Annales 1, 72-81 |
Jaarboeken I, 72-81 Tiberius in 15 na Chr. |
Caput LXXII |
Hoofdstuk 72 |
1.72.1.Decreta eo anno triumphalia
insignia A. Caecinae, L. Apronio, C. Silio ob res
cum Germanico gestas. Nomen patris patriae Tiberius,
a populo saepius ingestum, repudiavit; neque
in acta sua iurari quamquam censente senatu
permisit, cuncta mortalium incerta,
quantoque plus adeptus foret, tanto se
magis in lubrico dictitans. |
1.72.1. In dat jaar zijn de onderscheidingstekens, horend bij een
triomf, toegekend aan Aulus Caecina, Lucius
Apronius en Gaius Silius wegens de krijgsdaden die ze met
Germanicus geleverd hadden. De titel 'Vader des
Vaderlands', door het volk meer dan eens aan hem
aangeboden, heeft Tiberius van de hand gewezen en hij
heeft ook niet toegestaan dat men de
eed aflegde op zijn handelingen, steeds weer
verzekerend 'dat al het menselijke onzeker is en dat hij,
naarmate hij meer aangenomen had, hij ook des te meer op
een glibberig pad zou raken'. [onderscheidingstekens, horend bij een triomf: deze triomfale eretekens bestonden uit: de curulische zetel, de ivoren scepter, een ereplaats bij de spelen, borduursels van palmmotieven in goud op de toga, en - soms - een standbeeld. [de eed aflegde op zijn handelingen: deze eed, waardoor men zich verplichtte de ambtelijke daden, maatregelen en besluiten van de betreffende genoemde na te leven en in stand te houden, was ingesteld door de Driemannen en werd jaarlijks gezworen op de regerende keizer, op Julius Caesar en op alle gestorven keizers, onder voorbehoud van enkele acta, waarvoor de senaat dispensatie gaf. - In de tijd van de Republiek werd slechts op de wetten gezworen. Het eerste voorbeeld van de eed op de handelingen van een persoon is de eed na de dood van Julius Caesar, toen de Driemannen op 1 januari 42 v Chr. zwoeren, dat alles, wat door Caesar was gedaan, in stand gehouden moest worden. Een gelijke eed namen zij alle ambtenaren af. Hetzelfde geschiedde op voorstel van de senaat ten aanzien van Augustus, nog gedurende zijn leven.] |
1.72.2. Non tamen ideo faciebat
fidem civilis animi; nam legem maiestatis reduxerat,
cui nomen apud veteres idem, sed alia in
iudicium veniebant, si quis proditione
exercitum aut plebem seditionibus, denique male gesta re
publica maiestatem populi Romani minuisset: facta
arguebantur, dicta inpune erant. |
1.72.2. Toch bereikte hij hiermee
niet het vertrouwen bij het volk; want hij had de wet op majesteitsschennis, weer
ingevoerd, waarvan de naam wel hetzelfde was bij vroegere
generaties, maar toen kwamen er andere zaken voor
veroordeling in aanmerking: als iemand door verraad het
leger of het volk door opstand in gevaar had gebracht, of,
kortom, iemand door wangedrag de hoogheid van het Romeinse
volk in discrediet had gebracht: daden werden dan
vervolgd, woorden bleven ongestraft. [majesteitsschennis: de 'lex maiestatis' was niet een enkelvoudige wet, maar een samenstel van wetten om diegenen te treffen, die zich misdroegen tegen de grootheid van de staat. Zo bijv. de wet van de XII Tafelen tegen degenen die landverraad pleegden of een medeburger verrieden aan de vijand. Men moet in 'maiestas' een gevoel van hoogachting zien dat grenst aan religieuze verering. De autoriteiten van het Romeinse volk en van de senaat onder de Republiek, de persoon van de keizer in de keizertijd, koesterden zich in dit gevoel. Later werd de lex maiestas voornamelijk gehanteerd om de keizer en zijn familie te beschermen tegen wat wij verstaan onder majesteitsschennis.] |
