ANNALES I,31-38 |
JAARBOEKEN I,31-38 Muiterij in Germanië; het optreden van Germanicus. |
Caput XXXI |
Hoofdstuk 31
|
1.31.1. Isdem ferme diebus isdem causis Germanicae
legiones turbatae, quanto plures tanto
violentius, et magna spe fore ut Germanicus
Caesar imperium alterius pati nequiret daretque
se legionibus vi sua cuncta tracturis. |
1.31.1. Ongeveer tegelijkertijd zijn om dezelfde redenen de Germaanse legioenen aan het muiten geslagen, en omdat deze groter in aantal waren had dat ook grotere repercussies; bovendien leefde daar de stellige verwachting dat Germanicus Caesar de heerschappij van de ander niet zou willen dulden en dat hij zich zou voegen naar de wensen van de legioenen die met hun geweld alles zouden regelen. |
1.31.2. Duo apud ripam Rheni exercitus
erant: cui nomen superiori sub C. Silio
legato, inferiorem A. Caecina curabat. Regimen
summae rei penes Germanicum agendo Galliarum censui tum
intentum. |
1.31.2. Er lagen twee
legers aan de oever van de Rijn: dat met de naam
'Bovenloop-leger' stond onder leiding van de
onderbevelhebber Gaius Silius, Aulus Caecina hield
toezicht op het 'Benedenloop-leger'. Het opperbevel
berustte bij Germanicus die toen bezig was met de belastingheffing van de Gallië's. [belastingheffing van de Gallië's: de 'census' was een volkstelling en vermogensschatting als basis voor de belastingheffing. De eerste systematische census in Gallië is gehouden door Augustus in 27 v Chr.] |
1.31.3. Sed quibus Silius moderabatur, mente ambigua fortunam seditionis alienae speculabantur: inferioris exercitus miles in rabiem prolapsus est, orto ab unetvicesimanis quintanisque initio, et tractis prima quoque ac vicesima legionibus: nam isdem aestivis in finibus Vbiorum habebantur per otium aut levia munia. | 1.31.3. Maar de legioenen
die onder bevel stonden van Silius keken met weifelend
gemoed naar de afloop van de muiterij van de anderen: de
soldaten van het benedenloopleger daarentegen barstten
in razernij los nadat die van het eenentwintigste en het
vijfde legioen het initiatief genomen hadden en ook het
eerste en twintigste legioen meegesleept waren: want die
waren gelegerd in hetzelfde zomerkamp in het gebied van
de Ubii zonder of met slechts beperkte operationele
opdrachten. |
1.31.4. Igitur audito fine Augusti vernacula multitudo, nuper acto in urbe dilectu, lasciviae sueta, laborum intolerans, implere ceterorum rudes animos: venisse tempus quo veterani maturam missionem, iuvenes largiora stipendia, cuncti modum miseriarum exposcerent saevitiamque centurionum ulciscerentur. | 1.31.4. Gevolg van een en ander was dat, bij het vernemen van Augustus' overlijden, de menigte die uit Rome afkomstig was [er was nog onlangs in Rome een lichting gehouden], gewend aan losbandigheid en wars van inspanning, de onervaren gemoederen van de anderen begonnen te bewerken: nu was het tijdstip aangebroken waarop de oudgedienden een tijdig ontslag, de jongeren ruimer soldij en allen een matiging van hun werkdruk moesten eisen en wraak moesten nemen voor de strengheid van de centurio's. |
1.31.5. Non unus haec, ut Pannonicas inter legiones Percennius, nec apud trepidas militum auris, alios validiores exercitus respicientium, sed multa seditionis ora vocesque: sua in manu sitam rem Romanam, suis victoriis augeri rem publicam, in suum cognomentum adscisci imperatores. | 1.31.5. Niet slechts één man was de verspreider van deze opstandige praat, zoals bij de Pannonische legioenen Percennius, en ook niet speelde dit bij schuchtere soldaten die rekening hielden met andere, krachtiger legers, maar hier had de muiterij vele monden en stemmen: in hun hand rustte het Romeinse gezag, door hun overwinningen werd het rijk vergroot, aan hun naam werd de naam van de opperbevelhebbers ontleend. |
Caput XXXII |
Hoofdstuk 32
|
1.32.1. Nec legatus obviam ibat: quippe plurium vaecordia constantiam exemerat. Repente lymphati destrictis gladiis in centuriones invadunt: ea vetustissima militaribus odiis materies et saeviendi principium. Prostratos verberibus mulcant, sexageni singulos, ut numerum centurionum adaequarent: tum convulsos laniatosque et partim exanimos ante vallum aut in amnem Rhenum proiciunt. | 1.32.1. En ook de onderbevelhebber probeerde niet hiertegen op te treden: want de dolzinnigheid van te veel manschappen had zijn vastberadenheid ondergraven. Plotseling stormen zij dolzinnig met getrokken zwaarden op hun centurio's af: die vormen het oudste mikpunt voor de woede van de soldaten en het uitgangspunt voor razernij. Zij smijten hen op de grond en tuigen hen af met zweepslagen, met zijn zestigen tegen één om het aantal centurio's te evenaren; daarna werpen ze hen, verscheurd en verminkt en deels overleden over de omwalling of in de rivier de Rijn. |
1.32.2. Septimius cum perfugisset ad tribunal
pedibusque Caecinae advolveretur, eo
usque flagitatus est donec ad exitium dederetur.
