ANNALES 13, 11 - 24                  


                                                   
Jaarboeken 13, 11 - 24

Agrippina probeert haar invloed op Nero te behouden;
vergiftiging van Britannicus [A.D. 55].

Caput XI Hoofdstuk 11
13.11.1. Claudio Nerone L. Antistio consulibus cum in acta principum iurarent magistratus, in sua acta collegam Antistium iurare prohibuit, magnis patrum laudibus, ut iuvenilis animus levium quoque rerum gloria sublatus maiores continuaret.


13.11.1. Toen de magistraten onder het consulaat van Claudius Nero en Lucius Antistius de ambtseed aflegden met de belofte zich te houden aan de verordeningen van de keizers, weerhield hij zijn collega Antistius ervan de eed af te leggen op de zijne, onder grote loftuitingen van de senatoren opdat de jongeman, opgehemeld door roem in ook onnozele kwesties er belangrijkere op zou laten volgen.
[Lucius Antistius: L. Antistius Vetus voerde in 58 een commando aan de Boven-Rijn, werd in 64 proconsul van Asia en werd in 65 door Nero tot zelfmoord gedreven.]
13.11.2. Secutaque lenitas in Plautium Lateranum, quem ob adulterium Messalinae ordine demotum reddidit senatui, clementiam suam obstringens crebris orationibus, quas Seneca testificando, quam honesta praeciperet, vel iactandi ingenii voce principis vulgabat. 13.11.2. En hij heeft zich mild betoond tegenover Plautus Lateranus, die uit de senatoriale stand gezet was wegens overspel met Messalina maar die hij in zijn positie hersteld heeft. Hij beloofde plechtig zijn toegevendheid in talrijke toespraken, die Seneca bij monde van de keizer publiceerde om aan te geven hoe eerzaam zijn lessen waren of om te pronken met zijn talent.


Caput XII


Hoofdstuk 12

13.12.1. Ceterum infracta paulatim potentia matris delapso Nerone in amorem libertae, cui vocabulum Acte fuit, simul adsumptis in conscientiam M.Othone et Claudio Senecione, adulescentulis decoris, quorum Otho familia consulari, Senecio liberto Caesaris patre genitus.



13.12.1. Overigens is langzamerhand de macht van zijn moeder gebroken toen Nero vervallen is tot een liefdesaffaire met een vrijgelatene die de naam Acte had, waarbij in het komplot betrokken werden Marcus Otho en Claudius Senecio, mooie jongemannen van wie Otho uit een familie met oud-consuls kwam en Senecio een vrijgelatene uit het keizerlijk huis als vader had.
[Marcus Otho en Claudius Senecio: M. Otho is de latere keizer Otho die op dat moment 23 jaar was. Claudius Senecio werd in 65 tot zelfmoord gedwongen wegens zijn aandeel in de samenzwering van Piso tegen Nero (vgl. Ann.15,50-70).]
13.12.2. Ignara matre, dein frustra obnitente, penitus inrepserat per luxum et ambigua secreta, ne senioribus quidem principis amicis adversantibus, muliercula nulla cuiusquam iniuria cupidines principis explente, quando uxore ab Octavia, nobili quidem et probitatis spectatae, fato quodam, an quia praevalent inlicita, abhorrebat, metuebaturque, ne in stupra feminarum inlustrium prorumperet, si illa libidine prohiberetur.


13.12.2. Zonder dat zijn moeder ervan op de hoogte was, daarna terwijl ze er zich tevergeefs tegen verzette had zij hem volkomen in haar ban gekregen door haar wulpsheid en dubieuze afspraakjes en zonder dat zelfs de oudere vrienden van de vorst zich daartegen verzetten omdat het vrouwtje zonder iemand te benadelen aan de hartstochten van de vorst tegemoet kwam. Van zijn echtgenote Octavia immers, hoe edel en algemeen gerespecteerd ook, had hij een afkeer door een noodlottige samenloop van omstandigheden of omdat het ongeoorloofde nu eenmaal een sterker aantrekkingskracht uitoefent en men was bang dat hij tot ontucht met vrouwen van vooraanstaanden zou overgaan als hij in deze wellust gedwarsboomd zou worden.

Caput XIII


Hoofdstuk 13

13.13.1. Sed Agrippina libertam aemulam, nurum ancillam aliaque eundem in modum muliebriter fremere, neque paenitentiam filii aut satietatem opperiri, quantoque foediora exprobrabat, acrius accendere, donec vi amoris subactus exueret obsequium in matrem seque Senecae permitteret, ex cuius familiaribus Annaeus Serenus simulatione amoris adversus eandem libertam primas adulescentis cupidines velaverat praebueratque nomen, ut quae princeps furtim mulierculae tribuebat, ille palam largiretur. 13.13.1. Maar Agrippina klaagde dat zij een vrijgelatene als mededingster had, als schoondochter een dienstmeid en meer van dat soort dingen zoals vrouwen dat plegen te doen en zij wachtte niet tot haar zoon tot inkeer kwam of er genoeg van kreeg. Naarmate ze hem heviger verwijten deed, hitste ze hem in feite nog meer aan totdat hij, gedreven door de kracht van zijn wellust, de volgzaamheid jegens zijn moeder aflegde en zijn vertrouwen schonk aan Seneca, wiens slaaf Annaeus Serenus door het voorwenden van verliefdheid op dezelfde vrijgelatene de eerste uitingen van begeerte van de jonge Nero afgeschermd had en er zijn naam aan geleend had dat wat de vorst heimelijk aan het vrouwtje wilde schenken, hij dat openlijk gaf.