1.72.3. Primus Augustus cognitionem de famosis libellis specie legis eius tractavit, commotus Cassii Severi libidine, qua viros feminasque inlustris procacibus scriptis diffamaverat; mox Tiberius, consultante Pompeio Macro praetore an iudicia maiestatis redderentur, exercendas leges esse respondit. Hunc quoque asperavere carmina incertis auctoribus vulgata in saevitiam superbiamque eius et discordem cum matre animum. | 1.72.3 Als eerste heeft Augustus een onderzoek naar smaadschriften laten instellen onder het voorwendsel van die wet, geprikkeld door de hartstocht van Cassius Severus waarmee die vooraanstaande mannen en vrouwen in opspraak gebracht had door onbeschaamde geschriften. Daarna heeft Tiberius, toen de praetor Pompeius Macer hem raadpleegde of aanklachten wegens majesteitsschennis ontvankelijk verklaard moesten worden, geantwoord dat de wetten toegepast moesten worden. Ook hem verbitterden namelijk schimpdichten van anonieme herkomst, gericht tegen zijn wreedheid en arrogantie en zijn onenigheid met zijn moeder. |
Caput LXXIII |
Hoofdstuk 73 |
1.73.1. Haud pigebit referre
in Falanio et Rubrio, modicis equitibus Romanis, praetemptata
crimina, ut quibus initiis, quanta Tiberii arte
gravissimum exitium inrepserit, dein repressum
sit, postremo arserit cunctaque corripuerit, noscatur. |
1.73.1. Ik zal er geen spijt van
krijgen om te vertellen hoe er proefprocessen op touw
gezet zijn in de gevallen van Falanius en Rubrius, ridders
met bescheiden vermogen om te
laten zien met wat voor begin en hoeveel omzichtigheid van
Tiberius dit grootste kwaad binnengeslopen is, vervolgens
onderdrukt is, en tenslotte opgelaaid is en alles heeft
aangetast. [met bescheiden vermogen: 'Modici equites', ridders die een vermogen bezaten dat minstens voldoende was om in de senaat te kunnen komen. Zij konden senator worden zonder eerst de magistratuur te hebben doorlopen.] |
1.73.2. Falanio obiciebat
accusator, quod inter cultores Augusti, qui
per omnis domos in modum collegiorum habebantur,
Cassium quendam mimum corpore infamem adscivisset,
quodque venditis hortis statuam
Augusti simul mancipasset. Rubrio crimini dabatur
violatum periurio numen Augusti. |
1.73.2. Falanius werd door zijn aanklager voor de voeten geworpen dat hij onder de vereerders van Augustus, die er in alle families als een soort genootschappen op na gehouden werden, ene Cassius, een mimespeler die om zijn ontucht slecht stond aangeschreven, had opgenomen, en dat hij bij de verkoop van zijn tuinen meteen een standbeeld van Augustus van de hand had gedaan. Rubrius werd aangewreven dat hij de goddelijkheid van Augustus door een meineed had geschonden. |
1.73.3. Quae ubi Tiberio notuere,
scripsit consulibus non ideo decretum patri suo
caelum, ut in perniciem civium is honor
verteretur. Cassium histrionem solitum inter
alios eiusdem artis interesse ludis, quos
mater sua in memoriam Augusti sacrasset; nec
contra religiones fieri quod effigies
eius, ut alia numinum simulacra,
venditionibus hortorum et domuum accedant. |
1.73.3. Zodra deze aantijgingen
Tiberius ter ore waren gekomen, liet hij een schrijven
opstellen aan de consuls 'dat niet hierom een plaats in de
hemel aan zijn vader was toegekend door de senaat om die
eer te laten verworden tot ondergang van de staat. Dat die
podiumartist Cassius gewoonlijk met anderen van hetzelfde
beroep meedeed aan spelen
die zijn moeder ter gedachtenis aan Augustus had
ingesteld; maar dat het niet stuitend was voor
godsdienstige gevoelens dat er afbeeldingen van deze bij
de verkoop van tuinen en huizen betrokken waren, evenmin
als dat bij andere godenafbeeldingen het geval was. [spelen: dit zijn de 'Ludi Palatini'.] |
1.73.4. Ius iurandum perinde aestimandum quam si Iovem fefellisset: deorum iniurias dis curae. | 1.73.4. Dat de meineed net zo beschouwd moest worden als wanneer hij Juppiter tekort had gedaan: dat onrecht aan de goden de goden ook tot zorg zou strekken'. |
