ANNALES 14, 1 -
22
|
Jaarboeken 14, 1 -
22 De moord op Agrippina; Nero's reactie [A.D. 59-60] |
Caput I | Hoofdstuk 1 |
14.1.1. Gaio Vipstano C.
Fonteio consulibus diu meditatum scelus non
ultra Nero distulit, vetustate imperii coalita
audacia et flagrantior in dies amore
Poppaeae, quae sibi matrimonium et discidium
Octaviae incolumi Agrippina haud
sperans crebris criminationibus, aliquando per
facetias incusare principem et pupillum vocare,
qui iussis alienis obnoxius non modo
imperii, sed libertatis etiam indigeret. |
14.1.1. Onder
het consulaat van Gaius Vipstanus
en Gaius Fonteius heeft Nero
z'n lang overwogen misdaad niet langer uitgesteld omdat
zijn overmoed toegenomen was door gewenning aan de
heerschappij en omdat hij van dag tot dag heviger verliefd
werd op Poppaea die, zolang Agrippina leefde niet hoefde
hopen op een huwelijk voor zichzelf en een scheiding van
Octavia. Daarom begon zij de vorst bij voortduring het
leven zuur te maken met beschuldigingen en hem soms ook
snerend een papkindje te noemen omdat hij met zijn dansen
naar andermans pijpen niet alleen zonder macht maar ook
zonder vrijheid leefde. [Gaius Vipstanus: Gaius Vipstanus Apronianus was in 69 proconsul van Africa.] [Gaius Fonteius: Gaius Fonteius Capito was een verachtelijk en hebzuchtig man; in 68 werd hij als propraetor van Beneden-Germanië door zijn eigen onderbevelhebbers vermoord.] |
14.1.2. Cur enim differri
nuptias suas? formam scilicet displicere et
triumphales avos, an fecunditatem et verum animum? timeri
ne uxor saltem iniurias patrum, iram populi adversus
superbiam avaritiamque matris aperiat. Quod si
nurum Agrippina non nisi filio
infestam ferre posset, redderetur ipsa
Othonis coniugio: ituram quoquo terrarum, ubi
audiret potius contumelias imperatoris quam
viseret periculis eius immixta. |
14.1.2. 'Want
waarom werd een huwelijk met haar uitgesteld? Haar
uiterlijk stond hem zeker niet aan en haar voorouders met hun triomfen,
of misschien haar vruchtbaarheid en waarachtigheid? Men
was natuurlijk bang dat zij, als ze eenmaal zijn vrouw
was, een boekje open zou doen over het onrecht dat de
senatoren was aangedaan of over de gebetenheid van het
volk op de arrogantie en hebzucht van zijn moeder. Maar
als Agrippina geen andere schoondochter kon verdragen dan
een die bij haar zoon gehaat was,
dan moest zij maar weer hersteld worden in haar huwelijk met Otho: ze zou
liever waarheen dan ook ter wereld gaan om daar te horen
over de smadelijke behandeling van de keizer dan er
ooggetuige van te zijn terwijl ze er zelf in verwikkeld
was'. [haar voorouders: veralgemenend meervoud want in feite ging het alleen op voor Poppaeus Sabinus, die, na een overwinning op de Thraciërs, de triomfale eretekens in ontvangst mocht nemen in A.D.26.] [gehaat: het gaat hier over Octavia; over Nero's verhouding met haar had Tacitus eerder gezegd: 'Van zijn echtgenote Octavia immers, hoe edel en algemeen gerespecteerd ook, had hij een afkeer door een noodlottige samenloop van omstandigheden of omdat het ongeoorloofde nu eenmaal een sterker aantrekkingskracht uitoefent'. (Annalen 13.12.2)] [haar huwelijk met Otho: Otho was uit Rome weggepromoveerd tot stadhouder over Lusitania in Spanje.] |
14.1.3. Haec atque talia lacrimis et
arte adulterae penetrantia nemo prohibebat, cupientibus
cunctis infringi potentiam matris et
credente nullo usque ad caedem eius duratura
filii odia. |
14.1.3. Terwijl ze hem deze en dergelijke klachten inpeperde onder tranen en met de trucages van een minnares legde niemand haar een strobreed in de weg omdat iedereen wilde dat de macht van zijn moeder gebroken werd en anderzijds niemand geloofde dat de haat van de zoon zou uitlopen op een moord op haar. |
Caput II | Hoofdstuk 2 |
14.2.1. Tradit Cluvius ardore retinendae Agrippinam potentiae eo usque provectam, ut medio diei, cum id temporis Nero per vinum et epulas incalesceret, offerret se saepius temulento comptam in incesto paratam; iamque lasciva oscula et praenuntias flagitii blanditias adnotantibus proximis, Senecam contra muliebris inlecebras subsidium a femina petivisse, immissamque Acten libertam, quae simul suo periculo et infamia Neronis anxia deferret pervulgatum esse incestum gloriante matre, nec toleraturos milites profani principis imperium. | 14.2.1. Cluvius schrijft dat Agrippina in haar begeerte om haar macht te behouden zo ver gegaan is dat ze zich meer dan eens opgemaakt aan hem aanbood, bereid tot incest, midden op de dag, omdat Nero dan door wijn en eten wellustig begon te worden; en dat, toen de mensen die om hem heen aanlagen al ongeremde omhelzingen en de voorboden van de schanddaad bemerkten, Seneca tegen de verlokkingen van een vrouw zijn toevlucht heeft genomen bij een andere vrouw en de vrijgelatene Acte er op af gestuurd heeft om hem, bezorgd als ze tegelijkertijd was om het gevaar waarin ze zelf verkeerde en de schande voor Nero, te melden dat de incest algemeen bekend was omdat zijn moeder zich er op beroemde en dat het leger geen gezag zou accepteren van een vorst die zich te grabbel gooide. |
14.2.2. Fabius Rusticus non
Agrippinae sed Neroni cupitum id memorat
eiusdemque libertae astu disiectum. Sed
quae Cluvius, eadem ceteri quoque auctores
prodidere, et fama huc inclinat,
seu concepit animo tantum immanitatis Agrippina,
seu credibilior novae libidinis meditatio
in ea visa est, quae puellaribus annis
stuprum cum M. Lepido spe dominationis admiserat,
pari cupidine usque ad libita Pallantis provoluta et
exercita ad omne flagitium patrui nuptiis. |
14.2.2. Fabius
Rusticus vermeldt dat het verlangen hiernaar niet bij
Agrippina maar bij Nero lag en dat het door de list van
dezelfde vrijgelatene verijdeld is. Maar de lezing van
Cluvius hebben ook de andere bronnen overgeleverd en de
algemene opinie neigt hier ook naar, hetzij Agrippina
inderdaad het idee voor een zo afschuwelijke wandaad heeft
opgevat, hetzij het uitbroeden van zo'n ongehoord
wellustig gedrag bij haar geloofwaardiger scheen omdat ze
in haar meisjesjaren zich al tot sexuele uitspattingen met
Marcus Lepidus had laten
verleiden in de hoop op macht, met gelijke begeerte zich
verlaagd had tot Pallas' wensen en doorkneed was in elke
liederlijkheid in het huwelijk met haar oom. [Marcus Lepidus: deze smeedde met Lentulus een komplot tegen Caligula. Hij werd in 39 ter dood gebracht. Hoewel hij gehuwd was met Drusilla pleegde hij overspel, niet alleen met zijn schoonzuster Agrippina, maar ook met Iulia Livilla, een zuster van Caligula.] [oom: voor de Romein van de oude stempel was een huwelijk tussen oom en nicht incestueus.] |
Caput III | Hoofdstuk 3 |
14.3.1. Igitur Nero vitare
secretos eius congressus, abscedentem in hortos aut
Tusculanum vel Antiatem in agrum laudare, quod
otium capesseret. Postremo, ubicumque
haberetur, praegravem ratus interficere constituit,
hactenus consultans, veneno an ferro vel qua alia
vi. Placuitque primo venenum. |
14.3.1. Dus
begon Nero afzonderlijke bijeenkomsten met haar uit de weg
te gaan en het toe te juichen als ze zich afzonderde in de
parken of op haar landgoed in Tusculum
of Antium, 'omdat ze dan van rust kon genieten'.
Maar uiteindelijk vond hij toch dat zij een te zware
belasting voor hem vormde waar ze zich ook bevond en
besloot hij haar te doden waarbij hij zich nog slechts
afvroeg of dat met vergif of het zwaard moest gebeuren of
met een andere vorm van geweld. En in eerste instantie
koos hij voor vergif. [Tusculum of Antium: Tusculum lag ten Zuid-Oosten van Rome; Antium lag aan de kust van Latium, ten Zuid-Oosten van Ostia.] |
14.3.2. Sed inter epulas
principis si daretur, referri ad casum non
poterat tali iam Britannici exitio;
et ministros temptare arduum videbatur
mulieris usu scelerum adversus insidias intentae; atque
ipsa praesumendo remedia munierat corpus.
