ANNALES 14, 23 - 39               


                                                  
Jaarboeken 14, 23 - 39

Gebeurtenissen in en buiten Rome,
vooral in het Oosten en Britannië. [A.D. 60-61]

Caput XXIII Hoofdstuk 23
14.23.1. At Corbulo post deleta Artaxata utendum recenti terrore ratus ad occupanda Tigranocerta, quibus excisis metum hostium intenderet vel, si pepercisset, clementiae famam adipisceretur, illuc pergit, non infenso exercitu, ne spem veniae auferret, neque tamen remissa cura, gnarus facilem mutatu gentem, ut segnem ad pericula, ita infidam ad occasiones.





14.23.1. Om op Corbulo terug te komen: deze was van mening dat hij na het verwoesten van Artaxata de schrik, waarvan zijn vijanden nog niet bekomen waren, moest benutten om Tigranocerta te bezetten om ofwel door het vernietigen ervan de vrees van de vijanden te vergroten ofwel, als hij het zou sparen, de faam van mededogen te verwerven. Hij trok daar dus naar toe, niet met zijn leger in aanvalsformatie om de hoop op consideratie niet de bodem in te slaan, maar toch ook niet zonder voorzorgen omdat hij wist dat hij te maken had met een wispelturig volk, even sloom tegenover gevaren als onbetrouwbaar als ze de kans schoon zagen.
[Artaxata: Artaxata was in 58 verwoest.]
[Tigranocerta: Tigranocerta lag ten Zuid-Westen van Artaxata.] 

14.23.2. Barbari, pro ingenio quisque, alii preces offerre, quidam deserere vicos in avia digredi; ac fuere qui se speluncis et carissima secum abderent. Igitur dux Romanus diversis artibus, misericordia adversum supplices, celeritate adversus profugos, immitis iis, qui latebras insederant, ora et exitus specuum sarmentis virgultisque completos igni exurit.


14.23.2. De barbaren handelden ieder naar eigen aard: sommigen smeekten om genade, anderen verlieten hun dorpen en trokken naar alle kanten de rimboe in; ook waren er die zich in grotten versopten en hun dierbaarste bezittingen meenamen. Zo kwam het dat de Romeinse aanvoerder op verschillende wijzen met hen afrekende: met mededogen tegenover de smekelingen, met snelheid tegenover de vluchtelingen, medogenloos tegenover degenen die zich in schuilplaatsen genesteld hadden doordat hij mondingen en uitgangen van de grotten met takkenbossen en struiken liet volstoppen en die in brand liet steken.
14.23.3. Atque illum fines suos praegredientem incursavere Mardi, latrociniis exerciti contraque inrumpentem montibus defensi; quos Corbulo immissis Hiberis vastavit hostilemque audaciam externo sanguine ultus est.

14.23.3 Maar de Mardi vielen hem aan toen hij langs hun gebied trok, bedreven als zij waren in guerillavoering en beschermd tegen een inval door hun bergen. Maar Corbulo hakte hen in de pan door zijn Hiberi op hen af te sturen en nam wraak op hun vijandige overmoed door het bloed van vreemdelingen.
[Mardi: dezen woonden in de bergen zuidwestelijk van de Kaspische Zee, ten Noorden en Oosten van het Vanmeer.]
Caput XXIV Hoofdstuk 24
14.24.1. Ipse exercitusque ut nullis ex proelio damnis, ita per inopiam et labores fatiscebant, carne pecudum propulsare famem adacti. Ad hoc penuria aquae, fervida aetas, longinqua itinera sola ducis patientia mitigabantur, eadem pluraque gregario milite tolerantis. 14.24.1. Hijzelf en zijn leger kregen flink wat te verstouwen, weliswaar niet door krijgsschade maar wel door gebrek en inspanningen en zij werden gedwongen de honger uit te bannen door het eten van vlees van schapen. Daarbij kwam nog gebrek aan water, hitte en lange dagmarsen, slechts dragelijk gemaakt door de taaiheid van de aanvoerder die hetzelfde, ja meer nog verdroeg dan de gewone soldaat.
14.24.2. Ventum dehinc in locos cultos demessaeque segetes, et ex duobus castellis, in quae confugerant Armenii, alterum impetu captum; qui primam vim depulerant, obsidione coguntur.

14.24.2. Hierna kwamen ze bij bebouwde gebieden en ze oogstten de gewassen en namen door een bestorming één van de twee burchten in waarheen de Armeniërs hun toevlucht hadden gezocht; degenen die de eerste aanval af hadden weten te slaan werden door een beleg tot overgave gedwongen.
14.24.3. Unde in regionem Tauraunitium transgressus improvisum periculum vitavit. Nam haud procul tentorio eius non ignobilis barbarus cum telo repertus ordinem insidiarum seque auctorem et socios per tormenta edidit, convictique et puniti sunt qui specie amicitiae dolum parabant.

14.24.3. Vandaar trok hij verder naar het gebied van de Tauraunieten, waar hij aan een onverwacht gevaar ontsnapte. Want niet ver van zijn tent trof men een barbaar van niet onaanzienlijke afkomst aan met een wapen die onder folteringen de opzet van een hinderlaag bekende met zichzelf als aanstichter en verraad van zijn trawanten. En toen het bewijs van hun schuld geleverd was zijn zij gestraft die onder het mom van vriendschap een krijgslist op touw zetten.
14.24.4. Nec multo post legati Tigranocerta missi patere moenia adferunt, intentos populares ad iussa; simul hospitale donum, coronam auream, tradebant. Accepitque cum honore, ne quicquam urbi detractum, quo promptius obsequium integri retinerent.