Caput LXXIV |
Hoofdstuk 74 |
1.74.1. Nec multo post Granium Marcellum praetorem Bithyniae quaestor ipsius Caepio Crispinus maiestatis postulavit, subscribente Romano Hispone. | 1.74.1. Niet veel later is Granius Marcellus, praetor van Bithynië, door zijn eigen quaestor Caepio Crispinus beschuldigd van majesteitsschennis waarbij de aanklacht mede ondertekend werd door Romanus Hispo. |
1.74.2. Qui formam vitae iniit, quam postea celebrem miseriae temporum et audaciae hominum fecerunt. Nam egens, ignotus, inquies, dum occultis libellis saevitiae principis adrepit, mox clarissimo cuique periculum facessit, potentiam apud unum, odium apud omnis adeptus dedit exemplum, quod secuti ex pauperibus divites, ex contemptis metuendi perniciem aliis ac postremum sibi invenere. | 1.74.2. Deze heeft een
levenswijze ingeluid die het verval van de tijden en de
brutaliteit van de mensen later populair gemaakt hebben.
Want behoeftig, onbekend en rusteloos, heeft hij, terwijl
hij zich met achterbakse geschriften bij de wrede keizer
inlikte, al gauw juist de meest vooraanstaanden in gevaar
gebracht. En terwijl hij zich zo invloed verwierf bij één
man maar haat bij allen, heeft hij een trend gezet die
anderen volgden en waarmee zij, van veracht geducht
geworden, de ondergang voor anderen en tenslotte voor
zichzelf bewerkten. |
1.74.3. Sed Marcellum
insimulabat sinistros de Tiberio sermones habuisse,
inevitabile crimen, cum ex moribus principis
foedissima quaeque deligeret accusator obiectaretque
reo. Nam quia vera erant, etiam dicta
credebantur. Addidit Hispo statuam
Marcelli altius quam Caesarum sitam, et
alia in statua amputato capite Augusti effigiem
Tiberii inditam. |
1.74.3. Maar om kort te gaan: hij insinueerde dat Marcellus kwalijke praat over Tiberius had rondgestrooid, een beschuldiging waarvan je je niet kon schoon wassen omdat de aanklager uit de gewoonten van de vorst juist de schandelijkste had uitgekozen en die de aangeklaagde in de schoenen geschoven had. Want omdat ze nu eenmaal op werkelijkheid berustten, werden ze ook als inderdaad gezegd beschouwd. Hispo voegde daaraan nog toe dat een standbeeld van Marcellus hoger geplaatst was dan die van de Caesaren en dat bij een ander standbeeld het hoofd van Augustus verwijderd was en er de beeltenis van Tiberius voor in de plaats was gezet. |
1.74.4. Ad quod
exarsit adeo, ut rupta taciturnitate
proclamaret se quoque in ea causa laturum
sententiam palam et iuratum, quo ceteris eadem
necessitas fieret. Manebant etiam tum vestigia
morientis libertatis. |
1.74.4. Bij het vernemen
hiervan is Tiberius zo kwaad geworden dat hij zijn zwijgen
verbrak en afkondigde dat hij zelf ook in deze zaak zijn
stem wilde uitbrengen, openlijk en
onder ede, zodat dat voor de anderen even
noodzakelijk was. Toch bleven er ook toen nog sporen van
de uistervende vrijheid. [openlijk en onder ede: d.w.z. hardop, met luide stem, dus niet door opstaan of blijven zitten, noch door zich te begeven naar een aparte hoek van de vergaderzaal: de 'discessio'. - Een eed bij de stemming werd gezworen bij bijzondere gelegenheden. Vergelijk Ann. 4,31,3.] |
1.74.5. Igitur Cn.
Piso 'Quo' inquit 'loco censebis,
Caesar? si primus, habebo quod sequar:
si post omnis, vereor ne inprudens
dissentiam.' Permotus his, quantoque
incautius efferverat, paenitentia patiens tulit
absolvi reum criminibus maiestatis: de pecuniis repetundis
ad reciperatores itum est. |
1.74.5. Gnaeus Piso
sprak namelijk: 'Als hoeveelste zult
gij Uw mening te kennen geven, Caesar ? Als U het als
eerste zult doen, zal ik een voorbeeld tot navolging
hebben; maar als U het als laatste zult doen, dan vrees ik
dat ik in mijn onnozelheid een andere mening zal geven'.
