ANNALES 13, 1 - 10                               
Jaarboeken 13, 1 - 10

Het begin van het bewind van Nero [A.D. 54]

Caput I


13.1.1. Prima novo principatu mors Iunii Silani proconsulis Asiae ignaro Nerone per dolum Agrippinae paratur, non quia ingenii violentia exitium inritaverat, segnis et dominationibus aliis fastiditus, adeo ut C.Caesar pecudem auream eum appellare solitus sit: verum Agrippina fratri eius L. Silano necem molita ultorem metuebat, crebra vulgi fama anteponendum esse vixdum pueritiam egresso Neroni et imperium per scelus adepto virum aetate composita insontem, nobilem et, quod tunc spectaretur, e Caesarum posteris: quippe et Silanus divi Augusti abnepos erat. Haec causa necis.









Hoofdstuk 1


13.1.1. De eerste moord onder de nieuwe regering werd voorbereid op Iunius Silanus, de proconsul van de provincie Asia. Dit gebeurde buiten medeweten van Nero door sluwe manipulaties van Agrippina. De oorzaak van deze gebeurtenis was niet dat het slachtoffer door zijn bruutheid zijn ondergang had uitgelokt. Hij was namelijk uitgesproken sloom en werd ook al door de andere keizers met minachting behandeld, zelfs zozeer dat Caligula hem 'een schaap met een gouden vacht' placht te noemen: maar Agrippina die zijn broer Lucius Silanus had laten vermoorden was bang dat hij daarvoor wraak zou nemen; hierbij kwam dat onder het volk vaak gehoord werd dat boven Nero die nog maar amper de jongensleeftijd ontgroeid was en de heerschappij door misdaad verkregen had de voorkeur gegeven moest worden aan hem, omdat hij bezadigd, onbesproken en, waar toen belang aan werd gehecht, een van de nakomelingen van Caesar was: ook Silanus was namelijk een afstammeling van de vergoddelijkte Augustus. Dit vormde de oorzaak van de moord op Iunius Silanus. 
[Iunius Silanus: deze was in 46 consul geweest. Zijn broer Lucius, die met Octavia verloofd was geweest, had zich op de bruiloftsdag van Claudius en Agrippina van het leven beroofd.]
13.1.2. ministri fuere P. Celer eques Romanus et Helius libertus, rei familiari principis in Asia impositi. Ab his proconsuli venenum inter epulas datum est, apertius quam ut fallerent.Nec minus properato Narcissus Claudii libertus, de cuius iurgiis adversus Agrippinam rettuli, aspera custodia et necessitate extrema ad mortem agitur, invito principe, cuius abditis vitiis per avaritiam ac prodigentiam mire congruebat.



13.1.2. Haar helpers zijn de Romeinse ridder Publius Celer en de vrijgelatene Helius geweest, beheerders van het keizerlijk vermogen in Asia. Door hen is de proconsul tijdens de maaltijd vergif toegediend, te opvallend om onopgemerkt te blijven. Even haastig is Claudius' vrijgelatene Narcissus, over wiens verbitterd gedrag tegenover Agrippina ik al melding gemaakt heb, de dood in gedreven door een spartaanse gevangenschap en harde foltering. Dit gebeurde buiten Nero om, bij wiens tot dan toe verborgen liederlijkheid hij goed paste door zijn schraap- en spilzucht.
[Publius Celer: deze P. Celer werd in 57 door de provincie Asia aangeklaagd; maar tevergeefs.]
[Helius: Helius werd later onder keizer Galba terechtgesteld.]


Caput 2


13.2.1. Ibaturque in caedes, nisi Afranius Burrus et Annaeus Seneca obviam issent.Hi rectores imperatoriae iuventae et, rarum in societate potentiae, concordes, diversa arte ex aequo pollebant, Burrus militaribus curis et severitate morum, Seneca praeceptis eloquentiae et comitate honesta, iuvantes in vicem, quo facilius lubricam principis aetatem, si virtutem aspernaretur, voluptatibus concessis retinerent.