14.24.4. Niet veel later brachten gezanten die naar Tigranocerta gestuurd waren het bericht dat de stadspoorten open stonden en dat de inwoners zijn bevelen afwachtten; tegelijk overhandigden zij hem als gastgeschenk een gouden kroon. En hij aanvaardde dit met respect opdat als de stad in niets gekrenkt werd, de inwoners, ongedeerd als ze waren, des te toeschietelijker hun onderdanigheid zouden accepteren.
Caput XXV Hoofdstuk 25
14.25.1. At praesidium Legerda, quod ferox iuventus clauserat, non sine certamine expugnatum est; nam et proelium pro muris ausi erant et pulsi intra munimenta aggeri demum et inrumpentium armis cessere.


14.25.1. Maar de citadel 'Legerda', die een drieste groep jongeren afgesloten had, is niet zonder slag of stoot veroverd; want zij hadden de strijd aangedurfd vóór de muren en eenmaal verdreven tot binnen de versterking hebben ze pas opgegeven onder druk van een aanvalsdam en het wapengeweld van binnendringers.
[Legerda: dit is de naam van de stadsburcht van Tigranocerta.]
14.25.2.Quae facilius proveniebant, quia Parthi Hyrcano bello distinebantur. Miserantque Hyrcani ad principem Romanum societatem oratum, attineri a se Vologaesen pro pignore amicitiae ostentantes. Eos regredientes Corbulo, ne Euphraten transgressi hostium custodiis circumvenirentur, dato praesidio ad litora maris Rubri deduxit, unde vitatis Parthorum finibus patrias in sedes remeavere.



14.25.2. En dit verliep des te gemakkelijker omdat de Parthen door oorlog met de Hyrcaniërs op een afstand gehouden werden. En de Hyrcaniërs hadden gezanten naar de Romeinse keizer gestuurd om te vragen om een bondgenootschap, waarbij zij duidelijk maakten dat Vologaeses door hen gegijzeld gehouden werd als onderpand van hun vriendschap. Bij hun terugkeer voerde Corbulo hen onder militaire begeleiding naar de kust van de Perzische Golf opdat zij niet, na het oversteken van de Euphraat door patrouilles van de vijanden zouden worden omsingeld; vandaar zijn ze, met vermijding van het gebied der Parthen, naar hun vaderland teruggekeerd.
[Hyrcaniërs: dezen woonden ten Zuid-Oosten van de Kaspische Zee.]
Caput XXVI Hoofdstuk 26
14.26.1. Quin et Tiridaten per Medos extrema Armeniae intrantem praemisso cum auxiliis Verulano legato atque ipse legionibus citis abire procul ac spem belli omittere subegit; quosque nobis aversos cognoverat, caedibus et incendiis perpopulatus possessionem Armeniae usurpabat, cum advenit Tigranes a Nerone ad capessendum imperium delectus, Cappadocum e nobilitate, regis Archelai nepos, sed quod diu obses apud urbem fuerat, usque ad servilem patientiam demissus.


14.26.1. Zelfs heeft hij ook Tiridates gedwongen ver weg te trekken en af te zien van goede oorlogsverwachtingen, toen die via Medië de grensstreek van Armenië binnentrok, met vooruitzending van zijn onderbevelhebber Verulanus en zelf aan het hoofd van legioenen in snelle dagmarsen; en onder degenen van wie hij wist dat ze ons vijandig gezind waren heeft hij met slachtpartijen en branden huisgehouden en hij was zich in het bezit aan het stellen van Armenië toen Tigranes arriveerde, door Nero uitgekozen om de heerschappij op zich te nemen, afkomstig uit de adel van Cappadocië, nakomeling van koning Archelaos maar vervallen tot een staat van serviele gelatenheid omdat hij lange tijd gijzelaar in Rome geweest was.
[nakomeling: Archelaos was de vader van de grootmoeder van Tigranes.]
14.26.2. Nec consensu acceptus, durante apud quosdam favore Arsacidarum: at plerique superbiam Parthorum perosi datum a Romanis regem malebant. Additum et praesidium, mille legionarii, tres sociorum cohortes duaeque equitum alae; et quo facilius novum regnum tueretur, pars Armeniae, ut cuique finitima, Pharasmani Polemonique et Aristobulo atque Antiocho parere iussae sunt. Corbulo in Syriam abscessit, morte Ummidii legati vacuam ac sibi permissam.






14.26.2. Maar hij is niet met algemene instemming ontvangen omdat bij sommigen de populariteit tegenover de Arsaciden nog voortleefde: maar de meesten, die schoon genoeg hadden van de arrogantie van de Parthen, gaven de voorkeur aan een koning die door de Romeinen aangesteld was. Er is ook een bezettingsmacht aan toegevoegd van duizend legioensoldaten, drie cohorten bondgenoten en twee eskadrons ruiters. En om het nieuwe koningschap des te makkelijker te steunen is opdracht gegeven dat een deel van Armenië, al naar gelang het aan ieder grensde, onder toezicht zou staan van Pharasmanes en Polemo en Aristobulus en Antiochus. Corbulo is weggetrokken naar Syrië dat door de dood van de onderbevelhebber Ummidius zonder gezag was en aan hem werd toegewezen.
[Pharasmanes en Polemo en Aristobulus en Antiochus: Pharasmanes was koning van Hiberia, Polemo van Pontus, Aristobulus van Klein-Armenia, Antiochus van Commagene.]
[Ummidius: Ummidius was al in 55 gestorven. Zijn opvolger, P. Anteius, werd in Rome vastgehouden (zie Ann.XIII,22) en zo kreeg Corbulo de provincie Syria.]