Hierdoor getroffen heeft Tiberius des te gelatener de
aanklacht wegens majesteitsschennis vergeven naarmate hij
onbesuisder was opgestoven: wat betreft de afpersingen
heeft men zich gewend tot de
speciale rechtbank hiervoor. [hoeveelste: Tiberius zat dus kennelijk ergens tussen de eerste en de laatste die hun stem uitbrachten.] [de speciale rechtbank hiervoor: De 'recuperatores' was een civiele rechtbank die schadevergoedingen met of zonder boete-oplegging vaststelde in afpersingsaffaires, wanneer de gedaagde zich niet aan criminele feiten (mishandeling, moord e.d.) had schuldig gemaakt. Het was aan de senaat een aanklacht wegens afpersing al of niet te verwijzen naar deze rechtbank.] |
Caput LXXV |
Hoofdstuk 75 |
1.75.1. Nec
patrum cognitionibus satiatus iudiciis adsidebat
in cornu tribunalis, ne praetorem curuli depelleret;
multaque eo coram adversus ambitum et potentium
preces constituta. Sed dum
veritati consulitur, libertas corrumpebatur. |
1.75.1. Maar niet tevredengesteld door de gerechtelijke onderzoeken woonde hij de zittingen bij in een hoek van de tribune om de praetor niet uit zijn ambtszetel te verdrijven; en er is veel in zijn tegenwoordigheid afgewikkeld tegen de machinaties en de voorspraak van invloedrijken in. Maar terwijl er in overeenstemming met de waarheid recht gesproken werd, werd de vrijheid (van de rechters) aangetast. |
1.75.2. Inter quae Pius Aurelius senator questus mole publicae viae ductuque aquarum labefactas aedis suas, auxilium patrum invocabat. Resistentibus aerarii praetoribus subvenit Caesar pretiumque aedium Aurelio tribuit, erogandae per honesta pecuniae cupiens, quam virtutem diu retinuit, cum ceteras exueret. | 1.75.2. Onder meer klaagde de senator Pius Aurelius dat door werkzaamheden aan de openbare weg en de waterleiding zijn huis bouwvallig geworden was en hij vroeg om hulp van de senatoren. Hoewel de praetoren die het toezicht op de schatkist uitoefenden tegenstribbelden schoot de keizer te hulp en kende Aurelius de geldsom voor zijn woning toe, verlangend als hij was om geld uit te geven voor eerzame doeleinden, een deugd die hij nog lang behouden heeft, toen hij de andere al aan de kant had gezet. |
1.75.3. Propertio Celeri
praetorio, veniam ordinis ob paupertatem petenti, decies
sestertium largitus est, satis conperto
paternas ei angustias esse. |
1.75.3. Aan de
oud-praetor Propertius Celer heeft hij, toen die om
ontheffing uit de senatorenstand vroeg wegens zijn
armoede, een millioen sestertiën
geschonken omdat wel vaststond dat zijn geldzorgen aan
zijn vader te wijten waren. [een millioen sestertiën: De door Augustus vastgestelde census voor een senator bedroeg één millioen sestertiën.] |
1.75.4. Temptantis eadem alios probare causam senatui iussit, cupidine severitatis in iis etiam quae rite faceret acerbus. Unde ceteri silentium et paupertatem confessioni et beneficio praeposuere. | 1.75.4. Anderen die hetzelfde probeerden droeg hij op hun zaak voor de senaat aannemelijk te maken, zuur door zijn verlangen naar gestrengheid in ook die aangelegenheden welke hij naar behoren afwikkelde. Daardoor gaven de anderen de voorkeur aan stilzwijgen en armoede boven een bekentenis en liefdadigheid. |
Caput LXXVI |
Hoofdstuk 76 |
1.76.1. Eodem anno
continuis imbribus auctus Tiberis plana urbis stagnaverat;
relabentem secuta est aedificiorum et hominum strages.