Ferrum et caedes quonam modo occultaretur, nemo
reperiebat; et ne quis illi tanto
facinori delectus iussa sperneret metuebat.
|
14.3.2. Maar het kon niet aan het toeval toegeschreven worden als het onder de maaltijd van de vorst toegediend zou worden, omdat Britannicus ook al op zo'n manier aan zijn einde gekomen was; en het scheen moeilijk dienaars op de proef te stellen van een vrouw die door haar vertrouwdheid met misdaden op een hinderlaag was voorbereid; bovendien had ze haar lichaam gewapend door tevoren tegengif te nemen. Op welke manier een gewelddadige dood verborgen gehouden kon worden, kon niemand bedenken; en hij was ook bang dat iemand die voor zo'n precaire opdracht aangezocht zou worden z'n bevelen aan zijn laars zou lappen. |
14.3.3. Obtulit ingenium Anicetus
libertus, classi apud Misenum praefectus et
pueritiae Neronis educator ac mutuis odiis
Agrippinae invisus. Ergo navem posse
componi docet, cuius pars ipso in
mari per artem soluta effunderet ignaram: nihil
tam capax fortuitorum quam mare; et
si naufragio intercepta sit, quem adeo
iniquum, ut sceleri adsignet, quod
venti et fluctus deliquerint? Additurum
principem defunctae templum et aras et cetera
ostentandae pietati. |
14.3.3. De
vrijgelatene Anicetus bood
toen zijn diensten aan. Hij was bevelhebber van de vloot
bij Misenum en opvoeder van
Nero toen die nog jong was. Door wederzijdse haatgevoelens
stond hij op gespannen voet met Agrippina. Hij legde dan
uit dat men een schip kon bouwen waarvan een gedeelte in
volle zee door een truc kon loslaten zodat zij zonder iets
van opzet te merken overboord zou slaan: niets was zo
gevoelig voor toevalligheden als de zee; en als ze dan
door zo'n schipbreuk omgekomen was, wie zou er dan zo
onbillijk zijn dat hij aan een misdaad zou toeschrijven
wat winden en stromen misdaan hadden? De vorst zou nog een
tempel aan haar kunnen toewijden als ze overleden was en
altaren en andere blijken van kinderliefde. [Anicetus: Anicetus zorgde ook voor de dood van Octavia. Hij werd in 62 naar Sardinia verbannen, waar hij, beloond door de keizer, tot aan zijn dood bleef wonen.] [Misenum: hier was de vlootbasis van de Tyrrheense Zee.] |
Caput IV | Hoofdstuk 4 |
14.4.1. Placuit sollertia,
tempore etiam iuta, quando Quinquatruum
festos dies apud Baias frequentabat. Illuc matrem
elicit, ferendas parentium iracundias et placandum
animum dictitans, quo rumorem
reconciliationis efficeret acciperetque Agrippina,
facili feminarum credulitate ad gaudia. |
14.4.1. Hij
koos voor deze list, daarbij geholpen door het tijdstip
aangezien hij de Minervafeesten te
Baiae placht te bezoeken. Daar lokte hij zijn
moeder naar toe, met nadruk verzekerend dat je grillen van
ouders moest verdragen en dat je hun slechte humeur moest
kalmeren. Zo hoopte hij dat het gerucht van een verzoening
ingang zou vinden en Agrippina dat zou slikken met de al
te gemakkelijke rooskleurige goedgelovigheid van een
vrouw. [Minervafeesten te Baiae: deze Minervafeesten werden gevierd van 19 tot 23 maart in Baiae, een luxueuze badplaats aan de Golf van Napels.] |
14.4.2. Venientem dehinc obvius in litora (nam Antio adventabat) excepit manu et complexu ducitque Baulos. Id villae nomen est, quae promunturium Misenum inter et Baianum lacum flexo mari adluitur. | 14.4.2. Van hier kwam hij Agrippina tegemoet naar de kust (want zij kwam van de kant van Antium), omhelsde haar en begeleidde haar naar Bauli. Dit is de naam van een landgoed dat, gelegen tussen Kaap Misenum en de Golf van Baiae, aan een zeearm ligt. |
14.4.3. Stabat inter alias navis
ornatior, tamquam id quoque honori matris daretur:
quippe sueverat triremi et classiariorum remigio vehi.
Ac tum invitata ad epulas erat, ut
occultando facinori nox adhiberetur. |
14.4.3. Er lag tussen andere schepen een schip dat mooier versierd was, alsof ook dit ter ere van zijn moeder werd aangeboden: zij was immers gewend om met een drieriemer te varen met roeiers gerecruteerd uit soldaten ter zee. En toen is zij ter tafel genood om de nacht af te wachten om de misdaad te verbergen. |
14.4.4. Satis constitit extitisse
proditorem, et Agrippinam auditis
insidiis, an crederet ambiguam,
gestamine sellae Baias pervectam. Ibi
blandimentum sublevavit metum: comiter excepta
superque ipsum collocata. Iam
pluribus sermonibus, modo familiaritate iuvenili Nero
et rursus adductus, quasi seria consociaret,
tracto in longum convictu, prosequitur
abeuntem, artius oculis et pectori haerens, sive
explenda simulatione, seu periturae matris supremus
adspectus quamvis ferum animum retinebat. |
14.4.4. Het staat wel vast dat er een verrader is opgetreden en dat Agrippina, na het horen over de hinderlaag, onzeker of ze het moest geloven, per draagstoel naar Baiae vervoerd is. Daar heeft vleierij haar vrees weggenomen: ze is vriendelijk ontvangen en op een belangrijker plaats aan tafel gelegd dan Nero zelf. Deze onderhield zich in talrijke onderonsjes met haar, nu eens met een jongensachtige vertrouwelijkheid, dan weer ernstig alsof hij haar deelgenoot wilde maken van serieuze gedachten. Toen de maaltijd zo gerekt was, begeleidde hij haar toen zij wegging, waarbij hij haar inniger aankeek en zich aan haar borst drukte, hetzij om zijn geveins ten top te voeren, hetzij de laatste aanblik van zijn moeder die op het punt stond te sterven zijn inborst, hoe liederlijk die ook was, deed aarzelen. |
Caput V | Hoofdstuk 5 |
14.5.1. Noctem sideribus inlustrem et placido mari quietam quasi convincendum ad scelus dii praebuere. Nec multum erat progressa navis, duobus e numero familiarium Agrippinam comitantibus, ex quis Crepereius Gallus haud procul gubernaculis adstabat, Acerronia super pedes cubitantis reclinis paenitentiam filii et recuperatam matris gratiam per gaudium memorabat, cum dato signo ruere tectum loci multo plumbo grave, pressusque Crepereius et statim exanimatus est: Agrippina et Acerronia eminentibus lecti parietibus ac forte validioribus, quam ut oneri cederent, protectae sunt. | 14.5.1. De
goden zorgden voor een schitterende sterrennacht die,
doordat de zee kalm was, als het ware het overtuigend
bewijs leverde dat er misdaad in het spel was. En het
schip, waarop twee getrouwen Agrippina vergezelden, was
nog niet ver gevorderd: Crepereius Gallus stond vlak bij
het roer en Acerronia leunde achterover boven haar benen
terwijl ze op haar rug lag en praatte vol vreugde over de
spijtbetuiging van haar zoon en de teruggewonnen gunst van
de moeder. Plotseling is toen, op een gegeven teken, het
dak, dat met lood verzwaard was, ingestort en Crepereius
is bedolven en op slag gedood: Agrippina en Acerronia zijn
beschermd door de opstaande leuningen van het bed die
stevig genoeg bleken om de last het hoofd te bieden. |
14.5.2. Nec dissolutio
navigii sequebatur, turbatis omnibus
et quod plerique ignari etiam conscios impediebant.