Caput XXVII Hoofdstuk 27
14.27.1. Eodem anno ex inlustribus Asia urbibus Laodicea tremore terrae prolapsa nullo a nobis remedio propriis opibus revaluit. At in Italia vetus oppidum Puteoli ius coloniae et cognomentum a Nerone apiscuntur. 14.27.1. In hetzelfde jaar werd Laodicea, een van de belangrijkste steden van Azië, door een aardbeving verwoest maar wist zich zonder enige hulp van ons, met eigen middelen weer te herstellen. Voorts kreeg in Italië de oude vestingstad Puteoli van Nero de rechten van 'kolonie' en ook die titel.
[Laodicea: dit lag in Zuid-West Phrygië.]
14.27.2.Veterani Tarentum et Antium adscripti non tamen infrequentiae locorum subvenere, dilapsis pluribus in provincias, in quibus stipendia expleverant; neque coniugiis suscipiendis neque alendis liberis sueti orbas sine posteris domos relinquebant.

14.27.2. De oudgedienden die Tarente en Antium toegewezen gekregen hadden vulden toch niet het bevolkingstekort van die plaatsen aan omdat zij zich verspreidden over de provincies waar zij hun diensttijd vervuld hadden; en omdat zij er niet aan gewend waren om huwelijken te sluiten en kinderen groot te brengen lieten zij hun huizen leeg en zonder nakomelingen achter.
14.27.3.Non enim, ut olim, universae legiones deducebantur cum tribunis et centurionibus et sui cuiusque ordinis militibus, ut consensu et caritate rem publicam efficerent, sed ignoti inter se, diversis manipulis, sine rectore, sine adfectibus mutuis, quasi ex alio genere mortalium repente in unum collecti, numerus magis quam colonia. 14.27.3. Niet immers werden, zoals voorheen, legioenen in hun geheel, compleet met tribunen en centurio's en soldaten volgens eigen rang overgeplaatst, zodat zij door saamhorigheid en aanhankelijkheid tot vorming van een samenleving kwamen, maar lieden die elkaar niet kenden, uit verschillende manipels, zonder leider, zonder wederzijdse genegenheid, als van een ander soort mensen plotseling op een hoop gegooid: meer een hoeveelheid dan een kolonie.

Caput XXVIII Hoofdstuk 28
14.28.1. Comitia praetorum arbitrio senatus haberi solita, quod acriore ambitu exarserant, princeps composuit, tres, qui supra numerum petebant, legioni praeficiendo. Auxitque patrum honorem statuendo ut, qui a privatis iudicibus ad senatum provocavissent, eiusdem pecuniae periculum facerent, cuius si qui imperatorem appellarent; nam antea vacuum id solutumque poena fuerat. 14.28.1. De verkiezing van de praetoren, die gewoonlijk aan het oordeel van de senaat werd overgelaten, heeft de keizer, omdat ze met al te hevig gekuip was losgebarsten, gesust door de drie boventallige kandidaten de leiding over een legoen te geven. Ook verhoogde hij het aanzien van de senatoren door te bepalen dat degenen die van de civiele rechters in hoger beroep zouden gaan bij de senaat, dezelfde borgsom zouden moeten storten als degenen die bij de keizer in beroep gingen; dit was namelijk voorheen vrij en zonder boete geweest.
14.28.2. Fine anni Vibius Secundus eques Romanus accusantibus Mauris repetundarum damnatur atque Italia exigitur, ne graviore poena adficeretur, Vibii Crispi fratris opibus enisus.

14.28.2. Aan het einde van het jaar is de Romeinse ridder Vibius Secundus op beschuldiging van afpersing door de Mauri veroordeeld en uit Italië verbannen, waarbij hij dank zij de financiële hulp van zijn broer Vibius Crispus niet zwaarder gestraft is.
[Vibius Crispus: een handig redenaar en gevreesd aanklager; werd onder Vespasianus proconsul van Afrika.]
Caput XXIX Hoofdstuk 29
14.29.1. Caesennio Paeto et Petronio Turpiliano consulibus gravis clades in Britannia accepta; in qua neque A. Didius legatus, ut memoravi, nisi parta retinuerat, at successor Veranius, modicis excursibus Siluras populatus, quin ultra bellum proferret, morte prohibitus est, magna, dum vixit, severitatis fama, supremis testamenti verbis ambitionis manifestus: quippe multa in Neronem adulatione addidit subiecturum ei provinciam fuisse, si biennio proximo vixisset.





14.29.1. Onder het consulaat van Caesennius Paetus en Petronius Turpilianus hebben we in Britannië een zware nederlaag geleden. Daar had enerzijds, zoals ik verteld heb, de onderbevelhebber Aulus Didius slechts datgene weten te behouden wat al veroverd was; anderzijds heeft zijn opvolger Veranius slechts op bescheiden schaal plundertochten gehouden in het gebied der Silures en was van verdere oorlogshandelingen afgehouden door zijn overlijden. Hij was bij leven een man van grote reputatie om zijn tucht maar in zijn laatste woorden in zijn testament een evidente hielenlikker: immers aan een opeenstapeling van vleierijen aan het adres van Nero voegde hij nog toe dat hij voor hem een heel nieuwe provincie zou hebben onderworpen als hij nog maar twee jaar te leven zou hebben gehad.
[Aulus Didius: deze had in 49 het Oosten verlaten, waar hij Mithridates van Bosporus verslagen had. In 50 volgde hij Ostorius op in Britannia.]
[Veranius: deze voerde het commando in 58.]
[[Silures: dezen woonden in het Zuiden van Wales.]

14.29.2. Sed tum Paulinus Suetonius obtinebat Britannos, scientia militiae et rumore populi, qui neminem sine aemulo sinit, Corbulonis concertator, receptaeque Armeniae decus aequare domitis perduellibus cupiens.