Hoofdstuk 2


13.2.1. En het zou op een slachtpartij uitgelopen zijn, als Afranius Burrus en Annaeus Seneca zich daar niet tegen hadden verzet. Dezen hadden, als begeleiders van de keizer in zijn jeugd en bovendien eendrachtig, iets dat bij een deling van de macht toch zelden voorkomt, even veel invloed: Burrus door zijn militaire verantwoordelijkheden en sobere levenspraktijk, Seneca door zijn onderwijs in de welsprekendheid en voorkomende vriendelijkheid; ze boden elkaar hulp om de vorst op zijn wispelturige leeftijd met een liberaal gedoogbeleid in het gareel te houden als zijn gedrag de perken te buiten dreigde te gaan.
13.2.2. certamen utrique unum erat contra ferociam Agrippinae, quae cunctis malae dominationis cupidinibus flagrans habebat in partibus Pallantem, quo auctore Claudius nuptiis incestis et adoptione exitiosa semet perverterat.Sed neque Neroni infra servos ingenium, et Pallas tristi adrogantia modum liberti egressus taedium sui moverat.Propalam tamen omnes in eam honores cumulabantur, signumque more militiae petenti tribuno dedit optimae matris.Decreti et a senatu duo lictores, flamonium Claudiale, simul Claudio censorium funus et mox consecratio.




13.2.2. Beiden hadden een gelijke strijd te leveren tegen de gewelddadigheid van Agrippina, die, laaiend van alle begeerten naar een verderfelijke tirannie, Pallas onder haar medestanders telde, op wiens aandringen Claudius zichzelf door zijn bloedschennend huwelijk en noodlottige adoptie te gronde had gericht. Maar Nero was er de man niet naar om zich inschikkelijk te betonen tegenover slaven en Pallas van zijn kant ging door zijn norse arrogantie de speelruimte die aan een vrijgelatene werd toegekend te buiten en had daardoor afkeer tegen zich opgewekt. Niettemin werden naar buiten toe allerlei eerbewijzen aan haar bewezen en aan de officier die naar militaire gewoonte om het wachtwoord kwam vragen gaf hij dat van "beste moeder". Bovendien werden haar door de senaat twee lictoren toegekend, een hogepriesterschap in dienst van Claudius en tegelijk aan Claudius een erebegrafenis en vrij kort daarop zijn vergoddelijking.

Caput 3


13.3.1. Die funeris laudationem eius princeps exorsus est, dum antiquitatem generis, consulatus ac triumphos maiorum enumerabat, intentus ipse et ceteri; liberalium quoque artium commemoratio et nihil regente eo triste rei publicae ab externis accidisse pronis animis audita: postquam ad providentiam sapientiamque flexit, nemo risui temperare, quamquam oratio a Seneca composita multum cultus praeferret, ut fuit illi viro ingenium amoenum et temporis eius auribus accommodatum.

Hoofdstuk 3


13.3.1. Op de dag van zijn begrafenis is de vorst zijn grafrede begonnen, in alle ernst zowel hijzelf als de toehoorders zolang hij stilstond bij de ouderdom van zijn geslacht en de consulaten en triomfen van zijn voorouders; ook de vermelding van zijn studies en het feit dat tijdens zijn bewind de staat van buiten af niets kwaads was overkomen is gewillig aanhoord: maar nadat hij zijn voorzienigheid en wijsheid ter sprake gebracht had, heeft niemand zijn lachen kunnen inhouden ofschoon de redevoering, opgesteld door Seneca, veel zorg liet blijken aangezien het talent van die man brilliant was en afgestemd op de oren van zijn tijd.
13.3.2. Adnotabant seniores quibus otiosum est vetera et praesentia contendere, primum ex iis, qui rerum potiti essent, Neronem alienae facundiae eguisse. Nam dictator Caesar summis oratoribus aemulus; et Augusto prompta ac profluens quaeque deceret principem eloquentia fuit. Tiberius artem quoque callebat, qua verba expenderet, tum validus sensibus aut consulto ambiguus. Etiam C. Caesaris turbata mens vim dicendi non corrupit; nec in Claudio, quotiens meditata dissereret, elegantiam requireres. Nero puerilibus statim annis vividum animum in alia detorsit: caelare pingere, cantus aut regimen equorum exercere; et aliquando carminibus pangendis inesse sibi elementa doctrinae ostendebat.

