ANNALES XII, 52 - 63 | Jaarboeken 12, 52 -
63
De jaren 52 en 53 A.D. |
Caput LII |
Hoofdstuk
52 |
12.52.1. Fausto Sulla Salvio
Othone consulibus Furius Scribonianus in exilium agitur,
quasi finem principis per Chaldaeos scrutaretur.
Adnectebatur crimini Vibia mater eius, ut casus prioris
(nam relegata erat) impatiens. |
12.52.1.
Tijdens het consulaat van Faustus
Sulla en Salvius Otho werd Furius Scribonianus
verbannen onder het mom dat hij via de Chaldeërs de dood van de
keizer trachtte te weten te komen. In de beschuldiging
werd zijn moeder Vibia betrokken met de beschuldiging
dat zij zich niet wilde schikken in haar vroeger ongeluk
(zij was namelijk al verbannen). [Faustus Sulla en Salvius Otho: Faustus Sulla, echtgenoot van Claudius' dochter Antonia, werd in 58 door Nero naar Marseille verbannen en daar in 62 op bevel van Nero vermoord. - Lucius Salvius Otho is de broer van de latere keizer Otho. Hij was proconsul van Azië in 63 en 64.] [Chaldeërs:Chaldeërs zijn astrologen, die in Rome een grote rol speelden maar een slechte naam hadden.] |
12.52.2. Pater Scriboniani
Camillus arma per Dalmatiam moverat; idque ad clementiam
trahebat Caesar, quod stirpem hostilem iterum
conservaret. Neque tamen exuli longa posthac vita fuit:
morte fortuita an per venenum extinctus esset, ut
quisque credidit, vulgavere. |
12.52.2. De
vader van Scribonianus, Camillus,
had een opstand verwekt in Dalmatië; en de keizer wilde
dìt als blijk van mededogen demonstreren, dat hij een
vijandige familie voor een tweede keer ontzag. Overigens
heeft het leven van de balling hierna niet lang meer
geduurd: of hij door een toevallige dood of door vergif
is omgekomen, daarover heeft men gepraat al naar gelang
ieder geloofde. [Camillus: Furius Camillus had in 42 als onderbevelhebber in Dalmatia gerebelleerd, was door zijn soldaten in de steek gelaten en doodde zichzelf op het eiland Issa.] |
12.52.3. De mathematicis Italia
pellendis factum senatus consultum atrox et inritum.
Laudati dehinc oratione principis qui ob angustias
familiaris ordine senatorio sponte cederent, motique qui
remanendo impudentiam paupertati adicerent. |
12.52.3. Over de verbanning van de mathematici uit Italia is een streng maar vruchteloos senaatsbesluit uitgevaardigd. Hierop zijn in een redevoering van de vorst die senatoren geprezen die zich wegens benarde finantiële omstandigheden vrijwillig terugtrokken uit de senatorenstand en verwijderd zijn degenen die door te blijven nog onbeschaamdheid toevoegden aan hun armoede. |
Caput LIII |
Hoofdstuk 53 |
12.53.1. Inter quae refert ad
patres de poena feminarum quae servis coniungerentur;
statuiturque ut ignaro domino ad id prolapsae in
servitute, sin consensisset, pro libertis haberentur. |
12.53.1. Intussen diende Claudius een wetsvoorstel bij de senaat in over de bestraffing van vrouwen die sexuele contacten onderhielden met slaven. En er werd besloten dat zij die zich hiertoe verlaagd hadden buiten medeweten van hun meesters, als behorend tot de slavenstand zouden worden beschouwd, maar als het met zijn instemming gebeurde, als behorend tot de stand van vrijgelatenen. |
12.53.2. Pallanti, quem repertorem
eius relationis ediderat Caesar, praetoria insignia et
centies quinquagies sestertium censuit consul designatus
Barea Soranus. Additum a Scipione Cornelio grates
publice agendas, quod regibus Arcadiae ortus veterrimam
nobilitatem usui publico postponeret seque inter
ministros principis haberi sineret. |
12.53.2. De
aanstaande consul Barea Soranus stelde voor om aan
Pallas, die de keizer als ontwerper van dit voorstel had
genoemd, de praetoriaanse eretekenen toe te kennen
alsmede centies quinquagies (15.000.000?)