13.13.2. Tum Agrippina versis artibus per blandimenta iuvenem adgredi, suum potius cubiculum ac sinum offerre contegendis quae prima aetas et summa fortuna expeterent. Quin et fatebatur intempestivam severitatem et suarum opum, quae haud procul imperatoriis aberant, copias tradebat, ut nimia nuper coercendo filio, ita rursum intemperanter demissa. 13.13.2. Toen veranderde Agrippina haar taktiek en bestookte de jongen met vleierij, raadde hem de veilige omgeving van haar slaapkamer aan voor het verbergen van wat zijn jeugd en hoogste positie nodig hadden. Ja zelfs zei ze dat haar strengheid nergens op sloeg en zij bood geld aan uit haar eigen budget, dat niet veel onderdeed voor dat van de keizer: zoals ze eerst overdreef bij het afremmen van haar zoon, zo was zij nu weer overdreven toeschietelijk.


13.13.3. Quae mutatio neque Neronem fefellit, et proximi amicorum metuebant orabantque cavere insidias mulieris semper atrocis, tum et falsae. 13.13.3. Deze verandering ontging Nero niet en ook zijn naaste vrienden hielden hun hart vast en drongen er bij hem op aan op te passen voor de valstrikken van een vrouw, die altijd al grimmig was maar toen ook vals.
13.13.4. Forte illis diebus Caesar inspecto ornatu, quo principum coniuges ac parentes effulserant, deligit vestem et gemmas misitque donum matri, nulla parsimonia, cum praecipua et cupita aliis prior deferret. sed Agrippina non his instrui cultus suos, sed ceteris arceri proclamat et dividere filium, quae cuncta ex ipsa haberet.

13.13.4. Toevallig bekeek de keizer in die tijd de uitdossing waarmee de vrouwen en moeders van de vorsten geschitterd hadden en koos een kledingstuk en juwelen uit om ze aan zijn moeder ten geschenke te sturen, zonder krenterigheid omdat hij haar uit eigen beweging aanbood wat voor anderen aantrekkelijk en begerenswaardig was. Maar Agrippina verweet hem dat haar garderobe hiermee niet verrijkt werd maar dat zij afgesloten werd van de rest en dat haar zoon geschenken uitdeelde van wat hij allemaal van haar zelf had.


Caput XIV


13.14.1. Nec defuere qui in deterius referrent. Et Nero infensus iis, quibus superbia muliebris innitebatur, demovet Pallantem cura rerum, quis a Claudio impositus velut arbitrium regni agebat; ferebaturque, degrediente eo magna prosequentium multitudine, non absurde dixisse ire Pallantem, ut eiuraret. Sane pepigerat Pallas, ne cuius facti in praeteritum interrogaretur paresque rationes cum re publica haberet.

Hoofdstuk 14

13.14.1. En het ontbrak niet aan lieden die er een nog kwaadaardiger draai aan wisten te geven. Nero, gebeten op degenen op wie de hooghartigheid van de vrouw steunde, ontsloeg Pallas uit het ambt van vermogensbeheerder waarin hij door Claudius was aangesteld en waar hij zich als een koning gedroeg; en het verhaal deed de ronde dat, toen hij met een grote troep volgelingen wegging, Nero ad rem gezegd had dat Pallas zijn eed van aftreden ging afleggen. Natuurlijk had Pallas bedongen dat hij niet voor welke daad in het verleden ook ter verantwoording kon worden geroepen en dat hij niet in het krijt zou staan bij de staat.
13.14.2. Praeceps posthac Agrippina ruere ad terrorem et minas, neque principis auribus abstinere, quo minus testaretur adultum iam esse Britannicum, veram dignamque stirpem suscipiendo patris imperio, quod insitus et adoptivus per iniurias matris exerceret. 13.14.2. Hals over kop sloeg Agrippina hierop aan het onrust zaaien en bedreigen en ze liet niet af de oren van de vorst te bestoken met de verzekering dat Britannicus al volwassen was, de echte nakomeling van zijn vader, waard om diens heerschappij op zich te nemen die hij, een ondergeschoven en geadopteerd kind, uitoefende door de intriges van zijn moeder.

13.14.3. Non abnuere se, quin cuncta infelicis domus mala patefierent, suae in primis nuptiae, suum veneficium: id solum diis et sibi provisum, quod viveret privignus. Ituram cum illo in castra; audiretur hinc Germanici filia, inde debilis Burrus et exul Seneca, trunca scilicet manu et professoria lingua generis humani regimen expostulantes. Simul intendere manus, adgerere probra, consecratum Claudium, infernos Silanorum manes invocare et tot inrita facinora.

