius en Sextus Africanus en
door Trebellius Maximus, waarbij Volusius en
Africanus elkaars rivalen werden op grond van hun
adellijke afkomst: doordat zij beiden op Trebellius
neerkeken bewerkten zij dat hij het in invloed van hen
won. [Quintus Volusius en Sextus Africanus en door Trebellius Maximus: - Quintus Volusius was in 56 consul geweest. - Sextus Africanus was consul suffectus in 59. Zie Ann.XIII,19. - Trebellius Maximus was rond 58 met Seneca consul. Hij kwam in 69 als keizerlijk legaat naar Britannia. In 71 vinden we hem genoemd als 'magister arvalium'.] |
Caput XLVII | Hoofdstuk 47 |
14.47.1. Eo anno mortem obiit
Memmius Regulus, auctoritate constantia fama, in
quantum praeumbrante imperatoris fastigio
datur, clarus, adeo ut Nero
aeger valetudine, et adulantibus circum,
qui finem imperio adesse dicebant, si
quid fato pateretur, responderit habere
subsidium rem publicam. Rogantibus dehinc,
in quo potissimum, addiderat in Memmio
Regulo. Vixit tamen post haec Regulus,
quiete defensus et quia nova generis
claritudine neque invidiosis opibus erat. |
14.47.1. In
dat jaar stierf Memmius Regulus,
door zijn gezag, karaktervastheid en vermaardheid beroemd
voorzover dat maar mogelijk was in de schaduw van de
keizerlijke grootheid, en wel zozeer dat Nero, toen hij
ziek was en er vleiers in zijn buurt waren die zeiden dat
wel het einde van het Romeinse Rijk nabij was, als hem
door het noodlot iets mocht overkomen, antwoordde dat de
staat nog een steunpunt had. Toen zij daarop vroegen in
wie dat dan wel was, had hij er aan toegevoegd dat dat
Memmius Regulus was. Toch heeft Regulus hierna nog het
leven behouden, beschermd door zijn teruggetrokken
levenswijze en omdat zijn familie van een jonge adel was
en hij geen jaloezie-wekkende rijkdommen bezat. [Memmius Regulus: deze was consul in 31, stadhouder van Moesia, Macedonia en Achaia vanaf het jaar 35 tot de eerste tijd van Claudius' keizerschap.] |
14.47.2. Gymnasium eo anno dedicatum a Nerone praebitumque oleum equiti ac senatui Graeca facilitate. | 14.47.2. In dat jaar is nog een gymnasium door Nero ingewijd en aan de ridder- en de senatorenstand is met Griekse royaliteit olie verschaft. |
Caput XLVIII | Hoofdstuk 48 |
14.48.1. P. Mario L. Afinio
consulibus Antistius praetor, quem
in tribunatu plebis licenter egisse memoravi
probrosa adversus principem carmina factitavit vulgavitque
celebri convivio, dum apud Ostorium Scapulam epulatur.
Exim a Cossutiano Capitone, qui nuper
senatorium ordinem precibus Tigellini soceri sui receperat,
maiestatis delatus est. |
14.48.1. Onder
het consulaat van Publius Marius en Lucius Afinius heeft
praetor Antistius, over wie ik
vermeld heb dat hij zich tijdens zijn
volkstribunaat losbandig gedragen heeft, bij voortduring
schimpliederen op de vorst samengesteld en aan een
drukbezocht diner gezongen terwijl men aanlag bij Ostorius Scapula. Vervolgens is
hij door Cossutianus Capito,
die op voorspraak van zijn zwager Tigellinus
weer in de senatorenstand was opgenomen, wegens
majesteitsschennis aangeklaagd. [ik vermeld heb: in Ann. XIII,28.] [Ostorius Scapula: niet te verwarren met zijn vader die ook Ostorius Scapula heette maar al in 50 als bevelhebber in Britannia gestorven was.] [Cossutianus Capito: was destijds veroordeeld wegens afpersing, kwam echter weer terug in de Senaat en treedt later op als aanklager van Thrasea.] [Tigellinus: een ongelooflijke schoft die later in 62 commandant van de keizerlijke lijfwacht werd. Hij was een van de liederlijkste figuren in Nero's gunst. Later verried hij Nero toen deze al uit Rome was gevlucht. In 69 pleegde hij zelfmoord.] |
14.48.2. Tum primum revocata
ea lex; credebaturque haud perinde exitium
Antistio quam imperatori gloriam quaeri, ut
condemnatum a senatu intercessione tribunicia morti eximeret.
