ANNALES 12, 44 - 51 Jaarboeken 12, 44 - 51                 

Ontwikkelingen in het Oosten           

Caput XLIV

Hoofdstuk 44

12.44.1. Eodem anno bellum inter Armenios Hiberosque exortum Parthis quoque ac Romanis gravissimorum inter se motuum causa fuit. 12.44.1. In hetzelfde jaar is een oorlog, uitgebroken tussen de Armeniërs en de Hiberiërs, ook voor de Parthen en Romeinen de oorzaak geworden van zeer ernstige onderlinge onlusten.

12.44.2. Genti Parthorum Vologeses imperitabat, materna origine ex paelice Graeca, concessu fratrum regnum adeptus; Hiberos Pharasmanes vetusta possessione, Armenios frater eius Mithridates obtinebat opibus nostris. 12.44.2. Bij het volk der Parthen was Vologeses de leider, zoon van een Griekse bijzit; hij had het koningschap verkregen door goedvinden van zijn broers. Pharasmanes was koning over de Hiberiërs door traditionele erfopvolging. Zijn broer Mithridates verkreeg de leiding over de Armeniërs dankzij onze hulp.
[broers: dat waren Tiridates en Pacorus.]
12.44.3. Erat Pharasmanis filius nomine Radamistus, decora proceritate, vi corporis insignis et patrias artis edoctus, claraque inter accolas fama. Is modicum Hiberiae regnum senecta patris detineri ferocius crebriusque iactabat quam ut cupidinem occultaret.


12.44.3. Er was ook nog een zoon van Pharasmanes, Radamistus genaamd, met voorname, grote lichaamsbouw, opvallend door zijn lichaamskracht, doorkneed in de vaardigheden van zijn voorouders en met een roemrijke reputatie onder de buurtvolken. Deze liet zich herhaaldelijk ontvallen dat de heerschappij van Hiberia op een bescheiden pitje gehouden werd door de hoge leeftijd van zijn vader en hij deed dat te grimmig en te vaak om zijn begeerte te kunnen verheimelijken.
[vaardigheden: namelijk paardrijden, jacht en boogschieten.]
12.44.4. Igitur Pharasmanes iuvenem potentiae promptum et studio popularium accinctum, vergentibus iam annis suis metuens, aliam ad spem trahere et Armeniam ostentare, pulsis Parthis datam Mithridati a semet memorando: sed vim differendam et potiorem dolum quo incautum opprimerent.
12.44.4. Derhalve richtte Pharasmanes de verwachting van de jongeman, die op macht uit was en gesteund werd door de populariteit onder de bevolking, op iets anders en wel Armenië, bezorgd ook om zijn dalende levenslijn, en bracht in herinnering dat dat land door hemzelf aan Mithridates geschonken was nadat hij de Parthen daar verdreven had: maar dat ze geen geweld moesten gebruiken en dat het verkieslijker was om de tegenstander, als hij op niets bedacht was met list te overvallen.
12.44.5. Ita Radamistus simulata adversus patrem discordia tamquam novercae odiis impar pergit ad patruum, multaque ab eo comitate in speciem liberum cultus primores Armeniorum ad res novas inlicit, ignaro et ornante insuper Mithridate.
12.44.5. Derhalve ging Radamistus naar zijn oom en veinsde daar ruzie met zijn vader en deed alsof hij niet opgewassen was tegen de haat van zijn stiefmoeder, en terwijl hij met veel gastvrijheid door hem ontvangen werd, als was hij één van zijn kinderen, haalde hij de meest vooraanstaanden van de Armeniërs over tot een revolutie, buiten medeweten van Mithridates die hem zelfs nog tot aanzien bracht.

Caput XLV


Hoofdstuk 45

12.45.1. Reconciliationis specie adsumpta regressusque ad patrem, quae fraude confici potuerint, prompta nuntiat, cetera armis exequenda. Interim Pharasmanes belli causas confingit: proelianti sibi adversus regem Albanorum et Romanos auxilio vocanti fratrem adversatum, eamque iniuriam excidio ipsius ultum iturum; simul magnas copias filio tradidit.