Cassius Chaerea, mox caede Gai Caesaris
memoriam apud posteros adeptus, tum adulescens
et animi ferox, inter obstantes et armatos ferro
viam patefecit. |
1.32.2. Toen Septimius zijn
toevlucht gezocht had op het spreekverhoog en smekend
Caecina te voet viel is hij zo lang opgeëist totdat hij
uitgeleverd werd tot zijn ondergang. Cassius Chaerea, die zich later
bij het nageslacht gedenkwaardig maakte door zijn moord
op Gaius Caesar maar die toen nog een jongeman was en
onverschrokken, heeft zich met zijn zwaard een weg
gebaand tussen de soldaten door die zich gewapend in de
weg stelden. [Cassius Chaerea: was centurio in Beneden-Germanië in 14 na Chr. In 41 na Chr was hij tribuun van de keizerlijke lijfwacht maar haatte Caligula die hem verwijfdheid aanwreef. Hij speelde een leidende rol bij de moord op Caligula. Na zijn troonsbestijging liet Claudius hem ter dood brengen.] |
1.32.3. Non tribunus ultra, non
castrorum praefectus ius obtinuit:
vigilias, stationes, et si qua alia praesens
usus indixerat, ipsi partiebantur. Id
militaris animos altius coniectantibus praecipuum
indicium magni atque inplacabilis motus, quod
neque disiecti nec paucorum instinctu, set
pariter ardescerent, pariter silerent, tanta
aequalitate et constantia ut regi crederes.
|
1.32.3. Geen tribuun, geen kampleider heeft nog langer zijn gezag kunnen handhaven: nachtwachten, wachtposten en wat verder de behoefte van het moment nodig maakte, verdeelden ze eigenmachtig. Dit was voor degenen die de gemoederen van de soldaten beter konden peilen het belangrijkste teken van een grote en onverzoenlijke muiterij: dat zij niet in een los verband en ook niet op de impuls van een handjevol maar als één man losbrandden, als één man tot stilte kwamen, met een zo grote eensgezindheid en vastberadenheid dat je er een sturing achter verwacht zou hebben. |
Caput XXXIII |
Hoofdstuk 33
|
1.33.1. Interea Germanico per Gallias, ut
diximus, census accipienti excessisse Augustum
adfertur. Neptem eius Agrippinam in matrimonio
pluresque ex ea liberos habebat, ipse
Druso fratre Tiberii genitus, Augustae nepos,
sed anxius occultis in se patrui aviaeque odiis quorum
causae acriores quia iniquae. |
1.33.1. Intussen werd aan
Germanicus, toen hij, zoals we vertelden, in Gallië de
vermogensopgaven in ontvangst aan het nemen was gemeld
dat Augustus overleden was. Hij was getrouwd met een
kleindochter van hem, Agrippina, en had meerdere kinderen bij haar; zelf was
hij de zoon van Drusus, Tiberius' broer, en een
kleinzoon van Augusta,
maar bezorgd om de heimelijke haatgevoelens jegens hem
bij zijn oom en zijn grootmoeder; juist omdat de redenen
daarvoor misplaatst waren, pakten die haatgevoelens des
te heviger uit. [kinderen: namelijk 5 in leven: Nero, Drusus, Caligula, Agrippina de jongere en Drusilla. Er waren nog 3 kinderen geweest maar die zijn jong gestorven.] [Augusta:= Livia. Livia was eigenlijk stief-grootmoeder van Agrippina die geboren was uit het huwelijk van Augustus' dochter Iulia (een kind uit Augustus' tweede huwelijk met Scribonia) met M.Vipsanius Agrippa. Maar omdat Iulia vóór haar dood lang in ballingschap had geleefd, was Livia opgetreden als een soort stiefmoeder (eigenlijk stief-grootmoeder) voor Iulia's kinderen, Gaius Caesar, Agrippa Postumus, Iulia de jongere en Agrippina. Germanicus was een echte kleinzoon van Livia die twee zoons had: Tiberius en Drusus. Deze Drusus huwde met Antonia minor, uit welk huwelijk geboren werden: Germanicus, Livia minor (= Livilla), Iulia en Claudius, de latere keizer.] |
1.33.2. Quippe Drusi magna apud populum
Romanum memoria, credebaturque, si
rerum potitus foret, libertatem redditurus;