Et cum Ostorius nihil audivisse pro
testimonio dixisset, adversis testibus creditum;
censuitque Iunius Marullus consul designatus
adimendam reo praeturam necandumque more
maiorum. |
14.48.2. Toen
is de wet die daarop betrekking had aanvankelijk weer van
kracht verklaard; en men geloofde dat hierdoor niet zozeer
de dood van Antistius als wel roem voor de keizer werd
nagejaagd, opdat die hem namelijk als hij door de senaat
veroordeeld zou zijn door tribunicische tussenkomst aan de
dood zou ontrukken. En toen Ostorius als getuige gezegd
had dat hij niets gehoord had, is er geloof gehecht aan de
getuigen á charge; en de consul voor het volgende jaar
Iunius Marullus heeft als zijn mening uitgesproken dat aan
de aangeklaagde de praetuur moest worden ontnomen en dat
hij terechtgesteld moest worden naar het gebruik der voorouders. [het gebruik der voorouders: namelijk dat zij bewusteloos geranseld werden met roeden en daarna onthoofd.] |
14.48.3. Ceteris inde
adsentientibus, Paetus Thrasea, multo
cum honore Caesaris et acerrime increpito Antistio, non
quicquid nocens reus pati mereretur, id
egregio sub principe et nulla necessitate obstricto
senatui statuendum disseruit. |
14.48.3. Toen daarop de anderen hun instemming betuigden heeft Paetus Thrasea, met veel lofprijzingen aan het adres van de keizer en een zeer scherpe uitval naar Antistius, betoogd dat niet datgene wat een schadelijke schuldige als maximumstraf verdiende te ondergaan nu ook maar uitgesproken moest worden onder zo'n uitstekend vorst en zonder dat enige noodzaak daartoe aan de senaat was opgelegd. |
14.48.4. Carnificem et laqueum pridem abolita, et esse poenas legibus constitutas, quibus sine iudicum saevitia et temporum infamia supplicia decernerentur. Quin in insula publicatis bonis, quo longius sontem vitam traxisset, eo privatim miseriorem et publicae clementiae maximum exemplum futurum. | 14.48.4. Dat
beul en strop al lang afgeschaft waren en dat er straffen
bij wet vastgelegd waren, waarmee vonnissen geveld konden
worden zonder wreedheid van rechters en schande voor de
tijdsomstandigheden. Nee, dat hij dan beter op een eiland,
met verbeurdverklaring van zijn goederen, des te
troostelozer als individu en als uitstekend voorbeeld van
het mededogen van de staat zou bestaan, naarmate hij
langer zijn leven zou rekken. |
Caput XLIX | Hoofdstuk 49 |
14.49.1. Libertas Thraseae
servitium aliorum rupit, et postquam
discessionem consul permiserat, pedibus in
sententiam eius iere, paucis exceptis,
in quibus adulatione promptissimus fuit A.
Vitellius, optimum quemque iurgio lacessens et
respondenti reticens, ut pavida ingenia solent.