14.29.2. Maar toen had Paulinus Suetonius het bevel over Britannië, een mededinger van Corbulo door krijgskunde en praatjes onder het volk, dat nu eenmaal niemand zonder rivaal duldt, en een man die er tuk op was diens roem door het heroveren van Armenië te evenaren door vijanden onder de voet te lopen.
[toen: namelijk in 59 na Chr.]
14.29.3. Igitur Monam insulam, incolis validam et receptaculum perfugarum, adgredi parat, navesque fabricatur plano alveo adversus breve et incertum. Sic pedes; equites vado secuti aut altiores inter undas adnantes equis tramisere.


14.29.3. Derhalve trof hij voorbereidingen om het eiland Mona aan te vallen dat dichtbevolkt was en een vergaarbak van vluchtelingen en liet schepen vervaardigen met een vlakke romp, geschikt voor ondiep en onberekenbaar vaarwater. Dit gold de infanterie; de ruiterij is daarachter te paard overgestoken via ondieptes of zwemmend naast de paarden in dieper water.
[Mona: Tacitus bedoelt met Mona het eiland Anglesey; Caesar duidt met die naam het eiland Man aan.]
Caput XXX Hoofdstuk 30
14.30.1. Stabat pro litore diversa acies, densa armis virisque, intercursantibus feminis; in modum Furiarum veste ferali, crinibus disiectis faces praeferebant; Druidaeque circum, preces diras sublatis ad caelum manibus fundentes, novitate adspectus perculere militem, ut quasi haerentibus membris immobile corpus vulneribus praeberent. 14.30.1. Vóór de kust stond een slaglinie van uiteenlopende samenstelling opgesteld: dicht opeengedrongen gewapende mannen waar vrouwen tussendoor liepen; als Furiën gehuld in woeste kleren, hun haren los, hielden zij fakkels voor zich; eromheen liepen Druïden die met de handen ten hemel geven verwensingen uitbraakten; de soldaten werden door de ongewone aanblik verlamd en boden, als het ware verstijfd, hun lichaam onbeweeglijk als doelwit voor verwonding.

14.30.2. Dein cohortationibus ducis et se ipsi stimulantes, ne muliebre et fanaticum agmen pavescerent, inferunt signa sternuntque obvios et igni suo involvunt.

14.30.2. Vervolgens gingen zij, door de aanmoedigingen van de aanvoerder en ook zichzelf aansporend om niet bang te worden voor een groep vrouwen en bezetenen, tot de aanval over en hakten in de pan wie hen maar voor de voeten kwamen en dompelden hen onder in hun eigen vuur.
14.30.3. Praesidium posthac impositum victis excisique luci saevis superstitionibus sacri: nam cruore captivo adolere aras et hominum fibris consulere deos fas habebant. Haec agenti Suetonio repentina defectio provinciae nuntiatur.


14.30.3. Hierna is een bezettingsmacht geposteerd bij de overwonnenen en de bossen die gewijd waren aan hun barbaarse bijgelovige praktijken zijn gerooid: zij beschouwden het namelijk als een goddelijke verplichting om op hun altaren rookoffers te brengen met bloed van krijgsgevangenen en hun goden te raadplegen middels ingewanden van mensen. Terwijl Suetonius hiermee bezig was werd hem de plotselinge opstand van de provincie gemeld.
Caput XXXI Hoofdstuk 31
14.31.1 Rex Icenorum Prasutagus, longa opulentia clarus, Caesarem heredem duasque filias scripserat, tali obsequio ratus regnumque et domum suam procul iniuria fore. Quod contra vertit, adeo ut regnum per centuriones, domus per servos velut capta vastarentur. Iam primum uxor eius Boudicca verberibus adfecta et filiae stupro violatae sunt; praecipui quique Icenorum, quasi cunctam regionem muneri accepissent, avitis bonis exuuntur, et propinqui regis inter mancipia habebantur.

14.31.1. De koning van de Iceni, Prasutagus, beroemd om zijn oude rijkdom had de keizer samen met zijn twee dochters tot erfgenaam benoemd, in de veronderstelling dat door een dergelijk kruiperig gedrag zijn koninkrijk en zijn huis verschoond zou blijven van onrecht. Dit pakte in het tegendeel uit en wel zozeer dat zijn koninkrijk door centurionen en zijn huis door zijn slaven geplunderd werden alsof het om buit ging. Al direct werd zijn echtgenote Boudicca met zweepslagen afgetuigd en werden zijn dochters verkracht. De voornaamste Iceni werden, alsof men het hele gebied cadeau gekregen had, beroofd van hun familiebezittingen en de verwanten van de koning werden als slaven behandeld.
[Iceni: de Iceni bewoonden het Oosten van Britannia tot aan de Noordzee.]
14.31.2 Qua contumelia et metu graviorum, quando in formam provinciae cesserant, rapiunt arma, commotis ad rebellationem Trinovantibus et qui alii nondum servitio fracti resumere libertatem occultis coniurationibus pepigerant, acerrimo in veteranos odio.

14.31.2. Door deze smadelijke behandeling en uit angst voor erger, omdat zij al tot het niveau van provincie waren afgedaald, grepen zij naar de wapenen nadat zij de Trinovanten tot opstand opgehitst hadden alsmede wie maar nog niet gebroken door slavernij in geheime samenzweringen gezworen hadden de vrijheid te heroveren; hierbij was hun haat jegens de veteranen het grootst.
[Trinovanten: dezen woonden ten Noorden van de Theemsmonding.]
14.31.3 Quippe in coloniam Camulodunum recens deducti pellebant domibus, exturbabant agris, captivos, servos appellando, foventibus impotentiam veteranorum militibus similitudine vitae et spe eiusdem licentiae.