13.3.2. De oudere garde, die er een hobby van maakt oude en moderne toestanden met elkaar te vergelijken, tekende aan dat Nero als eerste van degenen die zich van de macht meester gemaakt hadden andermans welsprekendheid nodig gehad had. Want de dictator Caesar kon zich meten met de beste redenaars; ook Augustus had een gemakkelijke, vloeiende en een princeps passende welsprekendheid. Ook Tiberius was behendig in deze kunst waar hij zich op zijn woorden bezon, voor het overige scherp of met opzet dubbelzinnig. Ook de geestesverwarring van Caligula heeft zijn vermogen om het woord te voeren niet aangetast; evenmin had men bij Claudius verzorgdheid niet gemist, zo vaak hij maar voorbereid sprak. Nero heeft meteen in zijn jongensjaren zijn levendige geest afgewend naar andere bezigheden: ciseleren, schilderen, zingen of paarden mennen; maar soms toonde hij bij het schrijven van liedjes dat hij de beginselen van kunstvaardigheid wel degelijk bezat.

Caput 4


13.4.1. Ceterum peractis tristitiae imitamentis curiam ingressus et de auctoritate patrum et consensu militum praefatus, consilia sibi et exempla capessendi egregie imperii memoravit, neque iuventam armis civilibus aut domesticis discordiis imbutam; nulla odia, nullas iniurias nec cupidinem ultionis adferre.

Hoofdstuk 4


13.4.1. Maar toen hij een punt gezet had achter dit huichelachtig vertoon van rouw is hij het senaatsgebouw binnengegaan en heeft eerst een verklaring afgelegd over het senaatbesluit en de algemene instemming van de soldaten. Daarna heeft hij melding gemaakt van de adviseurs en voorbeelden die hij had om zijn regeringstaak op uitstekende wijze aan te pakken en benadrukt dat hij in zijn jeugd niet besmet was door burgeroorlogen of dynastieke ruzies en dat hij geen haatgevoelens of wraakzucht meedroeg.
13.4.2. Tum formam futuri principis praescripsit, ea maxime declinans, quorum recens flagrabat invidia. Non enim se negotiorum omnium iudicem fore, ut clausis unam intra domum accusatoribus et reis paucorum potentia grassaretur; nihil in penatibus suis venale aut ambitioni pervium; discretam domum et rem publicam. Teneret antiqua munia senatus, consulum tribunalibus Italia et publicae provinciae adsisterent: illi patrum aditum praeberent, se mandatis exercitibus consulturum.




13.4.2. Toen heeft hij zijn voornemen van regeren geschetst waarbij hij vooral datgene afwees waarover haatgevoelens nog vers waren: dat hij namelijk niet als rechter in alle processen zou optreden, zodat de macht van enkelen vrij spel zou hebben als binnen de gesloten deuren van een en hetzelfde gebouw aanklagers en beschuldigden opgesloten waren; dat onder het oog van zijn huisgoden niets omkoopbaar zou zijn of voor corruptie toegankelijk: gescheiden zouden particuliere en openbare belangen zijn. De senaat mocht haar traditionele bevoegdheden behouden, Italia en de senaatsprovincies moesten zich wenden tot de consulaire bureaus en die moesten de toegang tot de senaat regelen; hij zou zich slechts bezig houden met de hem toevertrouwde legers.
[traditionele bevoegdheden: dus de bevoegdheden van de Senaat uit de tijd van de Republiek [409 - 17 v.Chr]; sedert Tiberius [14 - 37 na Chr] was daar de keuze van de hoge ambtsdragers bij gekomen.]
Caput 5

13.5.1. Nec defuit fides, multaque arbitrio senatus constituta sunt: ne quis ad causam orandam mercede aut donis emeretur, ne designatis quaestoribus edendi gladiatores necessitas esset. Quod quidem adversante Agrippina, tamquam acta Claudii subverterentur, obtinuere patres, qui in Palatium ob id vocabantur, ut adstaret additis a tergo foribus velo discreta, quod visum arceret, auditus non adimeret.