unde in Germanicum favor et spes eadem.
Nam iuveni civile ingenium, mira comitas et
diversa ab Tiberii sermone vultu, adrogantibus et
obscuris. |
1.33.2. Immers de nagedachtenis aan Drusus stond in hoog aanzien bij het Romeinse volk en men ging ervan uit dat hij, als hij aan de macht zou zijn gekomen, de republikeinse staatsvorm zou hebben hersteld; vandaar koesterde men dezelfde gunstige gezindheid en verwachting tegenover Germanicus. Want de jongeman bezat een vriendelijk karakter en een voorkomendheid die opmerkelijk was en in schril contrast stond tegenover de aanmatigende en duistere taal en gezichtsuitdrukking van Tiberius. |
1.33.3. Accedebant muliebres offensiones
novercalibus Liviae in Agrippinam stimulis, atque ipsa
Agrippina paulo commotior, nisi quod
castitate et mariti amore quamvis indomitum animum in
bonum vertebat. |
1.33.3. Daarbij kwamen nog de echt vrouwelijke hatelijkheden, uitgedrukt in stief[groot]moederlijke steken van Livia tegen Agrippina en het feit dat Agrippina wat al te emotioneel was, zij het dan dat zij door haar schroom en de liefde voor haar man haar gevoelens, hoe heftig die ook waren, in goede banen leidde. |
Caput XXXIV |
Hoofdstuk 34 |
1.34.1. Sed Germanicus quanto summae spei propior, tanto impensius pro Tiberio niti. Sequanos proximos et Belgarum civitates in verba eius adigit. Dehinc audito legionum tumultu raptim profectus obvias extra castra habuit, deiectis in terram oculis velut paenitentia. | 1.34.1. Maar naarmate Germanicus dichter in de nabijheid van de oppermacht kwam, des te intensiever spande hij zich voor Tiberius in. De meest naburigen van de Sequanen alsook stammen van de Belgen bracht hij onder diens gezag. Toen hij hierna hoorde van de muiterij onder de legioenen vertrok hij in allerijl en trof ze buiten het legerkamp aan met hun ogen naar de grond gericht als uit berouw. |
1.34.2. Postquam vallum iniit dissoni questus audiri coepere. Et quidam prensa manu eius per speciem exosculandi inseruerunt digitos ut vacua dentibus ora contingeret; alii curvata senio membra ostendebant. | Nadat hij de omwalling binnengegaan was begon men verwarde klachten te laten horen. En sommigen namen zijn hand onder het voorwendsel die te willen kussen maar staken zijn vingers naar binnen om ze te laten voelen dat hun kaken geen tanden meer hadden; anderen toonden hem hun door ouderdom gekromde ledematen. |
1.34.3. Adsistentem contionem, quia permixta videbatur, discedere in manipulos iubet: sic melius audituros responsum; vexilla praeferri ut id saltem discerneret cohortis: tarde obtemperavere. | 1.34.3. Toen zij in een drom om hem heen kwamen staan beval hij zich manipelgewijs op te stellen, omdat dit een chaotische indruk maakte: er werd geantwoord dat zij hem zo beter konden horen; dan moesten in ieder geval de vaandels voorop gezet worden zodat hij de cohorten althans van elkaar zou kunnen onderscheiden: daaraan hebben zij slechts schoorvoetend gehoor gegeven. |
1.34.4. Tunc a veneratione Augusti orsus flexit ad victorias triumphosque Tiberii, praecipuis laudibus celebrans quae apud Germanias illis cum legionibus pulcherrima fecisset. Italiae inde consensum, Galliarum fidem extollit; nil usquam turbidum aut discors. Silentio haec vel murmure modico audita sunt. | 1.34.4. Toen is hij begonnen met woorden van respect aan het adres van Augustus en is daarna overgestapt op de overwinningen en triomfen van Tiberius waarbij hij met lofprijzingen onderstreepte wat hij aan buitengewoon prachtige prestaties geleverd had in de Germaanse gebieden met deze legioenen. Vervolgens heeft hij de eendracht van Italië en de trouw van de Gallische gewesten opgehemeld; nergens ook maar iets van opstand of tweespalt. Deze zaken werden stilzwijgend of met onderdrukt gemor aanhoord. |