At consules, perficere decretum senatus non
ausi, de consensu scripsere Caesari. |
14.49.1. De
vrijmoedigheid van Thrasea heeft de slaafsheid van de
anderen te niet gedaan en, toen de consul toestemming voor
een stemming gegeven had hebben ze zich bij hem
aangesloten, met uitzondering van een handjevol van wie Aulus Vitellius het
toeschietelijkst was in zijn vleierij, juist de meest
vooraanstaanden met scheldwoorden provocerend maar
zwijgend als men hem van repliek diende, zoals angsthazen
plegen te doen. Maar de consuls die het senaatsbesluit
niet ten uitvoer durfden te leggen, richtten zich in een
brief aan de keizer over de mening van de senaat. [Aulus Vitellius: deze was consul in 48; het is de latere keizer Vitellius.] |
14.49.2. Ille inter pudorem
et iram cunctatus, postremo rescripsit:
nulla iniuria provocatum Antistium gravissimas in
principem contumelias dixisse; earum ultionem
a patribus postulatam, et pro magnitudine
delicti poenam statui par fuisse. Ceterum
se, qui severitatem decernentium impediturus
fuerit, moderationem non prohibere: statuerent
ut vellent; datam et absolvendi licentiam. |
14.49.2. Maar Nero, heen en weer geslingerd tussen schaamte en woede, schreef tenslotte terug: dat Antistius, zonder door enig onrecht uitgedaagd te zijn de meest grievende smaad tegen de vorst had uitgesproken; dat daarvoor een bestraffing van de kant van de senaat was gevraagd en dat het redelijk was dat een straf bepaald werd in overeenstemming met de grootte van het vergrijp. Maar dat hij, omdat hij toch al van plan was een stokje te steken voor al te grote strengheid bij het vonnissen, gematigdheid niet in de weg wilde staan: ze moesten maar beslissen naar gelang hun wens; zelfs voor vergiffenis gaf hij toestemming. |
14.49.3. His atque talibus
recitatis et offensione manifesta, non
ideo aut consules mutavere relationem aut
Thrasea decessit sententia ceterive quae
probaverant deseruere, pars, ne
principem obiecisse invidiae viderentur, plures
numero tuti, Thrasea sueta firmitudine
animi et ne gloria intercideret. |
14.49.3. Hoewel deze en soortgelijke uitingen voorgelezen waren en Nero's gegriefdheid wel duidelijk was hebben toch noch de consuls de procedure gewijzigd noch heeft Thrasea van zijn mening afstand gedaan of hebben de overigen verloochend waarmee zij ingestemd hadden, een deel om niet de indruk te wekken dat zij de vorst afgunst in de schoenen wilden schuiven, de meerderheid omdat ze zich veilig voelden door hun aantal, Thrasea door zijn gewone karaktervastheid en niet van zins zijn roem te laten tanen. |
Caput L | Hoofdstuk 50 |
14.50.1. Haud dispari crimine Fabricius Veiento conflictatus est, quod multa et probrosa in patres et sacerdotes composuisset iis libris, quibus nomen codicillorum dederat. Adiciebat Tullius Geminus accusator venditata ab eo munera principis et adipiscendorum honorum ius. | 14.50.1. Op
ongeveer gelijke aanklacht kwam Fabricius Veiento in de
problemen omdat hij veel schandelijks over senatoren en
priesters gebundeld had in die boeken waaraan hij de naam
'Testament' gegeven had. De aanklager Tullius Geminus
voegde er aan toe dat hij giften die de keizer toekwamen
verkwanseld had alsmede het recht om ereambten te
bekleden'. |
14.50.2. Quae causa Neroni
fuit suscipiendi iudicii, convictumque
Veientonem Italia depulit et libros exuri
iussit, conquisitos lectitatosque, donec
cum periculo parabantur: mox licentia
habendi oblivionem attulit. |
14.50.2. Deze kwestie was voor Nero aanleiding de berechting op zich te nemen en toen het bewijs tegen Veiento geleverd was heeft hij hem uit Italië verbannen en opdracht gegeven om zijn boeken te verbranden die bestsellers waren en druk gelezen werden zolang men zich ze aanschafte met gevaar: later heeft de vrijheid om ze in bezit te hebben hen in vergetelheid doen geraken. |
|
Lees verder Terug naar het overzicht van de inhoud van de Annalen |