Igitur censuit Asinius Gallus ut libri
Sibyllini adirentur. Renuit Tiberius,
perinde divina humanaque obtegens; sed
remedium coercendi fluminis Ateio Calpitoni et L.
Arruntio mandatum. |
1.76.1. In hetzelfde
jaar had de Tiber, gezwollen door aanhoudende stortregens,
de lage vlaktes van de stad overstroomd; bij het
terugstromen sleepte hij een lawine van bouwwerken en
mensen mee. Daarom oordeelde Asinius Gallus dat de Sibyllijnse boeken moesten
worden geraadpleegd. Tiberius weigerde dit echter in zijn
behoefte om het goddelijke evenals het menselijke in mist
te hullen; maar de oplossing om de rivier binnen zijn
oevers te houden werd opgedragen aan Ateius Calpito en
Lucius Arruntius. [de Sibyllijnse boeken: de boeken der Sibylle mochten alleen door de Decemviri geraadpleegd worden en dat nog alleen na een desbetreffend senaatsbesluit.] |
1.76.2. Achaiam ac
Macedoniam onera deprecantis levari in
praesens proconsulari imperio tradique Caesari placuit. |
1.76.2. Besloten werd
Achaia en Macedonië, die om lastenverlichting vroegen,
voor het moment over te dragen
van het proconsulaire stadhouderschap naar de keizer. [over te dragen: het verschil bestond hierin, dat de senaatsprovincies bestuurd werden door proconsuls die een veel grotere staat voerden met hun 'hofhoudingen' dan de legati pro praetore die aan het hoofd van de keizerlijke provincies stonden. Bovendien werden de proconsuls ieder jaar gewisseld en daar zij door loting werden benoemd was het risico groot dat de provincie met een uitzuiger werd afgescheept, waartegen men geen ander verweer had dan, achteraf, een proces wegens afpersing. Ook kwam met het overdragen van deze provincies aan de keizer vanzelf de contributie te vervallen die de senaatsprovincies moesten leveren aan de schatkist (het 'aerarium Saturni').] |
1.76.3. Edendis
gladiatoribus, quos Germanici fratris ac suo
nomine obtulerat, Drusus praesedit, quamquam
vili sanguine nimis gaudens; quod in
vulgus formidolosum et pater arguisse dicebatur. |
1.76.3. Drusus had het
toezicht op de organisatie van gladiatorenspelen die hij
uit naam van zijn broer Germanicus en zichzelf had
aangeboden maar schiep een te duidelijk genoegen in dit laagbijdegrondse bloedvergieten.
Er werd gezegd dat dit een bedreigende indruk op het volk
gemaakt heeft en dat zijn vader hem daarover de les
gelezen heeft. [laagbijdegrondse: het bloed van de zwaardvechters was in de waardering van een rechtgeaard Romein iets mins.] |
1.76.4. Cur
abstinuerit spectaculo ipse, varie trahebant;
alii taedio coetus, quidam tristitia
ingenii et metu conparationis, quia Augustus
comiter interfuisset. Non crediderim ad
ostentandam saevitiam movendasque populi offensiones
concessam filio materiem, quamquam id quoque dictum
est. |
1.76.4. Waarom hij zelf zich van spektakel afzijdig gehouden heeft, legde men op uiteenlopende wijze uit; sommigen als gevolg van zijn afkeer van mensenmassa's, anderen als gevolg van zijn sombere aard en de vrees voor een ongunstige vergelijking met Augustus, omdat die vrolijk gestemd aanwezig geweest was. Ik zou niet willen aannemen dat hij zijn zoon gelegenheid wilde geven om zijn wreedheid te tonen en aanstoot te geven aan het volk, hoewel ook dit gezegd werd. |
Caput LXXVII |
Hoofdstuk 77 |
1.77.1. At theatri licentia, proximo priore anno coepta, gravius tum erupit, occisis non modo e plebe set militibus et centurione, vulnerato tribuno praetoriae cohortis, dum probra in magistratus et dissensionem vulgi prohibent. | 1.77.1. Maar de losbandigheid in het theater, het jaar tevoren al begonnen, is toen nog heviger losgebarsten waarbij niet alleen mensen uit het volk maar ook soldaten en een centurio gedood zijn, terwijl er een tribuun van de keizerlijke lijfwacht gewond geraakt is, toen zij schoffering van magistraten en ruzie onder het volk probeerden de kop in te drukken. |