Caput XXXV |
Hoofdstuk 35 |
1.35.1. Vt seditionem attigit, ubi
modestia militaris, ubi veteris disciplinae
decus, quonam tribunos, quo
centuriones exegissent, rogitans, nudant
universi corpora, cicatrices ex vulneribus, verberum
notas exprobrant; mox indiscretis vocibus
pretia vacationum, angustias stipendii, duritiam operum ac
propriis nominibus incusant vallum, fossas, pabuli
materiae lignorum adgestus, et si qua alia
ex necessitate aut adversus otium castrorum quaeruntur.
|
1.35.1. Zodra hij het onderwerp van de muiterij aanroerde door te vragen waar nu de militaire bescheidenheid en waar de roem van hun vroegere discipline gebleven waren, waar zij toch de tribunen heengebracht hadden, waarheen de centurio's, ontblootten zij allen hun lichamen en hielden hem verwijtend de littekens als gevolg van hun verwondingen voor, de afdrukken van zweepslagen; daarop voeren zij in een mengelmoes van kreten uit tegen de prijzen voor corveevrijstellingen, de benepen soldij, de zwaarte van de inspanningen en noemden die met name: het werken aan de omwalling, de grachten, het gesjouw met voedsel, materiaal, hout en wat maar verder ofwel uit noodzaak ofwel als middel tegen leegloperij in het kamp verzonnen werd. |
1.35.2. Atrocissimus veteranorum clamor oriebatur, qui tricena aut supra stipendia numerantes, mederetur fessis, neu mortem in isdem laboribus, sed finem tam exercitae militiae neque inopem requiem orabant. | 1.35.2. Het meest indringende gejammer klonk van de kant van de veteranen die dertig of meer dienstjaren uittelden en smeekten dat hij hulp zou bieden aan degenen die versleten waren opdat niet de dood in hetzelfde gezwoeg hen ten deel zou vallen maar een einde aan de zo lang vervulde krijgsdienst en geen armzalig pensioen. |
1.35.3. Fuere etiam qui legatam a divo Augusto pecuniam reposcerent, faustis in Germanicum ominibus; et si vellet imperium promptos ostentavere. | 1.35.3. Sommigen eisten zelfs het geld op dat door de goddelijke Augustus was nagelaten onder heilwensen aan het adres van Germanicus; en zij toonden zich bereid tot steun als hij het hoogste gezag zou willen. |
1.35.4. Tum vero, quasi scelere contaminaretur,
praeceps tribunali desiluit. Opposuerunt
abeunti arma, minitantes, ni regrederetur;
at ille moriturum potius quam fidem exueret
clamitans, ferrum a latere diripuit elatumque
deferebat in pectus, ni proximi
prensam dextram vi attinuissent. |
1.35.4. Toen echter sprong hij hals over kop van het verhoog alsof hij zich aan een misdaad dreigde te bezoedelen. Maar toen hij weg wilde lopen versperden zij hem de weg met hun wapens en uitten bedreigingen voor het geval hij niet zou terugkeren; hij, echter, riep uit dat hij liever zou willen sterven dan zijn eed van trouw breken, rukte zijn zwaard uit de schede en wilde het met een uithaal in zijn borst stoten maar degenen die naast hem stonden grepen zijn rechterhand en hielden die met geweld tegen. |
1.35.5. Extrema et conglobata inter se pars contionis ac, vix credibile dictu, quidam singuli propius incedentes feriret hortabantur; et miles nomine Calusidius strictum obtulit gladium, addito acutiorem esse. Saevum id malique moris etiam furentibus visum, ac spatium fuit quo Caesar ab amicis in tabernaculum raperetur. | 1.35.6. Het achterste en
dichtopeengedrongen deel van de meute, alsook, je kan
het bijna niet geloven als je het zo vertelt, sommigen
die afzonderlijk dichter bij kwamen spoorden hem aan om
toe te steken; en een soldaat, Calusidius genaamd, hield