13.14.3. Zij verzekerde hem dat ze er niet vies van was dat alle vuile was van haar ongelukkige familie buiten gehangen werd, te beginnen met haar huwelijksleven, haar vergiftigingspraktijken: dat haar stiefzoon nog leefde was uitsluitend aan de goden en haarzelf te danken. Zij zou samen met hem naar het legerkamp gaan; daar zou dan enerzijds geluisterd worden naar haar, de dochter van Germanicus en voorts naar de gehandicapte Burrus en de balling Seneca, als die met een lamme arm en een professorentaal de heerschappij zouden opeisen over het mensengeslacht. Daarbij strekte ze haar handen dreigend uit, voegde er verwensingen aan toe, riep de vergoddelijkte Claudius aan, de schimmen van de Silani en zoveel vergeefs gepleegde wandaden.

Caput XV


Hoofdstuk 15

13.15.1. Turbatus his Nero et propinquo die, quo quartum decimum aetatis annum Britannicus explebat, volutare secum modo matris violentiam, modo ipsius indolem, levi quidem experimento nuper cognitam, quo tamen favorem late quaesivisset.

13.15.1. Hierdoor geschrokken en ook omdat Britannicus binnenkort zijn veertiende verjaardag zou vieren, overdacht hij bij zichzelf zowel de felheid van zijn moeder alsook de aard van Britannicus zelf, nog onlangs aan het licht gekomen bij een ervaring, hoe onbeduidend ook, waardoor hij zich brede sympathie had verworven.
[veertiende verjaardag: op die leeftijd kregen de Romeinse jongens de mannentoog (toga virilis) te dragen als teken van zelfstandigheid. Vanaf dat moment mochten ze ook een rol gaan spelen in het openbare leven.]
13.15.2. Festis Saturno diebus inter alia aequalium ludicra regnum lusu sortientium evenerat ea sors Neroni. Igitur ceteris diversa nec ruborem adlatura: ubi Britannico iussit exsurgeret progressusque in medium cantum aliquem inciperet, inrisum ex eo sperans pueri sobrios quoque convictus, nedum temulentos ignorantis, ille constanter exorsus est carmen, quo evolutum eum sede patria rebusque summis significabatur. Unde orta miseratio, manifestior quia dissimulationem nox et lascivia exemerat.
13.15.2. Bij de Saturnalia was onder andere spelletjes met leeftijdgenoten het lot van koninkje spelen bij Nero terecht gekomen. Dus gaf hij de anderen allerlei opdrachtjes die hen geen gêne zouden bezorgen: toen hij Britannicus opgedragen had om in het midden te gaan staan en een of ander liedje te zingen - in de verwachting dat de jongen, die nog niet eens bekend was met nuchtere laat staan dronkemansbijeenkomsten, zich tot voorwerp van spot zou maken - is die kalm een liedje gaan zingen waarin er toespelingen op gemaakt werden dat hij uit de zetel van zijn vader en de hoogste macht verdreven was. Daaruit kwam een medelijden voort dat maar al te duidelijk was, omdat de nachtelijke losbandigheid schijnheiligheid had weggenomen.
13.15.3. Nero intellecta invidia odium intendit; urgentibusque Agrippinae minis, quia nullum crimen neque iubere caedem fratris palam audebat, occulta molitur pararique venenum iubet, ministro Pollione Iulio praetoriae cohortis tribuno, cuius cura attinebatur damnata veneficii nomine Locusta, multa scelerum fama. nam ut proximus quisque Britannico neque fas neque fidem pensi haberet, olim provisum erat. 13.15.3. Omdat Nero de gevoelens van afkeer bemerkte nam zijn haat nog toe; en omdat de dreigementen van Agrippina hem onder druk zetten regelde hij een heimelijke aanslag en beval vergifting, omdat er van geen vergrijp sprake was en hij niet openlijk tot moord op zijn broer opdracht durfde te geven. Zijn helper hierbij was Pollio Iulius, een tribuun van de keizerlijke garde, onder wiens verantwoordelijkheid een vrouw, Locusta genaamd, gevangen gehouden werd, veroordeeld wegens gifmengerij en met een fikse reputatie van misdaden. Want er was allang voor gezorgd dat juist de naaste omgeving van Britannicus om god noch gebod gaf.
13.15.4. Primum venenum ab ipsis educatoribus accepit, tramisitque exsoluta alvo parum validum, sive temperamentum inerat, ne statim saeviret.
13.15.4. Het eerste vergif heeft hij van zijn verzorgers zelf gekregen, maar door diarree is hij het weer kwijtgeraakt omdat het te weinig kracht had of omdat er een vertragingsmiddel in zat om het niet meteen in alle hevigheid zijn werk te laten doen.
13.15.5. Sed Nero lenti sceleris impatiens minitari tribuno, iubere supplicium veneficae, quod, dum rumorem respiciunt, dum parant defensiones, securitatem morarentur. Promittentibus dein tam praecipitem necem, quam si ferro urgeretur, cubiculum Caesaris iuxta decoquitur virus cognitis antea venenis rapidum.
13.15.5. Maar Nero, ongeduldig over de traagheid van de misdaad, overlaadde de tribuun met dreigementen en beval de doodstraf voor de gifmengster omdat zij volgens hem, terwijl ze zich iets aantrokken van praatjes en zich al in gedachten verdedigden, zijn veiligheid op het spel zetten. Toen zij hierop beloofden voor een zo snelle liquidatie te zorgen als wanneer hij uit de weg geruimd werd met het zwaard, werd er naast de slaapkamer van de keizer een vergif gekookt dat snel zijn werk deed omdat het recept al beproefd was.