14.31.3. Immers die verdreven, nadat zij onlangs naar de kolonie Camulodunum overgeplaatst waren, de bewoners uit hun huizen, verjoegen hen van hun akkers, maakten hen uit voor krijgsgevangenen en slaven, terwijl de gewone soldaten met het onbeheerste gedrag van de oudgedienden sympathiseerden als gevolg van hun gelijkaardige levenswijze en de hoop op eenzelfde losbandigheid.
[Camulodunum: = Colchester.]
14.31.4 Ad hoc templum divo Claudio constitutum quasi arx aeternae dominationis adspiciebatur, delectique sacerdotes specie religionis omnes fortunas effundebant. Nec arduum videbatur exscindere coloniam nullis munimentis saeptam; quod ducibus nostris parum provisum erat, dum amoenitati prius quam usui consulitur.

14.31.4. Bovendien werd de tempel, opgericht voor de vergoddelijkte Claudius beschouwd als een bolwerk van eeuwige overheersing en de daarin gekozen priesters verkwistten alle geldmiddelen onder de schijn van godsdienstig handelen. En het scheen ook niet moeilijk om een kolonie van de kaart te vegen die door geen enkele versterking omgeven was; hierin was door onze aanvoerders namelijk slecht voorzien omdat ze zich meer aantrokken van de schilderachtigheid dan de deugdelijkheid.
Caput XXXII Hoofdstuk 32
14.32.1. Inter quae nulla palam causa delapsum Camuloduni simulacrum Victoriae ac retro conversum, quasi cederet hostibus. Et feminae in furorem turbatae adesse exitium canebant, externosque fremitus in curia eorum auditos, consonuisse ululatibus theatrum visamque speciem in aestuario Tamesae subversae coloniae; iam Oceanus cruento adspectu, ac labente aestu humanorum corporum effigies relictae, ut Britannis ad spem, ita veteranis ad metum trahebantur. 14.32.1. Intussen is in Camulodunum zonder aanwijsbare oorzaak het beeld van Victoria van zijn voetstuk gevallen en het heeft zich omgedraaid alsof het voor vijanden uit de weg ging. En, in paniek geraakt, voorspelden vrouwen dat het einde ophanden was, dat men vreemdtalig gebrabbel in hun senaatsgebouw gehoord had, dat het theater weergalmd had van geweeklaag en dat in de Theemsmonding de weerspiegeling was waargenomen van een verwoeste kolonie; voorts de Oceaan, bloedrood van aanblik, en afdrukken van menselijke lichamen, achtergelaten bij eb, evenzeer hoopvol beschouwd voor de Britanniërs als vreeswekkend voor de veteranen.
14.32.2. Sed quia procul Suetonius aberat, petivere a Cato Deciano procuratore auxilium. Ille haud amplius quam ducentos sine iustis armis misit; et inerat modica militum manus. Tutela templi freti, et impedientibus qui occulti rebellionis conscii consilia turbabant, neque fossam aut vallum praeduxerunt, neque motis senibus et feminis iuventus sola restitit: quasi media pace incauti multitudine barbarorum circumveniuntur. 14.32.2. Maar omdat Suetonius ver weg was vroegen zij om hulp aan procurator Catus Decianus. Die stuurde niet meer dan tweehonderd slecht bewapende manschappen; ook in de kolonie bevond zich nog een bescheiden hoeveelheid soldaten. Vertrouwend op de bescherming van de tempel en gehinderd door lieden die, in het geheim medeplichtig aan de opstand, de maatregelen dwarsboomden, groeven zij geen gracht of wierpen een wal op en ook niet bood de jeugd alleen opstand na het afvoeren van bejaarden en vrouwen. Zonder maatregelen getroffen te hebben alsof men midden in vredestijd was werden ze door een horde barbaren omsingeld.
14.32.3. Et cetera quidem impetu direpta aut incensa sunt: templum, in quo se miles conglobaverat, biduo obsessum expugnatumque. Et victor Britannus, Petilio Ceriali, legato legionis nonae, in subsidium adventanti obvius, fudit legionem, et quod peditum interfecit: Cerialis cum equitibus evasit in castra et munimentis defensus est. Qua clade et odiis provinciae, quam avaritia eius in bellum egerat, trepidus procurator Catus in Galliam transiit.

14.32.3. En alles werd bij de eerste aanval geplunderd of in brand gestoken: maar de tempel, waarin de soldaten zich verzameld hadden werd twee dagen belegerd en pas daarna veroverd. En zegevierend trokken de Britanni Petilius Cerialis, de onderbevelhebber van het negende legioen die te hulp kwam, tegemoet, versloegen het legioen en doodden wat er nog aan voetvolk restte: Cerialis wist met de ruiterij te ontkomen naar het legerkamp en is door de versterkingen daarvan beschermd. Angstig geworden door deze nederlaag en de haatgevoelens in de provincie, die door zijn hebzucht tot oorlog gedreven was, is de procurator Catus naar Gallië overgestoken.
Caput XXXIII Hoofdstuk 33
14.33.1. At Suetonius mira constantia medios inter hostes Londinium perrexit, cognomento quidem coloniae non insigne, sed copia negotiatorum et commeatuum maxime celebre. Ibi ambiguus, an illam sedem bello deligeret, circumspecta infrequentia militis, satisque magnis documentis temeritatem Petilii coercitam, unius oppidi damno servare universa statuit. Neque fletu et lacrimis auxilium eius orantium flexus est, quin daret profectionis signum et comitantes in partem agminis acciperet: si quos imbellis sexus aut fessa aetas vel loci dulcedo attinuerat, ab hoste oppressi sunt.