1.77.2. Actum de ea seditione apud patres dicebanturque sententiae, ut praetoribus ius virgarum in histriones esset. | 1.77.2. Aan deze rellen is een senaatszitting besteed en als mening is naar voren gebracht dat de praetoren het recht van geseling mochten uitoefenen tegenover de artisten. |
1.77.3. Intercessit Haterius Agrippa tribunus plebei increpitusque est Asinii Galli oratione, silente Tiberio, qui ea simulacra libertatis senatui praebebat. Valuit tamen intercessio, quia divus Augustus immunis verberum histriones quondam responderat, neque fas Tiberio infringere dicta eius. | 1.77.3. Haterius Agrippa, een volkstribuun heeft hiertegen protest aangetekend en tijdens de redevoering van Asinius Gallus heeft hij honende kreten geslaakt, waarbij Tiberius zweeg en zo aan de senaat de indruk van vrijheid gaf. Toch is het protest geldig geacht omdat de goddelijke Augustus eens geantwoord had dat toneelspelers niet gegeseld mochten worden en het goddelijk recht Tiberius verbood om zijn woorden te bruskeren. |
1.77.4. De modo lucaris et adversus lasciviam fautorum multa decernuntur; ex quis maxime insignia, ne domos pantomimorum senator introiret, ne egredientis in publicum equites Romani cingerent aut alibi quam in theatro spectarentur, et spectantium immodestiam exilio multandi potestas praetoribus fieret. | 1.77.4. Over de hoogte van hun gage en tegen de losbandigheid van hun fans werden veel besluiten genomen; hiervan waren de meest opvallende dat geen senator huizen van pantomimenspelers mocht binnengaan, dat Romeinse ridders hen niet mochten begeleiden als zij uitgingen noch dat zij ergens anders dan in het theater hun kunsten mochten vertonen en dat de praetoren de bevoegdheid zouden krijgen om uitzinnig gedrag van toeschouwers te straffen met verbanning. |
Caput LXXVIII |
Hoofdstuk 78 |
1.78.1. Templum ut in colonia Tarraconensi strueretur Augusto petentibus Hispanis permissum, datumque in omnis provincias exemplum. | 1.78.1. Aan de Spanjaarden die vroegen toe te staan dat er een tempel voor Augustus gebouwd zou worden in de kolonie Tarragona, is daartoe permissie gegeven; en zo werd voor alle provincies een voorbeeld gesteld. |
1.78.2. Centesimam rerum
venalium post bella civilia institutam deprecante
populo edixit Tiberius militare
aerarium eo subsidio niti; simul imparem
oneri rem publicam, nisi vicesimo militiae
anno veterani dimitterentur. Ita proximae
seditionis male consulta, quibus sedecim
stipendiorum finem expresserant, abolita
in posterum. |
1.78.2. Toen het volk
dringend verzocht om de 1% omzetbelasting op handel af te
schaffen kondigde Tiberius af dat de krijgskas op die inkomsten
steunde; tevens dat de staat niet in staat was de lasten
te dragen tenzij de oudgedienden pas in hun 20e dienstjaar
zouden afzwaaien. Zo werden de overhaaste besluiten van de
recente opstand, waarbij ze een einde van de krijgsdienst
na 16 dienstjaren bedongen hadden, voor de toekomst weer
afgeschaft. [krijgskas: het 'aerarium militare' was ingesteld door Augustus in 6 AD. Deze 'krijgskas' was een instelling buiten de algemene schatkist om. Hieruit werden betaald: de soldij en pensioenen van soldaten en officieren en alle kosten betreffende het leger. De inkomsten bestonden o.a. uit de baten van de keizerlijke provincies (vgl. Ann.II.42.4), de opbrengst van de 1% BTW, plus de baten van een successiebelasting van 5%.] |