Caput XVI


Hoofdstuk 16

13.16.1. Mos habebatur principum liberos cum ceteris idem aetatis nobilibus sedentes vesci in adspectu propinquorum propria et parciore mensa. Illic epulante Britannico, quia cibos potusque eius delectus ex ministris gustu explorabat, ne omitteretur institutum aut utriusque morte proderetur scelus, talis dolus repertus est. 13.16.1. Het was de gewoonte dat de kinderen van de vorsten met de andere vooraanstaanden van dezelfde leeftijd zittend aten onder de ogen van hun verwanten aan een eigen, soberder voorziene tafel. Daar gebruikte Britannicus zijn maaltijd en omdat een uitverkoren dienaar zijn eten en drinken placht voor te proeven, is de volgende list bedacht om dit gebruik niet te over te slaan of de misdaad aan het licht te brengen door de dood van beiden.
13.16.2. Innoxia adhuc ac praecalida et libata gustu potio traditur Britannico; dein, postquam fervore aspernabatur, frigida in aqua adfunditur venenum, quod ita cunctos eius artus pervasit, ut vox pariter et spiritus raperentur. 13.16.2. Een nog onschuldige, maar hete en wel al voorgeproefde drank werd aan Britannicus aangereikt; vervolgens werd, toen die wegens z'n warmte geweigerd werd, opgelost in koud water, het vergif toegevoegd dat zo snel in al zijn ledematen doordrong dat zijn stemgeluid gelijk met zijn geest ontnomen werd.
13.16.3. Trepidatur a circumsedentibus, diffugiunt imprudentes: at quibus altior intellectus, resistunt defixi et Neronem intuentes. Ille ut erat reclinis et nescio similis, solitum ita ait per comitialem morbum, quo prima ab infantia adflictaretur Britannicus, et redituros paulatim visus sensusque. 13.16.3. Degenen die naast hem zaten sprongen verschrikt op, wie er niets van begrepen stoven uiteen: maar wie er meer van begrepen bleven aan hun plaats genageld met de ogen op Nero gericht. Die zei, achterovergeleund als tevoren en schijnbaar van niets wetend, dat dit gewoon was bij epilepsie, waaraan Britannicus al van jongs af aan leed, en dat zijn gezichts- en begripsvermogens langzaam zouden terugkeren.

13.16.4. At Agrippinae is pavor, ea consternatio mentis, quamvis vultu premeretur, emicuit, ut perinde ignaram fuisse atque Octaviam sororem Britannici constiterit: quippe sibi supremum auxilium ereptum et parricidii exemplum intellegebat. Octavia quoque, quamvis rudibus annis, dolorem caritatem omnes adfectus abscondere didicerat. Ita post breve silentium repetita convivii laetitia. 13.16.4. Maar bij Agrippina trad zo'n schrik en zo'n verwarring aan de dag, ook al probeerde ze die op haar gezicht te onderdrukken, dat het wel vast stond dat zij even onkundig was als Britannicus' zuster Octavia: zij begreep immers dat haar een laatste hulp ontrukt was en dat hier sprake was van een verwantenmoord. Ook Octavia, hoe jong ook, had al geleerd haar smart, genegenheid, ja elke aandoening te verbergen. Zo is na een korte stilte het uitgelaten diner hervat.



Caput XVII


Hoofdstuk 17

13.17.1. Nox eadem necem Britannici et rogum coniunxit, proviso ante funebri paratu, qui modicus fuit. In campo tamen Martis sepultus est, adeo turbidis imbribus, ut vulgus iram deum portendi crediderit adversus facinus, cui plerique etiam hominum ignoscebant, antiquas fratrum discordias et insociabile regnum aestimantes.
13.17.1. In dezelfde nacht vond de moord op Britannicus plaats en zijn crematie, nadat al tevoren de voorbereiding op een sobere begrafenis had plaatsgevonden. Toch is hij op het Marsveld begraven, onder zulke zware stortregens dat het volk er een voorteken in zag van de goden tegenover een misdaad waarvoor zelfs de meeste mensen begrip hadden, omdat ze oordeelden dat broedertwisten zo oud waren als Rome en dat de heerschappij ondeelbaar was.
[Marsveld: namelijk in het Mausoleum dat Augustus daar aan de Tiber had laten bouwen.]
13.17.2. Tradunt plerique eorum temporum scriptores crebris ante exitium diebus inlusum isse pueritiae Britannici Neronem, ut iam non praematura neque saeva mors videri queat, quamvis inter sacra mensae, ne tempore quidem ad complexum sororum dato, ante oculos inimici properata sit in illum supremum Claudiorum sanguinem stupro prius quam veneno pollutum. 13.17.2. De meeste geschiedschrijvers over die tijd leveren over dat Nero zich nog herhaaldelijk aan de jeugdige Britannicus vergrepen heeft voor diens dood om er voor te zorgen dat zijn dood niet zo ontijdig zou kunnen schijnen of te wreed, hoewel die zo haastig had toegeslagen onder de wijding van de maaltijd, zonder dat zelfs gelegenheid gegeven was voor een omhelzing door zijn zus, voor de ogen van zijn vijanden; de moord op die laatste nazaat uit het huis der Claudii, voor het vergif door schanddaden bevlekt.
[te wreed: als het een slag van het noodlot zou zijn geweest.]
13.17.3. Festinationem exsequiarum edicto Caesar defendit, id a maioribus institutum referens, subtrahere oculis acerba funera neque laudationibus aut pompa detinere. Ceterum et sibi amisso fratris auxilio reliquas spes in re publica sitas, et tanto magis fovendum patribus populoque principem, qui unus superesset e familia summum ad fastigium genita. 13.17.3. De haast om te begraven heeft Caesar bij edict verdedigd, er op wijzend dat dit door de voorouders zo ingesteld was: al te wrange begrafenisrituelen aan de ogen te onttrekken en niet te vertragen met lofbetuigingen of overdaad. Voorts dat voor hem, nu hij de hulp van zijn broer verloren had, de enig overgebleven hoop in de staatsinstellingen gelegen was en dat hij des te meer als vorst in ere gehouden moest worden door senatoren en volk nu hij als enige over was uit een dynastie die in de wieg gelegd was voor het hoogste.