sestertiën. Hieraan werd nog toegevoegd door Cornelius
Scipio dat men hem van staatswege dank moest betuigen,
omdat hij, een nazaat van de koningen van Arcadië, zijn oeroude adel
achterstelde bij het openbaar belang en erin toestemde
gerekend te worden onder de dienaren van de keizer. [Arcadië: Pallas was zo brutaal te beweren dat hij een afstammeling was van Pallas, [over-]grootvader van Euander. In werkelijkheid was hij een slaaf geweest van Antonia, de moeder van Claudius.] |
12.53.3. Adseveravit Claudius contentum honore Pallantem intra priorem paupertatem subsistere. Et fixum est aere publico senatus consultum quo libertinus sestertii ter milies possessor antiquae parsimoniae laudibus cumulabatur. | 12.53.3. Claudius gaf de verzekering dat Pallas, tevreden met de eer, aan zijn vroegere armoede wilde vasthouden. En in een bronzen plaquette is het senaatsbesluit aangeslagen waarin hij, een vrijgelatene, bezitter van ter milies (300.000.000?) sestertiën met loftuitingen werd overladen om zijn ouderwetse soberheid. |
Caput LIV |
Hoofdstuk 54 |
12.54.1. At non frater eius,
cognomento Felix, pari moderatione agebat, iam pridem
Iudaeae impositus et cuncta malefacta sibi impune ratus
tanta potentia subnixo. Sane praebuerant Iudaei speciem
motus orta seditione, postquam cognita caede eius haud
obtemperatum esset, manebat metus ne quis principum
eadem imperitaret. |
12.54.1. Maar zijn broer, Felix genaamd, ging niet met even grote bescheidenheid te werk. Hij was al lang tevoren aan het hoofd gesteld van Iudea en meende dat voor hem al zijn wandaden ongestraft bleven omdat hij steunde op zo'n grote macht. Inderdaad hadden de Iudaeërs de schijn gewekt opstandig te zijn omdat er onlusten waren uitgebroken toen hen door Caligula opdracht gegeven was zijn beeld in hun tempel te plaatsen. En hoewel men er geen gehoor aan had gegeven na het vernemen van zijn dood, bleef toch de vrees leven dat een van de vorsten hetzelfde bevel zou uitvaardigen. |
12.54.2. Atque interim Felix
intempestivis remediis delicta accendebat, aemulo ad
deterrima Ventidio Cumano, cui pars provinciae
habebatur, ita divisis ut huic Galilaeorum natio, Felici
Samaritae parerent, discordes olim et tum contemptu
regentium minus coercitis odiis. |
12.54.2. En intussen stimuleerde Felix door ongelegen maatregelen tot overtredingen, terwijl Ventidius Cumanus, aan wie een deel van de provincie in beheer was gegeven, met hem wedijverde in het uitvaardigen van de meest kwetsende maatregelen. Deze gebieden waren zo verdeeld dat aan Cumanus de stam der Galileërs gehoorzaamheid verschuldigd was, en aan Felix de Samaritanen, stammen die al van oudsher onderling ruzieden maar toen uit minachting voor hun overheersers hun haatgevoelens nog minder in bedwang hielden. |
12.54.3. Igitur raptare inter se,
immittere latronum globos, componere insidias et
aliquando proeliis congredi, spoliaque et praedas ad
procuratores referre. Hique primo laetari, mox gliscente
pernicie cum arma militum interiecissent, caesi milites;
arsissetque bello provincia, ni Quadratus Syriae rector
subvenisset. |
12.54.3. Derhalve hielden zij over en weer plundertochten, stuurden roversbenden op elkaar af, legden hinderlagen voor elkaar en leverden af en toe regelrecht gevechten, waarbij zij buit en roof afleverden bij hun procuratoren. En die verheugden zich daarover aanvankelijk. Maar toen zij, bij het snel toenemen van dit onheil, gewapende soldaten tussenbeide hadden laten komen, werden er soldaten gedood. En de hele provincie zou in oorlog ontbrand zijn, als de gouverneur van Syrië Quadratus niet te hulp gekomen was. |
12.54.4. Nec diu adversus Iudaeos, qui in necem militum proruperant, dubitatum quin capite poenas luerent: Cumanus et Felix cunctationem adferebant, quia Claudius causis rebellionis auditis ius statuendi etiam de procuratoribus dederat. Sed Quadratus Felicem inter iudices ostentavit, receptum in tribunal, quo studia accusantium deterrerentur; damnatusque flagitiorum quae duo deliquerant Cumanus, et quies provinciae reddita. | 12.54.4. En
er is niet lang geaarzeld tegenover de Iudaeërs, die
voorop gelopen hadden bij het afslachten van de
soldaten, om hen te executeren. Cumanus en Felix deden
hem aarzelen omdat Claudius, bij het vernemen van de
oorzaken van de opstand, hem ook het recht had verleend
beslissingen te nemen over de procuratoren. Maar