Hoofdstuk 5

13.5.1. En hij hield zich aan deze voornemens want veel besluiten zijn genomen overeenkomstig het oordeel van de senaat: bijvoorbeeld dat niemand met smeergeld of geschenken omgekocht mocht worden tot het bepleiten van een zaak, dat beheerders van de schatkist na hun verkiezing geen gladiatorenspelen hoefden te geven. Dit hebben de senatoren zelfs door weten te drukken tegen het verzet van Agrippina in die daarin een aantasting zag van besluiten van Claudius; zij werden met het oog hierop naar het Palatium opgetrommeld zodat Agrippina, doordat zij aan hun rugzijde deuren had laten aanbrengen, de senaatszitting kon bijwonen, afgeschermd door een gordijn dat wel het zicht maar niet het gehoor belemmerde.
[gladiatorenspelen: doordat sedert het jaar 47 de nieuwbenoemde quaestoren ('beheerders van de schatkist') na hun benoeming gladiatorenspelen moesten geven konden alleen vermogende personen zich voor de quaestuur kandidaat stellen. Dit ambt was het eerste dat men bij het maken van een politieke carrière kon bekleden.]
13.5.2. Quin et legatis Armeniorum causam gentis apud Neronem orantibus escendere suggestum imperatoris et praesidere simul parabat, nisi ceteris pavore defixis Seneca admonuisset, venienti matri occurrere. Ita specie pietatis obviam itum dedecori.


13.5.2. Ja zelfs, toen eens gezanten van de Armeniers de zaak van hun volk bepleitten, stond ze op het punt om het podium van de keizer te beklimmen en het voorzitterschap met hem te delen als Seneca, terwijl alle anderen aan de grond genageld stonden, hem geen hint gegeven had zijn moeder die er aan kwam tegemoet te lopen. Zo is aan schande het hoofd geboden door de schijn van een respectbetuiging.

Caput VI
              
              

Hoofdstuk 6

13.6.1. Fine anni turbidis rumoribus prorupisse rursum Parthos et rapi Armeniam adlatum est, pulso Radamisto, qui saepe regni eius potitus, dein profugus, tum bellum quoque deseruerat.



13.6.1. Aan het eind van het jaar is in opgewonden geruchten gemeld dat de Parthen weer binnengevallen waren en Armenië geplunderd werd nadat Radamistus verdreven was die zich vaak van de heerschappij over die landstreek had meester gemaakt, vervolgens op de vlucht gegaan was en toen ook zich aan een oorlog onttrokken had.
13.6.2. Igitur in urbe sermonum avida, quem ad modum princeps vix septem decem annos egressus suscipere eam molem aut propulsare posset, quod subsidium in eo, qui a femina regeretur, num proelia quoque et obpugnationes urbium et cetera belli per magistros administrari possent, anquirebant.


13.6.2. Dus ging men in Rome, belust als dat is op praatjes, proberen uit te vissen hoe het mogelijk zou zijn dat een vorst die maar net 17 jaar geworden was zo'n opgave op zich zou kunnen nemen of het hoofd zou kunnen bieden, welke hulp men van hem zou kunnen verwachten, omdat hij zelf nog door een vrouw geringeloord werd en of nou eigenlijk ook gevechten en stedenbelegeringen en meer van dat soort krijgsbedrijf wel door zijn adviseurs geregeld konden worden.
13.6.3. Contra alii melius evenisse disserunt, quam si invalidus senecta et ignavia Claudius militiae ad labores vocaretur, servilibus iussis obtemperaturus. Burrum tamen et Senecam multa rerum experientia cognitos; et imperatori quantum ad robur deesse, cum octavo decimo aetatis anno Cn. Pompeius, nono decimo Caesar Octavianus civilia bella sustinuerint?





