ANNALES XII, 64 - 69 | Jaarboeken 12, 64 -
69
Dood van Claudius in 54 |
Caput LXIV |
Hoofdstuk
64 |
12.64.1. M. Asinio M'. Acilio
consulibus mutationem rerum in deterius portendi
cognitum est crebris prodigiis. Signa ac tentoria
militum igne caelesti arsere; fastigio Capitolii examen
apium insedit; biformis hominum partus et suis fetum
editum cui accipitrum ungues inessent. Numerabatur inter
ostenta deminutus omnium magistratuum numerus,
quaestore, aedili, tribuno ac praetore et consule paucos
intra menses defunctis. |
12.64.1.
Tijdens het consulaat van Marcus
Asinius en Manius Acilius is een voorspelling
van een ommekeer ten kwade afgelezen uit talrijke
voorspellingen. Veldtekenen en tenten van soldaten zijn
door de bliksem getroffen; op de nok van het Capitolium
streek een zwerm bijen neer; men vertelde over geboorten
van hermafrodieten en er zou een big geworpen zijn met
haviksklauwen. Onder deze tekenen werd ook de afname
gerekend van het aantal van alle overheidsdienaren,
omdat binnen enkele maanden een quaestor, een aediel,
een tribuun en een praetor en een consul overleden zijn. [Marcus Asinius en Marius Acilius: Marcus Asinius Marcellus trad in 61 op als getuige bij een testamentsvervalsing. Zijn schuld werd bewezen maar hij kreeg gratie van Nero (Ann.14.40.2.). Hij was de achterkleinzoon van de redenaar Asinius Pollio. - Manius Acilius Aviola is de zoon van de gelijknamige vader, die in 21 als propraetor tegen het oproer in Gallië heeft gestreden. Hij werd in 65 proconsul van Azië en was later curator aquarum. |
12.64.2. Sed in praecipuo pavore
Agrippina, vocem Claudii, quam temulentus iecerat,
fatale sibi ut coniugum flagitia ferret, dein puniret,
metuens, agere et celerare statuit, perdita prius
Domitia Lepida muliebribus causis, quia Lepida minore
Antonia genita, avunculo Augusto, Agrippinae sobrina
propior ac Gnaei mariti eius soror, parem sibi
claritudinem credebat. |
12.64.2.
Maar Agrippina verkeerde in een staat van de grootste
angst die haar werd ingeboezemd door een uitspraak van
Claudius die hij zich in dronkenschap had laten
ontvallen, dat het zijn lot was om de misdaden van zijn
echtgenotes eerst te verdragen en daarna te bestraffen.
Zij besloot snel tot actie over te gaan, na eerst Domitia Lepida uit de weg
geruimd te hebben uit vrouwelijke jaloezie: Lepida, een
dochter van Antonia Minor (zodat
Augustus haar oudoom was),
en die dichter bij
Agrippina stond dan een achternicht en die bovendien nog
een zus was van Agrippina's vroegere man Gnaeus, achtte zich van gelijke
voorname rang als zij, Agrippina. [Domitia Lepida: de dochter van Antonia Maior en Lucius Domitius Ahenobarbus. Zij was dus de kleindochter van Octavia uit haar huwelijk met Marcus Antonius. Octavia was de zuster van Augustus.] [Minor: Dit moet zijn Maior. Dezelfde vergissing maakt Tacitus in Ann.4.44.2.] [oudoom: Augustus, broer van Lepida's grootmoeder, is dus Lepida's oudoom en Domitia Lepida is dus van Augustus een achternicht.] [dichter bij: 'Sobrina prior' of '- propior'. Genealogisch is de verhouding: Antonia Maior -> Lepida en Antonia Minor -> Germanicus -> Agrippina. Lepida en Germanicus waren dus volle neef en nicht: 'consobrini'. Kinderen van Lepida en Germanicus zouden 'sobrini' zijn. Lepida is dus noch sobrina, noch consobrina van Agrippina maar 'sobrina [abl.] propior'.] [Gnaeus: Gnaeus Domitius was de eerste man van Agrippina en de vader van Nero.] |
12.64.3. Nec forma aetas opes
multum distabant; et utraque impudica, infamis,
violenta, haud minus vitiis aemulabantur quam si qua ex
fortuna prospera acceperant. Enimvero certamen
acerrimum, amita potius an mater apud Neronem
praevaleret: nam Lepida blandimentis ac largitionibus
iuvenilem animum devinciebat, truci contra ac minaci
Agrippina, quae filio dare imperium, tolerare
imperitantem nequibat. |
12.64.3. Ook ontliepen zij elkaar niet veel in schoonheid, leeftijd en rijkdom. En beiden, zedeloos, berucht en gewelddadig als zij waren, wedijverden niet minder met elkaar in ondeugden dan in wat zij aan voorspoed van het lot ontvangen hadden. Maar waarlijk, de hevigste wedijver woedde tussen hen hierover, of de tante dan wel de moeder meer invloed op Nero zou hebben. Want Lepida probeerde het hart van de jongen aan zich te binden met vleierijen en geschenken, Agrippina daarentegen met barse dreigementen: zij was wel in staat haar zoon de macht te bezorgen, maar niet in staat te dulden dat hij die uitoefende. |
Caput LXV |
Hoofdstuk 65 |
12.65.1. Ceterum obiecta sunt quod
coniugem principis devotionibus petivisset quodque parum
coercitis per Calabriam servorum agminibus pacem Italiae
turbaret. Ob haec mors indicta, multum adversante
Narcisso, qui Agrippinam magis magisque suspectans
prompsisse inter proximos ferebatur certam sibi
perniciem, seu Britannicus rerum seu Nero poteretur;
verum ita de se meritum Caesarem, ut vitam usui eius
impenderet. |
12.65.1.