Caput XVIII


Hoofdstuk 18

13.18.1. Exin largitione potissimos amicorum auxit. Nec defuere qui arguerent viros gravitatem adseverantes, quod domos villas id temporis quasi praedam divisissent. Alii necessitatem adhibitam credebant a principe, sceleris sibi conscio et veniam sperante, si largitionibus validissimum quemque obstrinxisset.
13.18.1. Vervolgens ging hij er toe over zijn meest invloedrijke vrienden onder geschenken te bedelven. En het ontbrak niet aan mensen die mannen die een ernstig gedrag aanprezen ervan beschuldigden dat zij huizen en landgoederen in deze tijd als buit verdeeld hadden. Anderen geloofden dat zij door de vorst onder druk gezet waren, omdat die zich bewust was van zijn misdadigheid en hoopte op vergevingsgezindheid als hij juist de machtigsten aan zich verplicht zou hebben.
[mannen die een ernstig gedrag aanprezen: hiermee worden waarschijnlijk o.a. Burrus en Seneca bedoeld.]
13.18.2. At matris ira nulla munificentia leniri, sed amplecti Octaviam, crebra cum amicis secreta habere, super ingenitam avaritiam undique pecunias quasi in subsidium corripiens, tribunos et centuriones comiter excipere, nomina et virtutes nobilium, qui etiam tum supererant, in honore habere, quasi quaereret ducem et partes. 13.18.2. Maar de woede van zijn moeder kon met geen vrijgevigheid getemperd worden, maar zij klampte zich aan Octavia vast, hield talrijke onderonsjes met bevriende personen terwijl ze, los van haar aangeboren schraapzucht, van alle kanten middelen bijeenzocht als voor een hulpfonds. Tribunen en centurio's ontving ze vriendelijk, namen en deugden van vooraanstaanden, die ook toen nog over waren, hield ze in ere alsof ze op zoek was naar een partij met aanvoerder.

13.18.3. Cognitum id Neroni, excubiasque militares, quae ut coniugi imperatoris olim, tum ut matri servabantur, et Germanos nuper eundem in honorem custodes additos digredi iubet. Ac ne coetu salutantium frequentaretur, separat domum matremque transfert in eam, quae Antoniae fuerat, quotiens ipse illuc ventitaret, saeptus turba centurionum et post breve osculum digrediens.

13.18.3. Hiervan is Nero op de hoogte gebracht en de militaire lijfwacht die zij er eerst als echtgenote van de vorst, toen als zijn moeder op na mocht houden alsook de Germanen die haar nog onlangs als erewacht toegevoegd waren moesten op zijn bevel inrukken. En om te verhinderen dat zij bezocht werd door de drom clienten van hem, scheidde hij hun woning en bracht hij zijn moeder over naar de voormalige residentie van Antonia en wanneer hij daar zelf heen ging, gebeurde dat met een flink escorte centurio's en ging hij na een vluchtige begroeting weer weg.
[Antonia: met deze Antonia wordt waarschijnlijk 'Antonia Minor' bedoeld, de moeder van Germanicus en dus de grootmoeder van Agrippina.]

Caput XIX


Hoofdstuk 19

13.19.1. Nihil rerum mortalium tam instabile ac fluxum est quam fama potentiae non sua vi nixae. Statim relictum Agrippinae limen: nemo solari, nemo adire praeter paucas feminas, amore an odio incertas. 13.19.1. Geen enkele menselijke aangelegenheid is zo wisselvallig en vluchtig als de faam van een macht die niet steunt op eigen kracht: terstond is de woning van Agrippina verlaten; niemand troostte haar, niemand zocht haar op, behalve een handjevol vrouwen van wie het onzeker was of ze dat uit genegenheid of antipathie deden.
13.19.2. Ex quibus erat Iunia Silana, quam matrimonio C. Sili a Messalina depulsam supra rettuli, insignis genere forma lascivia, et Agrippinae diu percara, mox occultis inter eas offensionibus, quia Sextium Africanum nobilem iuvenem a nuptiis Silanae deterruerat Agrippina, impudicam et vergentem annis dictitans, non ut Africanum sibi seponeret, sed ne opibus et orbitate Silanae maritus poteretur. 13.19.2. Onder hen bevond zich Iunia Silana, van wie ik al vermeld heb dat Messalina haar huwelijk met Gaius Silius om zeep geholpen had. Ze viel op door haar afkomst, schoonheid en losbandigheid en was Agrippina lange tijd zeer dierbaar, maar al gauw kwam het tot onderlinge strubbelingen omdat Agrippina Sextius Africanus, een adellijke jongeman, afgeschrikt had van een huwelijk met Silana door haar bij herhaling 'zedeloos' en 'op haar retour' te noemen; niet zozeer om Africanus voor zich te houden, maar om te verhinderen dat hij als haar echtgenoot zich meester zou maken van haar bezittingen en voor een nakomeling zou zorgen.
13.19.3. Illa spe ultionis oblata parat accusatores ex clientibus suis Iturium et Calvisium, non vetera et saepius iam audita deferens, quod Britannici mortem lugeret aut Octaviae iniurias evulgaret, sed destinavisse eam Rubellium Plautum, per maternam originem pari ac Nero gradu a divo Augusto, ad res novas extollere coniugioque eius et imperio rem publicam rursus invadere.