13.6.3. Daarentegen betoogden anderen dat het zo beter uitpakte dan als de door ziekte en lafheid gehandicapte Claudius tot oorlogsinspanningen zou zijn verplicht, die dan wel weer gehoorzaam zou zijn aangelopen achter de bevelen van zijn vrijgelatenen. Burrus en Seneca stonden juist bekend om hun grote kennis van zaken en trouwens hoeveel pit ontbrak het de keizer als Cn. Pompeius op zijn achttiende en Caesar Octavianus op zijn negentiende korte metten hadden gemaakt met de burgeroorlogen?
[op zijn achttiende: Cn. Pompeius was geboren op 30 september 106 v. Chr. en dus 23 jaar toen hij in 84 v. Chr. in de Eerste Burgeroorlog een commando onder Sulla kreeg.]
[negentiende: omdat Octavianus, de latere Augustus, geboren was in 63 v. Chr. was hij inderdaad in zijn 19e levensjaar toen hij in 44 als tegenstander van Antonius een legercommando kreeg.]

13.6.4. Pleraque in summa fortuna auspiciis et consiliis quam telis et manibus geri. Daturum plane documentum, honestis an secus amicis uteretur, si ducem amota invidia egregium quam si pecuniosum et gratia subnixum per ambitum deligeret. 13.6.4. Over het algemeen werden aan de top meer zaken gedaan met rituelen en diplomatie dan door handgemeen. Hij zou nu duidelijk kunnen laten merken of hij er achtbare vrienden op na hield of niet, of hij zonder ressentiment een uitstekende aanvoerder zou kiezen of een gefortuneerde die het van vriendjespolitiek en streberei moest hebben.

Caput 7
                               


Hoofdstuk 7

13.7.1. Haec atque talia vulgantibus, Nero et iuventutem proximas per provincias quaesitam supplendis Orientis legionibus admovere legionesque ipsas propius Armeniam collocari iubet, duosque veteres reges Agrippam et Antiochum expedire copias, quis Parthorum fines ultro intrarent, simul pontes per amnem Euphraten iungi; et minorem Armeniam Aristobulo, regionem Sophenen Sohaemo cum insignibus regiis mandat.










13.7.1. Terwijl men deze en dergelijke praatjes verspreidde beval Nero de weerbare manschappen die in de nabijgelegen provincies gerekruteerd waren om de legioenen in het oosten te versterken aan te laten rukken en de twee legioenen zelf dichter bij Armenië te stationneren. De twee oude koningen Agrippa en Antiochus gaf hij opdracht hun troepen gevechtsklaar te maken om daarmee een aanvalsmanoeuvre in het gebied van de Parthen uit te voeren, tegelijk moest de rivier de Eufraat overbrugd worden. Bovendien droeg hij aan Aristobulus de verantwoordelijkheid over Klein-Armenië op en aan Sohaemus die over de regio Sophene met koninklijke waardigheid.
[Agrippa en Antiochus: deze Agrippa is de zoon van Herodes Agrippa die door Claudius als koning over Judea was aangesteld en in 44 gestorven was. Hij kreeg van Claudius in 48 de staat Chalcis in Syria toegewezen en daaraan voegde Nero nu nog gebieden in Noord Palestina toe. - Antiochus was koning van Commagene, ten Noorden van Syria, tussen Cilicia en de Euphraat.]
[Klein-Armenië: dit lag tussen Cappadocië, Pontus en Groot Armenië.]
[Sophene: een landstreek tussen de bovenloop van de Euphraat en van de Tigris.]

13.7.2. Exortusque in tempore aemulus Vologaeso filius Vardanes; et abscessere Armenia Parthi, tamquam differrent bellum.


13.7.2. Maar uitgerekend op dit tijdstip is een tegenkandidaat voor Vologaesus opgestaan in de vorm van zijn zoon Vardanes; en de Parthen trokken weg uit Armenië alsof ze de oorlog wilden uitstellen.
[Vologaesus: (of Vologaeses) was in Armenië binnengevallen en had zijn broer Tiridates op de troon gezet na Radamistus verdreven te hebben.]