Caput LXXIX |
Hoofdstuk 79 |
1.79.1. Actum deinde
in senatu ab Arruntio et Ateio an ob moderandas
Tiberis exundationes verterentur flumina et lacus, per
quos augescit; auditaeque municipiorum et
coloniarum legationes, orantibus
Florentinis ne Clanis solito alveo demotus
in amnem Arnum transferretur idque ipsis
perniciem adferret. |
1.79.1. Vervolgens is in de senaat een uiteenzetting gehouden door Arruntius en Ateius over de vraag of, met het oog op het beperken van de overstromingen van de Tiber, de rivieren en meren waardoor zij gevoed werd van loop veranderd mochten worden; en in verband hiermee zijn gezantschappen van plattelandsgemeenten en boerennederzettingen gehoord waarbij de Florentijnen er met klem op aandrongen om niet de Clanis van loop te veranderen en over te brengen naar de loop van de Arno daar dit hen rampen zou brengen. |
1.79.2. Congruentia his
Interamnates disseruere: pessum ituros
fecundissimos Italiae campos, si amnis Nar (id
enim parabatur) in rivos diductus superstagnavisset. |
1.79.2. De Interamnaten betuigden op
soortgelijke wijze hun afkeuring: de vruchtbaarste
landerijen van Italia zouden verloren gaan als de rivier de Nar vertakt zou worden tot
beekjes [daartoe trof men namelijk voorbereidingen] en zo
overal poelen zou vormen. [Interamnaten: bewoners van Interamna (tegenwoordig Terni) in Umbria, welke stad gelegen is aan de rivier de Nar.] [de Nar: een linker zijtak van de Tiber.] |
1.79.3. Nec Reatini
silebant, Velinum lacum, qua in Narem effunditur,
obstrui recusantes, quippe in
adiacentia erupturum; optume rebus mortalium
consuluisse naturam, quae sua ora
fluminibus, suos cursus utque originem, ita fines dederit;
spectandas etiam religiones sociorum, qui
sacra et lucos et aras patriis amnibus dicaverint:
quin ipsum Tiberim nolle prorsus accolis fluviis orbatum
minore gloria fluere. |
1.79.3. Ook de Reatini lieten zich niet onbetuigd: zij wilden niet dat het Velinusmeer, waar dat uitstroomt in de Nar, zou worden afgedamd omdat het zich dan een weg zou zoeken naar de aangrenzende gebieden; de natuur had het beste gezorgd voor de belangen van de stervelingen door aan de rivieren een passende monding, een passende loop en zoals hun bron zo ook een passend einde te geven. Bovendien moest men de godsdienstige gevoelens van de bondgenoten ontzien die immers offerdiensten, heilige plaatsen en altaren toegewijd hadden aan de waterlopen die zij van hun voorouders hadden overgedragen gekregen: ja zelfs de Tiber zelf wilde vast niet met mindere pracht voortstromen, eenmaal beroofd van de rivieren in de buurt. |
1.79.4. Seu preces coloniarum seu difficultas operum sive superstitio valuit, ut in sententiam Pisonis concederetur, qui nil mutandum censuerat. | 1.79.4. Ofwel de beden van de bondgenoten, ofwel de moeilijkheid van de onderneming, ofwel het bijgeloof heeft er voor gezorgd om maar toe te geven aan de opinie van Piso die als zijn mening ten beste gegeven had dat men niets moest veranderen. |
Caput LXXX |
Hoofdstuk 80 |
1.80.1. Prorogatur
Poppaeo Sabino provincia Moesia, additis
Achaia ac Macedonia. Id quoque morum
Tiberii fuit, continuare imperia ac
plerosque ad finem vitae in isdem exercitibus aut
iurisdictionibus habere. |
1.80.1. Het bevel over
de provincie Moesia, waaraan
Achaia en Macedonië waren toegevoegd, werd voor Poppaeus
Sabinus verlengd. Ook dit was een typisch trekje van
Tiberius: de bevelvoering te verlengen en zeer velen ook
tot aan het einde van hun leven te handhaven bij dezelfde
legers of in dezelfde bestuurspositie. [Moesia: een gewest ten Zuiden van de Donau, vanaf de Sau tot Thraciê.] |