Visum dehinc remigibus unum in latus inclinare
atque ita navem submergere; sed neque
ipsis promptus in rem subitam consensus, et
alii contra nitentes dedere
facultatem lenioris in mare iactus. |
14.5.2. En er volgde geen schipbreuk omdat alle opvarenden in verwarring raakten en de meesten, zonder ergens van af te weten, ook degenen die wel in het complot zaten voor de voeten liepen. Hierop besloten de roeiers naar één kant te gaan hangen en zo het schip tot zinken te brengen; maar enerzijds was hun eigen daadkracht onvoldoende voor een dergelijke plotselinge manoeuvre, anderzijds boden de anderen door naar de andere kant te gaan hangen de mogelijkheid om rustiger in zee te glijden. |
14.5.3. Verum Acerronia,
imprudentia dum se Agrippinam esse utque
subveniretur matri principis clamitat,
contis et remis et quae fors obtulerat navalibus
telis conficitur. Agrippina silens eoque
minus agnita (unum tamen vulnus umero excepit)
nando, deinde occursu lenunculorum Lucrinum in lacum vecta
villae suae infertur. |
14.5.3. Maar
Acerronia werd, toen zij in haar onwetendheid begon te
roepen dat zij Agrippina was en dat men de moeder van de
vorst te hulp moest komen, met scheepsbomen, roeiriemen en
scheepstuig zoals dat maar voor het grijpen lag,
doodgeslagen. Agrippina wist, stilletjes en zo des te
minder opvallend (toch liep ze nog een schouderwond op),
zwemmend en daarna, na het ontmoeten van vissersbootjes,
varend het Lucrinusmeer en
haar landgoed te bereiken. [het Lucrinusmeer: dit is een kustmeer in de buurt van Baiae met een open verbinding naar de Tyrrheense Zee.] |
Caput VI | Hoofdstuk 6 |
14.6.1. Illic reputans ideo
se fallacibus litteris accitam et honore
praecipuo habitam, quodque litus iuxta,
non ventis acta, non saxis impulsa navis summa sui
parte veluti terrestre machinamentum concidisset,
observans etiam Acerroniae necem, simul
suum vulnus adspiciens, solum insidiarum remedium
esse sensit, si non intellegerentur; |
14.6.1. Toen zij daar bedacht dat zij daarom met een bedrieglijke brief uitgenodigd was en met eerbetuigingen overladen, en dat het schip vlak onder de kust, zonder in de wind te liggen, zonder op de rotsen te zijn gelopen, van boven af ingestort was als een stellage op het land, daarbij de moord op Acerronia overwegend en tegelijk haar eigen verwonding onder ogen ziende, begreep ze dat de enige verdediging tegen de hinderlaag hierin bestond: te doen alsof ze die niet doorzag. |
14.6.2. misitque libertum
Agermum, qui nuntiaret filio benignitate deum et
fortuna eius evasisse gravem casum; orare
ut quamvis periculo matris exterritus
visendi curam differret; sibi ad praesens quiete opus.
|
14.6.2. En zij stuurde haar vrijgelatene Agermus om aan haar zoon te berichten dat ze dank zij de goedertierenheid van de goden en zijn geluk aan een ernstig ongeluk ontsnapt was; dat zij hem vroeg om, ook al was hij geschokt door het gevaar waarin zijn moeder verkeerd had, zijn behoefte om haar op te zoeken even uit te stellen; dat zij voor het ogenblik behoefte had aan rust. |
14.6.3. Atque interim securitate
simulata medicamina vulneri et fomenta corpori
adhibet; testamentum Acerroniae requiri
bonaque obsignari iubet, id tantum non per
simulationem. |
14.6.3. En
intussen vroeg ze, onbezorgdheid voorwendend,
geneesmiddelen voor haar wond en compressen voor haar
lichaam; ze gaf wel opdracht om het
testament van Acerronia op te zoeken en haar
goederen te verzegelen, dit alleen zonder veinzerij. [het testament: ze wist dat ze tot erfgename van Acerronia was benoemd en haar hebzucht dreef haar ertoe ogenblikkelijk bezit te nemen van haar erfdeel.] |
Caput VII | Hoofdstuk 7 |
14.7.1. At Neroni nuntios
patrati facinoris opperienti adfertur evasisse
ictu levi sauciam et hactenus adito
discrimine, ne auctor dubitaretur. |
14.7.1. Maar aan Nero, die in afwachting was van de boodschap 'misdaad volbracht', werd bericht dat ze had weten te ontsnappen, slechts gewond met een lichte kwetsuur maar na toch wel zozeer in gevaar verkeerd te hebben dat ze niet over de aanstichter hoefde te twijfelen. |
14.7.2. Tum pavore exanimis
et iam iamque adfore obtestans
vindictae properam, sive servitia armaret
vel militem accenderet, sive ad
senatum et populum pervaderet, naufragium et
vulnus et interfectos amicos obiciendo: quod
contra subsidium sibi, nisi quid Burrus
et Seneca? Quos statim acciverat, incertum
an et ante ignaros. |
14.7.2. Toen raakte Nero buiten zinnen van angst en verzekerde dat ze elk moment op wraak belust kon verschijnen, hetzij ze haar slaven zou bewapenen of het leger zou ophitsen, hetzij ze zich toegang zou verschaffen tot senaat en volksvergadering om daar een boekje open te doen over de schipbreuk en haar verwonding en het doden van haar vrienden: wat voor hulp had hij daar tegenover, tenzij Burrus en Seneca....? Die had hij terstond laten ontbieden, waarbij het onzeker is of zij hiervan ook tevoren op de hoogte waren. |
14.7.3. Igitur longum utriusque silentium, ne inriti dissuaderent, an eo descensum credebant, ut, nisi praeveniretur Agrippina, pereundum Neroni esset. Post Seneca hactenus promptius, ut respiceret Burrum ac sciscitaretur, an militi imperanda caedes esset. | 14.7.3.
Derhalve hielden ze zich allebei lange tijd stil, om niet
tevergeefs af te raden ofwel meenden ze dat het toch al
zover gekomen was dat Nero moest sterven als men Agrippina
niet vóór was. Daarna is Seneca in zoverre vlotter geweest
dat hij Burrus aankeek en vroeg of de moord aan een
soldaat opgedragen kon worden. |
14.7.4. Ille praetorianos toti Caesarum domui obstrictos memoresque Germanici nihil adversus progeniem eius atrox ausuros respondit: perpetraret Anicetus promissa. | 14.7.4. Hij antwoordde dat de keizerlijke lijfwacht verknocht was aan het hele keizerlijk huis en dat ze, Germanicus indachtig, geen wreedheid tegen zijn dochter zou durven ondernemen: Anicetus moest zijn beloften maar waarmaken. |
14.7.5. Qui nihil cunctatus poscit summam sceleris. Ad eam vocem Nero illo sibi die dari imperium auctoremque tanti muneris libertum profitetur: iret propere duceretque promptissimos ad iussa. | 14.7.5. Deze eiste zonder aarzelen de voltooiing van de misdaad op. Op deze uitspraak riep Nero uit dat pas op die dag de macht aan hem gegeven werd en dat de schenker van een zo grote gift nog wel een vrijgelatene was: hij moest maar gauw gaan en de meest gehoorzamen meenemen. |
14.7.6. Ipse audito
venisse missu Agrippinae nuntium Agermum,
scaenam ultro criminis parat, gladiumque,
dum mandata perfert, abicit inter
pedes eius, tum quasi deprehenso vincla inici iubet,
ut exitium principis molitam matrem
et pudore deprehensi sceleris sponte mortem sumpsisse
confingeret. |
14.7.6. Zelf zette hij, toen hij gehoord had dat de bode Agermus aangekomen was, gezonden door Agrippina, op eigen initiatief een misdaadscene op touw, want, terwijl Agermus zich van zijn opdracht kweet, wierp Nero een zwaard tussen zijn benen en beval daarop hem te arresteren en in de boeien te werpen, om het verzinsel ingang te laten vinden dat zijn moeder de dood van de vorst beoogd had en uit schaamte over de ontdekking van deze misdaad de hand aan zichzelf had geslagen. |
Caput VIII | Hoofdstuk 8 |
14.8.1. Interim vulgato
Agrippinae periculo, quasi casu evenisset,
ut quisque acceperat, decurrere ad litus. Hi
molium obiectus, hi proximas scaphas scandere;
alii, quantum corpus sinebat, vadere
in mare; quidam manus protendere.