13.19.3. Die zorgde, nu zich de hoop op wraak voordeed, voor aanklagers uit haar cliëntenkring namelijk Iturius en Calvisius, waarbij zij niet met oude, afgekloven beschuldigingen aan kwam zetten als zou Agrippina nog treuren om de dood van Britannicus of de onrechtvaardige behandeling van Octavia aan de grote klok hangen, maar dat zij Rubellius Plautus, door afkomst via moeders kant in gelijke mate verwant met de goddelijke Augustus als Nero, tot een staatsgreep aanzette en door een huwelijk met hem en door zijn heerschappij de politieke macht weer in bezit wilde krijgen.
[Rubellius Plautus: deze was een zoon van Iulia, de kleindochter van Tiberius, de stiefzoon van Augustus. Dus stamde hij, evenals Nero, in de vierde graad van Augustus af.]
13.19.4. Haec Iturius et Calvisius Atimeto, Domitiae Neronis amitae liberto, aperiunt. Qui laetus oblatis (quippe inter Agrippinam et Domitiam infensa aemulatio exercebatur) Paridem histrionem, libertum et ipsum Domitiae, impulit ire propere crimenque atrociter deferre.




13.19.4. Deze aantijgingen briefden Iturius en Calvisius over aan Atimetus, een vrijgelatene van Domitia, Nero's tante. Deze zette, blij met de geboden gelegenheid (tussen Agrippina en Domitia heerste immers een verbitterde vijandschap), de toneelspeler Paris, ook zelf een vrijgelatene van Domitia, ertoe aan om als een haas de beschuldiging in schrille bewoordingen te gaan melden.
[Domitia: zij was de zus van Cn. Domitius en Domitia Lepida, de moeder van Messalina, en gehuwd geweest met Passienus Crispus die zich van haar liet scheiden om te trouwen met Agrippina. Agrippina vermoordde hem echter toen hij een obstakel vormde voor haar huwelijk met Claudius. Vandaar hun vijandschap.]

Caput XX


Hoofdstuk 20

13.20.1. Provecta nox erat et Neroni per vinolentiam trahebatur, cum ingreditur Paris, solitus alioquin id temporis luxus principis intendere, sed tunc compositus ad maestitiam, expositoque indicii ordine ita audientem exterret, ut non tantum matrem Plautumque interficere, sed Burrum etiam demovere praefectura destinaret, tamquam Agrippinae gratia provectum et vicem reddentem. 13.20.1. De nacht was al gevorderd en werd door Nero door een bacchanaal gerekt, toen Paris binnenkwam, gewend om anders rond deze tijd de uitspattingen van de vorst te intensiveren maar toen met een vertoon van treurigheid. Door zijn uiteenzetting van de hele aanklacht heeft hij de toehoorder zo'n schrik aangejaagd dat hij niet alleen wilde besluiten zijn moeder en Plautus te doden, maar ook Burrus uit zijn positie van commandant te ontheffen, omdat hij toch door toedoen van Agrippina opgeklommen was en daarvoor iets terug zou willen doen.
13.20.2. Fabius Rusticus auctor est scriptos esse ad Caecinam Tuscum codicillos, mandata ei praetoriarum cohortium cura, sed ope Senecae dignationem Burro retentam. Plinius et Cluvius nihil dubitatum de fide praefecti referunt. Sane Fabius inclinat ad laudes Senecae, cuius amicitia floruit. Nos consensum auctorum secuturi, quae diversa prodiderint, sub nominibus ipsorum trademus.

13.20.2. Fabius Rusticus vermeldt in zijn memoires dat er een brief is opgesteld aan Caecinus Tuscus waarin hem het commando over de keizerlijke garde werd toevertrouwd, maar dat door tussenkomst van Seneca deze positie voor Burrus behouden is gebleven. Plinius en Cluvius melden dat er geen sprake van twijfel aan de gezindheid van de commandant geweest is. Nu is het wel zo dat Fabius geneigd is Seneca op een voetstuk te zetten omdat hij zijn welvaart aan hem te danken had. Ik ben van plan datgene te volgen waarover de geschiedschrijvers het eens zijn, en datgene waarover zij verschillend geschreven hebben onder hun eigen naam over te leveren.
13.20.3. Nero trepidus et interficiendae matris avidus non prius differri potuit, quam Burrus necem eius promitteret, si facinoris coargueretur: sed cuicumque, nedum parenti defensionem tribuendam; nec accusatores adesse, sed vocem unius ex inimica domo adferri: reputaret tenebras et vigilatam convivio noctem omniaque temeritati et inscitiae propiora.