14.33.1. Maar Suetonius rukte met bewonderenswaardige kalmte midden tussen de vijanden door naar Londinium, dat wel niet de kwalificatie 'colonia' had maar zeer druk bezocht werd wegens zijn menigte kooplieden en nijverheid. Toen hij zich daar afvroeg of hij die plaats zou uitkiezen voor oorlogvoering besloot hij, gelet zijn geringe hoeveelheid soldaten en overwegend dat de roekeloosheid van Petilius door voldoende waarschuwingen was afgestraft, om maar liever door het verlies van één stad het geheel te redden. En hij heeft zich niet laten vermurwen door het gejammer en de tranen van degenen die zijn hulp inriepen om het teken tot de aftocht te geven en slechts diegenen als metgezellen in zijn troepen te accepteren die meetrokken: degenen die hun vrouwelijk geslacht of ouderdom of binding aan de plaats tot blijven had verlokt zijn door de vijand met geweld overmeesterd.
[Londinium: = Londen.]
14.33.2. Eadem clades municipio Verulamio fuit, quia barbari omissis castellis praesidiisque militare horreum, quod uberrimum spolianti et defendentibus intutum, laeti praeda et laborum segnes petebant. Ad septuaginta milia civium et sociorum iis, quae memoravi, locis cecidisse constitit. Neque enim capere aut venundare aliudve quod belli commercium, sed caedes patibula, ignes cruces, tamquam reddituri supplicium, at praerepta interim ultione, festinabant.

14.33.2. Dezelfde ramp overkwam de stad Verulamium, omdat de barbaren de versterkingen en garnizoenen links lieten liggen en, belust op buit en wars van inspanningen alleen aftrokken op militaire voorraadschuren die goed voorzien waren en niet beschermd door verdedigers. Het staat vast dat in de plaatsen die ik genoemd heb ongeveer 70.000 burgers en bondgenoten omgekomen zijn. Want noch hielden zij zich bezig met het maken van krijgsgevangenen of als slaaf verkopen of een andere soort oorlogshandel, maar met slachtpartijen en galgen, brandstichtingen en kruisigingen alsof ze, gedoemd ooit dezelfde straf te ondergaan, intussen vast vooraf wraak wilden nemen.
[Verulamium: de hoofdstad van de Cattavellauni, noordelijk van de middenloop van de Thames.]
Caput XXXIV Hoofdstuk 34
14.34.1. Iam Suetonio quarta decima legio cum vexillariis vicesimanis et e proximis auxiliares, decem ferme milia armatorum, erant, cum omittere cunctationem et congredi acie parat. Deligitque locum artis faucibus et a tergo silva clausum, satis cognito nihil hostium nisi in fronte et apertam planitiem esse, sine metu insidiarum.

14.34.1. Aan Suetonius stonden nu het veertiende legioen ter beschikking met de veteranen van het twintigste en de hulptroepen uit de omliggende gebieden, ongeveer tienduizend gewapenden, toen hij er toe overging zijn aarzelende houding te laten varen en zich ging voorbereiden op een treffen in een veldslag. En hij koos een plaats uit die omsloten was door een nauwe pas en een bos in de rug nadat hij zich ervan vergewist had dat er nergens een vijand kon zijn tenzij tegenover hem en dat zich slechts een open vlakte voor hem uitstrekte, zonder gevaar van een hinderlaag.
14.34.2. Igitur legionarius frequens ordinibus, levis circum armatura, conglobatus pro cornibus eques astitit. At Britannorum copiae passim per catervas et turmas exultabant, quanta non alias multitudo, et animo adeo feroci, ut coniuges quoque testes victoriae secum traherent plaustrisque imponerent, quae super extremum ambitum campi posuerant.

14.34.2. Zo kwam als opstelling uit de bus: de legioensoldaten in gesloten gelederen, aan weerskanten daarvan de lichtgewapenden, de ruiterij in dichte drom daarvoor op de vleugels. De troepen van de Britanniërs zwierven naar alle kanten in groepen voetvolk en ruiterij, een menigte van een omvang als nooit tevoren en bovendien met zo'n grimmige gezindheid dat zij zelfs hun vrouwen als getuigen van hun overwinning met zich meesleepten en dat zij die op karren zetten die zij aan de uiterste rand van het veld met een goed uitzicht daarop opgesteld hadden.
Caput XXXV Hoofdstuk 35
14.35.1. Boudicca curru filias prae se vehens, ut quamque nationem accesserat, solitum quidem Britannis feminarum ductu bellare testabatur, sed tunc non ut tantis maioribus ortam regnum et opes, verum ut unam e vulgo libertatem amissam, confectum verberibus corpus, contrectatam filiarum pudicitiam ulcisci: eo provectas Romanorum cupidines, ut non corpora, ne senectam quidem aut virginitatem impollutam relinquant.


14.35.1. Boudicca liet haar dochters op een wagen voor zich uitrijden en al naar gelang zij een stam genaderd was verzekerde zij dat het weliswaar voor de Britanniërs gebruikelijk was om oorlog te voeren onder leiding van vrouwen maar dat zij op dat moment, ook al was zij dan geboren uit zo belangrijke voorouders, niet zozeer gebrand was op wraak voor haar koninkrijk en rijkdommen, maar dat zij zich als één uit haar volk wilde wreken voor het verlies van haar vrijheid, haar door zweepslagen toegetakelde lichaam en de schending van de eer van haar dochters: zozeer was de liederlijkheid van de Romeinen immers gekomen dat zij geen persoon ontzagen, ja zelfs ouderdom of onschuld niet ongeschonden lieten.
14.35.2. Adesse tamen deos iustae vindictae; cecidisse legionem, quae proelium ausa sit; ceteros castris occultari aut fugam circumspicere. Ne strepitum quidem clamorem tot milium, nedum impetus et manus perlaturos. Si copias armatorum, si causas belli secum expenderent, vincendum illa acie vel cadendum esse. Id mulieri destinatum: viverent viri et servirent.