Questibus votis clamore diversa rogitantium aut incerta
respondentium omnis ora compleri; adfluere
ingens multitudo cum luminibus, atque ubi
incolumem esse pernotuit, ut ad gratandum sese
expedire, donec adspectu armati et
minitantis agminis deiecti sunt. |
14.8.1. Intussen rende iedereen naar de kust, zodra hij het nieuws, dat verspreid was, vernomen had, over het gevaar waarin Agrippina verkeerd had, als zou het door een ongeluk zijn gekomen. Sommigen klommen op golfbrekers, anderen stapten in de dichtstbij liggende bootjes; weer anderen liepen de zee in zo ver als hun lichaamslengte dat toeliet; enigen strekten hun handen voor zich uit. Met jammerklachten, gebeden en geroep van mensen die van alles vroegen of onverstaanbare antwoorden gaven werd de hele kust gevuld; een geweldige menigte kwam met fakkels toestromen en, zodra die vernomen had dat ze ongedeerd was, zette ze zich in beweging als om haar geluk te gaan wensen, totdat ze door de aanblik van gewapende soldaten die een dreigende houding aannamen van hun stuk gebracht zijn. |
14.8.2. Anicetus villam
statione circumdat refractaque ianua obvios
servorum abripit, donec ad fores cubiculi
veniret; cui pauci adstabant, ceteris
terrore inrumpentium exterritis. |
14.8.2. Anicetus stelde een bewaking op rond het landgoed, liet de deur open breken en ruimde de slaven uit de weg die de doortocht versperden om zo bij de deur van de slaapkamer te komen; daar stond nog een slechts handjevol omdat de anderen door de schrik die de indringers aanjoegen verjaagd waren. |
14.8.3. Cubiculo modicum lumen
inerat et ancillarum una, magis ac
magis anxia Agrippina, quod nemo a
filio ac ne Agermus quidem: aliam fore
laetae rei faciem; nunc solitudinem ac
repentinos strepitus et extremi mali indicia.
|
14.8.3. De slaapkamer was slechts schamel verlicht en er was nog maar één dienares aanwezig, terwijl Agrippina steeds bezorgder werd omdat niemand van de kant van haar zoon arriveerde, zelfs Agermus niet: de aanblik van een vreugdevol verloop zou toch wel anders zijn; nu nam ze slechts eenzaamheid waar en onverwacht lawaai en voortekens van zeer groot onheil. |
14.8.4. Abeunte dehinc ancilla, "tu quoque me deseris?" prolocuta respicit Anicetum, trierarcho Herculeio et Obarito centurione classiario comitatum: ac si ad visendum venisset, refotam nuntiaret, sin facinus patraturus, nihil se de filio credere; non imperatum parricidium. | 14.8.4. Toen hierna ook de dienares wegliep, zei ze "Laat ook jij mij in de steek?", merkte toen Anicetus op, vergezeld van de trierarch Herculeius en de centurio ter zee Obaritus en reageerde met 'hij moest maar melden dat ze weer opgeknapt was als hij gekomen was om haar op te zoeken, maar als hij van plan was een misdaad te begaan geloofde ze niets over haar zoon; hij had geen moedermoord bevolen'. |
14.8.5. Circumsistunt lectum percussores et prior trierarchus fusti caput eius adflixit. Iam in mortem centurioni ferrum destringenti protendens uterum "ventrem feri" exclamavit multisque vulneribus confecta est. | 14.8.5. De moordenaars kwamen om het ligbed heen staan en als eerste heeft de trierarch haar hoofd met een knuppel getroffen. Toen de centurio zijn zwaard al trok om haar te doden stak zij haar buik naar voren en riep uit "Steek in mijn buik" en met veel verwondingen is zij gedood. |
Caput IX | Hoofdstuk 9 |
14.9.1. Haec consensu produntur. Aspexeritne matrem exanimem Nero et formam corporis eius laudaverit, sunt qui tradiderint, sunt qui abnuant. Cremata est nocte eadem convivali lecto et exequiis vilibus; neque, dum Nero rerum potiebatur, congesta est aut clausa humus. Mox domesticorum cura levem tumulum accepit, viam Miseni propter et villam Caesaris dictatoris, quae subiectos sinus editissima prospectat. | 14.9.1. Het voorgaande wordt eenstemmig overgeleverd. Maar dat Nero zijn overleden moeder is gaan bekijken en de schoonheid van haar lichaam geprezen heeft, dat hebben sommigen bevestigd, anderen ontkend. Ze is in dezelfde nacht gecremeerd op het aanligbed en met niet noemenswaardig uitvaartritueel; en zolang Nero aan de macht was is er geen omheinde grafheuvel voor haar opgeworpen. Later heeft ze door toedoen van dienaars een kleine grafheuvel gekregen in de buurt van de weg naar Misenum en het landgoed van de dictator Caesar, dat, zeer hoog gelegen, uitzicht biedt op de baai beneden. |
14.9.2. Accenso rogo libertus
eius cognomento Mnester se ipse ferro transegit,
incertum caritate in patronam an metu exitii. |
14.9.2. Na het aansteken van de brandstapel heeft haar vrijgelatene met de bijnaam Mnester zichzelf met het zwaard doorstoken, waarbij onzeker is of hij dat deed uit genegenheid jegens zijn meesteres of uit vrees voor de dood. |
14.9.3. Hunc sui finem multos ante annos crediderat Agrippina contempseratque. Nam consulenti super Nerone responderunt Chaldaei fore ut imperaret matremque occideret; atque illa "Occidat" inquit, "dum imperet." | 14.9.3. Dit einde van haar had Agrippina al jaren tevoren zien aankomen en zij had er maling aan gehad. Want toen zij sterrenwichelaars raadpleegde over Nero, antwoordden die dat hij wel het keizerschap zou verwerven maar zijn moeder zou doden; en zij zei toen: "Laat hij maar doden, als hij maar keizer wordt". |
Caput X | Hoofdstuk 10 |
14.10.1. Sed a Caesare perfecto demum scelere magnitudo eius intellecta est. Reliquo noctis modo per silentium defixus, saepius pavore exsurgens et mentis inops lucem opperiebatur tamquam exitium adlaturam. | 14.10.1. Maar tot de keizer is pas toen zijn misdaad voltooid was de ware omvang ervan doorgedrongen. De rest van de nacht nu eens doodstil verstard, meer dan eens in angst overeind komend en buiten zinnen, wachtte hij het daglicht af als zou hem dat zijn einde bezorgen. |
14.10.2. Atque eum auctore
Burro prima centurionum tribunorumque adulatio
ad spem firmavit, prensantium manum gratantiumque,
quod discrimen improvisum et matris facinus evasisset.
Amici dehinc adire templa, et coepto
exemplo proxima Campaniae municipia
victimis et legationibus laetitiam testari: ipse
diversa simulatione maestus et quasi incolumitati
suae infensus ac morti parentis inlacrimans.
|
14.10.2. En op initiatief van Burrus heeft eerst de vleierij van centurio's en tribunen hem een hart onder de riem gestoken, doordat ze hem de hand drukten en hem ermee feliciteerden dat hij aan zo'n onverwacht gevaar, namelijk de misdaad van zijn moeder ontsnapt was. Hierop bezochten zijn vrienden de tempels en, toen dit voorbeeld eenmaal gegeven was betuigden de omringende stadjes van Campania hun blijdschap door middel van offers en gezantschappen: zelf veinsde hij verslagenheid door allerlei vormen van huichelarij, speelde zelfs verbittering over zijn eigen behoud en vergoot tranen over de dood van zijn moeder. |
14.10.3. Quia tamen non, ut hominum vultus, ita locorum facies mutantur, obversabaturque maris illius et litorum gravis adspectus (et erant qui crederent sonitum tubae collibus circum editis planctusque tumulo matris audiri), Neapolim concessit litterasque ad senatum misit, quarum summa erat repertum cum ferro percussorem Agermum, ex intimis Agrippinae libertis, et luisse eam poenam conscientia, quasi scelus paravisset. | 14.10.3 Omdat echter de aanblik van
plaatsen niet, zoals mensengezichten, zich laten
veranderen, en de aanblik van die zee en kusten hem
drukten (sommigen geloofden zelfs dat trompetgeschal op de
hoge heuvels in de omtrek en gejammer bij het graf van
zijn moeder te horen was) is hij uitgeweken naar Napels en
heeft een brief naar de senaat gestuurd waarvan de
strekking was dat een sluipmoordenaar Agermus, een
vertrouweling van Agrippina, met een zwaard betrapt was en
dat zij geboet had door schuldbesef omdat zij de misdaad
op touw gezet had. |
Caput XI | Hoofdstuk 11 |
14.11.1. Adiciebat crimina
longius repetita, quod consortium imperii iuraturasque
in feminae verba praetorias cohortes idemque
dedecus senatus et populi speravisset, ac
postquam frustra habita sit, infensa
militi patribusque et plebi dissuasisset donativum
et congiarium periculaque viris inlustribus struxisset.