12.45.1. Na de schijn aangenomen te hebben van een verzoening en na terugkeer na zijn vader, berichtte hij dat wat met bedrog geregeld kon worden klaar was en dat de rest met wapengeweld uitgevoerd moest worden. Intussen verzon Pharasmenes redenen tot oorlogverklaring: toen hij oorlog voerde tegen de koning van de Albanen en hij de Romeinen te hulp riep had zijn broer hem gedwarsboomd en nu zou hij dit onrecht gaan wreken door hemzelf de grond in te boren. Tegelijkertijd stelde hij grote troepenmachten onder het bevel van zijn zoon.
[Albanen: dit zijn de oostelijke buren van de Hiberiërs, zuidelijk van de Kaukasus.]
12.45.2. Ille inruptione subita territum exutumque campis Mithridaten compulit in castellum Gorneas, tutum loco ac praesidio militum, quis Caelius Pollio praefectus, centurio Casperius praeerat.

12.45.2. Die deed een plotselinge inval en dreef de overrompelde Mithridates die uit open gebied verdreven werd, naar het fort Gorneae, veilig door zijn ligging en door een garnizoen soldaten, aan het hoofd waarvan de commandant Caelius Pollio en de centurio Casperius stonden.
[Gorneae: dit fort in Noord-Armenië, ten Oosten van Erivan, was een onderdeel van een gordel van forten van het koninkrijk.]
12.45.3. Nihil tam ignarum barbaris quam machinamenta et astus oppugnationum: at nobis ea pars militiae maxime gnara est. Ita Radamistus frustra vel cum damno temptatis munitionibus obsidium incipit. 12.45.3. Niets is bij barbaren zo onbekend als belegeringwerktuigen en de tactiek van belegeringen: maar bij ons is dit onderdeel van de krijgskunde uitstekend bekend. Zo begon Radamistus een beleg, na vergeefs of met verliezen aanvallen op de versterkingen ondernomen te hebben.

12.45.4. Et cum vis neglegeretur, avaritiam praefecti emercatur, obtestante Casperio, ne socius rex, ne Armenia donum populi Romani scelere et pecunia verterentur. Postremo quia multitudinem hostium Pollio, iussa patris Radamistus obtendebant, pactus indutias abscedit, ut, nisi Pharasmanen bello absterruisset, Vmmidium Quadratum praesidem Syriae doceret quo in statu Armenia foret. 12.45.4. En toen hij van geweld moest afzien, kocht hij de inhalige commandant om, hoezeer ook Casperius deze bezwoer om niet een bevriende koning, niet Armenië, een geschenk van het Romeinse volk, voor bloedgeld te gronde te richten. Omdat Pollio zich verschool achter de overmacht aan vijanden, en Radamistus achter de bevelen van zijn vader, trok Casperius, na een vrijgeleide bedongen te hebben, tenslotte weg om, als hij Pharasmenes niet van de oorlog zou kunnen afhouden, Ummidius Quadratus, de stadhouder van Syrië, in te lichten over de toestand waarin Armenië verkeerde.

Caput XLVI


Hoofdstuk 46

12.46.1. Digressu centurionis velut custode exolutus praefectus hortari Mithridaten ad sanciendum foedus, coniunctionem fratrum ac priorem aetate Pharasmanen et cetera necessitudinum nomina referens, quod filiam eius in matrimonio haberet, quod ipse Radamisto socer esset: non abnuere pacem Hiberos, quamquam in tempore validiores; et satis cognitam Armeniorum perfidiam, nec aliud subsidii quam castellum commeatu egenum: ne dubia tentare armis quam incruentas condiciones mallet. 12.46.1. Door het vertrek van de centurio als het ware bevrijd van een toezichthouder, spoorde de commandant Mithridates aan om een officieel verdrag te sluiten. Hij wees op de band tussen de broers, dat Pharasmanes de oudste was en herinnerde aan de overige verwantschapsbetrekkingen, namelijk dat hij met zijn dochter getrouwd was en hij zelf de schoonvader van Radamistus was; dat de Hiberiërs niet afwijzend stonden tegenover de vrede hoewel zij op dat moment de sterksten waren; en dat de trouweloosheid van de Armeniërs voldoende bekend was en hij geen ander steunpunt had dan dit fort zonder levensmiddelen. Hij moest zijn geluk niet beproeven met wapens maar de voorkeur geven aan voorwaarden zonder bloedvergieten.