Quadratus zette Felix tussen de rechters op het
tribunaal om zodoende de begerigheid van de aanklagers
af te remmen. En zo is Cumanus veroordeeld voor de
misdaden van twee en is de rust in de provincie
teruggekeerd. |
Caput LV |
Hoofdstuk 55 |
12.55.1. Nec multo post agrestium Cilicum nationes, quibus Clitarum cognomentum, saepe et alias commotae, tunc Troxobore duce montes asperos castris cepere atque inde decursu in litora aut urbes vim cultoribus et oppidanis ac plerumque in mercatores et navicularios audebant. | 12.55.1. Niet veel later bezetten toen stammen wilde Ciliciërs, Clitae geheten, die zich vaak ook bij andere gelegenheden geroerd hadden, onder leiding van Troxobores ontoegankelijke bergen en sloegen daar een legerkamp op. Vandaar deden zij uitvallen naar de kusten of de steden en ondernamen gewelddadige acties tegen boeren en stedelingen en vooral tegen kooplieden en scheepslui. |
12.55.2. Obsessaque civitas
Anemuriensis, et missi e Syria in subsidium equites cum
praefecto Curtio Severo turbantur, quod duri circum loci
peditibusque ad pugnam idonei equestre proelium haud
patiebantur. Dein rex eius orae Antiochus blandimentis
adversum plebem, fraude in ducem cum barbarorum copias
dissociasset, Troxobore paucisque primoribus interfectis
ceteros clementia composuit. |
12.55.2. De
stad Anemurium werd
belegerd en ruiters die vanuit Syrië te hulp gestuurd
waren onder leiding van de praefect Curtius Severus
werden in verwarring gebracht, omdat de gevaarlijke
terreinen in de omtrek wel geschikt waren voor een
gevecht met infanterie maar geen ruitergevecht
toelieten. Daarop bracht Antiochus, de koning van dit
kustgebied, door het volk onder de kin te aaien en na
onder de troepen van de barbaren - door de aanvoerder
een rad voor ogen te draaien - verdeeldheid gezaaid te
hebben, met een liquidatie van Troxobores en een
handjevol kopstukken, de overigen tot rust door
lankmoedig optreden. [Anemurium: dit was een zeehaven in westelijk Cilicia.] |
Caput LVI |
Hoofdstuk 56 |
12.56.1. Sub idem tempus inter
lacum Fucinum amnemque Lirim perrupto monte, quo
magnificentia operis a pluribus viseretur, lacu in ipso
navale proelium adornatur, ut quondam Augustus structo
trans Tiberim stagno, sed levibus navigiis et minore
copia ediderat. |
12.56.1. In
dezelfde periode werd tussen het Fucinusmeer
en de rivier de Liris een
berg doorgegraven en, opdat zo de grootsheid van dit
werk door meer mensen zou worden bezichtigd, op het meer
zelf een feestelijke zeeslag georganiseerd, zoals in het
verleden Augustus gedaan
had na de aanleg van een meer aan de overzijde van de
Tiber, maar dan met lichtere vaartuigen en een kleinere
bemanning. [Fucinusmeer: Het lacus Fucinus ligt ongeveer 90 km ten Oosten van Rome in het gebied van de Marsi. Het heeft een oppervlakte van ong. 15.000 hectare en een geringe diepte. Het meer had geen natuurlijke afwatering zodat het, als de sneeuw op de Apennijnen smolt, vaak buiten zijn oevers trad tot grote schade van de oeverbewoners. Bovendien was het een broedplaats van malaria. Augustus had al geprobeerd een verbinding te maken tussen het meer en de, zuidwestelijk daarvan, op lager niveau stromende Liris, maar hij had dit plan moeten opgeven. Claudius nam dit werk weer op. Hij liet een berg tussen het meer en de Liris doorgraven, wat elf jaar duurde. Dertigduizend man en enorme sommen geld waren ermee gemoeid geweest. Aanvankelijk had men de, deels ondergrondse, verbindingstunnel tussen meer en Liris niet op voldoende laag (meer)peil aangebracht zodat het niet voldoende leegliep. Later werd er wel een voldoende diepe verbindingstunnel aangelegd, maar de kracht van het uitstromende, niet door sluiswerken gereguleerde, water was zo groot dat het op een ramp uitliep. Later is dit werk weer door Hadrianus opgenomen. Voltooid is het in 1874.] [Liris:heet tegenwoordig Garigliano.] [Augustus:bedoeld wordt de 'Naumachia Augusti' in het park van Caesar aan de voet van de Ianiculus.] |
12.56.2. Claudius triremis
quadriremisque et undeviginti hominum milia armavit,
cincto ratibus ambitu, ne vaga effugia forent, ac tamen
spatium amplexus ad vim remigii, gubernantium artes,
impetus navium et proelio solita. In ratibus
praetoriarum cohortium manipuli turmaeque adstiterant,
antepositis propugnaculis ex quis catapultae
ballistaeque tenderentur. Reliqua lacus classiarii
tectis navibus obtinebant. |
12.56.2.
