ANNALES 13, 25 - 33 | Jaarboeken 13, 25 -
33
Rome in 56 en 57 |
Caput XXV | Hoofdstuk 25 |
13.25.1. Q. Volusio P. Scipione
consulibus otium foris, foeda domi lascivia, qua Nero
itinera urbis et lupanaria et deverticula veste servili
in dissimulationem sui compositus pererrabat,
comitantibus qui raperent venditioni exposita et obviis
vulnera inferrent, adversus ignaros adeo, ut ipse quoque
exciperet ictus et ore praeferret. |
13.25.1. Tijdens het consulaat van Quintus Volusius en Publius Scipio heerste er rust buiten Rome, maar schandelijk was in de stad de losbandigheid waarmee Nero door de straten van de stad zwierf, van bordeel naar kroeg, in de vermomming van een slaaf om zichzelf onherkenbaar te maken en in gezelschap van sujetten die uitgestalde koopwaar moesten roven en voorbijgangers in elkaar moesten slaan. Daarbij traden ze tegen niets vermoedende lieden zodanig op dat hij ook zelf slagen opliep en er de sporen van op zijn gezicht toonde. |
13.25.2. Deinde ubi Caesarem esse, qui grassaretur, pernotuit augebanturque iniuriae adversus viros feminasque insignes, et quidam permissa semel licentia sub nomine Neronis inulti propriis cum globis eadem exercebant, in modum captivitatis nox agebatur; Iuliusque Montanus senatorii ordinis, sed qui nondum honorem capessisset, congressus forte per tenebras cum principe, quia vim temptantem acriter reppulerat, deinde adgnitum oraverat, quasi exprobrasset mori adactus est. | 13.25.2. Daarna, toen het bekend werd dat het de keizer was die daar rondschuimde en het onrecht tegen vooraanstaande mannen en vrouwen toenam en sommigen, toen eenmaal deze losbandigheid gedoogd werd, onder de naam van Nero straffeloos met eigen benden dezelfde praktijken gingen uitoefenen, werd de nacht doorgebracht als in gijzeling. En Iulius Montanus, uit de senatorenstand maar nog zonder ereambt, stootte toevallig in de duisternis op de vorst en toen hij hem bij een felle aanval met kracht van zich afgeslagen had en hem vervolgens, toen hij hem herkend had, zijn verontschuldigingen aangeboden had, is tot zelfdoding gedwongen alsof hij hem met dit gedrag beledigd had. |
13.25.3. Nero autem metuentior in
posterum milites sibi et plerosque gladiatores
circumdedit, qui rixarum initia modica et quasi privata
sinerent; si a laesis validius ageretur, arma
inferebant. |
13.25.3. Nero echter, voortaan angstiger geworden, omringde zich voortaan met soldaten en flink wat gladiatoren met de opdracht bescheiden schermutselingen met de aanblik van privé-ruzietjes op hun beloop te laten; maar zij snelden gewapenderhand te hulp als er door de mishandelden al te krachtdadig opgetreden werd. |
13.25.4. Ludicram quoque licentiam
et fautores histrionum velut in proelia convertit
impunitate et praemiis atque ipse occultus et plerumque
coram prospectans, donec discordi populo et gravioris
motus terrore non aliud remedium repertum est quam ut
histriones Italia pellerentur milesque theatro rursum
adsideret. |
13.25.4. Ook losbandigheid van balletdansers en claqueurs van toneelspelers liet hij als het ware in gevechten ontaarden door geen straffen uit te delen maar er zelfs beloningen voor uit te delen waarbij hijzelf, verdekt opgesteld en vaak ook openlijk, toekeek, totdat, uit angst voor ruzie onder het publiek en nog grotere opschudding, geen andere oplossing gevonden kon worden dan de toneelspelers uit Italia te verdrijven en het theater weer onder militair toezicht te stellen. |
Caput XXVI |
Hoofdstuk 26 |
13.26.1. Per idem tempus actum in
senatu de fraudibus libertorum, efflagitatumque ut
adversus male meritos revocandae libertatis patronis
daretur. Nec deerant qui censerent, sed consules,
relationem incipere non ausi ignaro principe,
perscripsere tamen consensum senatus. |
13.26.1. In dezelfde tijd is in de senaat een debat gehouden over bedrog van vrijgelatenen en er is geëist dat tegen degenen die zich ondankbaar toonden hun meester de vrijlating weer kon herroepen. En het ontbrak niet aan senatoren die daarvoor wel voelden, maar omdat de keizer niet van de zaak op de hoogte was, hebben de consuls het niet op een stemming aan durven laten komen maar toch op schrift laten zetten dat er in de senaat overeenstemming over bestond. |
13.26.2. Ille an auctor
constitutionis fieret, dubitavit inter paucos et
sententiae diversos, quibusdam coalitam libertate
inreverentiam eo prorupisse frementibus, ut vine an
aequo cum patronis iure agerent sententiam eorum
consultarent ac verberibus manus ultro intenderent,
impudenter vel poenam suam ipsi suadentes. Quid enim
aliud laeso patrono concessum, quam ut centesimum ultra
lapidem in oram Campaniae libertum releget? |
13.26.2.