12.46.2. Cunctante ad ea Mithridate et suspectis praefecti consiliis, quod paelicem regiam polluerat inque omnem libidinem venalis habebatur, Casperius interim ad Pharasmanen pervadit, utque Hiberi obsidio decedant expostulat. 12.46.2. Toen Mithridates hierop met aarzeling reageerde en de adviezen van de commandant wantrouwde omdat deze een bijzit van de koning had aangerand en hij voor elke liederlijkheid beschouwd werd als omkoopbaar, kwam Casperius intussen bij Pharasmanes aan en eiste dat de Hiberiërs het beleg zouden opheffen.
12.46.3. Ille propalam incerta et saepius molliora respondens, secretis nuntiis monet Radamistum obpugnationem quoquo modo celerare. Augetur flagitii merces, et Pollio occulta corruptione impellit milites ut pacem flagitarent seque praesidium omissuros minitarentur. Qua necessitate Mithridates diem locumque foederi accepit castelloque egreditur. 12.46.3. Deze antwoordde openlijk met vaagheden en vaker nog in nogal sussende bewoordingen maar raadde via heimelijke boodschappen Radamistus aan om op alle mogelijke manieren druk te zetten achter de belegering. De prijs voor de schanddaad werd verhoogd en Pollio zette zijn soldaten, na heimelijke omkoping, ertoe aan om vrede te eisen en ermee te dreigen de versterking aan zijn lot over te laten. Hierdoor gedwongen ging Mithridates in op het voorstel voor een dag en plaats om het verdrag te sluiten en kwam uit het fort naar buiten.

Caput XLVII


Hoofdstuk 47

12.47.1. Ac primo Radamistus in amplexus eius effusus simulare obsequium, socerum ac parentem appellare; adicit ius iurandum, non ferro, non veneno vim adlaturum; simul in lucum propinquum trahit, provisum illic sacrificii paratum dictitans, ut diis testibus pax firmaretur. 12.47.1. En eerst omhelsde Radamistus hem hartelijk en veinsde onderdanigheid, noemde hem schoonvader en vader. Hij voegde er een eed aan toe dat hij hem niet met een wapen, vergif of geweld te na zou komen. Tegelijkertijd troonde hij hem mee naar een nabijgelegen heilig woud, met nadruk verzekerend dat daar voorzieningen waren getroffen voor een offerplechtigheid om de vrede met de goden als getuigen te bevestigen.

12.47.2. Mos est regibus, quoties in societatem coeant, implicare dextras pollicesque inter se vincire nodoque praestringere: mox ubi sanguis se in artus extremos suffuderit, levi ictu cruorem eliciunt atque invicem lambunt. Id foedus arcanum habetur quasi mutuo cruore sacratum.