Overigens is haar ten laste gelegd dat zij de vrouw van
de keizer met zwarte kunst
naar het leven had gestaan en dat zij in Calabrië met
haar slecht gecontroleerde bendes slaven de vrede in
heel Italië verstoorde. Hierom is tegen haar de
doodstraf geëist, onder hardnekkig verzet van Narcissus,
van wie gezegd werd dat hij, omdat hij Agrippina
wantrouwde, zich onder zijn meest intieme vrienden had
laten ontvallen dat voor hem de ondergang wel vast
stond, hetzij Britannicus
aan de macht zou komen, hetzij
Nero; maar dat de keizer zich dusdanig
verdienstelijk had gemaakt jegens hem, dat hij zijn
leven in zijn dienst stelde. [zwarte kunst: de naam van degene die men dood wenste, werd op een loden vervloekingstafeltje ('devotio') aangebracht en begraven.] [hetzij Britannicus ... hetzij Nero: het maakte voor Narcissus niet veel uit of Britannicus dan wel Nero op de troon kwam, want hij moest Britannicus vrezen omdat hij diens moeder Messalina ten val had gebracht, en Nero, omdat hij met diens moeder Agrippina op voet van vijandschap stond.] |
12.65.2. Convictam Messalinam et
Silium; pares iterum accusandi causas esse, si Nero
imperitaret; Britannico successore nullum principi
metum: at novercae insidiis domum omnem convelli, maiore
flagitio quam si impudicitiam prioris coniugis
reticuisset. Quamquam ne impudicitiam quidem nunc abesse
Pallante adultero, ne quis ambigat decus pudorem corpus,
cuncta regno viliora habere. |
12.65.2. Hij
had immers overtuigend de schuld van Messalina en Silius
aangetoond. Gelijke redenen voor een beschuldiging waren
er nu weer voor het geval
Nero aan de macht zou komen; als Britannicus de
troonopvolger zou worden dan hoefde de keizer niets te
vrezen, maar dan zou door het intrigeren van de
stiefmoeder het hele keizerlijk huis te gronde gericht
worden en dat zou een grotere misdaad zijn dan wanneer
hij de liederlijkheid van zijn voormalige echtgenote
verzwegen zou hebben. Trouwens, aan schaamteloosheid
mankeerde het ook nu niet, daar Pallas haar minnaar was
zodat niemand eraan hoefde te twijfelen dat zij haar
fatsoen, schaamtegevoel, lichaam, ja alles achterstelde
bij haar begeerte naar macht. [nu weer: de gedachtegang is als volgt: Narcissus heeft Messalina en Silius ontmaskerd en de onverkwikkelijke affaire aan het rollen gebracht. Nu heeft hij dezelfde motieven om het overspel tussen Agrippina en Pallas te signaleren en om Agrippina ervan te beschuldigen Claudius naar het leven te staan omdat zij Nero in diens plaats op de troon wil hebben.] |
12.65.3. Haec atque talia
dictitans amplecti Britannicum, robur aetatis quam
maturrimum precari, modo ad deos, modo ad ipsum tendere
manus, adolesceret, patris inimicos depelleret, matris
etiam interfectores ulcisceretur. |
12.65.3. Terwijl hij deze en dergelijke zaken herhaaldelijk uitsprak omarmde hij Britannicus en wenste hem toe dat de kracht van zijn leeftijd zo spoedig mogelijk gerijpt zou zijn en strekte de handen nu eens naar de goden uit, dan weer naar Britannicus zelf met de bede dat hij toch volwassen zou mogen worden en de vijanden van zijn vader alsmede de moordenaars van zijn moeder zou wreken. |
Caput LVI |
Hoofdstuk 66 |
12.66.1. In tanta mole curarum
valetudine adversa corripitur, refovendisque viribus
mollitia caeli et salubritate aquarum Sinuessam pergit.