Claudius bewapende drie- en vierriemers en 19.000 man en
liet de oevers rondom afsluiten met een ring van vlotten
om te verhinderen dat er in de in de omgeving
mogelijkheden tot ontsnappen bleven maar zodat er toch
een ruimte omgeven werd voor geweld bij het roeien,
staaltjes van stuurmanskunst, aanvalsmanoeuvres van
schepen en wat maar bij zo'n gevecht komt kijken. Op de
vlotten hadden manipels en ruitergroepen, bestaande uit
de keizerlijke lijfwacht,
plaatsgenomen en vóór hen waren bolwerken aangelegd
waarvanaf katapulten en blijden gericht konden worden.
De rest van het meer werd ingenomen door mariniers op
overdekte schepen. [keizerlijke lijfwacht: deze diende tot bewaking van de strijders, allemaal misdadigers.] |
12.56.3. Ripas et collis
montiumque edita in modum theatri multitudo innumera
complevit, proximis e municipiis et alii urbe ex ipsa,
visendi cupidine aut officio in principem. Ipse insigni
paludamento neque procul Agrippina chlamyde aurata
praesedere. Pugnatum quamquam inter sontis fortium
virorum animo, ac post multum vulnerum occidioni exempti
sunt. |
12.56.3. Een
ontelbare menigte heeft de oevers en heuvels en
berghoogten bezet op de manier van een theater. Zij
waren afkomstig uit plaatsen in de buurt en anderen ook
uit Rome zelf, uit verlangen het schouwspel te zien of
uit verplichting tegenover de vorst. Zelf zat hij in een
prachtige veldheersmantel vooraan en niet ver van hem
Agrippina in een gouddoorstikte chlamys.
Hoewel er gevochten werd tussen misdadigers, gebeurde
dat met de moed van dappere mannen en ondanks veel
verwondingen zijn ze van uitmoording vrijgesteld. [chlamys: een Griekse mantel.] |
Caput LVII |
Hoofdstuk 57 |
12.57.1. Sed perfecto spectaculo
apertum aquarum iter. Incuria operis manifesta fuit,
haud satis depressi ad lacus ima vel media. Eoque
tempore interiecto altius effossi specus, et
contrahendae rursum multitudini gladiatorum spectaculum
editur, inditis pontibus pedestrem ad pugnam. |
12.57.1.