12.47.2. Het is bij deze koningen gebruikelijk om, wanneer zij voor een bondgenootschap bij elkaar komen, elkaars rechterhanden samen te vouwen en onderling hun duimen samen te binden en dat met een knoop aan te draaien; daarna laten ze, zodra het bloed tot in de uiterste ledematen is gestroomd, met een lichte prik dat bloed tevoorschijn komen en likken het wederzijds op. Aan deze verdragssluiting wordt een mysterieuze wijding toegekend omdat hij als het ware door wederzijds bloed geheiligd is.
12.47.3. Sed tunc qui ea vincla admovebat, decidisse simulans genua Mithridatis invadit ipsumque prosternit; simulque concursu plurium iniciuntur catenae. Ac compede, quod dedecorum barbaris, trahebatur. 12.47.3. Maar toen deed degene die deze banden aan wilde leggen, alsof hij struikelde en greep daarbij de knieën van Mithridates en wierp hem op de grond; en tegelijkertijd kwamen er meer mannen aanrennen en sloegen hem in de boeien. En hij werd bij de voetboeien meegesleept, wat een schande betekent bij de barbaren.
12.47.4. Mox quia vulgus duro imperio habitum, probra ac verbera intentabat. Et erant contra qui tantam fortunae commutationem miserarentur; secutaque cum parvis liberis coniunx cuncta lamentatione complebat. Diversis et contectis vehiculis abduntur, dum Pharasmanis iussa exquirerentur. 12.47.4. Vervolgens drong het volk, omdat het onder een streng regiem door hem gehouden was, op met schelden en slaan. Maar sommigen hadden ook medelijden met een zo grote lotswisseling. En zijn vrouw, die hem met haar kleine kinderen volgde, vulde alles met haar gejammer. Zij werden weggestopt in verschillende overdekte wagens terwijl men om nadere opdrachten van Pharasmenes ging vragen.

12.47.5. Illi cupido regni fratre et filia potior animusque sceleribus paratus; visui tamen consuluit, ne coram interficeret. Et Radamistus, quasi iuris iurandi memor, non ferrum, non venenum in sororem et patruum expromit, sed proiectos in humum et veste multa gravique opertos necat. Filii quoque Mithridatis quod caedibus parentum inlacrimaverant trucidati sunt. 12.47.5. Bij deze leefde een sterkere begeerte naar de heerschappij dan naar zijn broer en dochter en zijn geest was bereid tot misdaden. Toch bespaarde hij zich de aanblik om hem in zijn bijzijn te laten doden. Ook Radamistus, als ware hij zich zijn eed indachtig, gebruikte geen wapen of vergif tegen zijn zus en oom, maar liet hen ombrengen door hen, op de grond geworpen, te overdekken met veel zware kleden. Ook de zonen van Mithridates zijn vermoord omdat zij om de moord op hun ouders tranen hadden gelaten.


Caput XLVIII


Hoofdstuk 48

12.48.1. At Quadratus cognoscens proditum Mithridaten et regnum ab interfectoribus obtineri, vocat consilium, docet acta et an ulcisceretur consultat. Paucis decus publicum curae, plures tuta disserunt: omne scelus externum cum laetitia habendum; 12.48.1. Maar toen Quadratus te weten kwam dat Mithridates verraden was en zijn rijk in handen van zijn moordenaars was, riep hij zijn adviseurs bijeen, legde uit wat er gebeurd was en informeerde of zij vonden dat hij wraak moest nemen. Het prestige van de staat ging slechts weinigen ter harte, een groter aantal besprak de veiligheid: elke misdaad buiten de grenzen moest met blijdschap worden begroet;
12.48.2. semina etiam odiorum iacienda, ut saepe principes Romani eandem Armeniam specie largitionis turbandis barbarorum animis praebuerint: poteretur Radamistus male partis, dum invisus infamis, quando id magis ex usu quam si cum gloria adeptus foret. In hanc sententiam itum. 12.48.2. zelfs moest men het zaad van de haat zaaien, zoals de vorsten der Romeinen vaak gedaan hadden, bijvoorbeeld door ditzelfde Armenië onder de dekmantel van vrijgevigheid aan te bieden om de gemoederen van de barbaren in verwarring te brengen: Radamistus moest maar heersen over dit misdadig verworven gebied, als hij maar gehaat en berucht was, aangezien dit van groter nut was voor henzelf dan wanneer hij het roemvol verworven zou hebben. Bij deze zienswijze sloot men zich aan.
12.48.3. Ne tamen adnuisse facinori viderentur et diversa Caesar iuberet, missi ad Pharasmanen nuntii ut abscederet a finibus Armeniis filiumque abstraheret. 12.48.3. Maar om toch niet de schijn te wekken de misdaad goedgekeurd te hebben en opdat niet de keizer anders zou bevelen, zijn er boden naar Pharasmenes gestuurd om hem te bevelen het Armeense gebied te verlaten en zijn zoon terug te roepen.