Tum Agrippina, sceleris olim certa et oblatae occasionis
propera nec ministrorum egens, de genere veneni
consultavit, ne repentino et praecipiti facinus
proderetur; si lentum et tabidum delegisset, ne admotus
supremis Claudius et dolo intellecto ad amorem filii
rediret. Exquisitum aliquid placebat, quod turbaret
mentem et mortem differret. |
12.66.1. Bij
een zo grote zorgenlast werd hij ook nog ziek, en hij vertrok naar Sinuessa om weer aan te
sterken door het milde klimaat en de geneeskrachtige
baden. Toen heeft Agrippina, allang vastbesloten tot
haar misdaad en gejaagd nu zich een gunstige gelegenheid
voordeed, overleg gepleegd over het soort vergif. Het
mankeerde haar niet aan helpers en ze was bang dat de
misdaad aan het licht zou komen door een plotseling en
overhaast werkend middel. Maar ook vreesde ze dat, als
ze een langzaam en slopend vergif zou kiezen, Claudius
in zijn laatste uren haar list zou doorzien en weer tot
liefde voor zijn zoon zou vervallen. Dus besloot zij tot
iets speciaals, dat zijn geest zou vertroebelen maar de
dood niet al te snel zou laten intreden. [ziek: namelijk aan podagra (jicht, ook wel 'het pootje' genoemd).] [Sinuessa: dit ligt aan de kust van Campania en was beroemd om haar warme bronnen.] |
12.66.2. Deligitur artifex talium
vocabulo Locusta, nuper veneficii damnata et diu inter
instrumenta regni habita. Eius mulieris ingenio paratum
virus, cuius minister e spadonibus fuit Halotus, inferre
epulas et explorare gustu solitus. |
12.66.2.
Uitgekozen werd een gifmengster met de naam Locusta, onlangs veroordeeld
wegens gifmengerij en al lang gebruikt als hulpmiddel
bij de heerschappij. Met behulp van de kunde van die
vrouw is een vergif bereid, waarvan de toediener Halotus
was, één van de eunuchen en de gebruikelijke opdiener
van de maaltijden en voorproever. [Locusta: deze bereidde ook het vergif waarmee in 55 Britannicus werd gedood. (Ann.13.15.3.).] |
Caput LVII |
Hoofdstuk 67 |
12.67.1. Adeoque cuncta mox
pernotuere ut temporum illorum scriptores prodiderint
infusum delectabili boleto venenum, nec vim medicaminis
statim intellectam, socordiane an Claudii vinolentia;
simul soluta alvus subvenisse videbatur. |
12.67.1. En
zo snel is alles bekend geworden dat de
geschiedschrijvers van die tijd overgeleverd hebben dat
het vergif ingespoten is in een smakelijke paddestoel, en dat de kracht
van het goedje niet meteen doorzien is, hetzij door
nonchalance, hetzij door Claudius' dronkenschap. Tevens
scheen een aanval van diarree zijn
redding te zijn geweest. [paddestoel: een boleet, vermoedelijk de Agaricus Caesareus Schaeffer.] [diarree: hetzelfde symptoom bij de vergiftiging van Britannicus (Ann.13.15.4.).] |
12.67.2. Igitur exterrita
Agrippina et, quando ultima timebantur, spreta
praesentium invidia provisam iam sibi Xenophontis medici
conscientiam adhibet. Ille tamquam nisus evomentis
adiuvaret, pinnam rapido veneno inlitam faucibus eius
demisisse creditur, haud ignarus summa scelera incipi
cum periculo, peragi cum praemio. |
12.67.2.
Derhalve is Agrippina hevig verschrikt geraakt en, omdat
de strengste straffen gevreesd moesten worden, deed zij,
met verwaarlozing van haar reputatie, een beroep op de
lijfarts Xenofoon, van wiens medeplichtigheid zij zich
op voorhand had verzekerd. Men meent dat die, in een
geveinsde poging zijn overgeven te
vergemakkelijken, een veer, ingesmeerd met een snel
vergif, in zijn keel gestoken heeft, zich wel bewust dat
de grootste misdaden wel met risico begonnen worden,
maar met een beloning aflopen. [overgeven: de gewoonte aan tafel zo te schransen dat het tot braken kwam was in die tijd zeer verbreid. Cicero schrijft er al over (1e eeuw v. Chr.) als over iets heel alledaags.] |
Caput LVIII |
Hoofdstuk 68 |
12.68.1. Vocabatur interim senatus votaque pro incolumitate principis consules et sacerdotes nuncupabant, cum iam exanimis vestibus et fomentis obtegeretur, dum quae res forent firmando Neronis imperio componuntur. | 12.68.1.