hem zijn getrokken zwaard voor terwijl hij er aan
toevoegde dat dat scherper was. Dit scheen zelfs deze
razenden te gortig en smakeloos en dat leverde een pauze
op waarin Caesar door zijn vrienden zijn tent in kon
worden gesleurd. |
Caput XXXVI |
Hoofdstuk 36 |
1.36.1. Consultatum ibi de remedio. Etenim nuntiabatur parari legatos qui superiorem exercitum ad causam eandem traherent; destinatum excidio Vbiorum oppidum, imbutasque praeda manus in direptionem Galliarum erupturas. | 1.36.1. Daar is krijgsraad gehouden over een oplossing. Er werd namelijk bericht dat gezanten instructies ontvingen om het leger aan de bovenloop voor dezelfde zaak te winnen; de stad van de Ubiërs was bestemd om verwoest te worden en als de benden eenmaal met buit in aanraking gekomen waren dan zouden ze losbarsten in een plundering van de Gallische gebieden. |
1.36.2. Augebat metum gnarus Romanae
seditionis et, si omitteretur ripa,
invasurus hostis: at si auxilia et
socii adversum abscedentis legiones armarentur,
civile bellum suscipi. Periculosa severitas,
flagitiosa largitio: seu nihil militi sive
omnia concedentur in ancipiti res publica. |
1.36.2. De ongerustheid werd nog vergroot door het feit dat de vijand op de hoogte was van de Romeinse muiterij en een inval zouden doen als de oever ontruimd zou worden: maar als de hulptroepen en bondgenoten bewapend zouden worden om tegen de opstandige legioenen op te treden, stond dat gelijk aan het ondernemen van een burgeroorlog. Streng optreden was riskant, inbinden schandelijk: of aan de soldaten nu niets of alles zou worden toegestaan: de staat kwam in gevaar. |
1.36.3. Igitur volutatis inter se rationibus placitum ut epistulae nomine principis scriberentur: missionem dari vicena stipendia meritis, exauctorari qui sena dena fecissent ac retineri sub vexillo ceterorum inmunes nisi propulsandi hostis, legata quae petiverant exsolvi duplicarique. | 1.36.3. Derhalve is er, na het een tegen het ander afgewogen te hebben, besloten om een brief op te stellen uit naam van de vorst met als inhoud dat ontslag uit de dienst verleend zou worden aan degenen die twintig jaar krijgsdienst verricht hadden, dat degenen met zestien jaar dienstverband slechts in reserve gehouden zouden worden zonder andere taak dan het afweren van de vijand, dat de erflatingen waarom zij gevraagd hadden uitgekeerd en zelfs verdubbeld zouden worden. |
Caput XXXVII |
Hoofdstuk 37 |
1.37.1. Sensit miles in tempus conficta
statimque flagitavit. Missio per tribunos maturatur,
largitio differebatur in hiberna cuiusque. Non
abscessere quintani unetvicesimanique donec
isdem in aestivis contracta ex viatico amicorum ipsiusque
Caesaris pecunia persolveretur. |
1.37.1. De soldaten voelden wel aan dat dit allemaal verzonnen was om tijd te winnen en eisten boter bij de vis. Het ontslag uit dienstverband werd met spoed uitgevoerd door de tribunen maar er werd een poging ondernomen de uitbetalingen uit te stellen totdat ieder in zijn winterkwartieren zou zijn teruggekeerd. De soldaten van het vijfde en van het eenentwintigste echter weigerden weg te gaan voordat zij in het zomerkamp zelf het geld volledig uitbetaald zouden krijgen uit de reiskas van Caesars vrienden en hemzelf. |
1.37.2. Primam ac vicesimam legiones Caecina
legatus in civitatem Vbiorum reduxit turpi
agmine cum fisci de imperatore rapti inter signa
interque aquilas veherentur. |
1.37.2. Het eerste en
twintigste legioen voerde de onderbevelhebber Caecina
terug naar de stad van de Ubiërs in een smadelijke
slagorde omdat de geldzakken
die zij van de opperbevelhebber geroofd hadden,
meegevoerd werden tussen de veldtekenen en de adelaars.