Quanto suo labore perpetratum, ne inrumperet
curiam, ne gentibus externis responsa daret!
|
14.11.1. Hij voegde hieraan nog
oudere beschuldigingen toe: dat zij op een deelgenootschap
in de heerschappij gehoopt had en gewild had dat de
keizerlijke lijfwacht de eed van trouw ook op de woorden
van een vrouw zou afleggen en dat ze dezelfde schande voor
senaat en volk verlangd had, en zij, na hierin
gefrustreerd te zijn, in haar wrok tegenover soldaten,
senatoren en volk een schenking en voedseluitdeling
afgeraden had en vooraanstaanden naar het leven had
gestaan. Hoeveel moeite had
het zijnerzijds niet gekost te verhinderen dat zij het
senaatsgebouw binnendrong, dat zij buitenlandse stammen
van repliek diende! [Hoeveel moeite: Tacitus vertelt hierover in Ann.13.5.1-2.] |
14.11.2. Temporum quoque
Claudianorum obliqua insectatione cuncta eius dominationis
flagitia in matrem transtulit, publica fortuna exstinctam
referens. Namque et naufragium narrabat:
quod fortuitum fuisse, quis adeo hebes
inveniretur, ut crederet? Aut a
muliere naufraga missum cum telo unum, qui
cohortes et classes imperatoris perfringeret? |
14.11.2. Ook met een zijdelingse beschimping van Claudius' tijd droeg hij alle schanddaden van diens heerschappij over op zijn moeder met de aantekening dat zij omgekomen was tot heil van de staat. Ja zelfs de schipbreuk bracht hij ter sprake: wie zou zo achterlijk zijn te geloven dat die gebeurtenis op toeval berust had? Of dat door een vrouw, die zojuist schipbreuk geleden had iemand op zijn eentje met een wapen gestuurd was om door de land- en zeebewaking van de keizer heen te dringen? |
Ergo non iam Nero,
cuius immanitas omnium questus anteibat, sed
Seneca adverso rumore erat, quod
oratione tali confessionem scripsisset. |
14.11.3. Derhalve was het niet zozeer meer Nero, wiens monsterachtigheid de klachten van allen overtrof, maar veeleer Seneca over wie praatjes de ronde gingen doen, omdat hij in dergelijke bewoordingen een bekentenis op papier had gezet. |
Caput XII | Hoofdstuk 12 |
14.12.1. Miro tamen certamine
procerum decernuntur supplicationes apud omnia
pulvinaria, utque Quinquatrus, quibus apertae
insidiae essent, ludis annuis celebrarentur,
aureum Minervae simulacrum in curia et
iuxta principis imago statuerentur, dies
natalis Agrippinae inter nefastos esset. Thrasea
Paetus silentio vel brevi adsensu priores
adulationes transmittere solitus exiit tum
senatu, ac sibi causam periculi fecit,
ceteris libertatis initium non praebuit. |
14.12.1. Toch werd in een wonderlijke wedijver van vooraanstaanden besloten tot dankfeesten bij alle rustbedden van goden en er werd besloten dat de Minerva-feesten met jaarlijkse spelen opgeluisterd zouden worden, omdat toen de hinderlaag aan het licht gebracht was, en dat een gouden beeld van Minerva in het senaatsgebouw zou worden opgesteld met daarnaast een afbeelding van de vorst, en dat de geboortedag van Agrippina tot de ongeluksdagen zou worden gerekend. Thrasea Paetus, die gewend was om vroegere uitingen van vleierij zwijgend of hoogstens met een kort knikje te laten passeren, is toen de senaat uitgelopen en bracht zichzelf daarmee in gevaar zonder de anderen het begin van vrijheid te bieden. |
14.12.2. Prodigia quoque crebra
et inrita intercessere: anguem enixa mulier,
et alia in concubitu mariti fulmine exanimata;
iam sol repente obscuratus et tactae de
caelo quattuordecim urbis regiones. Quae
adeo sine cura deum eveniebant, ut multos
postea annos Nero imperium et scelera continuaverit.
|
14.12.2. Ook zijn er talrijke
voortekenen voorgevallen, maar zonder gevolg: een vrouw
beviel van een slang, en een andere is tijdens het vrijen
met haar man door de bliksem gedood; voorts vond er
plotseling een zonsverduistering plaats
en de veertien districten van de stad zijn door de bliksem
getroffen. Dit gebeurde zo zeer zonder inmenging van de
goden, dat Nero nog vele jaren daarna zijn heerschappij en
zijn misdaden heeft voortgezet. [zonsverduistering: deze zonsverduistering vond plaats op 30 april 59.] |
14.12.3. Ceterum quo gravaret invidiam matris eaque demota auctam lenitatem suam testificaretur, feminas inlustres Iuniam et Calpurniam, praetura functos Valerium Capitonem et Licinium Gabolum sedibus patriis reddidit, ab Agrippina olim pulsos. | 14.12.3. Maar om de haat jegens zijn moeder nog te versterken en te demonstreren hoezeer zijn inschikkelijkheid toegenomen was nu zij van het toneel verdwenen was, liet hij de vooraanstaande vrouwen Iunia en Calpurnia en de oud-praetoren Valerius Capito en Licinius Gabolus, ooit door Agrippina verbannen, naar huis terugkeren. |
14.12.4. Etiam Lolliae
Paulinae cineres reportari sepulcrumque exstrui permisit;
quosque ipse nuper relegaverat
Iturium et Calvisium poena exsolvit. Nam
Silana fato functa erat, longinquo ab exilio
Tarentum regressa labante iam Agrippina,
cuius inimicitiis conciderat, vel
mitigata. |
14.12.4. Ook gaf hij toestemming de
as van Lollia Paulina terug te brengen en een graf voor
haar op te richten; en Iturius en
Calvisius, die hij zelf nog kort geleden
verbannen had, schonk hij gratie. Silana echter was al
overleden, naar Tarente teruggekeerd uit een ver
verbanningsoord doordat de invloed van Agrippina, door
wier vijandigheid zij in ongenade gevallen was, taande of
doordat zij mild gestemd was geraakt. [Iturius en Calvisius: dezen werden met Silana verbannen in 55 omdat zij Agrippina beschuldigd hadden geprobeerd te hebben om Rubellius Plautus op de troon te zetten.] |
Caput XIII | Hoofdstuk 13 |
14.13.1. Cunctari tamen in oppidis Campaniae, quonam modo urbem ingrederetur, an obsequium senatus, an studia plebis reperiret anxius. Contra deterrimus quisque, quorum non alia regia fecundior extitit, invisum Agrippinae nomen et morte eius accensum populi favorem disserunt: iret intrepidus et venerationem sui coram experiretur; simul praegredi exposcunt. | 14.13.1. Toch bleef hij dralen in de steden van Campania, zich bezorgd afvragend op welke manier hij Rome binnen zou trekken en of hij gehoorzaamheid bij de senaat, populariteit bij het volk zou aantreffen. Daarentegen betoogden juist de meest abjecte elementen, waaraan geen ander hof rijker was, dat de naam 'Agrippina' alleen al gehaat was en dat door haar dood zijn populariteit bij het volk gegroeid was: hij moest onbevreesd gaan en de adoratie die men voor hem koesterde in eigen persoon ondergaan; tegelijkertijd verzochten ze hem met aandrang voor hem uit te mogen gaan. |
14.13.2. Et promptiora quam
promiserant inveniunt, obvias tribus, festo
cultu senatum, coniugum ac liberorum agmina per sexum et
aetatem disposita, exstructos, qua incederet,
spectaculorum gradus, quo modo triumphi
visuntur. Hinc superbus ac publici servitii
victor Capitolium adiit, grates exsolvit,
seque in omnes libidines effudit, quas
male coercitas qualiscumque matris reverentia
tardaverat. |
14.13.2. En zij troffen alles nog enthousiaster aan dan zij beloofd hadden: volksmenigten trokken hem tegemoet, de senaat in feestornaat, groepen vrouwen en kinderen naar sexe en leeftijd opgesteld, tribunes waren opgericht waar hij langs kwam, zoals bij het bekijken van triomftochten. Als gevolg hiervan over het paard getild en zegevierend bij dit openbare vertoon van slaafsheid ging hij naar het Capitool, sprak een plechtig dankgebed en stortte zich vervolgens in alle mogelijke vormen van wellust, waarbij nog enig respect voor zijn moeder een rem had betekend, ook al waren ze dan slecht in toom gehouden. |
Caput XIV | Hoofdstuk 14 |
14.14.1. Vetus illi cupido erat curriculo quadrigarum insistere, nec minus foedum studium cithara ludicrum in modum canere. Concertare equis regium et antiquis ducibus factitatum memorabat, idque vatum laudibus celebre et deorum honori datum. Enimvero cantus Apollini sacros, talique ornatu adstare non modo Graecis in urbibus, sed Romana apud templa numen praecipuum et praescium. | 14.14.1. Hij koesterde al lang het verlangen om een vierspan te mennen en een even walgelijke hang om de citer te bespelen als theatervoorstelling. Paarden mennen was een koninklijke aangelegenheid, zo hield hij de mensen voor, en was al vanouds altijd door leiders in praktijk gebracht, en dit was door lofprijzingen van dichters geroemd en tot eer aan de goden toegewijd. Sterker nog, het lied was gewijd aan Apollo en deze voorname en voorspellende godheid stond in een dergelijke uitmonstering niet alleen in de Griekse steden, maar ook in de Romeinse tempels verbeeld. |
14.14.2. Nec iam sisti poterat,
cum Senecae ac Burro visum, ne
utraque pervinceret, alterum concedere. Clausumque
valle Vaticana spatium, in quo equos regeret,
haud promisco spectaculo. Mox ultro vocari populus
Romanus laudibusque extollere, ut est vulgus
cupiens voluptatum et, si eodem princeps
trahat, laetum. |
14.14.2. En hij was niet meer te houden, toen het Seneca en Burrus maar het beste leek om een van beide toe te staan opdat hij niet zijn zin in beide gevallen zou doordrijven. En in het dal van de Vaticanus is een ruimte afgeschermd, waarin hij zijn paarden kon mennen, zonder voor iedereen zichtbaar te zijn. Maar al gauw werd door hem op eigen houtje het Romeinse volk opgetrommeld en ging dat hem toejuichen, zoals het gewone volk nu eenmaal belust is op vertier en opgetogen als een vorst het daarin betrekt. |