Nero vroeg over de kwestie of hij wel de initiatiefnemer
tot een dergelijke verordening moest worden advies aan
slechts enkelen, en dan nog verschillend van opinie.
Sommigen klaagden dat de onbeschoftheid die gevoed werd
door de vrijlating zover geëscaleerd was dat zij
gewelddadig of op voet van gelijkberechtiging met hun
meesters overlegden en hun handen zelfs voor een
afstraffing ophieven, of zelf al schaamteloos over hun
eigen bestraffing adviseerden. Waartoe immers was een
beledigde meester anders gerechtigd dan om zijn
vrijgelatene te verbannen tot voorbij de honderdste mijlsteen richting
Campaanse kust? [honderdste mijlsteen: de praefect van Rome bij wie de rechtspraak over de vrijgelatenen berustte oefende zijn gezag uit in een gebied van 100 mijlen om Rome. Verbanning van een vrijgelatene die zich misdragen had tot op 100 mijlen van Rome was de maximum-straf die de beledigde patroon door de praefect kon laten opleggen. En wat had een straf als deze, die het de bestrafte mogelijk maakte, heerlijk in Campania aan de kust te leven, voor afschrikwekkende betekenis?] |
13.26.3. Ceteras actiones
promiscas et pares esse: tribuendum aliquod telum, quod
sperni nequeat. Nec grave manu missis per idem obsequium
retinendi libertatem, per quod adsecuti sint: at
criminum manifestos merito ad servitutem retrahi, ut
metu coerceantur, quos beneficia non mutavissent. |
13.26.3. Voor de rest waren de gerechtelijke procedures gelijk en gelijk in rechte. Er moest een wapen verstrekt worden waarmee niet te spotten viel. En het was voor vrijgelatenen niet moeilijk om de vrijheid te behouden door dezelfde onderdanigheid waarmee zij die hadden verworven. Maar zij die evident tot crimineel gedrag vervielen zouden terecht weer tot slavernij teruggebracht worden, zodat zij uit angst een toontje lager zouden zingen die een weldaad niet ten goede had kunnen veranderen. |
Caput XXVII |
Hoofdstuk 27 |
13.27.1. Disserebatur contra:
paucorum culpam ipsis exitiosam esse debere, nihil
universorum iuri derogandum; quippe late fusum id
corpus. Hinc plerumque tribus decurias, ministeria
magistratibus et sacerdotibus, cohortes etiam in urbe
conscriptas; et plurimis equitum, plerisque senatoribus
non aliunde originem trahi: si separarentur libertini,
manifestam fore penuriam ingenuorum. |
13.27.1.
Hiertegen werd aangevoerd dat de schuld van slechts
weinigen hen wel tot verderf moest strekken, maar dat er
niets afgedongen mocht worden aan de rechten van het
collectief; deze klasse was immers wijd verbreid.
Hieruit werden meestal de districten
en decuriën samengesteld, de assistenten van
gezagsdragers en priesters, en ook de in Rome
gerecruteerde cohorten. Ja zeer vele ridders en de
meeste senatoren ontleenden hun afkomst aan geen andere
stand: als de vrijgelatenen een aparte status zouden
krijgen, dan zou het gebrek aan vrijgeborenen pas echt
duidelijk worden. [districten en decuriën: namelijk de 4 stedelijke districten die in geringer aanzien stonden en waartoe de vrijgelatenen hoorden - decuriën: hieronder zijn te verstaan de in afdelingen ingedeelde lictoren, schrijvers, veilingmeesters en gerechtsdienaars.] |
13.27.2. Non frustra maiores, cum
dignitatem ordinum dividerent, libertatem in communi
posuisse. Quin et manu mittendi duas species institutas,
ut relinqueretur paenitentiae aut novo beneficio locus.