Caput 8


Hoofdstuk 8

13.8.1. Sed apud senatum omnia in maius celebrata sunt sententiis eorum, qui supplicationes et diebus supplicationum vestem principi triumphalem, utque ovans urbem iniret, effigiemque eius pari magnitudine ac Martis Ultoris eodem in templo censuere, praeter suetam adulationem laeti, quod Domitium Corbulonem retinendae Armeniae praeposuerat videbaturque locus virtutibus patefactus.


13.8.1. Maar in de Senaat is alles overdreven opgehemeld door de mening van hen die vonden dat aan de vorst godsdienstige dankbetuigingen toegekend moesten worden en op de dagen van die dankbetuigingen de triomfkleding en dat hij in Triomf de stad zou mogen binnen rijden en dat een even groot standbeeld van hem als van Mars, de Wreker, in dezelfde tempel moest worden opgericht. Afgezien van de gebruikelijke vleierij was men namelijk opgelucht dat hij Domitius Corbulo met het commando belast had om Armenië te behouden en er gelegenheid scheen gegeven zich te onderscheiden.
[Domitius Corbulo: deze had zich onderscheiden in 47 als bevelhebber aan de Beneden-Rijn door zijn doortastendheid en gestrengheid.]
13.8.2. Copiae Orientis ita dividuntur, ut pars auxiliarium cum duabus legionibus apud provinciam Syriam et legatum eius Quadratum Ummidium remaneret, par civium sociorumque numerus Corbuloni esset, additis cohortibus alisque, quae in Cappadocia hiemabant. Socii reges, prout bello conduceret, parere iussi; sed studia eorum in Corbulonem promptiora erant.


13.8.2. De troepen in het Oosten werden zo verdeeld, dat een deel van de hulptroepen bij twee legioenen in de provincie Syrië zou blijven onder bevel van Quadratus Ummidius, de stadhouder ter plaatse en dat een gelijk aantal burgers en bondgenoten Corbulo zou steunen. Hieraan werden nog de cohorten en eskadrons toegevoegd die hun winterkwartieren in Cappadocië hadden. Aan de koningen-bondgenoten werd opgedragen bevelen op te volgen naargelang de oorlog dat zou vergen. Maar hun voorkeur ging uit naar samenwerking met Corbulo.
13.8.3. Qui ut instaret famae, quae in novis coeptis validissima est, itinere propere confecto apud Aegeas civitatem Ciliciae obvium Quadratum habuit, illuc progressum, ne, si ad accipiendas copias Syriam intravisset Corbulo, omnium ora in se verteret, corpore ingens, verbis magnificis et super experientiam sapientiamque etiam specie inanium validus.


13.8.3. Deze is ijlings afgereisd, begerig om roem te verwerven, omdat die bij nieuwe ondernemingen het sterkst vruchten afwerpt, en heeft bij Aegeae, een stad in Cilicië Quadratus ontmoet, die daarheen getrokken was om te voorkomen dat Corbulo, als hij Syrië binnengetrokken was om de leiding van de troepen over te nemen, aller ogen op zich zou vestigen met zijn reusachtig postuur, schitterende retoriek en krachtige uitstraling naast zijn ervaring en wijsheid.
[Aegeae: (of Aegae) was een oude Griekse kolonie aan de golf van Issus.]

Caput 9


Hoofdstuk 9

13.9.1. Ceterum uterque ad Vologaesen regem nuntiis monebant, pacem quam bellum mallet datisque obsidibus solitam prioribus reverentiam in populum Romanum continuaret. Et Vologaeses, quo bellum ex commodo pararet, an ut aemulationis suspectos per nomen obsidum amoveret, tradit nobilissimos ex familia Arsacidarum.