13.20.3. Nero kon in zijn zenuwachtige haast om zijn moeder te vermoorden niet afgeremd worden voordat Burrus haar executie beloofde ingeval het overtuigend bewijs van haar misdadige plan gegeven zou worden: aan iedereen moest toch de mogelijkheid tot verweer geboden worden, dan toch zeker aan zijn moeder; er was toch geen sprake van aanklagers, maar er werden slechts praatjes gemeld van één persoon en dan nog uit een vijandig huis: hij moest rekening houden met het donker en de omstandigheid dat de nacht doorgebracht was aan tafel en dat heel die ambiance zich maar al te zeer leende voor overhaaste en onbezonnen stappen.

Caput XXI


Hoofdstuk 21

13.21.1. Sic lenito principis metu et luce orta itur ad Agrippinam, ut nosceret obiecta dissolveretque vel poenas lueret. Burrus iis mandatis Seneca coram fungebatur; aderant et ex libertis arbitri sermonis. Deinde a Burro, postquam crimina et auctores exposuit, minaciter actum.

13.21.1. Nadat zo de angstige vorst gerustgesteld was en de morgen was aangebroken ging men op weg naar Agrippina, opdat zij de beschuldigingen zou vernemen en zich vrij zou pleiten of haar straf ondergaan. Burrus volbracht deze opdracht in het bijzijn van Seneca; ook was er een deputatie van zijn vrijgelatenen als getuige van het gesprek aanwezig. Bij aankomst heeft Burrus, nadat hij de aard van de beschuldigingen en de zegslieden had duidelijk gemaakt, een dreigende houding aangenomen.
13.21.2. At Agrippina ferociae memor "Non miror" inquit, "Silanam numquam edito partu matrum adfectus ignotos habere; neque enim proinde a parentibus liberi quam ab impudica adulteri mutantur. Nec si Iturius et Calvisius adesis omnibus fortunis novissimam suscipiendae accusationis operam anui rependunt, ideo aut mihi infamia parricidii aut Caesari conscientia subeunda est. 13.21.2. Maar Agrippina zei, trouw aan haar woeste aard, 'Ik verbaas me er niet over dat Silana, omdat zij nog nooit een kind gebaard heeft, geen benul heeft van moederlijke gevoelens; door ouders worden kinderen toch niet zo vlug verkwanseld als minnaars door een slet. En als Iturius en Calvisius na het verbrassen van heel hun fortuin als laatste strohalm een aanklacht indienen om bij dat oude wijf hun schuld in te lossen, dan hoef ik toch niet met de schande van een kindermoord belast te worden of de keizer met het besef daarvan.

13.21.3. Nam Domitiae inimicitiis gratias agerem, si benevolentia mecum in Neronem meum certaret: nunc per concubinum Atimetum et histrionem Paridem quasi scaenae fabulas componit. Baiarum suarum piscinas extollebat, cum meis consiliis adoptio et proconsulare ius et designatio consulatus et cetera apiscendo imperio praepararentur. 13.21.3. Nee, ik zou Domitia nog dankbaar zijn voor haar vijandigheid, als zij in weldaden jegens Nero met mij zou wedijveren: nu zet ze met haar bedgenoot Atimetus en de toneelspeler Paris kluchten in elkaar; maar haar hoofd was alleen maar bij haar zwemvijvers in Baiae toen door mijn toedoen de adoptie geregeld werd, de proconsulaire bevoegdheid, de aanwijzing tot consul en wat er verder nog nodig was om op de troon te komen.

13.21.4. Aut exsistat qui cohortes in urbe temptatas, qui provinciarum fidem labefactatam, denique servos vel libertos ad scelus corruptos arguat. Vivere ego Britannico potiente rerum poteram?

13.21.4. Of zal er iemand in staat zijn om te bewijzen dat ik de cohorten in de stad heb omgekocht, de trouw van de provincies aan het wankelen heb gebracht, en dan ook nog de slaven en vrijgelatenen tot elke misdaad bereid heb weten te krijgen? Zou ik nog in leven zijn als Britannicus zich van de macht had weten meester te maken?
13.21.5. Ac si Plautus aut quis alius rem publicam iudicaturus obtinuerit, desunt scilicet mihi accusatores, qui non verba impatientia caritatis aliquando incauta, sed ea crimina obiciant, quibus nisi a filio absolvi non possim." 13.21.5. En als Plautus of weet ik veel wie de macht als rechter in de staat zou krijgen, dan zouden er vast geen aanklagers voor mij op komen draven, die me dan niet slechts woorden met wat gebrek aan tederheid of soms wat al te vrij aan zouden wrijven, o nee, maar misdaden van een dusdanig formaat dat ik daarvoor alleen door mijn zoon vergeven zou kunnen worden.'
13.21.6. Commotis qui aderant ultroque spiritus eius mitigantibus, colloquium filii exposcit, ubi nihil pro innocentia, quasi diffideret, nec de beneficiis, quasi exprobraret, disseruit, sed ultionem in delatores et praemia amicis obtinuit.