Maar na het schouwspel is de waterweg geopend. Nu kwam
de nonchalance van het werk aan het licht omdat er
onvoldoende uitgegraven was tot op de bodem van het meer
of zelfs maar de helft. En daarom zijn er na verloop van
tijd op dieper niveau tunnels uitgegraven. En om wederom
een grote menigte aan te trekken werd een
gladiatorenspel gegeven nadat er plankieren overheen
gelegd waren voor deze strijd te voet. |
12.57.2. Quin et convivium effluvio lacus adpositum magna formidine cunctos adfecit, quia vis aquarum prorumpens proxima trahebat, convulsis ulterioribus aut fragore et sonitu exterritis. Simul Agrippina trepidatione principis usa ministrum operis Narcissum incusat cupidinis ac praedarum. Nec ille reticet, impotentiam muliebrem nimiasque spes eius arguens. | 12.57.2. Ja
zelfs werd een banket aangericht bij de uitlaat van het
meer, maar dit heeft allen met grote angst vervuld,
omdat het geweld van het uitstromende water alles in de
buurt meesleepte, terwijl degenen die zich verder weg
bevonden dooreen gesmeten werden of in paniek raakten
door gekraak en herrie. Gebruik makend van de verwarring
van de vorst beschuldigde Agrippina direct Narcissus van
hebzucht en corruptie. Maar die hield zijn mond niet
maar wierp haar vrouwelijke heerszucht en al te grote
ambitie voor de voeten. |
Caput LVIII |
Hoofdstuk 58 |
12.58.1. D. Iunio Q. Haterio
consulibus sedecim annos natus Nero Octaviam Caesaris
filiam in matrimonium accepit. Utque studiis honestis et
eloquentiae gloria enitesceret, causa Iliensium suscepta
Romanum Troia demissum et Iuliae stirpis auctorem Aeneam
aliaque haud procul fabulis vetera facunde executus
perpetrat, ut Ilienses omni publico munere solverentur.
|
12.58.1.
Onder het consulaat van Decimus
Iunius en Quintus Haterius is Nero op 16-jarige leeftijd getrouwd met
Octavia, de dochter van Claudius. En om door eervolle
wetenschappelijke bezigheden en de roem der
welsprekendheid uit te blinken, nam hij de behartiging
van de belangen der Iliënsers op zich. En na er in
welsprekende bewoordingen op gewezen te hebben dat de
Romeinen van Troje afstamden en dat Aeneas de stamvader
van de Iulische dynastie was en andere oude gegevens van
haast fictieve aard, kreeg hij gedaan dat de Iliënsers
werden vrijgesteld van alle belastingen. [Decimus Iunius en Quintus Haterius: d.w.z. in het jaar 53. Decimus Iunius Silanus werd in 54 door Nero tot zelfmoord gedwongen. - Quintus Haterius is de kleinzoon van de redenaar Quintus Haterius en de zoon van Decimus Haterius Agrippa, die in 22 na Chr. consul was.] [16-jarige: in feite bereikte Nero die leeftijd pas op 15 december 53.] |
12.58.2. Eodem oratore Bononiensi
coloniae igni haustae subventum centies sestertii
largitione. Reddita Rhodiis libertas, adempta saepe aut
firmata, prout bellis externis meruerant aut domi
seditione deliquerant; tributumque Apamensibus terrae
motu convulsis in quinquennium remissum. |
12.58.2. Op
grond van dezelfde retorische inspanningen heeft de
kolonie Bologna, die door brand was geteisterd een hulp
ontvangen van 10.000.000 sestertieën. Aan de bewoners
van Rhodus is zelfbestuur gegeven,
iets dat hen vaak ontnomen of gegeven is, al naar gelang
zij het verdiend hadden in oorlogen tegen derden of
verspeeld door opstand op hun eiland. En aan de bewoners
van Apamea die te lijden
gehad hadden van een aardbeving is kwijtschelding
geschonken van hun schatting voor de tijd van vijf jaar.
[zelfbestuur:in 44 was de Rhodiërs de autonomie ontnomen, daar er in dat jaar op Rhodus Romeinse burgers gekruisigd waren.] [Apamea: rijke stad in Phrygië aan de Marsyas, de rijkste stad na Ephese.] |
Caput LIX |
Hoofdstuk 59 |
12.59.1. At Claudius saevissima
quaeque promere adigebatur eiusdem Agrippinae artibus,
quae Statilium Taurum opibus inlustrem hortis eius
inhians pervertit accusante Tarquitio Prisco. Legatus is
Tauri Africam imperio proconsulari regentis, postquam
revenerant, pauca repetundarum crimina, ceterum magicas
superstitiones obiectabat. |
12.59.1.