14.35.2. Maar de goden waren als hoeders van gerechte wraak op hun hand: het legioen dat de strijd had aangedurfd was gesneuveld; de overigen hielden zich schuil in hun legerkamp of loerden op een mogelijkheid tot vluchten. Niet eens het krijgsgeschreeuw van zoveel duizenden, laat staan dan hun stormloop en handgemeen zouden ze trotseren. Als zij overwogen hoeveel gewapenden klaar stonden, en de oorzaken van de oorlog dan moesten zij wel concluderen dat het in die slag een kwestie moest worden van of overwinnen of sneuvelen. Dit stond voor haar, een vrouw, vast: de mannen mochten in leven blijven maar dan als slaven!
[de mannen: let hier op de klankschildering in het latijn van alliteratie en assonantie waarmee de hooguitgillende klanken van de vrouw weergegeven zijn.]
Caput XXXVI Hoofdstuk 36
14.36.1. Ne Suetonius quidem in tanto discrimine silebat. Quamquam confideret virtuti, tamen exhortationes et preces miscebat, ut spernerent sonores barbarorum et inanes minas: plus illic feminarum quam iuventutis adspici. Imbelles, inermes cessuros statim, ubi ferrum virtutemque vincentium totiens fusi agnovissent.

14.36.1. Maar ook Suetonius zweeg niet op een zo kritiek moment. Ook al had hij vertrouwen in hun moed, toch mengde hij aansporingen met dringende verzoeken om de brallende maar loze dreigementen van de barbaren aan hun laars te lappen: er waren daar meer vrouwen te zien dan weerbare mannen. Niet tot de oorlog uitgerust, ongewapend, zouden ze meteen de wijk nemen zodra zij, al zo vaak verslagen, de wapens en moed van de triomferenden aan den lijve ondervonden zouden hebben.
14.36.2. Etiam in multis legionibus paucos, qui proelia profligarent; gloriaeque eorum accessurum, quod modica manus universi exercitus famam adipiscerentur. Conferti tantum et pilis emissis post umbonibus et gladiis stragem caedemque continuarent, praedae immemores: parta victoria cuncta ipsis cessura. 14.36.2. Ook bij grote aantallen legioenen waren het toch enkelingen die de strijd beslechtten; en het zou tot hun roem bijdragen dat zij, een handvol mannen, de roem van een heel leger verwierven. Zij hoefden slechts in gesloten colonne, na hun lansen weggeworpen te hebben, daarna met hun schildknoppen en zwaarden dood en verderf blijven zaaien zonder te denken aan het maken van buit: als de overwinning eenmaal behaald was zou alles hen toevallen.
14.36.3. Is ardor verba ducis sequebatur, ita se ad intorquenda pila expedierat vetus miles et multa proeliorum experientia, ut certus eventus Suetonius daret pugnae signum. 14.36.3. Zo'n geestdrift volgde de woorden van de aanvoerder en zozeer hadden de veteranen met hun grote oorlogservaring verlangd naar het slingeren van hun lansen dat Suetonius, zeker van de afloop, het teken tot de strijd gaf.
Caput XXXVII Hoofdstuk 37
14.37.1. Ac primum legio gradu immota et angustias loci pro munimento retinens, postquam propius suggressis hostibus certo iactu tela exhauserat, velut cuneo erupit. Idem auxiliarium impetus; et eques protentis hastis perfringit quod obvium et validum erat. Ceteri terga praebuere, difficili effugio, quia circumiecta vehicula saepserant abitus. Et miles ne mulierum quidem neci temperabat, confixaque telis etiam iumenta corporum cumulum auxerant.

14.37.1. En het legioen hield aanvankelijk op de plaats rust en hield de bergpas als dekking bezet, maar nadat de vijanden dichterbij gekomen waren tot in hun schootsveld dunden ze hen met hun werpspiesen uit en daarna deden zij een uitval in wigformatie. Op dezelfde manier verliep de aanval van de hulptroepen; ook de ruiterij doorbrak met gevelde lansen alwat haar voor de voeten kwam en weerstand bood. De overigen sloegen op de vlucht, hoe moeilijk ontkomen ook was omdat de rondom opgestelde karren de aftocht afgesloten hadden. En onze soldaten onthielden zich zelfs niet van moord op de vrouwen en ook de lastdieren, met lansen doorboord, hadden binnen de kortste keren de stapel lijken vergroot.
14.37.2. Clara et antiquis victoriis par ea die laus parta: quippe sunt qui paulo minus quam octoginta milia Britannorum cecidisse tradant, militum quadringentis ferme interfectis nec multo amplius vulneratis. Boudicca vitam veneno finivit. Et Poenius Postumus, praefectus castrorum secundae legionis, cognitis quartadecimanorum vicesimanorumque prosperis rebus, quia pari gloria legionem suam fraudaverat abnueratque contra ritum militiae iussa ducis, se ipse gladio transegit. 14.37.2. Een schitterende krijgsroem is op die dag behaald en overwinningen uit het verleden evenarend: sommige geschiedschrijvers vermelden immers dat tegen de 80.000 Britanniërs gesneuveld zijn terwijl maar zo'n 400 Romeinse soldaten gedood zijn en niet veel meer gewond. Boudicca heeft met vergif een eind aan haar leven gemaakt. En Poenius Postumus, commandant van het kamp van het tweede legioen heeft zichzelf met het zwaard doorboord nadat hij de successen van het veertiende en het twintigste vernomen had, omdat hij zijn eigen legioen een gelijke roem onthouden had en omdat hij tegen de regels van de krijgsdienst de bevelen van zijn overste genegeerd had.
Caput XXXVIII Hoofdstuk 38
14.38.1. Contractus deinde omnis exercitus sub pellibus habitus est ad reliqua belli perpetranda. Auxitque copias Caesar missis ex Germania duobus legionariorum milibus, octo auxiliarium cohortibus ac mille equitibus quorum adventu nonani legionario milite suppleti sunt. 14.38.1. Daarop is het hele leger bijeen gebracht en in tentenkampen gelegerd gehouden om de oorlog verder af te wikkelen. En de keizer heeft de troepenkracht versterkt door twee duizend legioensoldaten vanuit Germanië over te plaatsen en acht cohorten hulptroepen en duizend ruiters; met de komst van deze manschappen zijn de soldaten van het negende legioen op sterkte gebracht.
14.38.2. Cohortes alaeque novis hibernaculis locatae, quodque nationum ambiguum aut adversum fuerat, igni atque ferro vastatum. Sed nihil aeque quam fames adfligebat serendis frugibus incuriosos, et omni aetate ad bellum versa, dum nostros commeatus sibi destinant.

