[ vorige
] [volgende] Liber I, 3-4 |
[ livius :
inhoud ] Liber I, 3-4 |
3. Nondum maturus imperio Ascanius Aeneae filius erat; tamen id imperium ei ad puberem aetatem incolume mansit; tantisper tutela muliebri - tanta indoles in Lavinia erat - res Latina et regnum avitum paternumque puero stetit. | 3.
Aeneas' zoon Ascanius was nog niet oud genoeg om te
heersen. Toch bleef de heerschappij voor hem behouden
tot hij de volwassenheid bereikte. Onder de voogdij
van een vrouw - zo groot was de persoonlijkheid van
Lavinia - werd het koningschap van het Latijnse volk,
dat zijn grootvader en vader hadden uitgeoefend, voor
de jongen in stand gehouden. |
Haud ambigam - quis enim rem tam veterem pro certo adfirmet? - hicine fuerit Ascanius an maior quam hic, Creusa matre Ilio incolumi natus comesque inde paternae fugae, quem Iulum eundem Iulia gens auctorem nominis sui nuncupat. | Wie
kan beweren, dat hij zekerheid heeft over een zo oude
gebeurtenis? Ik zal mij er dan ook niet het hoofd over
breken, of dit nu Ascanius was, of dat Ascanius
eigenlijk ouder was, en geboren in Troje toen dat nog
ongeschonden was, een kind van Creusa, en daarna met
zijn vader meegevlucht. De familie Julius
identificeert hem met Julus en noemt hem als de
stichter van hun familienaam. |
Is Ascanius, ubicumque et quacumque matre genitus - certe natum Aenea constat - abundante Lavinii multitudine florentem iam ut tum res erant atque opulentam urbem matri seu novercae reliquit, novam ipse aliam sub Albano monte condidit quae ab situ porrectae in dorso urbis Longa Alba appellata. | Waar
hij dan ook geboren is, en wie zijn moeder ook was,
Ascanius was in ieder geval een zoon van Aeneas. Omdat
de bevolking van Lavinium uitbundig groeide, liet
Ascanius de stad, die voor die tijd bloeiend en
welvarend was, over aan zijn moeder - of stiefmoeder.
Zelf stichtte hij een nieuwe stad aan de voet van de
Albaanse berg. De stad strekte zich uit over de
bergrug en werd op grond van die ligging Alba Longa
genoemd. |
Inter Lavinium et Albam Longam coloniam deductam triginta ferme interfuere anni. Tantum tamen opes creverant maxime fusis Etruscis ut ne morte quidem Aeneae nec deinde inter muliebrem tutelam rudimentumque primum puerilis regni movere arma aut Mezentius Etruscique aut ulli alii accolae ausi sint. | Tussen
Lavinium en het stichten van de kolonie Alba Longa
lagen vrijwel dertig jaren. Hun macht was zo sterk
toegenomen, vooral toen de Etrusken verslagen waren,
dat zelfs niet na de dood van Aeneas, en ook later
niet tijdens de voogdij van zijn vrouw en het prille
begin van het koningschap van een jongen Mezentius en
de Etrusken of enige andere buren het waagden de
wapens tegen hen op te nemen. |
Pax ita convenerat ut Etruscis Latinisque fluvius Albula, quem nunc Tiberim vocant, finis esset. | De
vrede was zo overeengekomen, dat de rivier de Albula,
die men nu de Tiber noemt, de grens was tussen de
Etrusken en de Latijnen. |
Silvius deinde regnat Ascani filius, casu quodam in silvis natus; is Aenean Silvium creat; is deinde Latinum Silvium. Ab eo coloniae aliquot deductae, Prisci Latini appellati. Mansit Silviis postea omnibus cognomen, qui Albae regnarunt. Latino Alba ortus, Alba Atys, Atye Capys, Capye Capetus, Capeto Tiberinus, qui in traiectu Albulae amnis submersus celebre ad posteros nomen flumini dedit. | Daarna
regeert Ascanius' zoon Silvius, toevallig geboren in
de bossen; hij verwekt Aeneas Silvius; dan komt diens
zoon Latinus Silvius. Door hem werden een aantal
kolonies gesticht, die Prisci Latini heetten. Allen,
die koning waren in Alba hielden daarna de bijnaam
Silvius. Na Latinus kwam Alba, na Alba Atys, na Atys
Capys, na Capys Capetus, na Capetus Tiberinus, die bij
het oversteken van de rivier de Albula verdronk en zo
de naam aan de rivier gaf, waaronder die bij het
nageslacht bekend is. |
Agrippa inde Tiberini filius, post Agrippam Romulus Silvius a patre accepto imperio regnat. Aventino fulmine ipse ictus regnum per manus tradidit. Is sepultus in eo colle qui nunc pars Romanae est urbis, cognomen colli fecit. Proca deinde regnat. | Daarna
is Tiberinus' zoon Agrippa koning, na Agrippa bekleedt
Romulus Silvius de van zijn vader verkregen macht.
