CIRCE'S EILAND

Kerkenna.
Paars klif omspoeld
door lome branding.
Schuw cirkelen van wit gevogelte.

Eiland, vermoed meer dan gekend;
gevreesd bereik
waar over mak gedierte
heerst haar staf.

Zeer Hoge Vrouwe,
of toverkol?
Van heimelijke dromen
het lokkend oerbeeld.

De boeg schuurt over 't zand,
in donkere bocht gemeerd
het schip, in 't woud
zacht ruisen van een waterval.

Dan, op een pad door rotsen,
door ijle avondlucht
heel ver en dun haar zingen,
hoog zingen aan het weefgetouw.

De adem stokt,
verlamming slaat de leden.
Maar 't was het knarsen slechts,
het trage krijsen van een wagenwiel.
Een boer die van de velden keert.




F.C.Terborgh

Uit: Abyla. 's Gravenhage, 1969.

(Gevonden in: G. Komrij: De Nederlandse Poëzie etc.
Uitg. Bert Bakker. Amsterdam, 1979.)