Caput IL


Hoofdstuk 49

12.49.1. Erat Cappadociae procurator Iulius Paelignus, ignavia animi et deridiculo corporis iuxta despiciendus, sed Claudio perquam familiaris, cum privatus olim conversatione scurrarum iners otium oblectaret. Is Paelignus auxiliis provincialium contractis tamquam reciperaturus Armeniam, dum socios magis quam hostes praedatur, abscessu suorum et incursantibus barbaris praesidii egens ad Radamistum venit; donisque eius evictus ultro regium insigne sumere cohortatur sumentique adest auctor et satelles. 12.49.1. De zaakgelastigde over Cappadocië was Iulius Paelignus, een verachtelijk man om zijn lafhartigheid en ook om de bespottelijkheid van zijn lichaam maar zeer vertrouwd met Claudius toen deze ooit als ambteloos burger een lui leventje veraangenaamde door de omgang met hansworsten. Deze Paelignus trok hulptroepen van provincialen samen alsof hij van plan was Armenië weer in te nemen en, terwijl hij zijn bondgenoten meer plunderde dan zijn vijanden, kwam hij naar Radamistus omdat hij hulp nodig had doordat zijn eigen mannen deserteerden en de barbaren hem overvielen. En, ingepalmd door geschenken van hem, spoorde hij hem aan de koninklijke onderscheidingstekens aan te nemen en hielp hij hem als borg en handlanger.

12.49.2. Quod ubi turpi fama divulgatum, ne ceteri quoque ex Paeligno coniectarentur, Helvidius Priscus legatus cum legione mittitur rebus turbidis pro tempore ut consuleret. Igitur propere montem Taurum transgressus moderatione plura quam vi composuerat, cum rediret in Syriam iubetur ne initium belli adversus Parthos existeret. 12.49.2. Zodra dit bekend geworden was omdat men er schande van sprak, werd de onderbevelhebber Helvidius Priscus met een legioen hier opaf gestuurd om naar bevind in deze verwarde zaken op te treden, opdat niet ook de overige Romeinen beoordeeld zouden worden naar de reputatie van Paelignus. Deze stak daarom met spoed het Taurusgebergte over en had meer met tact dan met geweld orde op zaken gesteld, toen hij de opdracht kreeg om naar Syrië terug te keren opdat er geen casus belli met de Parthen zou ontstaan.

Caput L


Hoofdstuk 50

12.50.1. Nam Vologeses casum invadendae Armeniae obvenisse ratus, quam a maioribus suis possessam externus rex flagitio obtineret, contrahit copias fratremque Tiridaten deducere in regnum parat, ne qua pars domus sine imperio ageret. Incessu Parthorum sine acie pulsi Hiberi, urbesque Armeniorum Artaxata et Tigranocerta iugum accepere.


12.50.1. Want Vologeses, van mening dat zich een mogelijkheid voordeed om Armenië binnen te vallen, dat een buitenlander nu als koning bezette door een schanddaad, nadat het in het bezit geweest was van zijn voorouders, trok zijn troepen samen en maakte zich op zijn broer Tiridates op de koningstroon te zetten, om ervoor te zorgen dat geen lid van zijn familie zonder heerschappij zou blijven. Bij de inval van de Parthen zijn de Hiberiërs zonder slag verdreven en de steden Artaxata en Tigranocerta in Armenië zijn onder de knoet gebracht.
[Artaxata en Tigranocerta: Artaxata was de hoofdstad van Armenië - Tigranocerta was een stad in Mesopotamië, residentie van de Armeense koningen.]
12.50.2. Deinde atrox hiems et parum provisi commeatus et orta ex utroque tabes perpellunt Vologesen omittere praesentia. Vacuamque rursus Armeniam Radamistus invasit, truculentior quam antea, tamquam adversus defectores et in tempore rebellaturos. Atque illi quamvis servitio sueti patientiam abrumpunt armisque regiam circumveniunt. 12.50.2. Daarop noodzaakten een strenge winter en schaarste aan levensmiddelen alsook een epidemie die het gevolg was van beide Vologeses ertoe om de status quo weer los te laten. En Radamistus trok het verlaten Armenië weer binnen en trad wreder op dan tevoren alsof hij te maken had met opstandelingen die op een gunstig moment weer hun kans zouden grijpen. En hoewel zij gewend waren aan een slaafse onderdanigheid, lieten de Armeniërs opeens hun lijdzaamheid varen en omsingelden gewapend het koninklijk paleis.