14.14.3. Ceterum evulgatus pudor
non satietatem, ut rebantur, sed
incitamentum attulit. Ratusque dedecus
molliri, si plures foedasset, nobilium familiarum
posteros egestate venales in scaenam deduxit; quos
fato perfunctos ne nominatim tradam, maioribus
eorum tribuendum puto. Nam et eius flagitium
est, qui pecuniam ob delicta potius
dedit, quam ne delinquerent. |
14.14.3. Maar het te grabbel gooien van zijn eergevoel leverde geen bevrediging op, zoals men meende, maar juist een prikkeling. En van mening dat zijn schande verzacht zou worden als hij meer mensen zou bezoedelen, bracht hij de nakomelingen van vooraanstaande families ertoe om, gedreven door behoeftige omstandigheden, voor geld het toneel op te gaan. Ik meen dat ik het aan de voorouders van hen verplicht ben om hen niet met name te noemen, ook al zijn ze al overleden. Het is immers ook zijn schanddaad dat hij liever geld over had voor vergrijpen dan om mensen op het rechte pad te houden. |
14.14.4. Notos quoque equites
Romanos operas arenae promittere subegit donis
ingentibus, nisi quod merces ab eo, qui
iubere potest, vim necessitatis adfert. |
14.14.4. Ook dwong hij vooraanstaande Romeinse ridders met geweldige beloningen er toe hun medewerking in de arena toe te zeggen, waarbij men wel moet bedenken dat een beloning van de kant van degene die kan bevelen, de kracht van dwang meebrengt. |
Caput XV | Hoofdstuk 15 |
14.15.1. Ne tamen adhuc publico theatro dehonestaretur, instituit ludos Iuvenalium vocabulo, in quos passim nomina data. Non nobilitas cuiquam, non aetas aut acti honores impedimento, quo minus Graeci Latinive histrionis artem exercerent usque ad gestus modosque haud viriles. | 14.15.1. Om zich echter nog niet op een openbaar toneel te schande te hoeven maken stelde hij spelen in met de naam Iuvenalia, waarvoor men zich van alle kanten aanmeldde. Geen adeldom, geen leeftijd of bekleedde ereambten strekten wie ook maar tot beletsel om de kunstjes van een Griekse of Latijnse toneelspeler te beoefenen tot op het niveau van voordracht en gezang dat een man onwaardig was. |
14.15.2. Quin et feminae
inlustres deformia meditari; exstructaque
apud nemus, quod navali stagno circumposuit
Augustus, conventicula et cauponae et posita
veno inritamenta luxui. Dabantur stipes,
quas boni necessitate, intemperantes gloria consumerent.
|
14.15.2. Ja
zelfs ook vrouwen uit de hoogste kringen legden zich op
smerigheid toe; in het bos dat Augustus heeft laten
aanleggen rondom het meer
voor scheepsgevechten werden ontmoetingsplaatsen en
kroegen ingericht en er werden zinneprikkelende waren ten
verkoop aangeboden. Subsidies werden beschikbaar gesteld
om die hier te besteden, goeden uit noodzaak, ongeremden
uit zucht zich op de borst te kloppen. [het meer: dit was de 'Naumachia Augusti' bij de Ianiculus-heuvel.] |
14.15.3. Inde gliscere flagitia et infamia, nec ulla moribus olim corruptis plus libidinum circumdedit quam illa conluvies. Vix artibus honestis pudor retinetur, nedum inter certamina vitiorum pudicitia aut modestia aut quicquam probi moris reservaretur. | 14.15.3. Dus namen schanddaden en schaamteloosheid toe, en niets droeg tot de al lang verdorven zeden meer bij dan die janboel. In achtenswaardige beroepen wordt schroom maar amper bewaard, laat staan dat onder die wedijver in schaamteloosheid het respect of de ingetogenheid of welke fatsoenscode nog in acht genomen zou worden. |
14.15.4. Postremus ipse scaenam incedit, multa cura temptans citharam et praemeditans adsistentibus phonascis. Accesserat cohors militum, centuriones tribunique et maerens Burrus ac laudans. | 14.15.4. Tenslotte betrad hij zelf het toneel, stemde met veel zorg zijn citer en oefende zijn stem, bijgestaan door zijn muziekleraren. Een cohort soldaten, centurio's en tribunen was op komen dagen, en ook Burrus, met pijn in het hart zijn lof betuigend. |
14.15.5. Tuncque primum
conscripti sunt equites Romani cognomento
Augustianorum, aetate ac robore conspicui, et
pars ingenio procaces, alii in spem
potentiae. Ii dies ac noctes plausibus personare,
formam principis vocemque deum vocabulis appellantes;
quasi per virtutem clari honoratique agere. |
14.15.5. En
toen zijn voor het eerst de Romeinse ridders geïnstalleerd
met de bijnaam 'Augustiani',
opvallende door hun jeugdige kracht, deels brutaal van
aard, deels in de hoop op macht. Die dagen en nachten
weergalmden van hun toejuichingen, waarbij ze de
schoonheid en de stem van de vorst prezen met aanduidingen
van goden; alsof het om hun voortreffelijkheid ging, zo
beroemd en geëerd waren ze. [Augustiani: Deze betaalde fans van 'Augustiniani' begeleidden Nero op zijn latere toernees. Hun aantal wordt geschat op 5.000.] |
Caput XVI | Hoofdstuk 16 |
14.16.1. Ne tamen ludicrae tantum imperatoris artes notescerent, carminum quoque studium adfectavit, contractis quibus aliqua pangendi facultas necdum insignis aestimatio. Hi considere simul, et adlatos vel ibidem repertos versus conectere atque ipsius verba quoquo modo prolata supplere. Quod species ipsa carminum docet, non impetu et instinctu nec ore uno fluens. | 14.16.1. Maar opdat niet alleen de acteurstalenten van de keizer bekend zouden worden legde hij zich ook toe op de dichtkunst en bracht lieden bijeen die enige vaardigheid bezaten in het dichten maar nog geen opvallende reputatie. Dezen gingen bij hem zitten en breidden voorbereide of ter plaatse verzonnen verzen aan elkaar en vulden zijn eigen woorden aan zoals die hem maar uit de mond kwamen. Dit geeft het soort verzen zelf aan omdat ze voortkabbelen zonder gedrevenheid en talent noch in eenheid van zeggingskracht. |
14.16.2. Etiam sapientiae doctoribus tempus impertiebat post epulas, utque contraria adseverantium discordia frueretur. Nec deerant qui ore vultuque tristi inter oblectamenta regia spectari cuperent. | 14.16.2. Ook ruimde hij na de maaltijden tijd in voor filosofen om te genieten van de onenigheid van aanhangers van tegengestelde meningen. En het ontbrak niet aan lieden die met een een uitgestreken gezicht wilden opvallen bij het hofamusement. |
Caput XVII | Hoofdstuk 17 |
14.17.1. Sub idem tempus levi initio
atrox caedes orta inter colonos Nucerinos
Pompeianosque gladiatorio spectaculo, quod Livineius
Regulus, quem motum senatu rettuli,
edebat. Quippe oppidana lascivia in vicem
incessentes probra, dein saxa, postremo ferrum sumpsere,
validiore Pompeianorum plebe, apud quos
spectaculum edebatur. Ergo deportati sunt
in urbem multi e Nucerinis trunco
per vulnera corpore, ac plerique
liberorum aut parentum mortes deflebant. |
14.17.1. Rond
diezelfde tijd is op grond van een onnozele aanleiding een
gruwelijke slachtpartij ontstaan tussen de bewoners van Nuceria en Pompeii bij een
gladiatorenspel dat Livineius Regulus gaf, van wie ik al vermeld heb dat hij uit de
senaat verwijderd is. Want met plattelandslosbandigheid
provoceerden zij elkaar met scheldtirades, vervolgens
grepen zij stenen en tenslotte wapens, waarbij het plebs
uit Pompeii, waar de vertoning gehouden werd, de overhand
kreeg. Dus zijn er velen van de bewoners van Nuceria,
overdekt met wonden, naar Rome overgebracht en zeer velen
hadden de dood van kinderen of ouders te betreuren. [Nuceria en Pompeii: Nuceria lag ten Z.O., Pompeii ten Z. van de Vesuvius.] [al vermeld: in een van de verloren gegane boeken van de Annales.] |
14.17.2. Cuius rei iudicium princeps
senatui, senatus consulibus permisit. Et
rursus re ad patres relata, prohibiti
publice in decem annos eius modi coetu Pompeiani collegiaque,
quae contra leges instituerant, dissoluta;
Livineius et qui alii seditionem conciverant
exilio multati sunt. |
14.17.2. De keizer liet de rechtspraak over deze gebeurtenis over aan de senaat, de senaat aan de consuls. En, toen de kwestie weer terug kwam bij de senatoren, werd het de Pompeiianen voor tien jaar verboden om openbare bijeenkomsten van deze aard te organiseren en werden de instellingen die in strijd met de wetten het initiatief genomen hadden ontbonden; Livineius en anderen die dit oproer ontketend hadden, zijn met verbanning gestraft. |
Caput XVIII | Hoofdstuk 18 |
14.18.1. Motus senatu et
Pedius Blaesus, accusantibus Cyrenensibus
violatum ab eo thesaurum Aesculapii dilectumque
militarem pretio et ambitione corruptum. |
14.18.1. Uit de
senaat is ook Pedius Blaesus
verwijderd, op beschuldiging van de bewoners van Cyrene
dat hij de schatkamer van Aesculapius geschonden had en
dat hij een lichting van soldaten verknoeid had door
smeergeld en omkoperij. [Pedius Blaesus: deze werd later door keizer Otho weer in ere hersteld.] |
14.18.2. Idem Cyrenenses
reum agebant Acilium Strabonem, praetoria
potestate usum et missum disceptatorem a Claudio agrorum,
quos regis Apionis quondam avitos et populo Romano
cum regno relictos proximus quisque possessor
invaserat, diutinaque licentia et iniuria
quasi iure et aequo nitebantur. |
14.18.2.