1.80.2. Causae
variae traduntur: alii taedio novae curae
semel placita pro aeternis servavisse, quidam
invidia, ne plures fruerentur; sunt qui
existiment, ut callidum eius ingenium,
ita anxium iudicium; neque enim eminentis
virtutes sectabatur, et rursum vitia oderat:
ex optimis periculum sibi, a pessimis dedecus publicum metuebat. |
1.80.2. Verschillende oorzaken worden hiervoor overgeleverd: sommigen houden het er op dat hij uit afkeer voor steeds weer nieuwe beslommeringen voor altijd vasthield aan eenmaal genomen besluiten, anderen wijten het aan afgunst om er voor te zorgen dat niet meerderen de vruchten ervan zouden plukken; sommigen zijn ook van oordeel dat hij wel een sluw karakter had maar een angstvallig oordeel; en hij zocht ook niet naar voorbeelden van uitstekende kwaliteit maar anderzijds haatte hij ook weer wanbestuur: van de besten vreesde hij gevaar voor zichzelf, van de slechtsten schande voor de staat. |
1.80.3. Qua haesitatione postremo eo provectus est ut mandaverit quibusdam provincias, quos egredi urbe non erat passurus. | 1.80.3. En als gevolg
van deze wankelmoedigheid is hij tenslotte zo ver gekomen
dat hij aan sommigen provincies heeft toegekend, die hij
niet van plan was uit Rome te laten vertrekken. |
Caput LXXXI |
Hoofdstuk 81 |
1.81.1. De comitiis
consularibus, quae tum primum illo principe ac
deinceps fuere, vix quicquam firmare
ausim: adeo diversa non modo apud
auctores, sed in ipsius orationibus reperiuntur. |
1.81.1. Over de
consulverkiezingen, die toen voor
het eerst en ook verder onder die vorst zijn
gehouden, zou ik nauwelijks iets met stelligheid durven
beweren: zo zeer verschilt de informatie die niet alleen
bij de geschiedschrijvers maar ook in zijn eigen
redevoeringen aangetroffen wordt. [toen voor het eerst: Augustus was gestorven in augustus 14 AD. De verkiezingen werden gehouden in juli, dus de consuls voor het jaar 15 waren al benoemd. Het gaat hier dus om de verkiezingen voor het jaar 16.] |
1.81.2. Modo subtractis candidatorum nominibus originem cuiusque et vitam et stipendia descripsit ut qui forent intellegeretur; | 1.81.2. Nu eens
beschreef hij, met verzwijging van de namen van de
candidaten, ieders herkomst en levensloop en militaire
loopbaan, zodat men wel snapte om wie het ging. |
1.81.3. Aliquando ea quoque significatione subtracta candidatos hortatus ne ambitu comitia turbarent, suam ad id curam pollicitus est. | 1.81.3. Soms liet hij
ook die toespelingen weg, vermaande de candidaten om niet
de verkiezingen met achterbakse manipulaties te frustreren
en beloofde hiervoor zelf zorg te dragen. |
1.81.4. Plerumque
eos tantum apud se professos disseruit,
quorum nomina consulibus edidisset; posse
et alios profiteri, si gratiae aut meritis confiderent:
speciosa verbis, re inania aut subdola, quantoque
maiore libertatis imagine tegebantur, tanto
eruptura ad infensius servitium. |
1.81.4. Meestal legde
hij uit dat alleen diegenen een kans maakten die hij zelf
voorgedragen had en wier namen hij aan de consuls bekend
gemaakt had; natuurlijk konden ook
anderen zich aandienen als zij konden vetrouwen
op gunst of verdiensten: kortom veel vertoon in woorden,
maar in werkelijkheid loos of dubbelhartig, en naarmate
het met een grotere camouflage van vrijheid werd bedekt
zou het in een des te verbetener slavernij losbarsten. [konden ook anderen zich aandienen: hieruit volgt dat in die tijd voor het dingen naar het consulaat de toestemming van de princeps althans wettelijk niet vereist was.] |
[Einde van Boek I. Lees verder in Boek II] |