[de geldzakken: dit zijn verzegelde zakken met een bepaald bedrag aan geld er in voor het doen van grotere betalingen omdat de Romeinen nooit groter zilvergeld hebben aangemunt dan de denarius. [Fiscus betekent eigenlijk 'korf'/'mandje'].] |
1.37.3. Germanicus superiorem ad exercitum profectus secundam et tertiam decumam et sextam decumam legiones nihil cunctatas sacramento adigit. Quartadecumani paulum dubitaverant: pecunia et missio quamvis non flagitantibus oblata est. | 1.37.3. Germanicus vertrok
naar het leger aan de Boven-Rijn en liet het tweede en
dertiende en zestiende legioen de krijgseed afleggen
zonder dat zij tegenstribbelden. Die van het veertiende
hadden nog even geaarzeld: maar het geld en het groot
verlof is hen aangeboden hoewel zij dat niet expliciet
eisten. |
Caput XXXVIII |
Hoofdstuk 38 |
1.38.1. At in Chaucis coeptavere
seditionem praesidium agitantes vexillarii
discordium legionum et praesenti duorum militum
supplicio paulum repressi sunt. Iusserat
id M'. Ennius castrorum praefectus, bono
magis exemplo quam concesso iure. |
1.38.2. Maar in het gebied
van de Chaucen begonnen de vexillarii van de muitende
legioenen die daar een bewakingstaak uitvoerden een
opstand maar die zijn door de ogenblikkelijke
terechtstelling van twee soldaten wat ingetoomd. Het
bevel hiertoe had Manius Ennius, de kampcommandant,
gegeven, meer als een goed voorbeeld dan uit hoofde van
zijn bevoegdheid. [de Chaucen: de Chaucen bewoonden de kuststreken tussen Eems en Elbe en verder diep het binnenland in.] [de vexillarii: vexillarii zijn a. de veteranen die na 20 jaar diensttijd tot vendels verenigd nog bij het legioen dienst deden maar vrijgesteld waren van corveediensten; b. een vendel of detachement van een staand leger. Zij liepen onder een vexillum = vendel/vaan. Deze laatste categorie is hier bedoeld.] |
1.38.2. Deinde intumescente motu
profugus repertusque, postquam intutae latebrae,
praesidium ab audacia mutuatur: non
praefectum ab iis, sed Germanicum ducem, sed
Tiberium imperatorem violari. Simul
exterritis qui obstiterant, raptum vexillum ad
ripam vertit, et si quis agmine decessisset,
pro desertore fore clamitans, reduxit
in hiberna turbidos et nihil ausos. |
1.38.2. Vervolgens is hij, toen de onlusten toenamen, gevlucht maar weer opgespoord en, nu een schuilplaats hem geen veiligheid geboden had, zocht hij bescherming in driest optreden: niet hun commandant werd door hen geschoffeerd, maar Germanicus, hun bevelhebber, ja zelfs vorst Tiberius. Tegelijk ontrukte hij aan hen die onthutst stonden te kijken na hem eerst in de weg gestaan te hebben, het vaandel en zette weer koers naar de oever en, terwijl hij uitriep dat degene die uit de linies zou wijken als deserteur behandeld zou worden, voerde hij hen weer terug de winterkwartieren in terwijl ze nog opgewonden waren maar niets hadden durven ondernemen. |
Lees verder |