HET LIED VAN TEREUS

Steeds schroom ik om die strofen op te slaan,
het hooglied door een sterveling bestaan.
De maan verbleekt, de dag begint te komen, -
de koningsvogel roept de liefste aan.

GRIEKSE DAGERAAD

Uw goddelijk geduld en ongeduld
dat, wáár ik ga, zijn werk aan mij verricht,
heeft in de droom mijn hartewens vervuld:
in Hellas was ik, waar ik nimmer was.
Het Parthenon, in morgenmist gehuld,
zag ik verschijnen in het rijzend licht.
En vluchten vogels zag ik over gaan
tussen de nevelen, in de nieuwe dag;
zich reppende met roep en vleugelslag
naar waar, in cirkeling, het theater lag
van Dionysus. Duidelijk dáárvandaan
woei vlagend op de wind een juichen aan.

Dan meldde een helle oproep het begin;
en volk na volk zetten de zangers in.
Honderden. - In het vroege ochtenduur
opgaande in de tekst en partituur
van Aristophanes' Vogels; ongestoord
en vurig. - Hoe zij zòngen, grieks getaald!
zó zuiver Attisch werd wel nooit gehoord.
- En steeds nog staat in mij die jubel op
die aan de sterveling Eroos openbaart:
wanneer de fluit de steile hemelvaart
waagt, - als de solo inzet en de hop
zijn liefde aan de nachtegaal verklaart.



Ida Gerhardt.

Uit : De zomen van het licht.
Amsterdam, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1983.