Intussen werd de senaat bijeengeroepen en de consuls en
priesters kondigden geloften af voor het heil van de
vorst, toen het stoffelijk overschot al met kleden en
dekens bedekt werd en terwijl het protocol voor het
veiligstellen van de heerschappij van Nero al opgesteld
werd. |
12.68.2. Iam primum Agrippina, velut dolore victa et solacia conquirens, tenere amplexu Britannicum, veram paterni oris effigiem appellare ac variis artibus demorari ne cubiculo egrederetur. | 12.68.2. En Agrippina hield eerst, alsof ze overmand was door smart en troost zocht, Britannicus in een omhelzing geklemd, noemde hem het ware evenbeeld van zijn vader en hield hem met allerlei kunstgrepen op om te verhinderen dat hij het vertrek zou verlaten. |
12.68.3. Antoniam quoque et
Octaviam sorores eius attinuit, et cunctos aditus
custodiis clauserat, crebroque vulgabat ire in melius
valetudinem principis, quo miles bona in spe ageret
tempusque prosperum ex monitis Chaldaeorum adventaret. |
12.68.3. Ook
zijn zusters Antonia en Octavia
liet zij vasthouden en zij had alle toegangen met
wachtposten laten blokkeren en liet herhaaldelijk bekend
maken dat het met de toestand van de vorst al beter ging
om ervoor te zorgen dat de soldaten de moed erin hielden
en het tijdstip dat door de Chaldeërs als gunstig was
aangemerkt zou aanbreken. [Antonia en Octavia: Antonia (Claudia Antonia) was de dochter van Aelia Paetina - Octavia en Britannicus waren Claudius' kinderen bij Valeria Messalina.] |
Caput LIX |
Hoofdstuk 69 |
12.69.1. Tunc medio diei tertium
ante Idus Octobris, fortibus palatii repente diductis,
comitante Burro Nero egreditur ad cohortem, quae more
militiae excubiis adest. Ibi monente praefecto faustis
vocibus exceptus inditur lecticae. Dubitavisse quosdam
ferunt, respectantes rogitantesque ubi Britannicus
esset: mox nullo in diversum auctore quae offerebantur
secuti sunt. Inlatusque castris Nero et congruentia
tempori praefatus, promisso donativo ad exemplum
paternae largitionis, imperator consalutatur. Sententiam
militum secuta patrum consulta, nec dubitatum est apud
provincias. Caelestesque honores Claudio decernuntur et
funeris sollemne perinde ac divo Augusto celebratur,
aemulante Agrippina proaviae Liviae magnificentiam.
Testamentum tamen haud recitatum, ne antepositus filio
privignus iniuria et invidia animos vulgi turbaret. |
12.69.1. Dan
worden midden op de dag van 13
oktober plotseling de poorten van het Palatium
geopend en Nero komt in gezelschap van Burrus naar
buiten naar het cohort dat daar naar militair gebruik op
wacht staat. Daar wordt hij op een aansporing van de
commandant met gejuich ontvangen en in een draagstoel
gezet. Men zegt dat sommigen geaarzeld hebben en
rondkeken en dringend vroegen waar Britannicus was. Maar
toen niemand het initiatief tot het tegendeel nam hebben
zij het voorbeeld dat zich aandiende maar gevolgd. En
Nero is naar het legerkamp gebracht en heeft een
redevoering gehouden die paste bij de omstandigheden.
Daarna beloofde hij een geldschenking naar het voorbeeld
van de vrijgevigheid van zijn vader en werd hij unaniem
als keizer begroet. Senaatsbesluiten sloten zich aan bij
de opinie van de soldaten en ook in de provincies werd
geen roet in het eten gegooid. Aan Claudius werden
goddelijke eerbewijzen toegekend en een plechtige
begrafenis werd in acht genomen zoals voor de
vergoddelijkte Augustus, waarbij Agrippina in praal
wedijverde met haar overgrootmoeder Livia. Toch is zijn
testament niet plechtig voorgelezen
uit vrees dat de gemoederen van het volk door
misnoegen over het onrecht, het voortrekken van de
stiefzoon boven de eigen zoon, geschokt zouden worden. [13 oktober: Claudius stierf in zijn 64e levensjaar op 13 oktober 54.] [voorgelezen: zoals na de dood van Augustus wel was gebeurd.] |
|
Hier eindigt Boek 12. Lees verder in Boek 13. Terug naar het overzicht van de inhoud van de Annalen |