13.21.6. Toen alle aanwezigen ontroerd geraakt waren en haar uit eigen beweging troostten eiste ze een onderhoud met haar zoon. Daarin heeft ze met geen woord haar onschuld bepleit alsof die ook maar in het geding zou zijn, en ook niet heeft zij zich beroepen op haar verdiensten, alsof ze hem die verwijtend voorhield, maar heeft wel wraak op de aanklagers en beloningen voor haar vrienden verkregen.

Caput XXII


Hoofdstuk 22

13.22.1. Praefectura annonae Faenio Rufo, cura ludorum, qui a Caesare parabantur, Arruntio Stellae, Aegyptus Ti. Balbillo permittuntur. Syria P. Anteio destinata; sed variis mox artibus elusus, ad postremum in urbe retentus est.




13.22.1. Het toezicht op de korenvoorziening is gegund aan Faenius Rufus, de zorg voor de spelen die uit naam van de keizer voorbereid werden aan Arruntius Stella, Egypte aan Tiberius Balbillus. Syria werd toegekend aan Publius Anteius; maar omdat hij daarna slachtoffer werd van oplichtingspraktijken van allerlei aard is hij tenslotte in de stad vastgehouden.
[Faenius Rufus: aan Faenius Rufus werd na de dood van Burrus in 62 het commando toevertrouwd over de keizerlijke lijfwacht. Later nam hij deel aan de samenzwering van Piso en werd in 65 terechtgesteld (zie Ann.XV,68).]
[Publius Anteius: van hoogverraad beschuldigd kwam hij door zelfdoding aan zijn einde in 66 na Chr.]

13.22.2. At Silana in exilium acta; Calvisius quoque et Iturius relegantur; de Atimeto supplicium sumptum, validiore apud libidines principis Paride, quam ut poena adficeretur. Plautus ad praesens silentio transmissus est. 13.22.2. Maar Silana is verbannen; ook Calvisius en Iturius werden in ballingschap gestuurd met behoud van hun vermogen; Atimetus is terechtgesteld, maar Paris speelde een te belangrijke rol bij de losbandigheden van de keizer om gestraft te kunnen worden. Paulus liet men voorlopig met rust.


Caput XXIII


Hoofdstuk 23

13.23.1. Deferuntur dehinc consensisse Pallas ac Burrus, ut Cornelius Sulla claritudine generis et adfinitate Claudii, cui per nuptias Antoniae gener erat, ad imperium vocaretur. Eius accusationis auctor extitit Paetus quidam, exercendis apud aerarium sectionibus famosus et tum vanitatis manifestus. 13.23.1. Hierna werden Pallas en Burrus ervan beschuldigd een samenzwering op touw gezet te hebben om Cornelius Sulla aan de macht te brengen wegens zijn gerenommeerde afkomst en verwantschap met Claudius, wiens schoonzoon hij was door het huwelijk met Antonia. Indiener van deze aanklacht bleek ene Paetus, berucht wegens het afstropen van veilingen voor de schatkist van verbeurd verklaarde goederen, viel hij toen als voos door de mand.
13.23.2. Nec tam grata Pallantis innocentia quam gravis superbia fuit: quippe nominatis libertis eius, quos conscios haberet, respondit nihil umquam se domi nisi nutu aut manu significasse, vel, si plura demonstranda essent, scripto usum, ne vocem consociaret. Burrus quamvis reus inter iudices sententiam dixit. Exiliumque accusatori inrogatum et tabulae exustae sunt, quibus oblitterata aerarii nomina retrahebat. 13.23.2. En bij Pallas was men niet zozeer opgelucht om zijn onschuld als wel geërgerd over zijn arrogantie: toen namelijk de vrijgelatenen van hem opgesomd waren die hij in het complot betrokken zou hebben antwoordde hij dat hij in zijn huis altijd alles alleen maar met knikken of handgebaren duidelijk gemaakt had of, als er meer duidelijkheid nodig was, die schriftelijk gegeven had om niet in gesproken woord contact te hoeven hebben. Hoewel Burrus eigenlijk aangeklaagde was heeft hij als een van de rechters zijn mening gegeven. Tegen de aanklager is ballingschap geeist en de boekhouding is verbrand waarin hij de namen van vergeten debiteuren bij de schatkist bewaarde.

Caput XXIV


Hoofdstuk 24

13.24.1. Fine anni statio cohortis adsidere ludis solita demovetur, quo maior species libertatis esset, utque miles theatrali licentiae non permixtus incorruptior ageret et plebes daret experimentum, an amotis custodibus modestiam retineret. urbem princeps lustravit ex responso haruspicum, quod Iovis ac Minervae aedes de caelo tactae erant.

13.24.1. Aan het einde van dit jaar werd de militaire eenheid die altijd bij de spelen aanwezig was teruggetrokken om de schijn van vrijheid te vergroten en om te bevorderen dat de soldaten, als ze niet steeds maar betrokken waren bij losbandigheid die het gevolg is van theaterspektakel, gedisciplineerder zouden optreden. Bovendien kon het volk zo eens laten zien of het, na het verwijderen van de bewakers, haar zelfbeheersing toch zou bewaren. De vorst heeft de stad religieus gereinigd op advies van de zieners, omdat de tempels van Juppiter en Minerva door de bliksem getroffen waren.





Lees verder



Terug naar het overzicht van de inhoud van de Annalen