Maar Claudius werd ertoe gebracht om juist zijn wreedste
kanten naar voren te halen, ook weer door het
geïntrigeer van Agrippina, die Statilius
Taurus, vermaard om zijn rijkdom, te gronde
richtte omdat zij aasde op zijn park. Zij maakte gebruik
van Tarquitius Priscus als aanklager. Deze was
onderbevelhebber van Taurus toen die over Africa regeerde met het gezag
van proconsul, maar toen zij teruggekeerd waren
beschuldigde hij hem van wat afpersingspraktijken maar
wreef hem vooral magisch bijgeloof aan. [Statilius Taurus: was in 44, toen Claudius uit Britannia terugkeerde, consul.] [Africa: dit is de provincie op de plaats van het vroegere Carthago. Het gebied beslaat ongeveer het tegenwoordige Tunis. Westelijk ervan lag Numidia en Mauretania, oostelijk Tripolis en ten Oosten van de Syrtis Maior Cyrenaica. Nog verder naar het Oosten Marmarica en Aegyptus (Egypte).] |
12.59.2. Nec ille diutius falsum accusatorem, indignas sordes perpessus vim vitae suae attulit ante sententiam senatus. Tarquitius tamen curia exactus est; quod patres odio delatoris contra ambitum Agrippinae pervicere. | 12.59.2. Maar Taurus verdroeg die valse aanklager en die smadelijke vuilspuiterij niet al te lang en benam zichzelf gewelddadig het leven voordat de senaat tot een uitspraak kwam. Toch werd Tarquitius uit de senaat gezet. Dit zetten de senatoren door uit haat tegen de aanbrenger en ondanks de machinaties van Agrippina. |
Caput LX |
Hoofdstuk 60 |
12.60.1. Eodem anno saepius audita
vox principis, parem vim rerum habendam a procuratoribus
suis iudicatarum ac si ipse statuisset. Ac ne fortuito
prolapsus videretur, senatus quoque consulto cautum
plenius quam antea et uberius. |
12.60.1. In datzelfde jaar is herhaaldelijk de uitspraak van de vorst vernomen dat een gelijke kracht toegekend moest worden aan de door zijn procurators uitgesproken vonnissen als wanneer hij ze zelf geveld zou hebben. En opdat het niet zou schijnen alsof hem dit slechts terloops was ontsnapt is het ook door een senaatsbesluit vollediger en uitvoeriger dan tevoren vastgelegd. |
12.60.2. Nam divus Augustus apud
equestres qui Aegypto praesiderent lege agi decretaque
eorum proinde haberi iusserat ac si magistratus Romani
constituissent; mox alias per provincias et in urbe
pleraque concessa sunt quae olim a praetoribus
noscebantur. |
12.60.2.
Want de vergoddelijkte Augustus had bevolen dat voor de
ridders die Egypte bestuurden
geprocedeerd kon worden en dat hun beslissingen
beschouwd moesten worden als wanneer Romeinse
ambtsdragers die uitgesproken hadden. Weldra werd in de
provincies en in Rome zeer veel aan hen overgelaten wat
voorheen aan de praetoren was voorbehouden. [Egypte: na de slag bij Actium en de dood van Cleopatra maakte Octavianus van Egypte een keizerlijke provincie onder een praefect uit de ridderstand. De eerste is Cornelius Gallus geweest. Deze praefecten hadden dezelfde macht als hogere functionarissen - proconsuls, propraetoren - uit de dagen van de Republiek.] |
12.60.3. Claudius omne ius
tradidit, de quo toties seditione aut armis certatum,
cum Semproniis rogationibus equester ordo in possessione
iudiciorum locaretur, aut rursum Serviliae leges senatui
iudicia redderent, Mariusque et Sulla olim de eo vel
praecipue bellarent. |
12.60.3.
Claudius droeg hen de hele rechtspraak over, waarover zo
dikwijls met oproer of wapengeweld gestreden was, toen
op voordracht van Sempronius de
ridderstand in het bezit van de rechtspraak werd
gesteld, of toen op hun beurt de wetsartikelen van Servilius de rechtspraak aan
de senaat teruggaven, en toen Marius en Sulla hierover
in het verleden wel vooral naar de wapens grepen. [Sempronius: Door de Lex Iudiciaria van Gaius Sempronius Gracchus (in 122 v. Chr.), ging de rechtspraak van de senatoren over in handen van de ridders.] [Servilius: hier wordt de wet bedoeld van de consul Quintus Servilius Caepio in 106 v. Chr.] |
12.60.4. Sed tunc ordinum diversa
studia, et quae vicerant publice valebant. C. Oppius et
Cornelius Balbus primi Caesaris opibus potuere
condiciones pacis et arbitria belli tractare. Matios
posthac et Vedios et cetera equitum Romanorum praevalida
nomina referre nihil attinuerit, cum Claudius libertos
quos rei familiari praefecerat sibique et legibus
adaequaverit. |
12.60.4.