Caput LI


Hoofdstuk 51

12.51.1. Nec aliud Radamisto subsidium fuit quam pernicitas equorum, quis seque et coniugem abstulit. 12.51.1. En Radamistus had geen andere toevlucht dan de snelheid van zijn paarden waarmee hij zichzelf en zijn vrouw uit de voeten maakte.
12.51.2. Sed coniunx gravida primam utcumque fugam ob metum hostilem et mariti caritatem toleravit; post festinatione continua, ubi quati uterus et viscera vibrantur, orare ut morte honesta contumeliis captivitatis eximeretur.

12.51.2. Maar zijn vrouw, die zwanger was heeft weliswaar het eerste deel van de vlucht kunnen doorstaan door haar vrees voor de vijand en uit liefde voor haar man, maar later, als gevolg van de constante gejaagdheid, waarbij haar baarmoeder schudde en haar ingewanden door elkaar geklutst werden, bad zij hem om door een eervolle dood aan de smadelijke bahandeling van een krijgsgevangenschap gevrijwaard te blijven.
12.51.3. Ille primo amplecti adlevare adhortari, modo virtutem admirans, modo timore aeger ne quis relicta poteretur. Postremo violentia amoris et facinorum non rudis destringit acinacen vulneratamque ripam ad Araxis trahit, flumini tradit ut corpus etiam auferretur: ipse praeceps Hiberos ad patrium regnum pervadit.

12.51.3. Hij omhelsde haar aanvankelijk, sprak haar moed in en moedigde haar aan, nu eens haar moed bewonderend, dan weer ziek van angst dat iemand zich van haar meester zou maken als zij achterbleef. Tenslotte, onder het geweld van zijn liefde en doorkneed in gewelddaden, trok hij zijn dolk en, na haar gewond te hebben, sleepte hij haar naar de oever van de Araxes en gaf haar over aan de rivier opdat zelfs haar stoffelijk overschot nog weggevoerd zou worden. Zelf trok hij halsoverkop verder naar het land van zijn vaderen, Hiberië.
[weggevoerd: om haar te behoeden voor nekrofilie, die in het oosten nog zeer verbreid was.] [? KK]
12.51.4. Interim Zenobiam (id mulieri nomen) placida in eluvie spirantem ac vitae manifestam advertere pastores, et dignitate formae haud degenerem reputantes obligant vulnus, agrestia medicamina adhibent cognitoque nomine et casu in urbem Artaxata ferunt; unde publica cura deducta ad Tiridaten comiterque excepta cultu regio habita est. 12.51.4. Intussen trok Zenobia (zo heette de vrouw) nog ademend in het rustig kabbelende water en duidelijke tekenen van leven vertonend, de aandacht van herders, en, omdat dezen uit de adel van haar uiterlijk afleidden dat zij van niet geringe afkomst was, verbonden zij haar wond en gebruikten bij het landvolk bekende geneesmiddelen. En toen zij haar naam te weten gekomen waren en wat haar overkomen was, brachten zij haar naar de stad Artaxata. Vandaar werd zij door de zorg van de overheid naar Tiridates overgebracht die haar voorkomend opnam en met koninklijke eerbetuigingen omringde.





Lees verder



Terug naar het overzicht van de inhoud van de Annalen