Quos vindicta patronus non liberaverit, velut vinclo
servitutis attineri. Dispiceret quisque merita tardeque
concederet, quod datum non adimeretur. |
13.27.2.
Niet voor niets hadden de voorouders, toen zij het
aanzien der standen differentieerden, de vrijheid tot
gemeengoed gemaakt. Ja, er waren voor de vrijlating twee
procedures opgesteld om de mogelijkheid open te laten
voor ofwel herroeping, ofwel voor verdere weldaden.
Degenen die de meester niet met de vrijheidsstaf in vrijheid
gesteld had, werden als het ware nog in de boeien der
slavernij vastgehouden. Ieder moest maar kritisch de
verdiensten afwegen en pas na rijp beraad toestaan wat,
eenmaal gegeven, niet meer kon worden afgenomen. [vrijheidsstaf: deze, de 'vindicta', was de staf waarmee het hoofd van de slaaf bij zijn invriheidstelling werd aangeraakt.] |
13.27.3. Haec sententia valuit,
scripsitque Caesar senatui, privatim expenderent causam
libertorum, quotiens a patronis arguerentur; in commune
nihil derogarent. Nec multo post ereptus amitae libertus
Paris quasi iure civili, non sine infamia principis,
cuius iussu perpetratum ingenuitatis iudicium erat. |
13.27.3. Deze opvatting kreeg de overhand en de keizer liet een schrijven opstellen aan de senaat dat zij een rechtszaak van vrijgelatenen van geval tot geval moesten afwegen, telkens wanneer zij door hun meesters werden aangeklaagd, maar zij moesten niets collectief beknotten. En niet veel later is zijn tante beroofd van haar vrijgelatene Paris, met een schijnproces, niet zonder schande voor de vorst, op wiens bevel de uitspraak dat hij een vrijgeborene was, tot stand gekomen was. |
Caput XXVIII |
Hoofdstuk 28 |
13.28.1. Manebat nihilo minus
quaedam imago rei publicae. Nam inter Vibullium
praetorem et plebei tribunum Antistium ortum certamen,
quod immodestos fautores histrionum et a praetore in
vincla ductos tribunus omitti iussisset. Comprobavere
patres, incusata Antistii licentia. Simul prohibiti
tribuni ius praetorum et consulum praeripere aut vocare
ex Italia, cum quibus lege agi posset. |
13.28.1. Niettemin bleef er nog een schaduw van republikeinse staatkunde overeind. Want tussen de praetor Vibullius en de volktribuun Antistius is een ruzie ontstaan, omdat de tribuun opdracht gegeven had om de brutale aanhangers van de toneelspelers die door de praetor gearresteerd waren vrij te laten. De senatoren betuigden hun instemming met Vibullius en Antistius werd beschuldigd van het overschrijden van zijn bevoegdheid. Tegelijkertijd verbood men de tribunen zich de rechten van praetoren en consuls aan te matigen of uit Italia lieden op te roepen tegen wie in rechten opgetreden kon worden. |
13.28.2. Addidit L. Piso
designatus consul, ne quid intra domum pro potestate
adverterent, neve multam ab iis dictam quaestores
aerarii in publicas tabulas ante quattuor mense
referrent; medio temporis contra dicere liceret, deque
eo consules statuerent. Cohibita artius et aedilium
potestas statutumque, quantum curules, quantum plebei
pignoris caperent vel poenae inrogarent. |
13.28.2.