14.38.2. De cohorten en ruiterafdelingen zijn in nieuwe winterkwartieren ondergebracht en wat er van de stammen onbetrouwbaar of weerspannig was geweest is te vuur en te zwaard geliquideerd.Maar niets leverde een gelijke aanslag op als de honger omdat de Britanniërs zich niet bekommerd hadden om het koren te zaaien en, waar elke leeftijdsgroep zijn aandacht gericht hield op de oorlog, zij op onze levensmiddelen rekenden voor eigen onderhoud.
14.38.3. Gentesque praeferoces tardius ad pacem inclinabant, quia Iulius Classicianus, successor Cato missus et Suetonio discors, bonum publicum privatis simultatibus impediebat disperseratque novum legatum opperiendum esse, sine hostili ira et superbia victoris clementer deditis consulturum. Simul in urbem mandabat, nullum proeliorum finem exspectarent, nisi succederetur Suetonio, cuius adversa pravitati ipsius, prospera ad fortunam referebat.

14.38.3. En deze zeer woeste stammen waren slechts traag tot vrede geneigd, omdat Iulius Classicianus, als opvolger voor Catus gezonden en, op slechte voet staande met Suetonius, het goede voor de gemeenschap frustreerde met persoonlijke vetes en het praatje rondgestrooid had dat er op een nieuwe stadhouder gewacht moest worden die hen bij overgave zonder vijandelijke woede en overwinnaarsarrogantie wel zachtmoedig zou behandelen. Tegelijk zond hij een bericht naar Rome dat men geen einde aan de vijandelijkheden mocht verwachten, tenzij er een opvolger voor Suetonius kwam, wiens tegenslagen hij uitlegde als gevolg van diens eigen ongeschiktheid en wiens successen als stom geluk.
Caput XXXIX Hoofdstuk 39
14.39.1. Igitur ad spectandum Britanniae statum missus est e libertis Polyclitus, magna Neronis spe posse auctoritate eius non modo inter legatum porcuratoremque concordiam gigni, sed et rebelles barbarorum animos pace componi. 14.39.1. Derhalve is een vrijgelatene Polyclitus gestuurd om de toestand in Britannië te inspecteren, waarbij Nero erg hoopte dat er dank zij zijn gezag niet alleen verzoening tussen stadhouder en procurator bewerkt zou worden, maar dat ook de opstandige gemoederen van de barbaren tot vrede gebracht zouden worden.
14.39.2. Nec defuit Polyclitus, quo minus ingenti agmine Italiae Galliaeque gravis, postquam Oceanum transmiserat, militibus quoque nostris terribilis incederet. Sed hostibus inrisui fuit, apud quos flagrante etiam tum libertate nondum cognita libertinorum potentia erat; mirabanturque, quod dux et exercitus tanti belli confector servitiis oboedirent. 14.39.2. En Polyclitus kon niet nalaten om met het enorme gevolg waarmee hij Italië en Gallië al bezwaard had, na het oversteken van de Oceaan, verder te trekken, schrikbarend zelfs voor onze soldaten. Maar voor de vijanden strekte het slechts tot spot: bij hen was, omdat ook toen de vrijheidskoorts nog leefde, macht van vrijgelatenen nog niet bekend; en zij stonden verbaasd dat een aanvoerder en een leger dat een zo grote oorlog beslecht had zich onderdanig gedroegen jegens slaven.
14.39.3. Cuncta tamen ad imperatorem in mollius relata; detentusque rebus gerundis Suetonius, quod paucas naves in litore remigiumque in iis amiserat, tamquam durante bello tradere exercitum Pertronio Turpiliano, qui iam consulatu abierat, iubetur. Is non inritato hoste neque lacessitus honestum pacis nomen segni otio imposuit. 14.39.3. Maar dit alles is de keizer slechts in verhullende bewoordingen overgebracht; en Suetonius is gehandhaafd in het oppercommando maar omdat hij later een handvol schepen en hun bemanning op de kust verloren had kreeg hij, alsof dit tijdens de oorlog gebeurd was, de opdracht om zijn leger over te dragen aan Pertronius Turpilianus, die al als consul was afgetreden. Deze heeft, zonder de vijand uit te dagen en ook niet zelf geprovoceerd, de erenaam 'vrede' geplakt op zijn vadsig niets-doen.





Lees verder



Terug naar het overzicht van de inhoud van de Annalen