Dezelfde bewoners van Cyrene klaagden Acilius Strabo aan,
oud-praetor en door Claudius uitgestuurd als
scheidsrechter over de landerijen die ooit erfgoed van koning Apion geweest waren en die
met zijn koningschap aan het Romeinse volk waren
nagelaten, maar waar de dichtstbijwonenden zich van hadden
meester gemaakt en op welke langdurige anarchie en
onrechtmatigheid zij zich beriepen als gold het recht en
billijkheid. [koning Apion: Ptolemaeus Apion, de laatste koning van Cyrene, vermaakte zijn rijk in 96 v. Chr. aan de Romeinen, waarna het provincie werd, en wel in 74 v. Chr.] |
14.18.3. Igitur abiudicatis agris orta
adversus iudicem invidia; et senatus ignota
sibi esse mandata Claudii et consulendum
principem respondit. Nero, probata
Strabonis sententia, se nihilo minus subvenire
sociis et usurpata concedere rescripsit.
|
14.18.3. Derhalve is er een storm van protest opgestoken tegen de rechter toen die deze landerijen aan hun gezag onttrok; en de senaat antwoordde dat zij niets te maken had met de opdrachten van Claudius en dat men de keizer moest raadplegen. Nero schreef dat hij, hoewel hij de uitspraak van Strabo goedkeurde, niettemin de bondgenoten terwille wilde zijn en dat hij hun aanspraken gedoogde. |
Caput XIX | Hoofdstuk 19 |
14.19.1. Sequuntur virorum
inlustrium mortes, Domitii Afri et M. Servilii, qui
summis honoribus et multa eloquentia viguerant, ille
orando causas, Servilius diu foro, mox tradendis
rebus Romanis celebris et elegantia vitae, quod
clariorem effecit, ut par ingenio,
ita morum diversus. |
14.19.1. Hierna
volgde de dood van befaamde mannen, Domitius
Afer en Marcus Servilius,
die naam gemaakt hadden door de hoogste ereambten en grote
welsprekendheid, de eerstgenoemde door het houden van
pleitredes, Servilius lange tijd door zijn activiteiten op
het forum, daarna door de Romeinse geschiedenis te boek te
stellen en door zijn levenskunst, wat hem grotere roem
bezorgd heeft omdat hij wel Afers gelijke was in talent
maar zich onderscheidde in levenswijze. [Domitius Afer: was een bekend redenaar. Hij was consul in 39.] [Marcus Servilius: heeft een geschiedenis van de eerste keizers geschreven die verloren is gegaan.] |
Caput XX | Hoofdstuk 20 |
14.20.1. Nerone quartum Cornelio
Cosso consulibus quinquennale ludicrum Romae institutum
est ad morum Graeci certaminis, varia fama, ut
cunta ferme nova. |
14.20.1. Onder
het vierde consulaat van Nero met Cornelius Cossus als
collega werden te Rome vierjaarlijkse
spelen ingesteld naar het gebruik van de Griekse
wedstrijden, waarover verschillend geoordeeld werd, zoals
dat met bijna alle nieuwigheden gaat. [vierjaarlijkse spelen: namelijk de 'Neronia'.] |
14.20.2. Quippe erant qui
Cn. quoque Pompeium incusatum a senioribus ferrent,
quod mansuram theatri sedem posuisset. Nam
antea subitariis gradibus et scaena in tempus
structa ludos edi solitos, vel si
vetustiora repetas, stantem populum
spectavisse, ne, si consideret
theatro, dies totos ignavia continuaret. |
14.20.2. Er waren immers lieden die er melding van maakten dat ook Gnaius Pompeius door ouderen verweten was dat hij een permanent theater had laten bouwen. Want dat tevoren spelen gegeven plachten te worden voor tribunes die voor de gelegenheid opgericht waren en op een toneel dat voor de omstandigheden ingericht was, of, als men nog vroegere toestanden naging, dan had het volk staande toegekeken opdat het niet, als het in een theater ging zitten, hele dagen zou blijven verlummelen. |
14.20.3. Spectaculorum quidem
antiquitas servaretur, quotiens praetor sederet,
nulla cuiquam civium necessitate
certandi. |
14.20.3. Van de spelen zelf moest in ieder geval het traditionele karakter behouden blijven, zo vaak als de praetor ze gaf, zonder enige dwang op welke burger ook om mee te strijden. |
14.20.4. Ceterum abolitos paulatim patrios mores funditus everti per accitam lasciviam, ut, quod usquam corrumpi et corrumpere queat, in urbe visatur, degeneretque studiis externis iuventus, gymnasia et otia et turpes amores exercendo, principe et senatu auctoribus, qui non modo licentiam vitiis permiserint, sed vim adhibeant, ut proceres Romani specie orationum et carminum scaena polluantur. Quid superesse, nisi ut corpora quoque nudent et caestus adsumant easque pugnas pro militia et armis meditentur? | 14.20.4. Maar de voorouderlijke zeden, die langzamerhand in onbruik geraakt waren werden volkomen vernietigd door de geïmporteerde losbandigheid zodat, wat maar bedorven kon worden of kon bederven, in Rome te zien was en de jeugd verloederde door deze importhype, rondhangend in gymnasia en zich inlatend met lapzwanzerij en walgelijk geknuffel; nota bene op initiatief van de vorst en de senatoren, die niet alleen die vunzigheden gedoogden maar zelfs geweld gebruikten om de voornaamste Romeinen zich te laten verlagen op het toneel onder de schijn van declamaties en gezang. Wat restte nog om ook hun lichaam te ontbloten en boksbeugels aan te trekken en dat soort gevechten te beoefenen in plaats van gewapende krijgsdienst? |
14.20.5. An iustitiam auctum iri
et decurias equitum egregium iudicandi munus expleturos,
si fractos sonos et dulcedinem vocum perite
audissent? Noctes quoque dedecori adiectas,
ne quod tempus pudori relinquatur, sed
coetu promisco, quod perditissimus quisque per
diem concupiverit, per tenebras audeat. |
14.20.5. Of zou gerechtigheid bevorderd worden en zouden de ridderafdelingen hun verheven taak van rechtspreken beter gaan vervullen als zij kritisch geluisterd hadden naar gebroken stemmen en gekweel? Ook nachten zijn aan deze schande toegevoegd opdat geen gelegenheid voor schroom meer overgelaten zou worden, maar juist de meest verwerpelijke sujetten in de chaotische bende datgene zouden durven onder dekking van de duisternis waar zij overdag zin in hadden gekregen. |
Caput XXI | Hoofdstuk 21 |
14.21.1. Pluribus ipsa licentia
placebat, ac tamen honesta nomina praetendebant.