13.9.1. Maar beiden drukten koning Vologaeses via boden op het hart om de voorkeur aan vrede te geven boven oorlog en door het geven van gijzelaars het bij hun voorouders gebruikelijke respect tegenover het romeinse volk voort te zetten. En Vologaeses leverde de meest aanzienlijken uit de familie der Arsaciden uit, hetzij om op zijn gemak de oorlog voor te bereiden of om onder de dekmantel van gijzelaars verdachten van een coup uit de weg te ruimen.
13.9.2. Accepitque eos centurio Insteius ab Ummidio missus forte priore de causa adito rege. Quod postquam Corbuloni cognitum est, ire praefectum cohortis Arrium Varum et reciperare obsides iubet. Hinc ortum inter praefectum et centurionem iurgium ne diutius externis spectaculo esset, arbitrium rei obsidibus legatisque, qui eos ducebant, permissum. Atque illi recentem gloria et inclinatione quadam etiam hostium Corbulonem praetulere.


13.9.2. En dezen heeft de centurio Insteius in ontvangst genomen, toevallig gezonden door Ummidius naar aanleiding van een eerdere kwestie, na een ontmoeting met de koning. Nadat dit Corbulo ter ore gekomen was beval hij de cohortcommandant Arrius Varus de gijzelaars te gaan overnemen. Hieruit kwam een woordenwisseling tussen de commandant en de centurio voort en om niet langer een vermakelijk schouwspel te bieden voor de vreemdelingen is de arbitrage over deze kwestie overgelaten aan de gijzelaars en de gezanten die hen begeleidden. Die hebben de voorkeur gegeven aan Corbulo wegens zijn pas verworven roem en op grond van een populariteit bij zelfs de vijanden.
13.9.3. Unde discordia inter duces, querente Ummidio praerepta quae suis consiliis patravisset, testante contra Corbulone non prius conversum regem ad offerendos obsides, quam ipse dux bello delectus spes eius ad metum mutaret. Nero quo componeret diversos, sic evulgari iussit: ob res a Quadrato et Corbulone prospere gestas laurum fascibus imperatoris addi. Quae in alios consules egressa coniunxi.


13.9.3. Het gevolg hiervan was ruzie tussen de leiders, waarbij Ummidius klaagde dat hem het resultaat ontfutseld was van zijn diplomatieke succes, maar Corbulo daar tegen inbracht dat de koning niet eerder gebracht was tot het aanbieden van gijzelaars voordat hij door zijn verkiezing tot oorlogsleider diens hoopvolle verwachtingen in vrees had omgezet. Om de ruziemakers tot kalmte te brengen heeft Nero opgedragen het volgende af te kondigen: dat wegens hun successen aan Quadratus en Corbulo het privilege gegund werd om een lauwerkrans toe te voegen aan de keizerlijke fasces. Hoewel deze gebeurtenissen in een later jaar plaatsvonden heb ik ze hier in hun verband vermeld.

Caput 10


Hoofdstuk 10

13.10.1. Eodem anno Caesar effigiem Cn. Domitio patri et consularia insignia Asconio Labeoni, quo tutore usus erat, petivit a senatu; sibique statuas argento vel auro solidas adversus offerentes prohibuit. Et quamquam censuissent patres, ut principium anni mense Decembri, quo ortus erat Nero, veterem religionem kalendarum Ianuariarum inchoando anno retinuit.


13.10.1. In hetzelfde jaar heeft de keizer de senaat gevraagd om een standbeeld voor zijn vader Cn. Domitius en de eretekens van het consulaat voor Asconius Labeo, die hij als voogd gehad had; en de beelden uit massief zilver of goud voor hemzelf heeft hij tegenover degenen die ze aanboden geweigerd. Ook heeft hij de oude traditie om het jaar te beginnen op 1 januari in stand laten houden hoewel de senatoren besloten hadden dat het begin van het jaar in de maand december moest liggen omdat Nero in die maand geboren was.
[geboren: Nero was geboren op 15 december 37 na Chr.]
13.10.2. Neque recepti sunt inter reos Carrinas Celer senator servo accusante, aut Iulius Densus equester Romanus, cui favor in Britannicum crimini dabatur. 13.10.2. En ook is de senator Carrinas Celer, beschuldigd door zijn slaaf, niet gerechtelijk vervolgd noch de Romeinse ridder Iulius Densus, die er van beticht werd op de hand te zijn van Britannicus.








Lees verder



Terug naar het overzicht van de inhoud van de Annalen