Maar toen waren de belangen van de standen tegengesteld
gericht en wat was doorgedrukt gold officieel als recht.
Gaius Oppius en Cornelius Balbus
zijn als eersten in staat geweest om, krachtens de door
Caesar vergunde bevoegdheid, te onderhandelen over
vredesvoorwaarden en oorlogsbeslissingen. Het zou weinig
terzake doen om hierna een Matius
en een Vedius en andere namen van zeer
invloedrijke Romeinse ridders te noemen, aangezien
Claudius de vrijgelatenen die
hij had aangesteld over zijn privé-aangelegenheden, op
één lijn heeft gesteld met zichzelf en de wetten. [Gaius Oppius en Cornelius Balbus: dit waren invloedrijke vrienden van Gaius Iulius Caesar.] [een Matius en een Vedius: Gaius Matius, vriend van Cicero, en Vedius Pollio waren machtig onder Augustus.] [vrijgelatenen: bijv. Narcissus, Pallas, Callistus, Polybius, Posides, Arpocras, Myron, Amphaeus, Pheronastes, Felix, enz. enz.] |
Caput LXI |
Hoofdstuk 61 |
12.61.1. Rettulit dein de
immunitate Cois tribuenda multaque super antiquitate
eorum memoravit: Argivos vel Coeum Latonae parentem
vetustissimos insulae cultores; mox adventu Aesculapii
artem medendi inlatam maximeque inter posteros eius
celebrem fuisse, nomina singulorum referens et quibus
quisque aetatibus viguissent. |
12.61.1.
Vervolgens deed hij een voorstel tot verlening van
vrijstelling van belasting aan de bewoners van Kos en bracht veel ter sprake
over hun vroege geschiedenis: de Argiven of Coeus, de zoon van Latona waren
de ouste bewoners van het eiland geweest. Daarna was er
door de komst van Aesculapius de geneeskunde gevestigd,
die vooral onder zijn nakomelingen beroemd geworden was
en hij noemde nog eens de namen van ieder afzonderlijk
en in welke tijd ieder actief was geweest. [Kos: een Dorisch eiland ten Noordwesten van Rhodos.] [Coeus: een van de Titanen, zoon van Oeranos en Gaia. Latona was een dochter van hem en Foibe.] |
12.61.2. Quin etiam dixit
Xenophontem, cuius scientia ipse uteretur, eadem familia
ortum, precibusque eius dandum ut omni tributo vacui in
posterum Coi sacram et tantum dei ministram insulam
colerent. Neque dubium habetur multa eorundem in populum
Romanum merita sociasque victorias potuisse tradi: sed
Claudius facilitate solita quod uni concesserat nullis
extrinsecus adiumentis velavit. |
12.61.2. Ja
zelfs voegde hij eraan toe dat Xenofoon
- van wiens kunde hijzelf gebruik maakte - uit
dezelfde familie geboren was en dat men aan diens
voorspraak moest gunnen dat voortaan alle bewoners van
Kos vrij van belasting hun eiland mochten bewonen als
gewijde en slechts gode dienstige grond. En men
beschouwde het als onbetwijfelbaar dat er vele
verdiensten van dezelfde bewoners aan het Romeinse volk
bewezen en overwinningen die samen met hen bevochten
waren vermeld hadden kunnen worden. Maar Claudius heeft
met geen enkele ondersteuning die hiermee niets te maken
had verhuld wat hij met zijn gebruikelijke meegaandheid
aan één enkel persoon had toegezegd. [Xenofoon: niet de schrijver van o.a. de Anabasis maar zijn lijfarts.] |
Caput LXII |
Hoofdstuk 62 |
12.62.1. At Byzantii data dicendi
copia, cum magnitudinem onerum apud senatum
deprecarentur, cuncta repetivere. Orsi a foedere, quod
nobiscum icerant, qua tempestate bellavimus adversus
regem Macedonum, cui ut degeneri Pseudophilippi
vocabulum impositum, missas posthac copias in Antiochum
Persen Aristonicum et piratico bello adiutum Antonium
memorabant, quaeque Sullae aut Lucullo aut Pompeio
obtulissent, mox recentia in Caesares merita, quando ea
loca insiderent quae transmeantibus terra marique
ducibus exercitibusque, simul vehendo commeatu opportuna
forent. |
12.62.1.