Maiores quoque non abhorruisse spectaculorum
oblectamentis pro fortuna, quae tum erat,
eoque a Tuscis accitos histriones, a
Thuriis equorum certamina; et possessa
Achaia Asiaque ludos curatius editos,
nec quemquam Romae honesto loco ortum ad
theatrales artes degeneravisse, ducentis iam annis
a L. Mummi triumpho, qui primus id genus
spectaculi in urbe praebuerit. |
14.21.1. Bij de
meesten viel juist deze losbandigheid in de smaak, en toch
hingen ze er een sluier van mooie woorden overheen: ook de
voorouders waren niet afkerig geweest van de geneugten van
theateruitvoeringen al naar gelang de mogelijkheden die ze
toen kenden en daarom hadden ze toneelspelers
uit Etruria en paardenraces uit Thurii ingevoerd. En toen
eenmaal Griekenland en Klein-Azië
veroverd waren hadden ze met nog meer zorg spelen gegeven,
maar geen enkele Romein van voorname afkomst had zich
verlaagd tot het beoefenen van de toneelspeelkunst,
terwijl er toch al tweehonderd jaar verstreken waren
sedert de triomf van Lucius Mummius die als eerste dit
soort schouwspelen in de Stad gegeven had. [toneelspelers uit Etruria: om bij een pestepidemie de toorn van de goden te kalmeren werden in 364 v. Chr. uit Etrurië toneelspelen ingevoerd waarin dansers en fluitspelers optraden.] [Thurii: of Thurium, lag aan de oostkust van Bruttium. Over de paardenrennen waarvan hier sprake is, is niets bekend.] [Griekenland en Klein-Azië: Griekenland werd in 146 v. Chr. en Klein-Azië in 130 v. Chr. bezet.] |
14.21.2. Sed et consultum parsimoniae, quod perpetua sedes theatro locata sit potius, quam immenso sumptu singulos per annos consurgeret ac destrueretur. Nec perinde magistratus rem familiarem exhausturos aut populo efflagitandi Graeca certamina a magistratibus causam fore, cum eo sumptu res publica fungatur. | 14.21.2. Maar er was ook gelet op spaarzaamheid, omdat er de voorkeur geven was aan een blijvende theaterlokatie liever dan dat men elk nieuw jaar voor grote bedragen iets moest opbouwen en weer afbreken. En ook zouden de overheidsdienaren hun privé-vermogen niet hoeven uitputten of zou er voor het volk reden zijn om van de magistraten Griekse spelen te eisen wanneer de schatkist de kosten zou dragen. |
14.21.3. Oratorum ac vatum victorias
incitamentum ingeniis adlaturas; nec
cuiquam iudici grave aures studiis honestis et
voluptatibus concessis impertire. Laetitiae magis
quam lasciviae dari paucas totius quinquennii noctes,
quibus tanta luce ignium nihil inlicitum
occultari queat. |
14.21.3. De overwinningen van redenaars en dichters zouden een stimulans vormen voor talenten; en voor geen enkele rechter kon het kwaad om zijn oor eens te lenen aan eerzame en toegestane genoegens. Voor vreugde meer dan losbandigheid werden elke vier jaar een handjevol nachten beschikbaar gesteld en dan kon in zo'n overdaad aan fakkellicht niets verborgen blijven wat niet door de beugel kon. |
14.21.4. Sane nullo insigni
dehonestamento id spectaculum transiit. Ac
ne modica quidem studia plebis exarsere, quia
redditi quamquam scaenae pantomimi
certaminibus sacris prohibebantur. Eloquentiae
primas nemo tulit, sed victorem esse
Caesarem pronuntiatum. Graeci amictus,
quis per eos dies plerique incesserant, tum
exoleverunt. |
14.21.4. Zeker
zijn de spelen verlopen zonder opvallend schandaal. En
zelfs niet is het enthousiasme van het plebs erg opgelopen
omdat de pantomimenspelers wel weer op het toneel mochten
optreden maar niet toegelaten werden tot de Heilige Spelen. De eerste prijs
in welsprekendheid heeft niemand behaald, maar er is
afgekondigd dat de keizer de winnaar was. De Griekse
klederdracht, waarin zeer velen gedurende die dagen
rondgelopen hadden, is weer in onbruik geraakt. [Heilige Spelen: De 'Neronia' waren een imitatie van de Griekse 'Heilige Spelen' die een strikt godsdienstig karakter hadden.] |
Caput XXII | Hoofdstuk 22 |
14.22.1. Inter quae sidus
cometes effulsit, de quo vulgi opinio
est, tamquam mutationem regis portendat.
Igitur, quasi iam depulso Nerone, quisnam
deligeretur anquirebant. Et omnium
ore Rubellius Plautus celebratur, cui
nobilitas per matrem ex Iulia familia. Ipse
placita maiorum colebat, habitu severo, casta et
secreta domo, quantoque metu occultior, tanto
plus famae adeptus. |
14.22.1. In
die tijd schitterde een komeet aan het uitspansel, waarvan
het volksgeloof wil dat dat een verandering van koning
voorspelt. Derhalve zag men, alsof Nero al verdreven was,
om naar wie er in zijn plaats gekozen zou worden. En bij
monde van allen werd Rubellius
Plautus met respect genoemd, die via zijn moeder
zijn adeldom terug kon voeren op het Iulische huis. Zelf
was hij trouw aan de tradities der voorvaderen, waardig in
zijn optreden, onberispelijk en ingetogen in zijn
huiselijk leven, en, hoe meer hij zich uit vrees afzijdig
hield, des te meer roem verwierf hij zich. [Rubellius Plautus: zie Annalen 13.19.3.] |
14.22.2. Auxit rumorem pari
vanitate orta interpretatio fulguris. Nam
quia discumbentis Neronis apud Simbruina stagna in
villa, cui Sublaqueum nomen est, ictae
dapes mensaque disiecta erat, idque
finibus Tiburtum acciderat, unde paterna
Plauto origo, hunc illum numine deum destinari
credebant, fovebantque multi, quibus
nova et ancipitia praecolere avida et plerumque fallax
ambitio est. |
14.22.2. Deze
prietpraat werd nog versterkt door de even loze uitleg die
men gaf aan een blikseminslag. Want, omdat het voedsel van
Nero getroffen was en zijn tafel vernield toen hij bij de
vijvers van Simbruinum aanlag
in zijn landhuis dat 'Sublaqueum' heet en omdat dit
gebeurd was in het gebied van Tibur, waar de vaderlijke
herkomst van Plautus lag, geloofde men dat deze door de
beschikking der goden als uitverkorene werd aangewezen en
velen die een gretige en meestal bedrieglijke hang
koesteren naar het nieuwe en ongewisse, dongen naar zijn
gunst. [Simbruinum: de Simbruinische meren zijn drie grote meren in het bron- en stroomgebied van de Anio, oostelijk van Rome.] |
14.22.3. Ergo permotus
his Nero componit ad Plautum litteras, consuleret
quieti urbis seque prava diffamantibus subtraheret:
esse illi per Asiam avitos agros, in
quibus tuta et inturbida iuventa frueretur.
Ita illuc cum coniuge Antistia et paucis
familiarium concessit. |
14.22.3. Door deze gang van zaken natuurlijk hevig ontsteld liet Nero een brief opstellen aan Plautus 'dat hij zorg moest dragen voor de rust in Rome en zich moest onttrekken aan lieden die zijn reputatie in diskrediet brachten door kwalijke praatjes te verspreiden: hij had tenslotte in Azië familielanderijen, waarop hij van een veilige en ongestoorde jeugd kon genieten'. Dus week hij daarheen uit met zijn vrouw Antistia en een handjevol getrouwen. |
14.22.4. Isdem diebus nimia
luxus cupido infamiam et periculum Neroni tulit,
quia fontem aquae Marciae ad urbem deductae nando incesserat;
videbaturque potus sacros et caerimoniam loci
corpore loto polluisse. Secutaque anceps
valitudo iram deum affirmavit. |
14.22.4. In
diezelfde tijd bracht zijn al te grote begeerte naar genot
Nero in opspraak en in gevaar omdat hij was gaan zwemmen
in de bron van het water dat via de Marcische
waterleiding naar de Stad gevoerd wordt; en men
was van mening dat hij het heilige water en het
godsdienstig karakter van de plek had aangetast door er
zijn lichaam te wassen. En een ernstige ziekte die hierop
volgde bevestigde de toorn van de goden. [Marcische waterleiding: de 'Aquae Marciae' is een waterleiding in het jaar 149 v. Chr. op gezag van de senaat door L. Marcius Rex aangelegd.] |
|
Lees verder Terug naar het overzicht van de inhoud van de Annalen |