Lucius Piso, de consul voor de volgende ambtsperiode,
voegde hieraan nog toe, dat zij binnenshuis geen straf
mochten opleggen op grond van hun ambtsbevoegdheid en
dat de quaestoren van de schatkist niet de door hen
opgelegde boete binnen vier maanden in de openbare
boekhouding mochten bijboeken. In de tussentijd zou het
vrij staan om er tegen in beroep te gaan en de consuls
zouden daarover beslissen. Ook werd de bevoegdheid van
de aedielen strakker
ingeperkt en er is vastgelegd hoever de curulische en
hoever de plebeïsche aan beslag mochten leggen of
hoeveel zij aan straf mochten opleggen. [aedielen: er waren 2 plebeïsche en - na 367 - 2 curulische (patricische) aedielen. De eersten zorgden voor de plebeïsche spelen, de laatste voor de grote spelen. Gezamenlijk hielden zij toezicht op de openbare gebouwen, op de zuiverheid en het onderhoud van wegen en waterwerken, op het handelsverkeer en de openbare orde op de markten, op de toevoer van levensmiddelen, kortom, zij bewezen diensten die bij ons eerder bij de politie terecht zouden komen.] |
13.28.3. Et Helvidius Priscus tribunus plebis adversus Obultronium Sabinum aerarii quaestorem contentiones proprias exercuit, tamquam ius hastae adversus inopes inclementer ageret. Dein princeps curam tabularum publicarum a quaestoribus ad praefectos transtulit. | 13.28.3. En
de volkstribuun Helvidius Priscus vocht tegen de
quaestor van de schatkist Obultronius Sabinus
privégeschillen uit als zou deze meedogenloos het recht
van executoriale verkoop inzetten tegen onbemiddelden.
Hierop droeg de keizer het beheer over de
schatkistregisters over van de quaestoren naar de
praefecten. |
Caput XXIX |
Hoofdstuk 29 |
13.29.1. Varie habita ac saepe
mutata eius rei forma. Nam Augustus senatui permisit
deligere praefectos; deinde ambitu suffragiorum
suspecto, sorte ducebantur ex numero praetorum qui
praeessent. Neque id diu mansit, quia sors deerrabat ad
parum idoneos. |
13.29.1. Dit onderdeel van bestuur is op uiteenlopende wijze ingericht en vaak gewijzigd. Want Augustus heeft de senaat toestemming gegeven de praefecten te kiezen. Vervolgens werden zij, toen er verdenking gerezen was van omkoping bij de verkiezingen, door het lot gekozen uit het aantal praetoren die aan het hoofd der financiën zouden staan. Maar dit bleef niet lang gehandhaafd omdat het lot afdwaalde tot lieden die te weinig geschikt waren. |
13.29.2. Tum Claudius quaestores
rursum imposuit, iisque, ne metu offensionum segnius
consulerent, extra ordinem honores promisit: sed deerat
robur aetatis eum primum magistratum capessentibus.
Igitur Nero praetura perfunctos et experientia probatos
delegit. |
13.29.2. Toen stelde Claudius weer quaestoren aan het hoofd en, opdat zij niet minder energiek zouden optreden uit angst mensen voor het hoofd te stoten, stelde hij hen ereambten in het vooruitzicht bij buitengewone bestuursmaatregel. Maar het overwicht dat pas met de jaren komt ontbrak aan degenen die dat ambt het eerste op zich namen. Daarom zocht Nero mensen uit die de praetuur al bekleed hadden en zich door ervaring onderscheiden hadden. |
Caput XXX |
Hoofdstuk 30 |
13.30.1. Damnatus isdem consulibus Vipsanius Laenas ob Sardiniam provinciam avare habitam; absolutus Cestius Proculus repetundarum Cretensibus accusantibus. Clodius Quirinalis, quod praefectus remigum, qui Ravennae haberentur, velut infimam nationum Italiam luxuria saevitiaque adflictavisset, veneno damnationem anteiit. | 13.30.1. In datzelfde jaar is Vipsanius Laenas veroordeeld wegens zijn inhalige bestuur van de provincie Sardinië. Cestius Proculus is vrijgesproken van de beschuldiging door de Cretensers van afpersing. Clodius Quirinalis, aangeklaagd omdat hij als admiraal van de roeivloot die te Ravenna gelegerd was, deze regio had getiranniseerd met wrede uitspattingen alsof het toch maar het uitschot onder de naties was, is zijn veroordeling vóór geweest door vergif in te nemen. |
13.30.2. Caninius Rebilus, ex primoribus peritia legum et pecuniae magnitudine, cruciatus aegrae senectae misso per venas sanguine effugit, haud creditus sufficere ad constantiam sumendae mortis, ob libidines muliebriter infamis. At L. Volusius egregia fama concessit, cui tres et nonaginta anni spatium vivendi praecipuaeque opes bonis artibus, inoffensa tot imperatorum amicitia fuit. | 13.30.2. Caninius Rebilus, een van de meest vooraanstaanden op grond van zijn wetskennis en de grootte van zijn vermogen, heeft zijn ouderdomsziekten ontvlucht door zich de aderen te openen, hoewel men niet geloofd had dat hij het gedurfd zou hebben zichzelf te doden omdat hij berucht was om zijn verwijfde uitspattingen. Lucius Volusius, daarentegen, is roemvol aan zijn einde gekomen. Hij bereikte de leeftijd van 93 jaar en bezat een kolossaal fortuin dat hij op eerlijke manier verworven had zonder dat de vriendschap met zovele keizers hem gedeerd had. |
Caput XXXI |
Hoofdstuk 31 |
13.31.1. Nerone iterum L. Pisone
consulibus pauca memoria digna evenere, nisi cui libeat
laudandis fundamentis et trabibus, quis molem
amphitheatri apud campum Martis Caesar exstruxerat,
volumina implere, cum ex dignitate populi Romani
repertum sit res inlustres annalibus, talia diurnis
urbis actis mandare. |
13.31.1.