Maar de bewoners van Byzantium sleepten er van alles
bij, toen hen in de senaat het woord verleend werd om
verlichting van hun belastingdruk te vragen. Zij
begonnen met het verdrag dat zij met ons gesloten
hadden, in de tijd dat wij oorlog voerden tegen de
koning van de Macedoniërs, aan wie men - als zogenaamde
zoon - de naam 'Pseudophilippus'
had gegeven. Zij brachten onder de aandacht dat zij
hierna troepen gestuurd hadden tegen Antiochus, Perses en Aristonicus
en dat zij Antonius hadden
geholpen in de strijd tegen de zeerovers, en wat zij aan
hulp aangeboden hadden aan Sulla
of Lucullus of Pompeius. Daarna nog recente
verdiensten tegenover de keizers, aangezien zij die
streken bewoonden die gunstig gelegen waren voor te land
en ter zee doortrekkende commandanten en legers en
tevens voor het transport van levensmiddelen. [Pseudophilippus: dit zou een zoon zijn geweest van Perse(u)s. Hij werd in 148 door Metellus verslagen en gevangen genomen.] [Antiochus, Perses en Aristonicus: Antiochus werd in 190 door Scipio bij Magnesia, Perse(u)s in 168 door Aemilius Paulus bij Pydna, Aristonicus in Pergamon in 130 en 129, resp. door Perperna en Aquilus, overwonnen.] [Antonius: Marcus Antonius, vader van de triumvir Marcus Antonius, werd in 74 overwonnen door de zeerovers. Hij stierf in 72 toen hij Kreta aanviel.] [Sulla of Lucullus of Pompeius: Sulla en Lucullus in de Mithridatische oorlog (84 en 72 v. Chr). - Pompeius in de Mithridatische oorlog en in de oorlog tegen de zeerovers.] |
Caput LXIII |
Hoofdstuk 63 |
12.63.1. Namque artissimo inter Europam Asiamque divortio Byzantium in extrema Europa posuere Graeci, quibus Pythium Apollinem consulentibus, ubi conderent urbem, redditum oraculum est, quaererent sedem caecorum terris adversam. | 12.63.1. Inderdaad hebben de Grieken Byzantium gebouwd aan de nauwste doorgang tussen Europa en Klein-Azië en wel op het uiterste puntje van Europa, omdat zij de Pythische Apollo vroegen waar zij een stad zouden stichten en het orakel gegeven is dat zij een plaats moesten zoeken tegenover het land der blinden. |
12.63.2. Ea ambage Chalcedonii
monstrabantur, quod priores illuc advecti, praevisa
locorum utilitate, peiora legissent. Quippe Byzantium
fertili solo, fecundo mari, quia vis piscium immensa
Pontum erumpens et obliquis subter undas saxis exterrita
omisso alterius litoris flexu hos ad portus defertur. |
12.63.2. Met deze orakeltaal werden de Chalcedoniërs bedoeld, omdat zij, daarheen als eersten gekomen en hoewel zij het nut van die contreien wel onderkend hadden, toch voor een minder gunstige positie hadden gekozen. Immers, Byzantium heeft een vruchtbare grond en ook een vruchtbare zee, omdat een geweldige hoeveelheid vissen die uit de Zwarte Zee tevoorschijn komen en die door schuin onder het wateroppervlak verlopende klippen verschrikt worden, de bocht van de tegenoverliggende kust vermijden en zo hier de havens binnendrijven. |
12.63.3. Unde primo quaestuosi et
opulenti; post magnitudine onerum urgente finem aut
modum orabant, adnitente principe, qui Thraecio
Bosporanoque bello recens fessos iuvandosque rettulit.
Ita tributa in quinquennium remissa. |
12.63.3.
Vandaar dat de Byzantijnen aanvankelijk veel geld
verdienden en rijk werden. Later, toen de omvang van hun
lasten steeds meer begon te drukken, vroegen zij
vrijstelling of vermindering, waarbij de keizer zijn
instemming betuigde met het argument dat zij, uitgeput
door de recente Thracische en
Bosporaanse oorlog, geholpen moesten worden. Zo
is hun belastingvrijdom voor vijf jaar geschonken. [Thracische en Bosporaanse: de Thracische oorlog in 46 - de oorlog van de Bosporus in 49.] |
Lees verder Terug naar het overzicht van de inhoud van de Annalen |