Door de bliksem getroffen, gaf hij het koningschap in
de handen van Aventinus. Deze is begraven op die
heuvel, die nu een deel is van de stad Rome, en gaf zo
zijn naam aan de heuvel. Daarna is Proca koning. |
Is Numitorem atque Amulium procreat; Numitori, qui stirpis maximus erat, regnum vetustum Silviae gentis legat. Plus tamen vis potuit quam voluntas patris aut verecundia aetatis: pulso fratre Amulius regnat. | Hij
verwekt Numitor en Amulius. Aan Numitor, die de oudste
van de kinderen was, vermaakt hij het oude koningschap
van de familie Silvius. Maar geweld was sterker dan de
wil van een vader of eerbied voor leeftijd: Amulius
verdreef zijn broer en regeerde. |
Addit sceleri scelus: stirpem fratris virilem interimit, fratris filiae Reae Silviae per speciem honoris cum Vestalem eam legisset perpetua virginitate spem partus adimit. | Hij
stapelt misdaad op misdaad: hij doodt het mannelijke
kind van zijn broer, en de dochter van zijn broer, Rea
Silvia, eert hij in schijn, door haar te kiezen als
Vestaalse, maar in werkelijkheid ontneemt hij haar de
hoop op een kind, omdat zij voor altijd maagd moet
blijven. |
4. Sed debebatur, ut opinor, fatis tantae origo urbis maximique secundum deorum opes imperii principium. | 4.
Maar de oorsprong van een zo grote stad en het begin
van het grootste rijk, dat slechts onder doet voor de
macht van de goden was, denk ik, voorbeschikt door het
lot. |
Vi compressa Vestalis cum geminum partum edidisset, seu ita rata seu quia deus auctor culpae honestior erat, Martem incertae stirpis patrem nuncupat. | Toen
de Vestaalse was verkracht en twee kinderen had
gebaard, noemde zij Mars als de vader van de dubieuze
nakomelingen, omdat zij dat echt meende, of omdat een
god als de verantwoordelijke voor haar schuld
fatsoenlijker was. |
Sed nec di nec homines aut ipsam aut stirpem a crudelitate regia vindicant: sacerdos vincta in custodiam datur, pueros in profluentem aquam mitti iubet. | Maar
goden noch mensen beschermen haar of haar nakomelingen
tegen de wreedheid van de koning: de priesteres wordt
geboeid in de gevangenis gestopt, de jongens laat hij
in het stromende water gooien. |
Forte quadam divinitus super ripas Tiberis effusus lenibus stagnis nec adiri usquam ad iusti cursum poterat amnis et posse quamvis languida mergi aqua infantes spem ferentibus dabat. | Door
een goddelijk toeval was de Tiber buiten zijn oevers
getreden. Door ondiepe plassen kon je nergens de
normale loop van de rivier bereiken. Ook al stroomde
het water traag, de mannen die de babies droegen
gingen er van uit, dat zij er in konden verdrinken. |
Ita velut defuncti regis imperio in proxima alluvie ubi nunc ficus Ruminalis est - Romularem vocatam ferunt - pueros exponunt. | Alsof
zij daarmee het bevel van de koning uitvoerden, legden
zij de jongetjes te vondeling op de eerste de beste
overstroomde plek, waar nu de Ruminalis-vijgenboom is.
Men zegt, dat die vroeger Romularis heette. |
Vastae tum in his locis solitudines erant. Tenet fama cum fluitantem alveum, quo expositi erant pueri, tenuis in sicco aqua destituisset, lupam sitientem ex montibus qui circa sunt ad puerilem vagitum cursum flexisse; eam submissas infantibus adeo mitem praebuisse mammas ut lingua lambentem pueros magister regii pecoris invenerit - Faustulo fuisse nomen ferunt; ab eo ad stabula Larentiae uxori educandos datos. Sunt qui Larentiam volgato corpore lupam inter pastores vocatam putent; inde locum fabulae ac miraculo datum. | Die
plek was destijds een uitgestrekte verlatenheid. Nog
steeds wordt verteld, dat het ondiepe water het
dobberende kuipje, waarin de kinderen waren
neergelegd, op het droge neerzette, en dat er toen een
dorstige wolvin uit de bergen die in het rond zijn van
haar pad af week naar het geblèr van de jongetjes toe.
Zij bood haar tepels aan de babies aan, zo lief, dat
zij de kinderen likte met haar tong. Zo vond de
meester van het vee van de koning hen - men zegt, dat
zijn naam Faustulus was.Hij bracht hen naar de stallen
en gaf hen aan zijn vrouw Larentia om op te voeden.
Sommigen denken, dat Larentia een publieke vrouw was
en daarom bij de herders lupa [wolvin, maar ook hoer]
werd genoemd; dat gegeven bood ruimte voor het
wonderbaarlijke verhaal. |
Ita geniti itaque educati, cum primum adolevit aetas, nec in stabulis nec ad pecora segnes venando peragrare saltus. | Zo
zijn zij geboren en zo zijn zij opgevoed. Toen zij
volwassen werden, werkten zij ijverig in de stallen en
bij het vee, gingen op jacht en doorkruisten de
wouden. |
Hinc robore corporibus animisque sumpto iam non feras tantum subsistere sed in latrones praeda onustos impetus facere pastoribusque rapta dividere et cum his crescente in dies grege iuvenum seria ac iocos celebrare. | Hierdoor
nam hun kracht van lichaam en geest toe. Zij gingen nu
niet alleen achter wilde dieren aan, maar overvielen
met buit beladen struikrovers en verdeelden wat zij
roofden onder de herders. Elke dag werd de club van
jongemannen groter. Samen hielden zij zich met
serieuze zaken bezig of haalden grappen uit. |
[volgende]