Onder het tweede consulaat van Nero en dat van Lucius
Piso zijn er weinig heugenswaardige zaken gebeurd,
tenzij men het op prijs stelt boeken te vullen met het
verheerlijken van de fundamenten en balken waarmee de
keizer het kolossale amphitheater op het Marsveld had
laten bouwen, omdat men het in overeenstemming vindt met
de waardigheid van het Romeinse volk dat er slechts
heugelijke zaken aan de jaarboeken worden toevertrouwd
maar zaken als voornoemd in de krant
te zetten als stadsnieuws. [krant: sedert Caesar verscheen er in Rome regelmatig een stadskrant, waarin echter sedert Augustus de 'handelingen' van de senaat niet meer werden gepubliceerd.] |
13.31.2. Ceterum coloniae Capua
atque Nuceria additis veteranis firmatae sunt, plebeique
congiarium quadrigeni nummi viritim dati, et sestertium
quadringenties aerario inlatum est ad retinendam populi
fidem. Vectigal quoque quintae et vicesimae venalium
mancipiorum remissum, specie magis quam vi, quia, cum
venditor pendere iuberetur, in partem pretii emptoribus
adcrescebat. |
13.31.2.
Overigens zijn de kolonies Capua en Nuceria versterkt door de
vestiging van oudgedienden, en aan het volk is een
uitkering verstrekt van vierhonderd sestertiën de man en
er werd een bedrag van 40.000.000 sestertiën in de
schatkist gestort om de openbare middelen op peil te
houden. Ook werd de belasting op de aankoop van slaven,
het 25e deel van de koopsom, afgeschaft, meer in schijn
dan in werkelijkheid omdat, terwijl de verkoper opdracht
kreeg het te betalen, het aankoopbedrag voor de koper
daarmee verhoogd werd. [Nuceria: gelegen in Campanië ten Z.O. van de Vesuvius.] |
13.31.3. Et edixit Caesar, ne quis magistratus aut procurator in provincia, quam obtineret, spectaculum gladiatorum aut ferarum aut quod aliud ludicrum ederet. Nam ante non minus tali largitione quam corripiendis pecuniis subiectos adfligebant, dum, quae libidine deliquerant, ambitu propugnant. | 13.31.3. En
de keizer vaardigde een edict uit dat geen enkele
magistraat of procurator in de provincie waarover hij
het bevel voerde, een gladiatoren- of wildebeestenspel
of enig ander schouwspel mocht organiseren. Want tevoren
onderdrukten zij hun onderdanen niet minder met
dergelijke vrijgevigheid dan met afpersingspraktijken,
om, wat zij met hun wellust aan goodwill verspeeld
hadden, met kuiperij weer recht te trekken. |
Caput XXXII |
Hoofdstuk 32 |
13.32.1. Factum et senatus consultum ultioni iuxta et securitati, ut si quis a suis servis interfectus esset, ii quoque, qui testamento manu missi sub eodem tecto mansissent, inter servos supplicia penderent. | 13.32.1. Er is ook een senaatsbesluit uitgevaardigd met het oog op wraak en tevens veiligheid, namelijk dat, als iemand door zijn eigen slaven gedood was, ook diegenen die bij testament vrijgelaten waren maar onder hetzelfde dak gebleven waren, met de overige slaven terechtgesteld moesten worden. |
13.32.2. Redditur ordini Lurius
Varus consularis, avaritiae criminibus olim perculsus.
Et Pomponia Graecina insignis femina, A. Plautio, quem
ovasse de Britannis rettuli, nupta ac superstitionis
externae rea, mariti iudicio permissa. Isque prisco
instituto propinquis coram de capite famaque coniugis
cognovit et insontem nuntiavit. |
13.32.2. De
oud-consul Lurius Varus, in het verleden veroordeeld op
aanklachten van afpersing, is in de senatoriale rang
hersteld. En de berechting van Pomponia Graecina, een
vrouw uit de hoogste kringen, en met Aulus Plautius -
over wie ik al verteld heb dat hij een kleine triomf
gekregen had in verband met zijn krijgsresultaten
bij de Britanniërs - getrouwd maar beschuldigd
van sympathie met een buitenlands bijgeloof, is
overgelaten aan berechting door haar man. En deze stelde
naar oude gewoonte, ten overstaan van de bloedverwanten
een onderzoek in waarvan het leven en de reputatie van
zijn vrouw afhankelijk waren, en sprak openlijk haar
onschuld uit. [krijgsresultaten: Aulus Plautius veroverde in het jaar 43 Britannia.] |
13.32.3. Longa huic Pomponiae aetas et continua tristitia fuit. Nam post Iuliam Drusi filiam dolo Messalinae interfectam per quadraginta annos non cultu nisi lugubri, non animo nisi maesto egit; idque illi imperitante Claudio impune, mox ad gloriam vertit. | 13.32.3. Lang duurde van deze Pomponia haar leven en onafgebroken was haar verdriet. Want na de dood van Iulia, de dochter van Drusus, door het geïntrigeer van Messalina, bracht zij veertig jaar lang haar leven uitsluitend in rouwkleding door en droeve melancholie. En deze levenswijze bleef onder het gezag van Claudius ongestraft en strekte haar later tot eer. |
Caput XXXIII |
Hoofdstuk 33 |
13.33.1. Idem annus plures reos habuit. Quorum P. Celerem accusante Asia, quia absolvere nequibat Caesar, traxit, senecta donec mortem obiret; nam Celer interfecto, ut memoravi, Silano pro consule magnitudine sceleris cetera flagitia obtegebat. | 13.33.1. Hetzelfde jaar telde nog meer aangeklaagden. Van hen rekte de keizer het proces tegen Celer, toen die aangeklaagd werd door Azië, omdat hij hem nu eenmaal niet niet kón laten vrijspreken, totdat hij stierf. Want Celer dekte, toen de proconsul Silanus vermoord was, zoals ik al vermeld heb, door de omvang van deze misdaad al zijn overige wandaden. |
13.33.2. Cossutianum Capitonem
Cilices detulerant, maculosum foedumque et idem ius
audaciae in provincia ratum, quod in urbe exercuerat;
sed pervicaci accusatione conflictatus postremo
defensionem omisit ac lege repetundarum damnatus est. |
13.33.2. De Ciliciërs hadden Cossutianus Capito aangeklaagd, een bezoedeld en schandelijk sujet die meende dat hij zich in de provicie hetzelfde recht op brutaliteiten kon permitteren als waaraan hij zich in Rome had schuldig gemaakt. Maar door de hardnekkigheid van de beschuldiging in het nauw gebracht heeft hij tenslotte zijn verdediging opgegeven en is hij veroordeeld op grond van de wet op de afpersingen. |
13.33.3. Pro Eprio Marcello, a quo
Lycii res repetebant, eo usque ambitus praevaluit, ut
quidam accusatorum eius exilio multarentur, tamquam
insonti periculum fecissent. |
13.33.3. Wat
betreft Eprius Marcellus,
die de Lyciërs een proces aandeden: zijn kuiperijen
wisten te bereiken dat sommigen van zijn aanklagers met
verbanning bestraft werden omdat zij een 'onschuldig'
man in gevaar zouden hebben gebracht. [Eprius Marcellus: was berucht als een gevaarlijk aanklager. Zijn provincie Lycia was - sedert Claudius - verenigd met Pamphylia.] |
|
Lees verder Terug naar het overzicht van de inhoud van de Annalen |